Richtlijn Jeuk 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Colofon De eerste versie van de richtlijn jeuk werd in 1994 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland. In 2005 werd de richtlijn herschreven door Z. Zylicz en G.M. Hesselmann en opgenomen in de eerste druk van het VIKC-richtlijnenboek. De huidige versie werd in 2009 gereviseerd door: Z. Zylicz, internist, specialist palliatieve geneeskunde, Dove House Hospice, Hull, Verenigd Koninkrijk G.M. Hesselmann, verpleegkundig specialist palliatieve zorg Commentaar werd geleverd door: G. Uyttewaal, verpleegkundige 17 18 Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 1 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 Jeuk Inleiding Onder jeuk wordt een onplezierig gevoel verstaan, dat aanzet tot krabben. Bij primaire of idiopathische jeuk is er sprake van jeuk zonder aanwijsbare oorzaak. Bij secundaire jeuk treedt jeuk op als gevolg van een dermatologische of niet-dermatologische aandoening. Er is sprake van chronische jeuk als de jeuk langer dan 6 weken aanhoudt. Net als pijn is jeuk een subjectief gegeven. De gewaarwording van jeuk en de reactie erop is sterk afhankelijk van emotionele factoren. Jeuk kan zeer belastend zijn en wordt soms als erger ervaren dan pijn. Krabben is de meest voorkomende reactie op jeuk. Huidafwijkingen kunnen samenhangen met de oorzaak van de jeuk, maar kunnen ook het gevolg zijn van krabben. Epidemiologie Jeuk komt voor bij 10% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase (met name bij patiënten met hematologische aandoeningen (vooral maligne lymfomen en polycythaemia vera, minder vaak bij solide tumoren). Verder wordt het vooral gezien bij patiënten met cholestase (bijv. bij levercirrose) en patiënten met een chronische nierinsufficiëntie. Jeuk als gevolg van niet-dermatologische oorzaken wordt vaker gezien op hogere leeftijd. Pathofysiologie Nadat de jeukprikkel is ontstaan, wordt deze geleid naar het ruggenmerg. In de achterhoorn synapteert het primaire neuron met de secundaire neuronen die na de kruising via de tractus spinothalamicus anterior hun weg vinden naar de thalamus en de cortex (opstijgende route). Een deel van deze opstijgende neuronen wordt geactiveerd door histamine. Maar er bestaat ook een niet-histamine afhankelijke mechanisme voor jeuk. Naast deze opstijgende routes bestaan, net als in het geval van pijn, de afdalende of modulerende route. Hierbij zijn vooral endogene opioïden en serotonine betrokken als neurotransmitters. Jeuk kan ingedeeld worden op grond van de onderliggende oorzaak: I. Dermatologisch: als gevolg van een droge huid of een primaire huidaandoening (bijv. psoriasis, eczeem, scabies, urticaria). Men Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 2 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 spreekt hierbij ook wel van pruritoceptieve jeuk. II. Systemisch: als gevolg van niet-dermatologische aandoeningen (bijv. oncologische aandoeningen en/of cholestase) III. Neurologisch: als gevolg van aandoeningen van het perifere (bijv. na herpes zoster infectie) of centrale (bijv. na herseninfarct, -tumor of abces) zenuwstelsel. Men spreekt hierbij wel van neuropathische jeuk. IV. Psychogeen: als gevolg van psychiatrische c.q. psychosomatische aandoeningen (bijv. depressie of wanen). Ook indien er sprake is van andere oorzaken van jeuk kunnen psychische factoren een rol spelen bij de perceptie van de jeuk en de reactie er op (m.n. ten aanzien van krabben). V. Mengvormen (b.v. bij chronische nierinsufficiëntie) VI. Jeuk door onbekende oorzaak Jeuk ten gevolge van dermatologische aandoeningen ontstaat door de prikkeling van perifere zenuwuiteinden van specifieke C-vezels in huid of slijmvliezen, die anatomisch niet te onderscheiden zijn van de C-vezels die verantwoordelijk zijn voor geleiding van pijn. Jeukverwekkende mediatoren (pruritogenen) kunnen diverse receptoren activeren: histamine-, PARTRPV1-, CB1-, CB2- en μ-receptoren. Jeuk bij systemische aandoeningen en psychogene jeuk ontstaan in het ruggenmerg en in de hersenen door abnormale prikkeling van de zenuwbanen die verantwoordelijk zijn voor de geleiding of modulatie van de jeukimpulsen. De essentie van dit type jeuk is dat er een disbalans bestaat van de betrokken neurotransmitters. Een voorbeeld hiervan is de jeuk die ontstaat door de (meestal spinale) toediening van opioïden, met name morfine. Jeuk kan ook ontstaan als gevolg van endogene opioïden. Bij tal van leverziekten worden grote hoeveelheden endogene opioïden geproduceerd die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van jeuk. Deze vorm van jeuk ontstaat zonder aanwijzingen voor blijvende beschadiging in het centrale of perifere zenuwstelsel en ook zonder toedoen van histamine. Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 3 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 Etiologie Secundaire jeuk kan worden veroorzaakt door: algemene factoren (dermatologische jeuk) primaire aandoeningen van huid of slijmvliezen (dermatologische jeuk) medicamenten (meestal dermatologische jeuk, soms systemische of neurologische jeuk) als symptoom van oncologische aandoeningen (dermatologische, systemische of neurologische jeuk) inwendige aandoeningen (systemische jeuk) aandoeningen van het perifere of centrale zenuwstelsel (neurologische jeuk) psychogene factoren (psychogene jeuk) Een droge huid, medicamenten, cholestase en paraneoplastische jeuk zijn de meest voorkomende oorzaken van jeuk bij patiënten in de palliatieve fase. Jeuk als gevolg van algemene factoren droge huid, vooral bij oudere patiënten met atrofische huid (prurigo senilis) beschadiging van de huid bijv. door wrijven of wollen kleding gebruik van ontvettende lokaal werkende middelen zoals een overmaat aan zeep, alcoholbevattende desinfectantia of parfums overmatig transpireren natte gemacereerde huid na veelvuldig contact met water, bij wonden met veel exsudaatvorming of bij incontinentie voor urine of ontlasting Jeuk als gevolg van aandoeningen van huid of slijmvliezen eczeem contactdermatitis (allergie voor latex, incontinentiemateriaal, zeep, deodorant, parfum, nikkel etc.) urticaria zonnebrand of lichtovergevoeligheid mastocytose huidinfecties door bacteriën, schimmels, virussen (o.a. herpes) en parasieten (o.a. scabiës) Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 4 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 psoriasis, pityriasis rosacea, lichen planus Jeuk als gevolg van medicamenten Hierbij kan jeuk optreden als gevolg van: huidallergie (bijv. urticaria na antibiotica), toxicodermie fotosensibilisatie (o.a. lamotrigine) neuropathie (o.a. cytostatica) cholestase en chronische leveraandoeningen (o.a. orale anticonceptiva, fenothiazines, tolbutamide, anabole steroïden, diverse antibiotica, ketoconazol) disbalans van neurotransmitters bij toediening van opioïden (met name morfine): - oraal of parenteraal (zelden) - spinaal Jeuk als symptoom van oncologische aandoeningen cutane metastasen cutaan T-cel lymfoom (mycosis fungoides, Sézary syndroom) als paraneoplastisch verschijnsel - met huidafwijkingen (bijv. parapemphigus) - zonder huidafwijkingen: - ziekte van Hodgkin - non-Hodgkinlymfomen (zeldzaam) - polycythaemia vera - ziekte van Kahler (multipel myeloom) - ziekte van Waldenström - leukemieën - mammacarcinoom - bronchuscarcinoom - maagcarcinoom - prostaatcarcinoom (gelokaliseerde jeuk van scrotum en perineum) - colorectale carcinomen (jeuk rond anus, vermoedelijk neuropathisch) - cervixcarcinoom (gelokaliseerde jeuk rond vulva, vermoedelijk neuropathisch) - levermetastasen bij diverse tumoren - nasofarynxcarcinoom - carcinoïde tumoren (als onderdeel van carcinoïd syndroom) Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 5 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 - hersentumoren (jeuk van de neusgaten) cholestase, vaak bij pancreas- en cholangiocarcinoom, ook bij primair levercarcinoom huidtoxiciteit ten gevolge van radiotherapie (acuut of chronisch) of chemotherapie Jeuk wordt gezien bij 50% van de patiënten met polycythaemia vera en bij 30% van de patiënten met de ziekte van Hodgkin. Hierbij kunnen de jeukklachten vele maanden of zelfs jaren voor de diagnose van de ziekte beginnen. Jeuk als gevolg van niet-oncologische aandoeningen HIV/AIDS cholestase bij niet-maligne aandoeningen (o.a. primaire biliaire cirrose, galstenen) chronische nierinsufficiëntie diabetes mellitus (uiterst zeldzaam) hyperthyreoïdie, zelden hypothyreoïdie syndroom van Sjögren (sicca syndroom) ijzerdeficiëntie (discutabel) Jeuk als gevolg van aandoeningen van het perifere of centrale zenuwstelsel primaire en metastatische hersentumoren postherpetische jeuk (in de late fase) neuropathie door diverse oorzaken effect van goudpreparaten (bij reumatoïde artritis) multipele sclerose lues (tabes dorsalis) CVA Jeuk als gevolg van psychische factoren nervositeit, spanning, angst depressie psychose, wanen Diagnostiek Als eerste moet men onderscheid maken tussen jeuk door aandoeningen van huid of slijmvliezen (bijv. droge huid, insectenbeet, scabiës) en jeuk Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 6 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 door andere oorzaken. Jeuk door andere oorzaken is gekenmerkt door chroniciteit, ernst, gebrek aan duidelijke oorzaak en het meestal ontbreken van primaire huidafwijkingen. Bij huidaandoeningen is de diagnose á vue te stellen; soms kan een consult bij de dermatoloog noodzakelijk zijn. Bij jeuk zonder primaire huidafwijking is vaak uitgebreide aanvullende diagnostiek nodig. Bij een korte levensverwachting zal men soms symptomatisch behandelen, zonder uitgebreide diagnostiek. Anamnese en lichamelijk onderzoek Bij de anamnese zijn de volgende punten van belang: lokalisatie van de jeukklachten; indien de jeuk gegeneraliseerd is, waar is het begonnen? zijn de klachten