Sociale en politieke geschiedenis

advertisement
1ste bach PSW
Sociale en politieke geschiedenis
Boek / PPT / Notities
Q
B03
uickprinter
Koningstraat 13
2000 Antwerpen
www.quickprinter.be
5.40 EUR
Nieuw!!!
Online samenvattingen kopen via
www.quickprintershop.be
Examen en voorbeeldvragen zie PPT
Artikels!!! Grondig lezen, en aanduiden wat belangrijk is, samenvatting maken,
link maken met vandaag,
Herhalen met PPT
ARTIKELS!!!
Proefexamen op PSW.be en op PPT
Extra teksten nog eens nalezen op BB
Deze samenvatting is gebaseerd op het boek, de PPT en notities.
1
Inleiding
1. Het domein van de soc. geschiedenis in relatie tot de pol. Geschiedenis
Sociale geschiedenis: tweede helft 19de eeuw
Politieke geschiedenis: veel ouder
Europese regeringen beschouwden de geschiedenis als een middel om nationale
eenheid te propageren en zelfs de politieke integratie van hun land te
bevorderen.
Ontstaan van de industriële samenleving  maatschappelijke spanningen:
nieuwe soc. groepen zoals de fabrieksarbeiders, de rangorde in het
maatschappelijke leven verschoof
 ontstaan van de sociale geschiedenis
eerst enkel aandacht voor het arbeidersontstaan, later ook voor seksueel en
etnische minderheden.
Sociologie en geschiedenis vaak samen  beide hebben interesse in de
samenleving en het menselijke gedragen de intermenselijke verhoudingen.
Sociologie: generalisaties in verband met de structuur en de
ontwikkeling van de samenleving
 nadeel: generaliseerd over de samenleving op basis van de
hedendaagse samenleving of discussieert over sociale
veranderingen zonder oog te hebben voor het lange termijn
perspectief
Geschiedenis: verschillen tussen samenlevingsvormen
 nadeel: te gedetailleerd werken en zo het algemeen beeld
verliezen
Franse annales-scholen: groep historici die zich al tijdens het interbellum
verzamelde rond het tijdschrift annales.
Ze keerden zich af van de traditionele geschiedenisomschrijving. Ze hielden zich
bezig met het gewone leven van de gewone mensen maar dan op een heel
gestructureerde manier. Ze onderzochten: politiek, sociaal, economisch,
cultureel  totale plaatje
De moderne sociale geschiedenis is vooral bezig met de studie van het geheel
van relaties tussen mensen, van de normen en waarden die dergelijke relaties
vorm geven en van de sociale structuur zelf en dit uiteraard in het verleden.
 sociale stratificatie, sociale mobiliteit,…
Samenleving nu wordt bepaald door gebeurtenissen in het verleden
Geschiedenis vaak beter voorgesteld of net slechter
De gegevens van de 19de en 20ste eeuw zijn exacter dan de gegevens van voor
deze tijd.
2
2. de westerse samenleving als maatschappijtype
Een samenleving wordt bekeken vanuit de verschillende verhoudingen en
relaties tussen de mensen die erin leven en de functies die zij vervullen. Vb.
Voortplanting
Om dergelijke functies te regelen worden afspraken gemaakt die vaak aanleiding
geven tot het ontstaan van instituties zoals het gezin, de kerk,…
Er is een constante interactie tussen sociale, politieke, economische en culturele
elementen.
Economische aspecten: de manier waarop we in ons levensonderhoud voorzien.
Belangrijke actoren zijn producenten en consumenten.
Culturele aspecten: de manier waarop mensen betekenis geven aan hun
ervaringen en de manier waarop dergelijke inzichten worden overgedragen.
 cultuur is een leerproces, waarbij het belangrijk is na te gaan hoe cultuur
wordt overgedragen en op welke manier mensen die zich eigen maken.
 ook intermenselijke contacten kunnen het cultuurbesef bepalen en
vormgeven. Hier spelen niet alleen de toegankelijkheid, maar ook de reikwijdte
van de contacten en sociale netwerken een belangrijke rol.
