Moreel beraad in de huisartsenpraktijk

advertisement
Moreel beraad in de huisartsenpraktijk
14.3
Moreel beraad in de
huisartsenpraktijk
Simone Naber, Wim Dekkers
Casus
Bij mevrouw Wijffels wordt u geconfronteerd met vragen
over de behandeling waarop u niet onmiddellijk een antwoord weet. Bijvoorbeeld een vraag, vrij dwingend, om
vitamine-B-injecties: het kan weinig kwaad en de patiënt
verwacht en ervaart er veel goeds van, maar u weet dat
de werkzaamheid beperkt is. Of meneer Verschuren, met
beginnende dementie, die overlegt een wilsverklaring en
vraagt of er op korte termijn euthanasie kan plaatsvinden ‘nu hij zijn familie nog herkent’. U blijft met een knagend gevoel zitten: wat is het beste om te doen in deze
situaties?
Inleiding en context
Moreel beraad is een vorm van intercollegiale professionele communicatie. Het betreft niet zozeer de technische
aspecten van effectieve communicatie, als wel de onderliggende attituden, normen en waarden. Op het grensvlak
van professionele communicatie en ethiek in de huisartsenpraktijk zijn drie lagen te onderscheiden.1 Ten eerste
heeft al het huisartsgeneeskundig handelen een intrinsieke
morele dimensie: het is ingebed in een specifiek normenen waardepatroon en is gericht op zaken die belangrijk
zijn voor het welbevinden van mensen. Huisartsen handelen of communiceren op een bepaalde wijze, omdat zij
bijvoorbeeld ‘gezondheid’ een belangrijk goed vinden,
ook al zijn zij zich daarvan niet altijd expliciet bewust. Ten
tweede zijn enkele vormen van professionele communi-
catie te beschouwen als uitvoering van specifieke ethische
principes, zoals het principe van informed consent en de
geheimhoudingsplicht. Ten derde communiceren huis­
artsen expliciet over ethische zaken, bijvoorbeeld wanneer
zij zich gesteld zien voor een moreel probleem. In deze
paragraaf komt de derde laag aan bod.
Morele problemen ontstaan wanneer niet duidelijk is wat
in een concrete situatie juist is om te doen. De ethiek probeert helder te krijgen wat dan passend zou zijn, ook al
is de dagelijkse praktijk vaak anders. Soms is de morele
dimensie in een casus makkelijk te herkennen, maar ook
in meer alledaagse praktijksituaties kunnen morele vragen
ontstaan over wat goed is om te doen in de omgang met
patiënten en collega’s.
Moreel beraad is een gestructureerde methode om een
casus te onderzoeken vanuit verschillende perspectieven
en biedt een praktische manier om met morele vragen uit
de praktijk om te gaan.2 Hierdoor worden morele vooronderstellingen en intuïties in kaart gebracht en argumenten
afgewogen, zodat een verantwoord handelingsbesluit kan
worden genomen.
Er bestaan verschillende methoden van moreel beraad.3,4
In houdingsgerichte methoden gaat het vooral om het
uitdiepen van de morele dimensie van een casus met als
doelen reflectie, verheldering en bewustwording. In oplossingsgerichte methoden ligt de nadruk op het formuleren
van een concreet handelingsbesluit. In deze paragraaf
staat een oplossingsgerichte vorm centraal, de Nijmeegse
Methode voor Moreel Beraad, omdat deze methode voor
de praktiserende huisarts veel houvast kan bieden.
341
Communicatie met andere zorgverleners
Voor een succesvol moreel beraad moet er uiteraard een
geschikte casus zijn en dient de inbrenger van de casus
bij het beraad aanwezig te zijn. Een casus is geschikt voor
moreel beraad, indien er een morele component in zit: het
is onduidelijk wat in deze situatie het goede of juiste is om
te doen, of er is een gevaar dat een patiënt onjuist behandeld of schade berokkend wordt. Voor de deelnemers verdient het aanbeveling om enige training in moreel beraad
gehad te hebben. Zeker wanneer zij geen of weinig ervaring hebben met moreel beraad, is een ervaren gespreksleider een voorwaarde voor een succesvol verloop. Deze is
niet als zorgverlener bij de casus betrokken, maar bewaakt
het proces en zorgt ervoor dat alle deelnemers worden
gehoord en dat alle belangrijke feiten en relevante normen
en waarden aan bod komen. Het is niet de bedoeling dat
de huisarts die de casus inbrengt verantwoording aflegt
over gemaakte keuzes. De deelnemers moeten ervoor
waken dat het moreel beraad het karakter van een intervisie krijgt.
