Omnia en het einde van de Joodse gemeenschap in Winschoten

advertisement
Omnia en het einde van de Joodse
gemeenschap in Winschoten
Omnia en het einde van de joodse
gemeenschap in Winschoten
De afgelopen jaren heeft de locatie Winschoten van Doc-Direkt, in
opdracht van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
(NIOD), archieven bewerkt die deel uitmaken van de erfgoedcollectie
van de Tweede Wereldoorlog. Deze archieven laten duidelijk zien
hoe de bezetter zich nietsontziend de bezittingen van Joodse
Nederlanders toe-eigende. Dit gebeurde met hulp van een gestroomlijnde organisatie, waar diverse prominente Nederlanders, die met
Duitsland sympathiseerden, onderdeel van uitmaakten.
De spil in deze immense machinerie was Omnia Treuhandgesellschaft
m.b.H. Vele tienduizenden Joodse ondernemingen zijn leeggeroofd en
verkocht. Tot de Tweede Wereldoorlog had Winschoten een opvallend
grote en bloeiende Joodse gemeenschap. In 1941 vielen de Joodse ondernemingen in Winschoten ten prooi aan Omnia, en een jaar later werd de
Joodse bevolking afgevoerd. Joods Winschoten is de oorlog niet meer te
boven gekomen.
De archieven
In 2009 gaf het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD)
opdracht aan de toenmalige Centrale Archief Selectiedienst (CAS) om
archieven van Nederlandse overheidsinstellingen en personen in bezet
Nederland te ontsluiten. In 2011 ging de CAS op in de nieuwe shared services organisatie Doc-Direkt. Vorig jaar droeg Doc-Direkt de laatste
bewerkte archieven over aan het NIOD. In totaal zijn 119 NIOD-archieven
in Winschoten over de bureaus gegaan (zie bijlage 1 op pagina 16).
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 3
Al deze archieven maken deel uit van de vermaarde erfgoedcollectie van
de Tweede Wereldoorlog. Een in het oog springend archief is dat van
de Nederlandse voorman van het nationaalsocialisme, mr. Meinoud
Marinus Rost van Tonningen. Rost van Tonningen was tijdens de Tweede
Wereldoorlog niet alleen waarnemend secretaris-generaal van het
departement van Financiën, maar ook president van De Nederlandsche
Bank. Doc-Direkt heeft zowel het persoonlijke archief van Rost van
Tonningen1, als de archieven van het departement voor Bijzondere
Economische Zaken2 en het departement voor Financiën3 bewerkt. Eerder
is al het NIOD-archief van de Nederlandse Oost-Compagnie4 (NOC) onder
handen genomen, waar directeur Rost van Tonningen een belangrijke
stem in het kapittel had. Al deze archieven zijn wanordelijk te noemen.
Dat is deels te verklaren door de aantoonbare bestuurlijke chaos die
kenmerkend was voor de organisaties waaraan Rost van Tonningen
leiding gaf. Maar vooral het door elkaar lopen van de verschillende
verantwoordelijkheden van Rost van Tonningen, zorgde ervoor dat de
archieven op archieftechnisch gebied een uitdaging vormden. Zo heeft
Rost van Tonningen bijvoorbeeld op briefpapier van De Nederlandsche
Bank aanwijzingen gegeven die Bijzondere Economische Zaken of de
NOC raakten, en omgekeerd.
De archieven tonen aan hoe de Duitsers, met hulp van Rost van
Tonningen, de hele Nederlandse financiële sector in handen kregen. Het
paste in het beleid om de bezette gebieden leeg te plunderen en zo de
Berlijnse oorlogskas te spekken. Voor deze publicatie is vooral geput uit
het archief van Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.5, een groot Duits
accountantskantoor6. Deze maatschappij zorgde er in heel Europa voor
dat de tegoeden van Joodse bedrijven, die onder dwang waren afgestaan,
werden doorgesluisd naar de Duitse staatskas. Daarbij bleef overigens
ook het nodige aan de strijkstok hangen. Dit archief is van groot
belang, omdat de activiteiten van Omnia grote invloed hebben gehad
op de Joodse gemeenschap in Winschoten, de plaats waar de archieven
uiteindelijk ook zijn bewerkt.
1
2
3
4
5
6
NIOD 169 Mr. M.M. Rost van Tonningen
NIOD 118 Departement voor Bijzondere Economische Zaken
NIOD 216L Departement voor Financiën
NIOD 176 Nederlandsche Oost Compagnie
M.b.H. staat voor mit beschränkter Haftung. Een instelling m.b.H. is vergelijkbaar met een Nederlandse NV
NIOD 94F Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.
Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.