geleidelijk of plotseling ontstaan? Naar aanleiding waarvan? Gebruik van nieuw geneesmiddel, gebruik van nieuwe shampoo, zeep of een ander zelfzorgmiddel? houdt de jeuk ’s nachts op (vaak bij psychogene jeuk)? Hoe slaapt de patiënt? huidverzorging: frequentie van wassen, gebruik van zeep, crèmes, alcoholhoudende preparaten, desinfecterende middelen; is invetting van de huid voldoende? woonsituatie: centrale verwarming, schimmels in huis, huisdieren, meerdere mensen in de omgeving die last hebben van jeuk is patiënt bekend met een chronische nierinsufficiëntie? onderliggende ziektes en de behandeling daarvan (de hele medische voorgeschiedenis inclusief jeukende huidaandoeningen in het eerste levensjaar) medicatie zijn er factoren die de jeuk doen verergeren, o.a. droge lucht, zon, peper, wijn, specerijen, kleurstoffen, stromend water, afkoeling van de huid? zijn er factoren die de jeuk kunnen onderdrukken: medicamenten, voedingssupplementen, zalven etc.? welke maatregelen neemt de patiënt tegen de jeuk en hoe is het effect daarvan? psychische factoren: angst, nervositeit, depressiviteit Lichamelijk onderzoek: aanwezigheid van zichtbare huidafwijkingen Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 7 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 zijn de afwijkingen primair of secundair? Secundaire afwijkingen (krabeffecten) zijn vooral te zien daar waar de patiënt met zijn dominante hand in staat is om te krabben (delen van de rug, hals, hoofdhuid), primaire afwijkingen vaak op de onbereikbare plaatsen aspect van de huid: droge of nattende afwijkingen, infectie, verkleuring etc. huidskleur: geelzucht bij cholestase, bleekheid bij anemie, petechiën, huid- en slijmvliesbloedingen bij chronische leveraandoeningen, grauwe kleur bij chronische nierinsufficiëntie etc. bestaan van oedeem wit of rood dermografisme (ontstaan van witte, resp. rode streep na een kras op de huid) suggereert vergemakkelijkte histaminevrijmaking opgezette lymfeklieren hepatomegalie, ascites vergroting van de schildklier Aanvullend onderzoek Op indicatie: bloedonderzoek (volledige bloedbeeld inclusief leukocytendifferentiatie, lever- en nierfuncties, ijzer, ferritine, glucose, schildklierfuncties) beeldvormend onderzoek (echo/CT-scan van de buik, CT/MRI hersenen etc.) kweken van bacteriën en schimmels, HIV-test consultatie dermatoloog allergietesten huidbiopsie (zelden nodig) stoppen en herstarten van verdachte middelen als diagnosticum Beleid De basis van de behandeling van jeuk wordt gevormd door een goede huidverzorging en algemene hygiënische maatregelen, tenzij een causale behandeling mogelijk is. Zonodig wordt deze aangevuld met een specifieke lokale therapie en/of ondersteund met een systemische behandeling. Een combinatie van lokale en systemische therapie helpt ook vaak het beste. De behandeling is gericht op het hanteerbaar maken van de jeuk. Behandeling van de onderliggende oorzaak Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 8 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 reductie van het aantal geneesmiddelen tot een minimum. Ga na of de resterende noodzakelijke medicamenten verantwoordelijk kunnen zijn voor de jeuk. Stop de geneesmiddelen overigens niet allemaal tegelijk omdat dan niet duidelijk is welk medicament de jeuk heeft veroorzaakt. Soms is herstarten van een verdacht medicament nodig. Denk aan opioïdrotatie bij jeuk na orale of systemisch toediening van opioïden behandeling van huidinfecties (denk aan mycosen) opheffen van een galgangobstructie (stent of percutane drainage). Als er onvoldoende vermindering van jeuk optreedt na stentplaatsing kan nasobiliaire drainage (drainage van de galweg met behulp van een neussonde) worden overwogen bij jeuk als paraneoplastisch verschijnsel: overweeg chemotherapie (bijv. bij maligne lymfoom) of radiotherapie behandeling van onderliggende of beïnvloedende psychische factoren (bijv. psychotherapie of antidepressiva bij depressie) Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling Lokale maatregelen verkoeling door koude omslagen of ijs (in een plastic zakje of als ‘coldpack’) bij huidafwijkingen met veel korsten: enkele malen daags natte doeken gedurende 1 tot 2 uur Algemene maatregelen Wassen, baden en douchen: niet te vaak en niet te lang. Gebruik lauw water en liefst geen zeep. Gebruik ongeparfumeerde badolie als zeepvervanger. Na wassen de huid deppen en niet wrijven met een handdoek. Huid invetten met emollientia (zie onder lokale behandeling), zo nodig vele malen per dag. Voorkom huidbeschadiging of irritatie. Nagels niet afknippen, maar afvijlen. Eventueel katoenen handschoenen voor de nacht dragen om krabeffecten te beperken. Huid invetten om het glij-effect te optimaliseren. Een vette huid is moeilijker te beschadigen. Laat zachte, katoenen kleding dragen. Kleding na het wassen goed uitspoelen. Gebruik een vloeibaar neutraal wasmiddel voor de kleding om restant van zeepresten te voorkomen. Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 9 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 Vermijd uitdroging van de huid (niet te warme omgeving, waterbakken op de verwarming om de lucht te bevochtigen). Vermijd transpireren door goede ventilatie. Gebruik absorberend wondverband of incontinentiemateriaal om maceratie van de huid te voorkomen bij respectievelijk wonden met exsudaatvorming en incontinentie voor urine of ontlasting. Vermijd het gebruik van gekruid eten. Zorg voor een goede nachtrust (veel activiteiten overdag, altijd op dezelfde tijd naar bed gaan en opstaan). Zorg voor geestelijk welbevinden, ontspanning, afleiding en regelmaat. Schenk aandacht aan angst, spanning en depressiviteit. Medicamenteuze symptomatische behandeling Lokale behandeling Bij een droge huid is aan te raden te beginnen met een indifferent emolliens (verzachtend smeersel) 2 tot 4 dd. Naarmate de huid droger is een vettere zalf gebruiken. Suggesties: - vaseline lanette crème FNA - cetomacrogol zalf FNA - lanette zalf FNA - unguentum leniens FNA (koelzalf FNA) Aan deze indifferente zalven kunnen stoffen toegevoegd worden die extra demping van de jeuk geven, zoals levomenthol 1% of ureum 10%. Talkpoeder wordt afgeraden, omdat het de poriën verstopt. Toevoeging van antihistaminica worden eveneens afgeraden, gezien het risico van sensibilisatie van de huid. Met name bij eczemateuze huidafwijkingen kunnen corticosteroïden effectief zijn. De voorkeur gaat uit naar corticosteroïden uit de eerste en de tweede klasse, bijv.: - hydrocortison crème/zalf 1% FNA - triamcinolon crème/zalf 0,1% FNA Bescherm hierbij de huid van degene die het aanbrengt met een handschoen. Langdurig gebruik moet afgeraden worden wegens huidatrofie. Bij infecties: - bij nattende infectie eerst indrogende therapie Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 10 354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 - desinfectantia, de voorkeur gaat uit naar: - alcohol 70% met 1% glycerine 85% - voor de huid: chloorhexidine 0,5% in 70% alcohol met 1% glycerine 85% (chloorhexidine spiritus FNA) - voor de slijmvliezen: chloorhexidine 1% in water (chloorhexidine oplossing FNA) - bij schimmelinfecties (meest voorkomende infectie): miconazol crème - bij bacteriële infectie: het belangrijkste is het toepassen van hygiënische maatregelen, zoals gebruik van een eigen handdoek en het gebruik van desinfecterende zepen als betadine scrub (na gebruik huid invetten), zo nodig aangevuld met fusidinezuurzalf 2% - bij virale infecties zijn geen bevredigende middelen voor cutaan gebruik beschikbaar Systemische behandeling Antihistaminica Antihistaminica hebben nauwelijks plaats bij de behandeling van chronische jeuk, behalve bij jeuk ten gevolge van urticaria. Hun vermeende werking bij andere oorzaken dan urticaria berust op sedatie, vergelijkbaar met de werking van benzodiazepinen. De patiënt slaapt beter, ervaart minder jeuk en krabt minder. Indien behoefte bestaat aan een antihistaminicum met een sederende werking kan men het beste kiezen voor hydroxyzine, een middel waarmee verreweg de meeste ervaring is opgedaan. Het verdient de voorkeur om hydroxyzine op vaste tijden te geven en niet zo nodig. Opioïdagonisten en antagonisten Zoals in de paragraaf over pathofysiologie is beschreven, ontstaat neurogene jeuk meestal door te hoge opioïderge tonus of gebrek aan centrale, serotoninerge remming. Dit is de basis voor het gebruik van opioïdantagonisten zoals naloxon of naltrexon of voor het gebruik van SSRI’s (zie hieronder). Behandeling met opioïdantagonisten kan vooral als eerste keuze worden overwogen bij behandeling van cholestatische jeuk. Ter voorkoming van onthoudingsverschijnselen (ook bij patiënten die geen opioïden gebruiken) kan het beste gestart worden met naloxon als continu Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 11 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 425 426 427 428 429 subcutaan infuus, initieel 0,2-0,4 mg/24 uur. De dosering kan verhoogd worden tot 1 mg/24 uur. Pas daarna kan naltrexon gestart worden. Deze ‘voorzichtige’ dosering heeft als voordeel dat sommige jeukklachten hierop al kunnen reageren en indien niet, de ontwenningsverschijnselen bij de overstap op hogere doseringen antagonisten voorkomen kunnen worden. Ook als een lage dosering naloxon niet succesvol is, kan men overstappen op naltrexon. De startdosis van naltrexon is 1 dd 12,5 mg p.o.; op geleide van de klachten kan de dosis opgehoogd worden tot 3 dd 50 mg p.o. In de laatste jaren is ervaring opgedaan met de buprenorfine pleisters (startdosis 17.5 of 35 mcg/uur). Buprenorfine bindt zich sterk aan de opioid receptoren en voorkomt binding met de endogene opioiden. Agonisten van de mu receptoren veroorzaken analgesie en jeuk, agonisten van kappa receptoren veroorzaken analgesie and anti-jeuk effecten. Een nieuw geneesmiddel wordt binnenkort op de markt verwacht