Bij moreel beraad in het ziekenhuis, waarvoor de Nijmeegse Methode in eerste instantie is ontwikkeld, worden
zo veel mogelijk zorgverleners betrokken. In de huisartsenpraktijk kan dit lastig zijn, maar het heeft ongetwijfeld
meerwaarde om een ingewikkelde casus met collega’s uit
andere disciplines te bespreken om zo diverse perspectieven tot hun recht te laten komen. Praktijkassistentes,
praktijkondersteuners, thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten en andere paramedische zorgverleners kunnen
ook waardevolle bijdragen leveren. De individuele huisarts kan door systematische reflectie, met behulp van deze
methode, eveneens meer grip krijgen op een moreel probleem als het lastig is collega’s erbij te betrekken.
Nijmeegse Methode voor Moreel Beraad
De Nijmeegse Methode voor Moreel Beraad kent vier stappen: 1 explicitering van de morele vraag, 2 inventariseren
van feiten, 3 afweging van normen en waarden en 4 besluitvorming. Iedere stap omvat een reeks vragen die structuur
geven aan het beraad en ervoor zorgen dat belangrijke
zaken niet over het hoofd worden gezien. Iedere casus is
echter uniek en in een concreet geval kan blijken dat niet
alle vragen relevant zijn. Omgekeerd kunnen tijdens het
gesprek andere vragen naar boven komen die belangrijk
blijken te zijn. Hierna worden in kaders de vragen bij de
vier stappen van de Nijmeegse Methode gepresenteerd.
Bij iedere stap wordt kort geschetst hoe een moreel beraad
over een concrete casus zou kunnen verlopen.
342
Stap 1: Explicitering van de morele vraag
In de eerste stap presenteert de inbrenger de casus en verkennen de deelnemers hun morele intuïties. Daarna for-
muleren zij gezamenlijk het probleem, zodat voor iedereen duidelijk is waarover gesproken gaat worden.6 Op
basis hiervan wordt de morele vraag gedefinieerd.
Beschrijving van de casus
Mevrouw Anja Driessen is een alleenstaande vrouw van
35 jaar en sinds enige jaren patiënt in uw praktijk. Zij
heeft enkele manische episoden doorgemaakt, maar is
nu met quetiapine (600 mg/dag) stabiel en in staat om
voor zichzelf te zorgen. Tien jaar geleden is haar kind uit
huis geplaatst, omdat zij vanwege haar manie toen niet
in staat werd geacht het kind zelf op te voeden. Nu is zij
ondanks anticonceptie weer zwanger geworden. Ze wil
beslist geen abortus en verheugt zich erop nu wel zelf een
kind te kunnen opvoeden. Haar psychiater is hier stellig
op tegen. Mevrouw Driessen zou tijdens de zwangerschap van medicatie moeten veranderen, wellicht weer
een psychose krijgen en zelfs een gevaar voor haar kind
kunnen zijn. U verwijst haar naar de gynaecoloog voor
de begeleiding van de zwangerschap en schakelt Veilig
Thuis in. Veilig Thuis adviseert dat mevrouw Driessen
direct na de geboorte afstand doet van haar kind. Zij
voelt hier echter niets voor.
Vraag
Welk concreet moreel probleem vormt de aanleiding
voor dit beraad?
Vaak zijn er meer vragen uit een casus te destilleren, maar
niet alle vragen zijn morele vragen.2 Een morele vraag richt
zich op wat goed of juist is om te doen in een bepaalde
situatie, of welk onrecht of kwaad vermeden moet worden.
In deze casus zou bijvoorbeeld de vraag kunnen opkomen:
Hoe zorg ik ervoor dat mevrouw Driessen het kind afstaat?
Deze vraag is echter niet neutraal. Dan is immers al besloten hoe te handelen. Het is bovendien een praktische
vraag: Hoe ga ik hierover een gesprek aan? Een andere vraag
is: Wat vind ik ervan dat een patiënte met een psychiatrisch
verleden een kind zelf wil opvoeden, terwijl eerder een kind
uit huis is geplaatst? Deze vraag heeft een morele component, maar is niet concreet genoeg. Persoonlijke overwegingen spelen ongetwijfeld een rol bij moreel beraad, maar
het antwoord op deze vraag geeft geen aanwijzingen over
hoe in dit concrete geval te handelen. Een geschikte vraag
voor een moreel beraad zou bijvoorbeeld zijn: Wat is in
deze situatie het beste om te doen voor mevrouw Driessen
en haar ongeboren kind?