De Duitse trustmaatschappij had haar hoofdvestiging aan de Perlgasse
1 in Praag. Daar werd het bedrijf geleid door de Duitse accountant
Georg Niethammer. Op last van de Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandse gebied, de Oostenrijkse advocaat en politicus dr. Arthur
Seyss-Inquart, richtte Omnia zich vanaf 1941 ook op Nederland. Net als in
andere, door Duitsland bezette, landen moest Omnia hier de liquidaties
van Joodse bedrijven uitvoeren. Dit viel in Nederland onder de paraplu
van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft7, één van de vier
Generalkommissariaten die door het Duitse civiele bestuur waren ingesteld.
Het Generalkommisariat für Finanz und Wirtschaft werd geleid door dr. Hans
Fischböck, die de Rijkscommissaris al uit zijn tijd in Wenen kende.
Binnen het Generalkommissariat was de Wirtschaftprüfstelle (vrij vertaald:
Bureau voor Economisch Onderzoek), dat onder de Hauptabteilung
Wirtschaft viel, de directe opdrachtgever van het in oktober 1941 geopende
kantoor van Omnia in Den Haag. Het liquideren van Joodse bedrijven
had tot doel het Joodse en vijandelijke vermogen onder beheer te stellen.
Cruciaal daarvoor was de verplichting tot het aangeven van vijandelijk
vermogen en het opzetten van accountantstoezicht op het beheer van
Joodse bedrijven. Dat werd gedaan door bewindvoerders.
De opdracht voor de Wirtschaftprüfstelle, en dus ook voor Omnia, was
om zo veel mogelijk kleine ondernemers, zoals veehandelaren,
marktkooplieden, verzekeringsagenten en schoenmakers, van hun
vermogen te ontdoen. Daarvoor werd Omnia gebruikt als zogenaamde
Liquidationstreuhänder. Tussen oktober 1941 en september 1944 heeft
de Wirtschaftprüfstelle maar liefst 22.000 opdrachten tot liquidatie van
bedrijven verstrekt; aan het einde van die periode waren ongeveer
honderd zaken nog niet afgewikkeld. In 1943 verhuisde het hoofdkantoor
van Omnia naar Arnhem, waar ook de Wirtschaftprüfstelle onderdak vond.
Maar na de geallieerde luchtlandingen rond Arnhem van 17 september
1944 kregen de Duitsers de vijand als het ware in de voortuin.
7
NIOD 039 Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 5
De werkzaamheden van beide instellingen werden gestaakt. Toch
lukte het Omnia nog om in januari 1945 een kantoor in Groningen te
openen. Kort daarna slaagde het toenmalige hoofd van Omnia, Hinrich
Friedmann, er niet in om, na een reis naar Duitsland, Groningen weer
te bereiken. Daarop werd besloten ook de vestiging in Groningen op
te geven, waarmee er een einde kwam aan de activiteiten van Omnia
Treuhandgesellschaft m.b.H. in Nederland.
De nazi’s deelden de onteigende Joodse winkels en bedrijven in twee
categorieën in. De eerste categorie bestond uit ondernemingen die
behouden moesten blijven. In zo’n geval kwam er een Treuhänder
(bewindvoerder) aan het roer. Deze bewindvoerder liet de dagelijkse
gang van zaken over aan een Sachbearbeiter, een referent met
beslissingsbevoegdheden. Via de Sachbearbeiterbureaus die in de grotere
steden zaten, waaronder Groningen, kregen de Sachbearbeiters hun
instructies. Voor elk geliquideerd bedrijf openden zij een rekening bij
de bank voor Nederlandse Arbeid NV in Amsterdam voor de financiële
afwikkeling. De inkomsten werden vervolgens doorgesluisd naar de
De schoenwinkel van Van Huiden in het tweede huis rechts is een van de vele geliquideerde bedrijven. Uit
‘Eene zeer twistzieke natie - Asptecten van de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Winschoten’
bank Lippmann, Rosenthal & Co. te Amsterdam, bekend geworden
door de Liro-affaire. De Joden kregen te horen dat ze geen bedrijf meer
mochten hebben. In totaal heeft Omnia zo’n 13.000 Joodse bedrijven
geliquideerd. In de tweede categorie vielen die winkels en bedrijven die
voor de bezetter geen waarde hadden en verkocht werden. De opbrengst
werd op naam van de eigenaar gedeponeerd bij Lippmann, Rosenthal &
Co. De verkoopwaarde was in veel gevallen een fractie van de werkelijke
waarde.
Joodse gemeenschap
Ook de in Winschoten gevestigde Joodse bedrijven ontsprongen
de dans niet. Winschoten had in die tijd een grote en bloeiende
joodse gemeenschap van ongeveer vijfhonderd personen op een
totaal inwonertal van 14.000 burgers. In de negentiende eeuw kende
Winschoten percentagegewijs, na Amsterdam, de meeste Joodse
inwoners. Winschoten werd vanwege de aanwezigheid van de Joodse
gemeenschap wel aangeduid als Sodom, of soms ook als Lutje Mokum
(Klein Amsterdam).