tegen jeuk: nalfurafine. Nalfurafine is een kappa-agonist. Klinische trials zijn beperkt tot de jeuk bij nieraandoeningen en dialyse. Selectieve serotonineheropnameremmers en serotonine-antagonisten Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) lijken effectief bij de behandeling van paraneoplastische jeuk en cholestase. Hiervoor bestaan de meeste gegevens over paroxetine, sertraline en fluvoxamine. Paroxetine wordt gegeven in een dosering van 1 dd 20 mg. Gezien het optreden van misselijkheidklachten verdient het aanbeveling om te starten met 1 dd 5 mg gedurende 2 dagen, dan 1 dd 10 mg gedurende 2 dagen en daarna over te gaan op 1 dd 20 mg. Het jeukstillend effect wordt vaak gezien na 2-4 dagen. De patiënt kan vrij snel misselijk worden. De misselijkheid verdwijnt binnen 2-3 dagen. Deze misselijkheid reageert goed op ondansetron. Bij persisterende misselijkheid kan men mirtazapine proberen in een dosering van 15-30 mg p.o. a.n. Het maximale effect treedt pas op na enkele weken. Serotonine (5HT3)-antagonisten (ondansetron) zijn effectief bij door spinale opioïden geïnduceerde jeuk. Dosering: ondansetron: 2 dd 8 mg p.o. Bij jeuk ten gevolge van cholestase zijn de resultaten van serotonineantagonisten zeer wisselend. Andere middelen Corticosteroïden worden soms gebruikt in geval van jeuk bij de ziekte van Hodgkin en andere hematologische aandoeningen. Hierover bestaat wel Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 12 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 een lange klinische traditie, maar geen onderbouwing in de literatuur. Cimetidine 4 dd 200-400 mg p.o. wordt gebruikt bij jeuk ten gevolge van de ziekte van Hodgkin. Colestyramine onttrekt nog onbekende pruritogenen uit het maagdarmkanaal. Het werkt niet bij volledige afsluiting van de galwegen (de pruritogenen moeten via de gal de lever verlaten). De smaak van dit preparaat is dusdanig dat dit middel nauwelijks in de palliatieve setting wordt toegepast. Rifampicine wordt soms toegepast, maar de toepasbaarheid in de palliatieve setting is vanwege de toxiciteit beperkt. Acetylsalicylzuur 1 dd 300 mg wordt toegepast bij jeuk ten gevolge van polycythaemia vera. Verder is effect beschreven van carbamazepine 2 dd 200 mg p.o. (bij jeuk bij hematologische maligniteiten) en van parenterale toediening van lidocaine 100-300 mg/24 hr s.c. of i.v.. Tabel. 1 Geneesmiddelen gebruikt voor bestrijding van jeuk Geneesmiddel Werkingsmechanisme Dosering Hydroxyzine Antihistaminicum met 3 dd 25 -100 mg De jeukstillende werking bij sederende eigenschappen andere oorzaken van jeuk dan urticaria berust waarschijnlijk alleen op sedatie Naloxon Opioïdantagonist 0,2-1,0 mg/24 uur continu s.c. Naltrexon Opioïdantagonist Startdosis 1 dd Het is raadzaam om eerst 12,5 mg p.o., op te starten met naloxon geleide van infuus (zie boven) klachten ophogen tot max. 3 dd 50 mg p.o. Buprenorfine Agonist van de opioid kappa-receptor Startdosis 17.535 mcg/uur transdermaal Bij cholestatische jeuk Paroxetine Selectieve serotonineheropname remming 1 dd 5 mg p.o. ged. 2 dagen, daarna 1 dd 10 Cave misselijkheid Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Bijzonderheden Deze lage dosering antagoneert analgesie van opioïden niet Pagina 13 mg ged. 2 dagen, daarna 1 dd 20 mg Mirtazapine Antidepressivum met sterke blokkade van presynaptische alfa-2 noradrenerge receptoren en postsynaptische 5HT2/3 receptoren Heeft ook antihistamine eigenschappen Ondansetron Selectieve remmer van de 2 dd 8 mg p.o. 5HT3-receptoren Aangetoond effect bij jeuk door spinale toediening van opioïden en mogelijk bij jeuk door cholestase Prednison Werkingsmechanisme onbekend 2 dd 10-30 mg p.o. Werkt alleen bij jeuk bij de ziekte van Hodgkin Cimetidine Histamine-2 receptor antagonist, specifieke werking bij jeuk onbekend 4 dd 200-400 mg p.o. Effect waargenomen alleen bij de ziekte van Hodgkin Colestyramine Polystyreenhars dat werkt als anion-uitwisselaar 1-3 dd 4-8 gram Vangt in het maagp.o. darmkanaal onbekende pruritogenen op Werkt niet bij volledige afsluiting van de galwegen Vieze smaak Rifampicine Antibioticum, stimuleert cyp-450 enzymen in de lever waardoor de stofwisseling van onbekende pruritogenen wordt versneld 1 dd 300-600 mg p.o. Kan leverbeschadiging veroorzaken Acetylsalicylzuur Invloed op degranulatie van trombocyten 1 dd 300 mg p.o. Bij polycythaemia vera Carbamazepine Anti-epilepticum 2 dd 200 mg p.o. Bij hematologische aandoeningen Lidocaïne 100-300 mg/24 uur i.v. of s.c. Let op cardiale contraindicaties Locaalanasthaeticum 1 dd 15-30 mg p.o. voor de nacht Zwakke jeukstillende werking, werkt waarschijnlijk door sederende werking en blokkade van 5HT3receptoren Antidepressieve werking kan ook van belang zijn 448 449 450 Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 14 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 463 464 465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 Stappenplan Diagnostiek 1. Anamnese met aandacht voor gevolgen voor dagelijks functioneren t.g.v jeukklachten. 