Moreel beraad in de huisartsenpraktijk
Stap 2: Inventariseren van feiten
In deze stap worden alle relevante feiten vanuit verschillende perspectieven geïnventariseerd: medisch, zorggerelateerd, levensbeschouwelijk, psychosociaal, organisatorisch en juridisch. Hierbij is van belang niet uit het oog
te verliezen dat feiten nooit helemaal los gezien kunnen
worden van een interpretatie. Zo kan blijken dat deelnemers verschillende ideeën hebben over de relevantie van
bepaalde feiten voor het beraad.
Medische feiten
■■ Hoe luidt de diagnose en hoe is de prognose?
■■ Welk aanvullend onderzoek is nodig?
■■ Welke behandeling kan worden voorgesteld?
■■ Heeft deze behandeling een gunstig effect op de
prognose? In welke mate?
■■ Kan dit onderzoek of deze behandeling de patiënt
schaden in diens gezondheid?
■■ Wat is de prognose indien van deze behandeling
wordt afgezien?
Medisch gezien is het van belang hoever de zwangerschap
is gevorderd en of er andere relevante somatische factoren
zijn. De gynaecoloog voorziet een opname in het derde
trimester van de zwangerschap wanneer van antipsychoticum gewisseld moet worden in verband met de kans op
extrapiramidale verschijnselen en ontwenning bij de pasgeborene. Voor het uitdragen van de zwangerschap ziet hij
lichamelijk gezien geen probleem. In deze casus draait het
vooral om de psychische gesteldheid van mevrouw Driessen en het probleem van een adequate medicatie. Volgens
de psychiater zal het wisselen van medicatie tot een ernstige manie kunnen leiden, tijdens en zeker na de zwangerschap.
Zorggerelateerde feiten
■■ In hoeverre is de patiënt momenteel in staat tot
zelfzorg? En in de toekomst?
■■ Heeft de patiënt behoefte aan thuiszorg?
■■ Is mantelzorg beschikbaar?
■■ Zijn er problemen in de relatie tussen de thuiszorg,
de patiënt en diens naasten?
■■ Gaan de aandoening en de nodige zorg de draagkracht van de patiënt en/of naasten te boven?
Mevrouw Driessen is op dit moment stabiel en goed in
staat voor zichzelf te zorgen. Zij woont zelfstandig in een
flat. Door de zwangerschap en de verandering van medicatie kan, zeker bij een nieuwe manische psychose, haar
draagkracht echter afnemen, terwijl die juist aangesproken zal worden door de zorg voor haar kind.
Levensbeschouwelijke en psychosociale feiten
■■ Wat betekent de ziekte voor de patiënt?
■■ Wat is bekend over diens levensvisie? Speelt religie
daarin een rol?
■■ Heeft de patiënt behoefte aan geestelijke verzorging?
■■ Wat is de sociale context van de patiënt?
■■ Wat zijn de implicaties van de aandoening voor de
woon- en/of werksituatie?
■■ Is er behoefte aan ondersteuning vanuit het
maatschappelijk werk?
■■ Is er behoefte aan ondersteuning door andere
zorgverleners?
Hoewel deze zwangerschap niet gepland was, is mevrouw
Driessen er blij mee. Zij wil niet vertellen van wie zij zwanger is en wil geen verdere bemoeienis met de biologische
vader, iets dat volgens haar wederzijds is. De vertegenwoordiger van Veilig Thuis meldt dat mevrouw Driessen
hulp van Jeugdzorg accepteert, maar ook naar hen toe stellig is in haar wens het kind bij zich te houden. Na al die
jaren van geestelijke stabiliteit kan ze zich niet voorstellen
een terugval te krijgen. Zij heeft af en toe nog contact met
haar eerste kind, maar er is weinig bekend over de relatie
tussen moeder en kind. Onduidelijk is ook hoeveel steun
zij heeft in haar omgeving. Kan zij een beroep doen op
familie of vrienden? En zijn er andere vormen van ondersteuning zoals een vorm van beschermd wonen voor moeder en kind?
Organisatorische feiten
■■ Kunnen de zorgbehoeften van de patiënt in diens
huidige woonsituatie worden vervuld?
■■ Is opname elders noodzakelijk en mogelijk?