De Joden in Winschoten waren vooral van Asjkenazische afkomst, dus
oorspronkelijk uit Centraal- en Oost-Europa. Zij vestigden zich kort na
het midden van de achttiende eeuw in Winschoten. Al spoedig vormde
zich een georganiseerde joodse gemeente, die in 1778 een verzoek
indiende tot goedkeuring van de statuten van hun synagoge. De eerste
diensten werden gehouden aan de Buiten Venne. Daarna werd een
nieuwe synagoge in gebruik genomen aan de Langestraat. Behalve
deze synagoge bouwde het kerkbestuur ook een ambtswoning met
daarin een mikwe (ritueel bad) en een schoolruimte. Winschoten was
een ringsynagoge8 voor de omliggende gemeenten Scheemda, Beerta,
Midwolda, Nieuwolda, Finsterwolde en Meeden, en viel zelf onder de
hoofdsynagoge van Groningen. Rond 1800 was er in Winschoten sprake
van een geordende kille (gemeenschap) met een reglement, synagoge,
begraafplaats, bad, school en bestuur. De joodse gemeente groeide snel
8 “Eene zeer twistzieke natie, Aspecten van de geschiedenis van de Joodse Gemeenschap in Winschoten”,
1683-1943, p. 79
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 7
en mede daardoor voldeed de synagoge aan de Langestraat niet meer aan
de eisen. In 1854 werd een nieuwe sjoel (synagoge) aan de Bosstraat in
gebruik genomen, een gebouw dat nog steeds het stadsbeeld siert. Hier
kwam ook een Joodse school, met daarin dienstwoningen en een zaal
voor bijeenkomsten. Het is niet bekend wanneer de Joodse begraafplaats
aan de Liefkensstraat aangekocht werd, maar deze is in ieder geval tussen
1786 en 1828 in gebruik geweest. Daarna werden de doden begraven op
een nieuwe begraafplaats in het Achteruit (Sint Vitusholt).
Toen kwam de oorlog
Door de onhoudbare toestand in Duitsland in de jaren dertig, kwamen
veel Joden uit Oost-Friesland naar Winschoten. Dat was aantrekkelijk,
omdat deze plaats niet ver van het vaderland lag. Sommigen hadden er
familie of bekenden, die hen hielpen een nieuw bestaan op te bouwen9.
Op 10 mei 1940 vervloog de hoop op een neutraal, veilig Nederland.
9 De Joodse Gemeenschap in Winschoten en omgeving 1683-1964, p. 311
De synagoge in de Bosstraat in Winschoten in de jaren dertig van de vorige eeuw (uit F.E. Banga, Winschoten Stad
tussen ’t Oldambt en Westerwolde. Foto L. Polak, repro Friedel Tahl, Groningen 1997)
Winschoten lag vlak bij de grens en werd meteen de eerste dag van de
oorlog ingenomen. De Nederlandse militairen probeerden de Duitsers
nog tegen te houden door vier bruggen op te blazen10, maar het mocht
niet baten.
Direct na de inval deelde de toenmalige burgemeester A.J. Romijn de
Joden van de Joodse gemeenschap mee dat zij geen speciale behandeling
hoefden te vrezen, mits zij zich als behoorlijke Nederlanders
zouden gedragen11. Die verzekering had hij gekregen van de Duitse
Ortskommandant, die zich direct na de inval in Winschoten vestigde. Lang
zou het echter niet duren voor de Joodse gemeenschap ontdekte dat
ze wel degelijk als zeer ‘speciaal’ werd beschouwd. Het beleid de Joden
buiten de samenleving te plaatsen, met als ultiem gevolg hun deportatie,
werd in Winschoten na ongeveer een half jaar bezetting ingezet. De eerste
cruciale stap op weg naar isolering was registratie. Een hoge officier van
het Duitse politieapparaat in Groningen, Hauptsturmführer H. Kirchner,
vroeg burgemeester Romijn om een lijst met Joodse ingezetenen voor
‘statistische doeleinden’. De lijst die Romijn moest aanleveren was
zeer uitgebreid: niet alleen naam, voornaam en geboortenaam, maar
ook geboorteplaats, datum van vestiging in Winschoten, nationaliteit,
beroep en het al of niet hebben van een zaak. Enkele dagen na dit
gesprek kreeg Romijn spijt van zijn toezegging. Hij schreef op 20 juni
1940 een brief naar de commissaris van de Koningin in Groningen
met de mededeling: “Waar nu de hier wonende Nederlandsche Joden
een bevolkingsgroep vormen, die op behoorlijke wijze, zonder eenige
aanstoot te hebben gegeven, in hun eigen onderhoud voorzien en door
mij dus altijd op volkomen gelijke voet zijn behandeld als de andere
Nederlandsche onderdanen, vind ik het zelf ook wat moeilijk en pijnlijk
omtrent hen deze uitzonderlijke informaties te moeten verstrekken.”12
Het mag opvallend worden genoemd dat de lokale vertegenwoordigers
van de bezetter in dit vroege stadium al zoveel specifieke gegevens
wilden hebben. Op landelijk niveau gingen de Duitse autoriteiten
10 Inventaris van het archief van het gemeentebestuur Winschoten, 1930-1945, inv.nr. 149
11 “Eene zeer twistzieke natie”, Aspecten van de geschiedenis van de Joodse Gemeenschap in Winschoten,
1683-1943, p. 178
12 Inventaris van het archief van het Gemeentebestuur van Winschoten, 1930-1945, inv.nr. 770
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 9
toen nog omzichtig te werk met het zogeheten ‘Jodenvraagstuk’.