Politieke aspecten: de manier waarop in een samenleving, de macht is verdeeld
en de mate waarin die machtsverdeling door de mensen aanvaard of net niet
aanvaard wordt.
Sociale aspecten: kunnen niet als een apart aspect gezien worden
 mensen zijn sociale wezens: alles wat ze doen is een sociale gelegenheid
bij de studie van de samenleving in het heden en in het verleden moet men
steeds rekening houden met de complexiteit van de maatschappelijke
ontwikkelingen.
Ook voeren sommige instituties soms meer dan 1 functie uit, vb. De kerk
3
3. divergente ontwikkelingen tussen Oost- en West-Europa in een lange
termijn perspectief
Bestaat er een Europese geschiedenis? , Wat is er dan zo typerend aan de
ontwikkelingen in het westelijke deel van Europa?
Europa is meer dan een geografisch afgebakend gebied: gemeenschappelijke
geschiedenis en cultuur
De geschiedenis van Europa is er een van eenheid, en verscheidenheid.
Vanaf midden de 15de eeuw  diepgaande veranderingen
Vb. De macht van de paus wordt ingeperkt door de reformatie
 zulke veranderingen leidden tot een verschil tussen het westelijke en
oostelijke deel van Europa
3.1 geografische en ruimtelijke kenmerken
Europa wordt gekenmerkt door een reeks bergketens, ten noorden van de
bergketens ligt een grote vlakte zonder natuurlijke grenzen  grond vaak met
geweld verdedigen
Klimaat is divers en bestaat uit klimaatwisselingen
 ideaal voor landbouw
 bescherming tegen natuurlijke elementen
Veel bevaarbaar water
 stimulans voor de scheepvaart en de handel
 veel mobiliteit en culturele uitwisseling
Verschillen in economische, politieke en culturele ontwikkeling wijzigden de
structuur van de samenleving vanaf 1500.
 denkbeeldige scheidingslijn tussen Oost en West
 Lübeck naar Triëste
 Oost en centraal Europa: minder bevolkt, minder steden en kleine
arbeidsdifferentiatie
3.2 verschillen in demografische ontwikkeling
homeostatisch systeem: hoewel er periodes van economische en demografische
groei waren, botste men vaak op een tekort aan voedsel.
Voor 1750 was de omvang van de bevolking afhankelijk van de beschikbare
hoeveelheid aan bestaansmiddelen en de verdeling ervan.
 en de opbrengsten van de landbouw waren vaak afhankelijk van de natuur
 veel mensen werkzaam in de landbouw  economie van de schaarste
Na de industriële revolutie: meer voedsel kunnen produceren
 geboortecijfer blijft ongeveer stabiel, maar het sterftecijfer daalt.
4
° Bevolking in Europa voor 1750 nam slechts matig toe.
° Er waren heel wat regionale verschillen maar ook verschillen tussen stad en
platteland.
° De bevolkingsconcentraties waren zeer laag.
° lage gemiddelde levensverwachting vb. epidemie, oorlogen, honger  mensen
passen hun huwelijk aan, aan de omstandigheden
° In West-Europa waren de dorpen in het algemeen groter.
° De meeste mensen woonden op het platteland.
° Er was ook een grote afstand tussen de steden.
° Voor 1500 vooral steden rond het middellandse zeegebied, later ook meer ten
westen van Europa.
3.3 verchillen in economische ontwikkeling: de agrarische ontwikkeling en
de positie van de boeren
Aardappel in de 18de eeuw: fundamentele verandering in het landbouwstelsel en
het consumptiepatroon van de Europese bevolking, ze kunnen nu meer
vitaminen halen uit een beperktere oppervlakte.