Momenteel zijn er geen onoverkomelijke organisatorische problemen. Mevrouw Driessen zal vijf weken voor de
bevalling opgenomen moeten worden. Wel is nog onduidelijk of en in welke vorm er ondersteuning geboden kan
worden na de geboorte.
Juridische feiten
■■ Is er relevante wetgeving met betrekking tot het
morele probleem?
In deze casus zijn – behalve de WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst) – de Wet afbreking
zwangerschap en de Jeugdwet relevant. Mocht mevrouw
Driessen een manische psychose krijgen, dan is ook de
Wet BOPZ (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen) aan de orde als zij niet vrijwillig behandeld
wil worden. Op dit moment zijn er geen redenen om aan
343
Communicatie met andere zorgverleners
haar wilsbekwaamheid te twijfelen. Tijdens het beraad
blijkt dat, mocht mevrouw Driessen van gedachten veranderen en toch een abortus willen, deze niet lang uitgesteld
kan worden, omdat dan de termijn is verstreken waarbinnen dat wettelijk is toegestaan.
Stap 3: Morele waarden
In de derde stap worden alle relevante morele normen en
waarden in kaart gebracht en vanuit moreel perspectief
gewaardeerd.
Welzijn van de patiënt
■■ Wat zijn de gevolgen van de ziekte, behandeling en
geboden zorg voor het welzijn van de patiënt, op
lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel terrein?
■■ Wat zou, naar uw oordeel, goed zijn om te doen met
oog op het welzijn van de patiënt en diens naasten?
■■ Wat zou, naar uw oordeel, de patiënt schade berokkenen?
Lichamelijk zijn er geen problemen te verwachten bij het
verdere verloop van de zwangerschap. Maar wat zal het
voor mevrouw Driessen betekenen als ze opnieuw een
manische psychose krijgt? Er worden bedenkingen geuit
bij haar voornemen om haar kind alleen op te voeden.
Redt zij dat wel? De huisarts maakt zich vooral zorgen over
wat het voor haar zal betekenen als zij weer een kind moet
afstaan. Behalve zorg om haar is er ook zorg om het kind.
Weegt het risico op een terugval en de gevolgen hiervan
voor het kind op tegen het belang van het kind om bij haar
moeder op te groeien?
Autonomie van de patiënt
■■ In hoeverre is de patiënt beslissingsbekwaam?
Door wie is dit vastgesteld?
■■ Is de patiënt op de hoogte van zijn situatie?
■■ Is de patiënt voldoende betrokken bij de besluit­
vorming tot nu toe?
■■ Welke waarden en opvattingen van de patiënt zijn
relevant?
■■ Wat is het oordeel van de patiënt over mogelijke
behandelingen, wijzen van verzorging en/of opname?
■■ Wat is diens houding ten aanzien van levensverlengende of intensieve behandeling?
■■ Is het juist om de wens van de patiënt ten aanzien
van behandeling en verzorging doorslaggevend te
laten zijn?
344
In hoeverre kan en mag mevrouw Driessen zelf beslissen
over haar behandeling? Tijdens het gesprek worden de
deelnemers zich bewust van een toenemende spanning.
Zij uiten bedenkingen bij de plannen van mevrouw Dries-
sen, maar constateren tevens dat zij op dit moment stabiel
is. Juridisch gezien is zij wilsbekwaam. Wel is er twijfel of
zij een reële inschatting maakt van het risico op een terugval en de mogelijke gevolgen daarvan voor haarzelf en
haar kind. Veel aandacht wordt besteed aan de vraag of
en in hoeverre haar eigen wensen doorslaggevend kunnen
of mogen zijn. Mag er druk worden uitgeoefend om haar
toch te bewegen haar kind af te staan? Is het niet beter om
te zoeken naar een oplossing waarbij recht wordt gedaan
aan haar wens haar kind bij zich te houden? Dan zou er op
zoek gegaan moeten worden naar manieren om het gevaar
voor het kind te minimaliseren.
Rechtvaardig handelen
■■ Is het huidige of voorgestelde beleid te verantwoorden ten aanzien van andere patiënten?
De vraag of het huidige of voorgestelde beleid is te verantwoorden ten aanzien van andere patiënten lijkt in deze
casus geen grote rol te spelen. Afgezien van het ongeboren
kind zijn geen anderen betrokken en de zorg die mevrouw
Driessen nodig heeft zal niet onevenredig ten koste gaan
van de zorg voor andere patiënten.