Uiteindelijk zond Romijn de lijst toch op 25 juni 1940 naar Groningen
waarbij hij in een begeleidend schrijven opmerkte hoe verheugd hij
was dat deze lijst slechts voor statistische doeleinden bestemd was …13.
De landelijke verordening die de registratie van Joden bepaalde,
uitgevaardigd door Seyss-Inquart, kwam op 10 januari 1941. In de loop
van 1941 werden de Joodse inwoners van Winschoten getroffen door
alle beperkende maatregelen, sociaal en economisch, die ook elders
in Nederland golden. In april 1941 moesten de Joden hun radio’s
inleveren. En in augustus van dat jaar vroeg burgemeester Romijn alle
hoofdonderwijzers op te geven hoeveel en welke Joodse kinderen naar
hun scholen gingen14. De scholen verstrekten gezagsgetrouw de gevraagde
informatie: de Nutsbewaarschool telde dertien joodse kleuters, de lagere
school had 28 joodse leerlingen, de ULO telde dertien leerlingen en de
HBS had er drie. Romijn liet weten dat de Joodse kinderen een eigen
school kregen. Ze mochten meteen in september al niet meer naar
hun oude school. Terwijl de Joodse school uiteindelijk pas de deuren
openden op 15 oktober 1941. De gemeente was verantwoordelijk voor de
school. Vanaf 1 september 1942 viel de school onder de Joodsche Raad15.
Het aantal leerlingen kromp snel door deportaties van Joodse gezinnen
op 3 en 4 oktober 1942. Uiteindelijk zei de huur van de school door de
gemeente Winschoten opgezegd per 1 januari 1943.
Ook op economisch gebied werd de Joodse gemeenschap getroffen. In
1942 kwam de ene beperking na de andere: Joden mochten niet meer
vissen en geen sport meer beoefenen. Ook mochten ze geen auto meer
rijden en kwam er een volledig reisverbod. Zelfs hun de telefoon werd
afgesloten. De meeste Joodse winkels sloten en Joden mochten enkel op
bepaalde tijden boodschappen doen. In juli 1942 werden de Joden verplicht de gele davidster te dragen. Vanaf 1941 raakten ze ook hun geld en
effecten kwijt. In augustus werd de Joodse gemeenschap verplicht om
alle kapitaal boven de tienduizend gulden over te maken naar de bank
13 Inventaris van het archief van het Gemeentebestuur van Winschoten, 1930-1945, inv.nr. 770
14 De Joodse Gemeenschap in Winschoten en omgeving, 1683-1964, p. 321
15 De Joodse Gemeenschap in Winschoten en omgeving, 1683-1964, p. 325
Lippmann, Rosenthal & Co. In maart 1942 verdween het grensbedrag van
tienduizend gulden en moesten de Joden alle banktegoeden en effecten
overmaken. Met name de uitsluiting van het economisch verkeer kwam
hard aan bij de Joodse gemeenschap in Winschoten.
Op 11 februari 1942 werd burgemeester Romijn ontslagen en op 23 april
1942 werd de NSB’er A.J. Drenth als burgemeester in Winschoten geïnstalleerd. Op 25 juni ontving Drenth een brief van de commissaris van de
Provincie Groningen, C.F. Staargaard, met een verzoek van de Befehlshaber
der Sicherheitspolizei und des SD in Amsterdam om een lijst in te leveren van
de in Winschoten woonachtige Joden. Later werd deze lijst bekend onder
de naam SD-lijst. Deze werd met de nodige precisie op het Winschoter
gemeentehuis vervaardigd en op 14 juli 1942 opgestuurd. In augustus en
oktober 1942 werden de meeste Joden gedeporteerd. Begin 1943 werden
ook de achterblijvers weggevoerd. Hiermee kwam er een einde aan ruim
tweeëneenhalve eeuw Joods leven in Winschoten. Van alle Winschoter
Joden hebben niet meer dan circa twintig mensen de oorlog overleefd.