Gemiddelde zaaiopbrengst- factor in het westen lag hoger dan in het oosten
Positie van de boeren verschilde sterk:
 WESTEN: feodaliteit en horigheid verdween in 1500  vrije boeren
 OOSTEN: boeren waren onvrij en horig (lijfeigenschap)
ze waren gebonden aan de heer, ze moesten zijn land bewerken met eigen
materiaal. Ook werden vaak kinderen ingezet in het huishouden van de heer.
 verklaring voor deze verschillen
politieke factoren: de rol van de adel in Westen werd ingeperkt door de
centrale macht , in het oosten had de adel de meeste macht. Vaak hadden zij zelfs
nog meer rechten verkregen van de centrale macht zoals rechtspraak en het
innen van belastingen.
Economische factoren: sterke economische concurrentie tussen oost en
west , maar in westen was de landbouw beter ontwikkeld.
3.4 verschillen in economische ontwikkeling: de handel en de nijverheid
WESTEN: de handel en nijverheid neemt toe,
Commercialisering van de landbouw
OOSTEN: zelfde processen maar in een beperkende omvang
In het midden van de 19de eeuw:
- Oosten nog steeds agrarisch
- Westen, al kapitalistisch
 meeste winst uit de handel
5
in de 15de eeuw: handel geconcentreerd rond de Middellandse zee
 voedselschaarste: verplicht invoeren vanuit het Noordwesten
 commerciële zwaartepunt verhuist naar Noordzee gebied
In de steden ontwikkelden zich belangrijke nijverheden, grootste deel van de
bevolking werkte in de ambachten.
Deze ambachten werden georganiseerd in gilden  regelden alles per
beroepsvorm (zoals toetredingsvoorwaarden, opleiding, bescherming,…)
Groot onderscheid tussen ambachten en fabrieken.
• mensen werden verwaarloosd (slechte werkomstandigheden,…)
• mensen hadden maar een klein onderdeel van het hele proces 
vervreemding
• stijging arbeidsproductiviteit
Het gezin is een productie-eenheid.
3.5 de sociale verhoudingen
Er ontstonden grote verschillen tussen mensen op basis van economische,
juridische, en sociale positie.
 belangrijkste was de stand waartoe je behoorde
 eerste stand: adel
 tweede stand: de geestelijken
 derde stand: de werkende bevolking
Samenleving wordt getypeerd door landbouw  veel grond bezitten  veel
macht
Adel:
Erfelijkheid en grondbezit
Oosten: adel heeft zeer grote lokale macht, bezat meer grond dan adel in het
westen
Clerus
Steden:
Hadden een eigen bestuur, rechtspraak en belastingen
Burgerrecht: allerlei voordelen, je verwierf ze door geboorte. Als je verhuisde
naar een andere stad kon je hier burgerrecht kopen.
Arbeidende bevolking en de armen:
Grootste deel van de bevolking
Armen hadden zo goed als geen rechten en werden opportunistisch gebruikt als
men ze nodig had.
6
3.6 verschillen in staatsvorming en culturele ontwikkeling
16de en 17de eeuw:
westen: sterke dynastieke staten
 kader voor economische en politieke ontwikkelingen voor de volgende
eeuwen
 relatief grote continuïteit
imperialisme:
vooral gericht op gebieden buiten Europa, vanwege handelsbelangen
oosten: imperiale rijken die gegroeid waren door militaire verovering en door
inlijving van aangrenzende gebieden
ontstaan van een stadscultuur: er werden straten en parken aangelegd, …
3.7 verdere ontwikkelingen gedurende de negentiende en de twintigste
eeuw
- versnellingsfase in het moderniseringsproces:
- overgang van het ancien regime naar de moderne samenleving
- ontwikkeling van een immobiele naar een moderne samenleving gebaseerd op
individuele vrijheid.