Andere waarden
■■ Zijn andere waarden relevant (bijvoorbeeld eerbied
voor het leven, bescherming van de privacy,
collegialiteit)?
Eerbied voor het leven speelt in deze casus een belangrijke
rol. Omdat mevrouw Driessen aangeeft de zwangerschap
te willen uitdragen is een abortus uitgesloten. Het (ongeboren) kind heeft recht op bescherming, de kans op een
stabiel gezinsleven en de mogelijkheid een band op te bouwen met diens moeder.
Verantwoordelijkheid van de zorgverleners
■■ Wat is de verantwoordelijkheid van de zorgverleners
in deze casus?
■■ Wat zijn de grenzen van deze verantwoordelijkheid?
■■ Zijn deze verantwoordelijkheden onderling duidelijk
afgebakend?
■■ Is er verschil van mening tussen zorgverleners, de
patiënt en/of diens naasten en mantelzorgers over
wat er gedaan moet worden?
■■ Kan dit verschil worden opgelost door te kiezen voor
een bepaald zorgbeleid?
Alle zorgverleners voelen zich verantwoordelijk voor het
welzijn van mevrouw Driessen en haar kind. De gynaecoloog richt zich vooral op het begeleiden van de zwan-
Moreel beraad in de huisartsenpraktijk
gerschap, de psychiater en de huisarts zijn vooral begaan
met het welzijn van het kind en maken zich, elk op hun
eigen manier, ook zorgen over de gezondheid en het welzijn van mevrouw Driessen. De contactpersoon van Veilig
Thuis voelt zich vooral verantwoordelijk voor het welzijn
van het kind. In grote lijnen is er overeenstemming, maar
de accenten worden verschillend gelegd. Tevens wordt
geconstateerd dat het lastig is invulling te geven aan de
ervaren verantwoordelijkheid.
Stap 4: Besluitvorming
In deze stap wordt allereerst de vraag gesteld of het morele
probleem waarmee het beraad is gestart nog steeds relevant is of dat tijdens het beraad een andere vraag urgenter
bleek. Vervolgens wordt getracht om op basis van alle feitelijke informatie en een aantal morele afwegingen tot een
besluit te komen. De laatste vraag: Hoe kunnen de beslissing en de concrete afspraken worden samengevat? is praktisch gezien van groot belang. Dan worden de resultaten
van het beraad geoogst op basis waarvan de inbrenger van
de casus verdere stappen kan zetten.
■■ Hoe luidt nu het morele probleem in vergelijking
met het begin van het beraad?
■■ Kan het probleem worden vertaald in conflicterende
principes of morele waarden?
■■ Zijn belangrijke details onbekend? Kan niettemin
een verantwoord besluit worden genomen?
■■ Welk handelingsalternatief is het meest in overeenstemming met de waarden van de patiënt? En met
de waarden van de zorgverleners?
■■ Welke andere argumenten zijn relevant voor de
beslissing?
■■ Op grond van welk argumenten verdient een
bepaalde handelwijze de voorkeur?
■■ Wat zijn met betrekking tot de te nemen beslissing
de concrete verplichtingen van betrokkenen?
■■ In welke gevallen moet de beslissing worden herzien?
■■ Hoe kunnen de beslissing en concrete afspraken
worden samengevat?
De deelnemers constateren dat het nog steeds om de
vraag draait wat het beste is voor mevrouw Driessen en
haar ongeboren kind. Zij formuleren drie opties: Mevrouw
Driessen 1 doet afstand van haar kind, 2 gaat met haar kind
naar een instelling voor beschermd wonen of krijgt een
andere vorm van intensieve begeleiding, of 3 voedt haar
kind zelfstandig op. De tweede optie heeft de voorkeur.
Zoals in stap 3 is gebleken, draait het vooral om de afweging tussen het respect voor de wensen van mevrouw
Driessen en het beschermen van haar ongeboren kind.
Door te kiezen voor de tweede optie wordt haar wens
om zelf voor haar kind te zorgen zo veel mogelijk gerespecteerd en krijgt het kind de beste kans op een veilige
opvoeding. Er wordt afgesproken dat de huisarts samen
met een vertegenwoordiger van Veilig Thuis en een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige deze optie op korte termijn met mevrouw Driessen bespreekt. Als voorbereiding
op dat gesprek worden door de POH-GGZ (praktijkondersteuner huisartsenzorg-geestelijke gezondheidszorg)
de mogelijkheden voor beschermd wonen en andere vormen van begeleiding verkend, zodat mevrouw Driessen
zo goed mogelijk geïnformeerd kan worden. Ook zal met
haar besproken moeten worden dat, als ze hiermee niet
akkoord gaat, het niet zeker is of ze haar kind bij zich zal
mogen houden als zij niet in staat blijkt voor het kind te
kunnen zorgen.