2. Lichamelijk onderzoek: observatie huidafwijkingen (primair) en evt. krabeffecten (secundair) aanwijzingen voor onderliggende oorzaak 3. Aanvullend onderzoek bij jeuk zonder huidafwijkingen alleen op indicatie: (volledige bloedbeeld inclusief bloedonderzoek leukocytendifferentiatie, lever- en nierfuncties, ijzer, ferritine, glucose, schildklierfuncties) beeldvormend onderzoek (echo lever, MRI hersenen etc) kweken van bacteriën en schimmels consultatie dermatoloog, allergische testen, huidbiopsie (zelden nodig) 4. Stoppen en herstarten van verdachte middelen (in stappen). Beleid 1. Indien mogelijk: behandeling van de onderliggende oorzaak aanpassen van medicatie behandeling van infectie opheffen van galgangobstructie, evt. nasobiliarie drainage chemotherapie (bijv. bij maligne lymfoom) radiotherapie (bijv. bij ziekte van Hodgkin of prostaatcarcinoom) antidepressiva bij depressie 2. Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling (lokaal en algemeen): goede verzorging van de huid voorkomen van huidirritatie aandacht voor geestelijk welbevinden 3. Medicamenteuze symptomatische behandeling Locale behandeling: - indifferent emolliens, evt. met toevoeging van levomenthol en/of ureum - corticosteroïden bij eczemateuze huidafwijkingen - desinfectantia en lokale toediening van antimycotica of fusidinezuur bij resp. schimmel- of bacteriële infecties Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 15 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 Systemische behandeling (met name bij systemische en neurologische jeuk): - bij jeuk door cholestase: 1. Naltrexon 1 dd 12,5-3 dd 50 mg (na voorbehandeling met naloxon) 2. Paroxetine 1 dd 20 mg 3. Buprenorfine 17.5-35 mcg/uur 4. Ondansetron 2dd 8 mg - bij jeuk door de ziekte van Hodgkin: 1. Prednison 2 dd 10-30 mg 2. Cimetidine 4 dd 200-400 mg 3. Mirtazapine 1 dd 15-30 mg - bij jeuk door polycythaemia vera: 1. Acetylsalicylzuur 1 dd 300 mg 2. Paroxetine 1 dd 20 mg - bij jeuk bij solide tumoren: 1. Paroxetine 1 dd 20 mg 2. Mirtazapine 1 dd 15-30 mg 3. Lidocaïne 100-300 mg/24 uur iv, sc - bij jeuk bij gebruik van opioïden: Ondansetron 2 dd 8 mg - bij jeuk door andere oorzaken of jeuk niet reagerend op andere middelen: Paroxetine 1 dd 20 mg, bij onvoldoende effect mirtazapine 1 dd 15-30 mg toevoegen Niveaus van bewijsvoering Behandeling Niveau van Referenties bewijsvoering Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling 11 Bosonnet 2003, Evers 2005 Naloxon bij jeuk door opioïden 1 Kjellberg 2001 Naloxon bij jeuk door cholestase 1 Bergasa 1992 en 1995, Conolly 1995, Jones 2002, Tandon 2007 Naltrexon bij jeuk door cholestase 1 Jones 2002, Tandon 2007, Terg 2002, Wolfhagen 1997 Buprenorfine bij jeuk door cholestase 4 Juby 1994, Marinangelli 2009, Reddy 2007, Zylicz 2005 Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 16 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 1 SSRI’s bij diverse vormen van jeuk 2 3 Zylicz 2003 Browning 2003, Diehn 2001, Mayo 2007, Stander 2009, Tefferi 2002 Mirtazapine bij diverse vormen van jeuk 4 Davis 2003, Demierre 2006, Hundley 2004 Ondansetron bij jeuk door cholestase 2 Muller 1998, O’Donohue 1997 Ondansetron bij jeuk door opioïden 1 Borgeat 1999, Charuluxanan 2000, Dimitriou 1999, Gurkan 2002, Kyriakides 1999 Prednison en cimetidine bij jeuk bij de ziekte van Hodgkin 4 Colestyramine bij jeuk door cholestase 3 Datta 1966, DiPadova 1984, Tandon 2007 Rifampicine bij jeuk door cholestase 1 Khurana 2006, Tandon 2007 Acetylsalicylzuur bij polycythaemia vera 3 Fjellner 1979 Cimetidine bij jeuk t.g.v. hematologische aandoeningen 4 Harrison 1979, Hess 1979, Schapira 1979, Staubli 1981, Weick 1982, Zappacosta 1979 Carbamazepine bij jeuk t.g.v. hematologische aandoeningen 4 Korfitis 2008 Lidocaïne 4 Schapira 1973 Onderzoek bij dermatologische aandoeningen Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 17 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 Literatuur Bergasa NV, Talbot TL, Alling DW et al. A controlled trial of naloxone infusions for the pruritus of chronic cholestasis. Gastroenterology 1992: 102: 544-549. Bergasa NV, Alling DW, Talbot TL et al. Effects of naloxone infusions in patients with the pruritus of cholestasis. A double-blind, randomized, controlled trial. Annals of Internal Medicine 1995; 123: 161-167. Bergasa NV. Medical palliation of the jaundiced patient with pruritus. Gastroenterology Clincics of North America 2006; 35: 113-123. Borgeat A, Stirnemann HR. Ondansetron is effective to treat spinal or epidural morphine-induced pruritus. Anesthesiology 1999; 90: 432-436. Bosonnet L. Pruritis: scratching the surface. European Journal of Cancer Care 2003; 12: 162-165. Browning J, Combes B, Mayo MJ. Long-term efficacy of sertraline as a treatment for cholestatic pruritus in patients with primary biliary cirrhosis. American Journal of