De synagoge werd geplunderd, maar de Thorarollen waren op tijd naar
Amsterdam overgebracht en bleven gespaard.
Firma Van Huiden
Tenminste veertien bedrijven16 (zie bijlage 2) werden geliquideerd, waaronder zes slagerijen, een leder- en schoenenbedrijf, een schoenen- en
klompenbedrijf, een textielhandel, een bedrijf in meubelen en huishoudelijke artikelen, een meubelmagazijn, een manufacturier, een grossier
in galanterieën en een begrafenisonderneming. Eén van deze bedrijven,
het leder- en schoenenbedrijf van de firma M. van Huiden, was sinds
1810 in Winschoten gevestigd aan de Venne 106-108. Leerlooier Michiel
Mozes van Huiden richtte het bedrijf ooit op in Pekela. Op 22 mei 1942
verspreidde de Wirtschaftsprüfstelle een circulaire met een aankondigingvan de liquidatie van de fa. Van Huiden17. De twee kleinzoons van Michiel Mozes, de halfbroers Mauritz en Abraham van Huiden, leidden
16 NIOD 094F Omnia Treuhandgesellschaft, inv.nrs. 312, 354, 599, 680, 1060, 1807, 2053, 2489, 3908, 4861,
5011
17 NIOD 94 Omnia Treuhandgesellschaft inv.nr. 117
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 11
op dat moment het bedrijf. Zij reageerden op 11 juli 194218 gelaten met
een keurige brief in het Duits aan de Beauftragter van de Omnia, dr. Karl
Weirauch, die zetelde aan de Pottebakkersrijge 6 in Groningen. Ze gaven
te kennen dat ze van het Rijksbureau voor Huiden en Leder twee weken
verlenging van hun verkoopbevoegdheid hadden gekregen om de distributie van leer en schoenen niet te blokkeren. De broers vroegen om
verdere voorschriften. De Duitsers beantwoordden hun brief niet, maar
zaten ook niet stil. Op 13 juli 1942 stuurde advocaat Benseler van de Wirtschaftprüfstelle een brief aan Omnia met de mededeling dat behalve het
bedrijfspand van de firma, ook een woonhuis aan de Venne 168 tot het
onroerend goed behoorde. Inmiddels had een zekere Hermann Ehrhardt
van de meubelfabriek Konkurrenz aan de Engelstilstraat 5 zich gemeld
met het verzoek dit woonhuis te mogen kopen. Karl Weirauch in Groningen kreeg daarop de vraag een koopakte op te stellen en het pand te laten
taxeren. Ehrhardt kon de woning voor de taxatieprijs kopen.
18 NIOD 94 Omnia Treuhandgesellschaft inv.nr. 117
Rechts op de foto het voormalige pand (de leerlooierij) van de firma Van Huiden aan de Buiten-Venne in Winschoten
(uit A. Olfhof, Groot Fotoboek 2, Straatje van Toen Winschoten 1989)
Op 23 juli 1942 schreef Mauritz van Huiden een brief aan Omnia, waarin hij aangaf dat de heer W. Reilingh uit Zuidlaren naar Winschoten was
gekomen om als voorlopige Treuhänder de firma over te nemen. Daarna
werd niets meer van de broers vernomen. De naam Mauritz van Huiden
staat op een transportlijst van 3 oktober 1942 naar Westerbork. Wanneer
Abraham daarheen werd gebracht is niet bekend. Beiden werden vervolgens naar Auschwitz gedeporteerd. Abraham kwam op 2 oktober 1942 in
Auschwitz aan en Mauritz op 19 oktober. Ze kwamen kort na aankomst in
het concentratiekamp om het leven: Abraham op 5 oktober en Mauritz
op 22 oktober 1942. Abraham bereikte de leeftijd van 53 jaar en Mauritz
werd 67 jaar oud.