- Overgang van handelskapitalisme naar individueel kapitalisme
- Ontstaan van natiestaten
- Maatschappelijke veranderingen zoals urbanisatie, migratie,…
 gemeinschaft naar gesellschaft  individualisering en vervreemding
- industrialisering 1750 in Engeland
- democratisering van de politiek
- nationalisme in de 20ste eeuw
7
4. Franse revolutie en industriële revolutie
periode 1750-1850  belangrijk breukmoment
 ontstaan van een moderne samenleving
- scheiding kerk en staat
- scheiding van de machten  controleren van de macht
- nieuwe manier om de macht te organiseren  geen dictatuur
1. economische breuk
industriële revolutie  sociale mobiliteit
 nijverheidskapitalisme ipv handelskapitalisme winst werd vooral gehaald uit
de handel
-
-
van kleine wareneconomie met gilden en ambachten (controleren de
kwaliteit van de producten)
 nijverheidskapitalisme met fabrieken
• mensen werden verwaarloosd (slechte werkomstandigheden,…)
• mensen hadden maar een klein onderdeel van het hele proces 
vervreemding
• stijging arbeidsproductiviteit
agrarische  industriële samenleving
economische groei en verhoging output per capita
kloof met derde wereldlanden vergroot  begint bij 19de eeuw
industrialisering begon in Engeland, en nadien andere westerse landen
kloof tussen de westerse en de derdewereldlanden krijgt vorm,
in jaren 50, 60 vergroot de kloof, (na de tweede wereldoorlog, silver fifties en
golden sixties)
2. politieke breuk
na de Franse revolutie:
standenmaatschappij wordt afgeschaft, en men evolueert naar een liberale
natiestaat, mensen voelen zich lid van de natie  ontstaan van het nationalisme
gelijkheid tussen de leden van de samenleving, zelfde rechten en plichten
 er blijven nog steeds ongelijkheden en standen bestaan, vrouwen, blanken, …
 sociale mobiliteit wordt mogelijk
groeiende rol van de staat: defensie, onderwijs, rechtshandhaving, belastingen,…
staat houd zich bezig met het maatschappelijke leven
onderwijs  burgers creëren die kunnen lezen, schrijven,… geschiedenis
meegeven van de staat en te laten houden van de natie
immobiele “standenmaatschappij”  moderne liberale natiestaat
8
moderne liberale natiestaat: gebaseerd op individuele vrijheden (vb. Uitbreiding
stemrecht,…)
3. maatschappelijke veranderingen
demografische groei: urbanisering, daling sterftecijfer, minder epidemieën en
medische vooruitgang,  voedsel nodig
 door industriële revolutie meer voedsel kunnen produceren
geboortecijfer blijft zelfde als voor de revolutie, maar er sterven minder mensen
 meer mensen op aarde
Toename verstedelijking en migratie, versterkt door verbeterde transport- en
communicatiemiddelen
Overgang van sterk gemeenschapsgevoelen (“Gemeinschaft”) naar meer
fragmentatie en individualisme (“Gesellschaft”)
4. Effecten op menselijke verhoudingen, maar ook binnen het gezin
Meer scheidingen, vrijere partnerkeuze, alleenstaanden,..