Gastroenterology 2003; 98: 2736-2741. Charuluxananan S, Somboonviboon W, Kyokong O, Nimcharoendee K. Ondansetron for treatment of intrathecal morphine-induced pruritus after cesarean delivery. Regional Anesthesia and Pain Medicine 2000; 25: 535-539. Connolly CS, Kantor GR, Menduke H. Hepatobiliary pruritus: what are effective treatments? Journal of the American Academy of Dermatology 1995; 33: 801-805. Datta DV, Sherlock S. Cholestyramine for long term relief of the pruritus complicating intrahepatic cholestasis. Gastroenterology 1966; 50: 323-332. Davis M. Cholestasis and endogenous opioids: liver disease and exogenous opioid pharmacokinetics. Clinical Pharmacology 2007; 46: 825-850. Davis MP, Frandsen JL, Walsh D et al. Mirtazapine for pruritus. Journal of Pain and Symptom Management 2003; 25: 288-291. Demierre MF, Taverna J. Mirtazapine and gabapentin for reducing pruritus in cutaneous T-cell lymphoma. Journal of the American Academy of Dermatology 2006; 55: 543-544. Di Padova C, Tritapepe R, Rovagnati P, Rossetti S. Double-blind placebocontrolled clinical trial of microporous cholestyramine in the treatment of intra- and extra-hepatic cholestasis: relationship between itching and serum bile acids. Methods and Findings in Experimental and Clinical Pharmacology 1984; 6: 773-776. DiehnF, Tefferi A. Pruritus in polycythaemia vera: prevalence, laboratory correlates and management. British Journal of Haematology 2001; 115: 619-621. Dimitriou V, Voyagis GS. Opioid-induced pruritus: repeated vs single dose ondansetron administration in preventing pruritus after intrathecal morphine. British Journal of Anaesthiology 1999; 83: 822-823. Evers AWM, Casteelen G, Duller P et al. Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling van complexe jeukproblematiek bij huidaandoeningen. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie, 2005, in press. Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 18 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 Fishman SM, Caneris OA, Stojanovic MP, Borsook D. Intravenous lidocaine for treatment-resistant pruritus. American Journal of Medicine 1997; 102: 584-585. Fjellner B, Hagermark O. Pruritus in polycythemia vera: treatment with aspirin and possibility of platelet involvement. Acta Dermato-Venerologica (Stockholm) 1979; 59: 505-512. Gurkan Y, Toker K. Prophylactic ondansetron reduces the incidence of intrathecal fentanyl-induced pruritus. Anesthesia and Analgesia 2002; 95: 1763-1766. Harrison AR, Littenberg G, Goldstein L, Kaplowitz N. Pruritus, cimetidine, and polycythemia. New England Journal of Medicine 1979; 300: 433-434. Hess CE. Cimetidine for the treatment of pruritus. New England Journal of Medicine 1979; 300: 370. Jones EA, Neuberger J, Bergasa NV. Opiate antagonist therapy for the pruritus of cholestasis: the avoidance of opioid withdrawal reactions. Quarterly Journal of Medicine 2002; 95: 1-6. Hofman AF. Huet PM. Nasobiliary drainage for cholestatic pruritus. Hepatology 2006; 43: 1170-1171. Juby LD, Wong VS, Losowsky MS. Buprenorphine and hepatic pruritus. British Journal of Clinical Practice 1994; 48: 331. Khurana S, Singh P. Rifampin is safe for treatment of pruritus due to chronic cholestasis: a meta-analysis of prospective randomized-controlled trials. Liver International 2006; 26: 943-948. Kjellberg F, Tramer MR. Pharmacological control of opioid-induced pruritus: a quantitative systematic review of randomized trials. European Journal of Anaesthesiology 2001; 18: 346-357. Korfitis C, Trafalis DT. Carbamazepine can be effective in alleviating tormenting pruritis in patients with hematologic malignancy. Journal of Pain and Symptom Management 2008; 35: 571-572. Krajnik M. Understanding pruritus in systemic disease. Journal of Pain and Symptom Management 2001; 21: 151-168. Kremer AE, Beuers U, Oude-Elferink RP, Pusl T. Pathogenesis and treatment of pruritus in cholestasis. Drugs 2008; 68: 2163-82. Kumagai H, Ebata T, Takamori K, Muramatsu T, Nakamoto H, Suzuki H. Effect of a novel kappa-receptor agonist, nalfurafine hydrochloride, on severe itch in 337 haemodialysis patients: a Phase III, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Nephrol Dial Transplant. 