Per 21 september 1942 werd W. Spoelder uit Groningen als Treuhänder van
de fa. Van Huiden aangesteld en als zodanig ingeschreven bij de Kamer
van Koophandel (Handelskammer) in Veendam. Reilingh verdween daarmee van het toneel. In november 1943 meldde J.A.M. Blom zich bij Omnia in Groningen; een geboren Winterswijker, destijds wonende aan de
Engelstilstraat 23. Hij gaf aan dat hij gedurende 35 jaar bij de firma Van
Huiden in dienst was geweest en “van de Jood Van Huiden” een belofte
had gekregen dat hij en eventueel zijn vrouw een vergoeding van f 17,50
per week zouden ontvangen gedurende hun leven. Omnia ging niet op
zijn verzoek in, maar verwees hem door naar de Wirstschaftsprüfstelle waar
hij maar een pensioensverzekering moest regelen. In 1944 zou Blom met
een bedrag van bijna f 6500,-- worden afgekocht. De firma Van Huiden
werd op 28 september 1942 overgedragen aan Omnia en vervolgens geliquideerd. Al in april van dat jaar was de balans van de goederenvoorraad opgenomen. De nog aanwezige voorraad werd door afnemers in de
regio opgekocht. Accountantskantoor Zoutman zorgde voor de verdere
afhandeling van de zaken. In juni 1944 werd duidelijk dat de verkoop van
de firma een netto opbrengst had opgeleverd van fl. 11.434,85. Dit geld
werd door dr. Karl Weirach, de Beauftragter van Omia in de stad Groningen, rechtstreeks overgemaakt naar de bank Lippmann, Rosenthal & Co
in Amsterdam. Vandaar verdwenen de gelden in de Duitse Staatskas. Zo
kwam er een einde aan de Winschoter tak van de familie Van Huiden en
het bestaan van het bedrijf M. van Huiden.
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 13
Na de oorlog
Na de bevrijding brak de tijd van wederopbouw aan. Maar het was de
vraag of dat voor de Joodse gemeenschap in Winschoten was weggelegd.
In 1948 deed het bestuur van de kille onderzoek naar de precieze omvang
van de ramp die de Jodenvervolging voor de gemeente had betekend.
Aan de hand van de beschikbare gegevens telden zij 446 slachtoffers uit
de gemeente Winschoten, daarin waren ook Joden uit de omringende
plaatsen meegenomen die de Winschoter sjoel bezochten. De enkele
overlevenden hadden in Winschoten ondergedoken gezeten, of kwamen
uitgeput terug uit een van de kampen. Het eerste wat ze deden was
teruggaan naar de plaats waar ze vroeger woonden. De woningen die ze
aantroffen, bleken uitgewoond en veelal leeggeroofd. De bezetter had de
Joodse woningen leeggehaald en de inboedels opgeslagen. Later werden
die inboedels voor het overgrote deel meegenomen door de Einsatzstab
Rosenberg en Duitsgezinde Nederlanders. Als de rechthebbenden niet
opdoken, zoals in het geval van de familie Van Huiden, verviel het bezit
aan het Nederlands Beheersinstituut. In mei 1945 werd de Hulpactie Rode
Kruis (H.A.R.K.) opgericht. Ook de overgebleven Joden in Winschoten
maakten daar aanspraak op. Maar de spoeling was dun, en men moest
vooral op eigen kracht opnieuw beginnen.
Op de Joodse begraafplaats werd in 1948 een oorlogsmonument onthuld. Er waren weinig mensen over uit de joodse gemeenschap. Toen
daarvan ook nog enkele gezinnen emigreerden liep het snel af met de
kille in Winschoten. Op 3 april 1958 verkocht de joodse gemeenschap de
synagoge met erf en grond aan de Vrijgemaakt-Gereformeerde Kerk, die
in de oorlog was ontstaan na een kerkscheuring19. Enkele dagen na deze
verkoop werden ook de overige panden van de kille verkocht: het Joods
armenhuis aan de Liefkensstraat 45-47, het pand Bosstraat 26, en de
nieuwe ongebruikte Joodse begraafplaats. Op 7 juni 1964 werd de Joodse gemeenschap officieel ontbonden door de Centrale Commissie, het
algemeen bestuur van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. De
begraafplaatsen aan de Liefkensstraat en de St. Vitholt kwamen op naam
van het landelijke joodse kerkgenootschap te staan. De weinige joden
19 De Joodse gemeenschap in Winschoten en omgeving, 1683-1964, p. 357
die toen nog overbleven werden voor de keus gesteld: lid worden van
de joodse gemeente te Stadskanaal óf van die in Groningen. Zo kwam er
een einde aan de eens zo bloeiende Joodse gemeenschap in Winschoten.
In 2005 werd, in de aanloop naar 4 en 5 mei, op het Israëlplein een Winschoter Joods oorlogsmonument geplaatst.
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 15
BIJLAGE 1 - Overzicht alle NIOD-archieven
•
•
•
•
•
•
•
•
2000.001 NIOD 20-38. Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz.
2000.001A NIOD 77-85. Generallkommissariat für das Sicherheitswesen, Höhere SS-und Polizeiführer Nord-West.
2000.001B NIOD 14-18, 17. Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete.
2000.001C NIOD 1-12 . Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden.