Gezin  van productie-eenheid naar consumptie-eenheid en verzorgingseenheid, meer aandacht aan opvoeding en verzorging
Romantische liefde ipv economische overwegingen,…
Scholing en kennisoverdracht  invloed van ouders op beroepskeuze wordt
minder groot
5. Een moderne samenleving, vragen naar (dis)continuïteit
langetermijnperspectief bieden op het ontstaan van die “moderne” samenleving
 oog voor elementen van continuïteit en van discontinuïteit
sterke nadruk op periode 1750-2000
nadruk op West-Europese samenlevingsmodel, met speciale aandacht voor de
ontwikkelingen in België
6. de ruimte: kenmerken van de Westerse samenleving
samenleving als sociale structuur, patroon van verhoudingen in termen van
functies en het ontstaan van instituties
Complexiteit maatschappelijke ontwikkelingen
functies binnen en buiten instituties
instituties meer dan primaire functie
samenleving niet als gestroomlijnde machine
complexe wisselwerking tussen verschillende aspecten
9
7. Kenmerken van de westerse samenleving
Sociale zekerheid
Secularisering
Vrijheid in geloofsbelijdenis
Vrijheid van meningsuiting
Kennismaatschappij
Meer subculturen
De zuidelijke Nederlanden liggen centraal gelegen, aan zee en aan land
 migratie, industrie,
8. Hoe gewone mensen de veranderingen ondergaan en er op reageren
Charles Tilly
Vb. Gebeurtenis: oma wordt 80 jaar
Proces: vergrijzing
Structuur: betere gezondheidssector, algemene verbetering van de
levensstandaard
Vb. Gebeurtenis: verlies van een job
Proces: werkloosheid
Structuur: veranderingen in de arbeidsmarkt, economische crisis
De ruimte en tijd van deze structuren en processen is moeilijk af te bakenen
Niet te beschouwen als een lineair of progressief proces
Oog hebben voor externaliteiten
9. De benadering: Sociale en politieke geschiedenis: ontstaan en
verhouding
Geschiedenis in de negentiende eeuw
algemene geschiedenis
sterk politiek en politiek-juridisch gericht
topgericht
ontstaan van nationale staat
geschiedenis als propaganda- en legitimatiemiddel
cultureel nationalisme  gebruik van andere archiefdocumenten en
ordening van archieven
ontstaan industriële samenleving
- andere manier van werken
- nieuwe groepen in samenleving
- maatschappelijke spanningen
- ontstaan sociale geschiedenis
- doel van sociale geschiedenis > doorgronden van maatschappelijke
veranderingen
10
10. Sociale geschiedenis verschillende ladingen
beperkende betekenis: geschiedenis van de arbeidersbeweging >
emancipatorische geschiedenis > aandacht voor minderheidsgroepen
meest ruime betekenis: soort globale geschiedenis
G.M. Trevelyan (1942):
 “a history of people with the politics left out”
 “the daily life of inhabitants…in past ages”
11
4. geschiedenis na WOII
1. sociale geschiedenis na WOII
Kritiek tegen vorige benaderingen na WOII
- algemene geschiedenis zelf socialer gericht
- behoefte aan meer analytische aanpak > zoektocht naar nieuwe
methoden en technieken
Ontstaan structurele sociale geschiedenis
- inspiratie bij sociologie
- inspiratie bij historische “Annales”-school
- aandacht op geheel van processen die intermenselijke handelen
in verleden hebben gestuurd
2. politieke geschiedenis na WOII
Tijdens Interbellum als ongepast aangezien wegens sterke antiparlementarisme
Sociale geschiedenis ging als voorbeeld dienen voor de politieke geschiedenis
- maatschappelijke-politieke benadering kwam op de voorgrond >
politieke processen als belangrijk onderdeel van een globaal te
benaderen samenleving
- aandacht voor band tussen sociaal-economische en politieke
ontwikkelingen
3.recente trends
Veranderingen in samenleving  veranderingen in sociale en politieke
geschiedenis
- internationalisering en globalisering > transnationaal onderzoek
- val van de muur in 1989 > zoektocht naar fundamenten van
democratie en kapitalisme
- economische crisis > kapitalisme en uitwassen, groeiende
ongelijkheid en sociaal zekerheidsstelsel
- toenadering tot de cultuurgeschiedenis en de culturele
antropologie door “new cultural history”
- gevoeligheid voor historische en constructivistische natuur van
de gebruikte concepten (“linguistic turn”)
 aandacht voor taal, veranderende betekenis van
begrippen en ideologieën en politieke discours
 aandacht voor vorming van identiteiten, natiebesef,
historisch politiek bewustzijn
- vervaging van de grenzen van de sociale en politieke
geschiedenis
12
Download