Communicatie en attitude
Bij moreel beraad gaat het vooral om de attitude waarmee
men een gesprek ingaat. Moreel beraad staat of valt met een
open, communicatieve houding, zonder vooringenomenheid. Deelnemers dienen een onderzoekende houding aan
te nemen, nieuwsgierig te zijn naar andere gezichtspunten, bereid te zijn hun oordeel uit te stellen en respect te
hebben voor de inbreng van andere zorgverleners. Verder
zijn veiligheid, eerlijkheid, vertrouwelijkheid en inlevingsvermogen belangrijke voorwaarden voor een productief
moreel beraad.1,4 Tijdens het beraad is het belangrijk kritisch te blijven en lastige vragen te durven stellen. Een valkuil die vermeden dient te worden is het al te snel denken in
termen van oplossingen en het adviseren van de inbrenger
van de casus. Mochten tijdens het beraad oplossingen naar
voren worden gebracht, dan kunnen die het beste worden
‘geparkeerd’ totdat de alle stappen zijn doorlopen.
In de oplossingsgerichte Nijmeegse Methode voor Moreel
Beraad gaat het uiteindelijk vooral om het formuleren van
een concreet en verantwoord handelingsbesluit. Dit is idealiter de uitkomst, maar alleen al het bespreken van een
casus heeft meerwaarde.2,6 De deelnemers aan een beraad
zullen zich meer bewust worden van hun eigen impliciete vooronderstellingen en kunnen onderzoeken of deze
in een concreet geval relevant en houdbaar zijn. Moreel
beraad kan daarom bijdragen aan de professionele vorming van huisartsen. Door regelmatig een moreel beraad
te houden kunnen zij hun sensitiviteit voor ethische kwesties trainen en sneller de morele dimensie in een casus
herkennen. Daarnaast biedt moreel beraad voor zorgverleners een manier om een gevoel van moreel onbehagen
te verkennen en te leren om met deze stress om te gaan.2
345
Communicatie met andere zorgverleners
IN HET KORT
Literatuur
1. Kole J. Moreel beraad bij de koffieautomaat. Op het grensvlak
van professionele communicatie en ethiek. Tijdschrift voor
■■ Moreel beraad is een methodisch en gestructureerd
gesprek over een casus met een moreel probleem
onder leiding van een neutrale gespreksleider.
■■ Doel van moreel beraad is te komen tot een
verantwoord handelingsbesluit na een zorgvuldige
uitwisseling van gedachten over de ethische
aspecten en het verkennen van verschillende
invalshoeken op een casus uit de huisartsenpraktijk.
■■ De gewenste attitude is nieuwsgierig en
onderzoekend, de deelnemers dienen bereid te zijn
om een oordeel uit te stellen en respectvol te zijn
naar de inbreng van andere deelnemers.
■■ Moreel beraad biedt huisartsen een methode om de
morele aspecten van een casus uit te diepen, maar
ook om hun sensitiviteit voor ethische kwesties te
trainen.
346
Gezondheidszorg en Ethiek 2016;26(1):13-7.
2. Molewijk B. Aan ethiek doen, ethiek laten werken en ethiek
organiseren. Bijlage 5 uit het signaleringsrapport van het
Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Zoetermeer: CEG; 2009.
3. Manschot H, Dartel H van. Wegwijzers voor het spreken over
goede zorg. In Manschot H, Dartel H van (red.). In gesprek blijven
over goede zorg. Overlegmethoden voor ethiek in de praktijk
(pp. 7-36). Amsterdam: Boom; 2014.
4. Bree M de, Veening E. Handleiding moreel beraad. Praktische gids
voor zorgprofessionals. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 2012.
5. Steinkamp N. De Nijmeegse methode voor moreel beraad. In
Manschot H, Dartel H van (red.). In gesprek blijven over goede
zorg. Overlegmethoden voor ethiek in de praktijk (pp. 62-79).
Amsterdam: Boom; 2014.
6. Meulen B ter, Stolper M, Molewijk B. Bespreek ethische dilemma’s
in moreel beraad. Medisch Contact 2016; 4:34-7.
Download