2009 Nov 19. [Epub ahead of print] Kyriakides K, Hussain SK, Hobbs GJ. Management of opioid-induced pruritus: a role for 5-HT3 antagonists? British Journal of Anesthesiology 1999; 82: 439-441. Manenti L, Tansinda P, Vaglio A. Uraemic pruritus: clinical characteristics, pathophysiology and treatment. Drugs 2009; 69: 251-263. Mayo MJ, Handem I, Saldana S, Jacobe H, Getachew Y, Rush AJ. Sertraline as a first-line treatment for cholestatic pruritus. Hepatology 2007; 45: 666-674. Marinangelli F, Guetti C, Angeletti C et al. Intravenous naloxone plus transdermal buprenophine in cancer pain associated with intractable cholestatic pruritis. Journal Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 19 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 655 of Pain and Symptom Management 2009; 38: Epub 2009 Aug 21 Muller C, Pongratz S, Pidlich J et al. Treatment of pruritus in chronic liver disease with the 5- hydroxytryptamine receptor type 3 antagonist ondansetron: a randomized, placebo-controlled, double-blind cross-over trial. European Journal of Gastroenterology and Hepatology 1998; 10: 865-870. Nakao K, Mochizuki H. Nalfurafine hydrochloride: a new drug for the treatment of uremic pruritus in hemodialysis patients. Drugs Today (Barc) 2009; 45: 323-329. O’Donohue JW, Haigh C, Williams R. Ondansetron in the pruritus of cholestasis: a randomised controlled trial. Gastroenterology 1997; 112: A1349. Reddy L, Krajnik M, Zylicz Z. Transdermal buprenorphine may be effective in the treatment of pruritis in primary biliary cirrhosis. Journal of Pain and Symptom Management 2007; 34: 455-456. Schapira DV, Bennett JM. Cimetidine for pruritus. Lancet 1979; i(8118): 726-727. Singh V, Bhalla A, Sharma N, Dheerendra PC, Agarwal R, Mahi SK. Nasobiliary drainage in acute cholestatic hepatitis with pruritus. Digestive and Liver Disease 2009; 41: 442-425. Ständer S, Weisshaar E, Mettang T, et al. Clinical classification of itch: a position paper of the International Forum for the Study of Itch. Acta Dermato-Venereol ogica 2007; 87: 291-294. Ständer S, Weisshaar E, Luger TA. Neurophyiological and neurochemical basis of modern pruritus treatment. Experimental Dermatology 2008; 17: 161-169. Ständer S, Bockenholt B, Schurmeyer-Horst F, et al. Treatment of chronic pruritus with the selective serotonin re-uptake inhibitors paroxetine and fluvoxamine: results of an open-labelled, two-arm proof-of-concept study. Acta Dermato-Venereologica 2009; 89: 45-51. Stapelbroek JM, van Erpecum KJ, Klomp LW et el. Nasobiliary drainage induces long-lasting remission in benign recurrent intrahepatic cholestasis. Hepatology. 2006; 43: 51-53. Staubli M, Graf W, Straub PW. Pruritus in Hodgkin’s disease responding to cimetidine. Schweizerische Mediziner Wochenschrift 1981; 111: 723-724. Tandon P, Rowe BH, Vandermeer B, Bain VG. The efficacy and safety of bile Acid binding agents, opioid antagonists, or rifampin in the treatment of cholestasisassociated pruritus. American Journal of Gastroenterol ogy 2007; 102: 1528-1536. Terg R, Coronel E, Sorda J, Munoz AE, Findor J. Efficacy and safety of oral naltrexone treatment for pruritus of cholestasis, a crossover, double blind, placebocontrolled study. Journal of Hepatology 2002; 37: 717-722. Thornton JR, Losowsky MS. Opioid peptides and primary biliairy cirrhosis. British Medical Journal 1988; 297: 1501-1504. Twycross R, Greaves MW, Handwerker H et al. Itch: scratching more than the surface. Quarterly Journal of Medicine 2003; 96: 7-26. Van Leusen R, Kutsch Lojenga JC, Ruben ATh. Is cholestyramine helpful in uraemic pruritus? British Medical Journal 1978; 1: 918-919. Tefferi Fonseca R. Selective serotonin reuptake inhibitors are effective in the Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 20 656 657 658 659 660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 680 681 682 683 684 685 686 treatment of polycythemia vera-associated pruritus. Blood 2002; 99: 2627. Villamil AG, Bandi JC, Galdame OA, Gerona S, Gadano AC. Efficacy of lidocaine in the treatment of pruritus in patients with chronic cholestatic liver diseases. American Journal of Medicine 2005; 118): 1160-1163. Watson WC. Intravenous lignocaine for relief of intractable itch. Lancet 1973; 1: 211. Weick JK, Donovan PB, Najean Y et al. The use of cimetidine for the treatment of pruritus in polycythemia vera. Archives of Internal Medicine 1982; 142: 241-242. Weisshaar E, Ziethen B, Gollnick H. Can a serotonine type 3 (5-HT3) receptor antagonist reduce experimentally-induced itch? Inflammatory Research 1997; 46: 412-416. Wolfhagen FH, Sternieri E, Hop WC et al. Oral naltrexone treatment for cholestatic pruritus: a double-blind, placebo-controlled study. Gastroenterology 1997; 113: 1264-1269. Yosipovitch G, Greaves MW, Schmelz M. Itch. Lancet 2003; 361: 690-694. Zappacosta AR, Hauss D. Cimetidine doesn’t help pruritus of uremia. New England Journal of Medicine 1979; 300: 1280. Zylicz Z, Smits C, Krajnik M. Paroxetine for pruritus in advanced cancer. Journal of Pain and Symptom Management 1998; 16: 121-124. Zylicz Z, Krajnik M. Jeuk bij kanker. Zeldzaam, maar soms erger dan pijn. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1999; 143: 1937-1940. Zylicz Z, Krajnik M, Sorge AA, Costantini M. Paroxetine in the treatment of severe non-dermatological pruritus: a randomized, controlled trial. Journal of Pain and Symptom Management 2003; 26: 1105-1112. Zylicz Z, Stork N, Krajnik M. Severe pruritus of cholestasis in disseminated cancer: developing a rational treatment strategy. A case report. Journal of Pain and Symptom Management 2005; 29: 100-103. Herziening Richtlijn Jeuk/Versie 4/19-1-2010 Pagina 21