waarin de zee zich minder liet gelden (regressies). Perioden van transgressie worden gekenmerkt door het ontstaan van inbraken in de kust de erosie van eerder afgezette sedimenten en veen, de afzetting van nieuwe sedimenten - soms tot ver achter de vroegere kustlijn - en de vor¬ ming van strandwallen en duinen langs de kust. Tijdens perioden van regressie raken zeegaten en de van daaruit landinwaarts gaande getijdegeulen met se¬ diment verstopt, vallen hoog opgesiibde gebieden permanent droog (het wad wordt kwelder) en treedt achter de met strandwallen en duinen grotendeels gesloten kust, door stijgend grondwater en stagnatie van naar zee afvloeiend rivierwater, veengroei op. In de loop der eeuwen heeft het Noordhollandse landschap een afwisseling te zien gegeven van open water, wadden, kwelders zandruggen (strandwallen en duinen) en moerassen. Afgezien van de onveran¬ derd gebleven Pleistocene kernen van Texel en Wieringen was de situatie vrij¬ wel nergens stabiel. Sinds kort is duidelijk dat de mariene sedimentatie ero¬ sie, veengroei in Noord-Holland (evenmin als in het kustgebied van Gronin¬ gen en Friesland) niet inpasbaar is in een strikte, bovenregionale indeling van trans- en regressieperioden. Zeeïnvloeden, of het ontbreken ervan, moeten in de eerste plaats op lokaal of regionaal niveau worden beoordeeld. Voor heel Noord-Holland betekent dit, dat transgressieve processen (erosie, sedimenta¬ tie) en regressieve processen (vooral veengroei) in ieder geval tot aan het be¬ gin van de jaartelling nooit geheel afwezig waren, en zich dus op verschillende plaatsen gelijktijdig afspeelden. Dat ook de koppeling van de bewoningsgeschiedenis aan de geologische geschiedenis op lokaal niveau dient plaats te vinden wordt door afb 8 geïllustreerd. De Calais IVA-B en Duinkerke O transgressies hebben in de vorming van het Westfriese landschap een doorslaggevende rol gespeeld. Af¬ zettingen van de Duinkerke I transgressie, die verder naar het zuiden (tus¬ sen ca. 800 en 50 v.C.) zeer aktief was, zijn in West-Friesland niet aange¬ toond. De processen die zich hier na ca. 1200 v.C. voltrokken (vooral veen¬ groei) zijn kenmerkend voor een regressieperiode. Uit een vergelijking met de in West-Friesland vastgestelde bewoningsperioden blijkt dat de zee tijdens de transgressteperioden niet altijd en overal even aktief was. We behoeven voor West- Friesland als geheel nauwelijks bewoningshiaten aan te nemen. Er is één elangnjke, in heel het Noordhollandse kustgebied vastgestelde onderbrekingde eerste helft van de Midden-Bronstijd. De afwezigheid van bewoning uit deze periode (elders gekenmerkt door zgn. Hilversum-Drakestein-aardewerk) zou kunnen samenhangen met de invloed van de belangrijke Duinkerke O transgressie. Een ander mogelijk hiaat valt in de Vroege Ijzertijd. De afwisseling van transgressieve en regressieve invloeden, zowel in ruimte als in tijd, wordt geïllustreerd door de kaartjes van afb. 7, die zes momenten in de sedimentatiegeschiedenis tussen ca. 4000 en ca. 1500 v.C. weergeven Ze vertonen veel overeenkomst met de kaartjes van afb. 11, die een rekonstruktie geven van het landschap tijdens bepaalde fasen in de bewoningsgeschiede¬ nis. Atb. 7A geeft een indruk van de situatie vóór ca. 3900 v.C. Het zeeni¬ veau lag rond 8 m -NAP. In het noorden maakten Wieringen, Texel en een