2000.001D NIOD 61-76. Generalkommissariat zur besonderen Verwendung.
2000.001E NIOD 86. Beauftragten des Reichskommissars.
2001.014 NIOD 39-59, 78. Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft.
2005.004 NIOD 176. Nederlandse Oost Compagnie.
Niod-archieven privé collectie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
NIOD 197N Tellegen.
NIOD 197J Sieradencomité.
NIOD 214 Personalakten Marinegericht.
NIOD 234 De Moor.
NIOD 273 Stuhldreher.
NIOD 280 Vervalsingen.
NIOD 281 Oorlogsmisdrijven/A.J. van der Leeuw.
NIOD 299 G. Wijsmuller-Meyer.
NIOD 455 J. van Borssum-Buisman.
NIOD 844 Volksche Werkgemeenschap.
NIOD 845 Jüdische Unterstützungsstelle.
NIOD 846 Tripels.
2007.011 NIOD 103. Nederlandse Omroep.
2009.074.002 NIOD 94. Omnia-archieven.
2009.074.003 NIOD 120 Landstand.
2009.074.004 NIOD 120 Arbeidsfront.
2009.074.005 Drie archieven:
NIOD 121A Nederlandsche Apothekerskamer.
NIOD 121 Nederlandsche Tandartsenkamer.
NIOD 120A CULANO.
2009.074.006.001 - 014
-- .001. NIOD 216 A Schaepman.
-- .002. NIOD 216 Secretarissen-Generaal.
-- .003. NIOD 216 B/C/D Departement van Binnenlandse Zaken.
-- .005. NIOSD 216 E Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kunsten.
-- .006. NIOD 216 F/G Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
-- .007. NIOD 216H Departement van landbouw en Visserij. Is bewerkt.
-- .008. NIOD 216I Departement van Waterstaat.
-- .009. NIOD 216J Departement van Sociale Zaken.
-- .010. NIOD 216K Departement van Justitie.
-- .011. NIOD 216L Departement van Fin., AZ en EZ.
-- .012. NIOD 216M Departement van Defensie.
-- .013. NIOD 216N Gemachtigde voor de Prijzen.
-- .014 NIOD 216O Aanvullingen.
• 2009.074.007.001 - 023
-- 001. NIOD 212A. Dr. Hirschfeld.
-- 002. NIOD 212H J. Verdam.
-- 003. NIOD 212I S. Wijnbergen.
-- 004. NIOD 212J W. Drees.
-- 005. NIOD 218A Londense Instellingen Ministeriële Commissie.
-- 006. NIOD 220 Londense Instellingen Regeringsvoorlichtingsdienst.
-- 007. NIOD 221. Londense Instellingen. Radio Oranje.
-- 008. NIOD 221a Londense Instellingen Ministerraad.
-- 009. NIOD 222 Londense Instellingen Minister van O, C&W.
-- 010. NIOD 223 Londense Instellingen. Minister van Sociale Zaken.
-- 011. NIOD 224 Londense Instellingen. Minister van Handel.
-- 012. NIOD 225B Londense Instellingen. Minister van BIZA.
-- 013. NIOD 226 Londense Instellingen Minister zonder Portefeuille.
-- 014. NIOD 226a Londense Instellingen. Minister van Oorlog.
-- 015. NIOD 226b Londense Instellingen Bureau Inlichtingen.
-- 016. NIOD 226e Bureau Inlichtingen, Ned. Binnenlands Duits bestuur.
-- 017. NIOD 227 Londense Instellingen. Bureau Maastricht/Nijmegen.
-- 018, NIOD 227a Londense Instellingen. Buitengewone Raad van Advies.
-- 019. NIOD 227b Londense Instellingen Vliegende Hollander.
-- 020. NIOD 231 Londense Instellingen. Algemene Documentatie.
-- 021. NIOD 233 Londense Instellingen. Reconstructieproblemen.
-- 022. NIOD 233a Gezelschap Nederlandse Juristen.
-- 023. NIOD 440. Bureau Bijzondere Opdrachten.
• 2009.074.008.001 - 020
-- 001. NIOD 088 Arbeitsbereich der NSDAP.
-- 002. NIOD 089. Deutsche Reichsbahn.
-- 003. NIOD 090 Handelskammer.
-- 004. NIOD 091 Deutsche Krankenkasse.
-- 005. NIOD 091a Schiffahrtbeauftragte Gerlach.
-- 006. NIOD 092 Beauftragte für die Niederlande.
-- 007. NIOD 092a Rüstungsstab-Amtsgruppe.
-- 008. NIOD 092b Rüstungsinspektion.
-- 009. NIOD 093 Zentralauftragstelle.
-- 010. NIOD 095 Kapitän Sommer.
-- 011. NIOD 096 Erich Diestel.
-- 012. NIOD 097 Alfred Flesche.
-- 013. NIOD 097a Ludwig Colshorn.
-- 014. NIOD 097b M. Molzmann.
-- 015. NIOD 098 Organisation Todt.
-- 016. NIOD 098a Wayss und Freytag.
-- 017. NIOD 098b Heidelberg Buttenberg Druckerei.
-- 018. NIOD 098c Essener National-Zeitung.
-- 019. NIOD 098d Ufa-Tobis.
-- 020. NIOD 099 Nederlandse Arbeidsdienst.
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 17
• 2009.074.009
NIOD 102 departement van Volksvoorlichting en Kunsten.
• 2009.074.010.001 - 005
-- 001. NIOD 100a Procureur-generaal Amsterdam.
-- 002. NIOD 101 Vrederechters.
-- 003. NIOD 101a K.J. Frederiks.
-- 004. NIOD 101b Kab. Biza.
-- 005. NIOD 105-112 Persgilde.
• 2009.074.011.001 - 007
-- 001. NIOD 104 Nederlandse Kultuurkamer.
-- 002. NIOD 113 Nederlandse Kultuurraad.
-- 003. NIOD 115 Vertaalbureau Financiën.
-- 004. NIOD 116 Tabakverwerkende Industrie.
-- 005. NIOD 117 Centraal Distributiekantoor.
-- 006. NIOD 117A Rijksbureau voor Diamant.
-- 007. NIOD 118. Departement voor Bijzondere economische Zaken.
• 2009.074.012.001 - 014
-- 001.NIOD 168a Verdinaso.
-- 002. NIOD 168b NSNAP van Rappard.
-- 003. NIOD 168c NSNAP Kruyt.
-- 004. NIOD 168D Nationaal Front.
-- 005. NIOD 169. Rost van Tonningen.
-- 006. NIOD 171, H.C. van Maasdijk.
-- 007. NIOD 175 Ned.Duitse Kultuurgemeenschap.
-- 008. NIOD 175b Ned.Duitse Vereniging.
-- 009. NIOD 177. P.J. Meulenberg.
-- 010. NIOD 179. Nederlandse Volksdienst/Winterhulp.
-- 011. NIOD 179a Nederlandse Coöperatieve Raad.
-- 012. NIOD 180 AGA.
-- 013. NIOD 180a Handelstrust West.
-- 014. NIOD 181c J.J. Weismann.
• 2009.074.013 (20120501.008.006.001-009)
-- 001 NIOD 194 Commissie voor de Perszuivering.
-- 002 NIOD 251b Cellastic NV.
-- 003 NIOD 251c Generalleutnant A. Schnez.
-- 004 NIOD 270a Bijzondere Rechtspleging.
-- 005 NIOD271 Mr. Besier.
-- 006 NIOD 271a Mr. Van Vollenhoven.
-- 007 NIOD 271b Prof. Verzijl.
-- 008 NIOD 460 Waltho.
-- 009 NIOD 469 Roskam.
BIJLAGE 2
Lijst van geliquideerde joodse bedrijven uit Winschoten.
• M. van Huiden, Fa. in Huiden, leder en schoenen.
Adres: Venne 168
• A. Salomons, Fa. in klompen en schoenen
Adres: Wilhelminastraat 15
• H. Slager, Fa. in meubelen en huishoudelijke artikelen
Adres: Langestraat 97
• M. Wijnberg, Textielhandelaar
Adres: Venne 54
• M.J. Slager, Slagerij
Adres: Engelstilstraat 6
• Levie Simons, Meubelmagazijn
Adres: Engelstilstraat 14
• L. Polak, Grossierderij in Galanterieën
Adres: Langestraat 104
• A.E. Sachs, Manufacturier
Adres: Venne 28/Rentelkade 3
• Fa. De Vries, Slagerij
Adres: Langestraat 118/Kolkje 2
• Nathan Levie, Slagerij
Adres: Grintweg 1
• E. Been, Slagerij
Adres: Marktstraat 1
• Levie Mozes Cohen, Slagerij
Adres: Langestraat 86
• B. Bollegraaf, Joodse begrafenisonderneming
Adres: Trekweg 3
• H.H. Bloemendaal, Slagerij
Adres: Langestraat 81
Omnia en het einde van de joodse gemeenschap in Winschoten | 19
Dit is een uitgave van Doc-Direkt van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties. Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs en copyrightbepalingen van
afbeeldingen te achterhalen. Mocht u rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen
hebben, neem dan contact op met Doc-Direkt:
Algemeen secretariaat
06-52 41 15 12 of 06-52 41 15 13
Postadres
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
DGOBR | Doc-Direkt, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag
Juli 2015
Download