DOOR: HANS DE GOEIJ DIANA MONISSEN Word een radicaal: begin alleen met te vragen en te luisteren wat de klant wil. Diana Monissen Dat we over de inrichting van de zorg in Nederland nadenken is prima, maar als het aan Diana Monissen ligt schiet dat onvoldoende op; de tijd tikt door. Zij pleit voor een veel radicalere slag in het omdenken. Nu wordt wel wat gesleuteld aan het bestaande zorg- en ondersteuningssysteem, maar echt veranderen doen wij niet. Die kleine veranderingen helpen de mensen om wie het gaat, de klant, de burger, de patiënt niet echt. Dat klinkt strijdbaar en progressief: radicaal! Kan je dat toelichten? Monissen: “Ja, dat zijn grote woorden maar het moet ook écht radicaal anders. Dat zei ik onder meer in mijn vorige baan als bestuurder bij zorgverzekeraar De Friesland. Dat zeg ik nu ook als het gaat om het opbouwen van het Prinses Máxima Centrum. Hier spreken we over complexe zorg gekoppeld aan onderzoek en complex onderzoek weer gekoppeld aan complexe zorg. Daarin spelen de patiënt en de ouder van het kind, de klanten dus, een cruciale rol. Wat een ieders aandeel in het zorgproces is, lijkt een logische vraag. Waar begint het ene en waar het andere? Maar alleen al de vraag, waar informele zorg ophoudt en formele zorg begint, is precies het punt waar ik het mis zie gaan. Deze twee termen brengen 48 Voor Ondernemende Zorg en Public Affairs een kunstmatig onderscheid aan in denken en doen, in handelingsperspectieven en competenties. Dat is weer denken vanuit enkel hét aanbod, vanuit één systeem en vanuit één model. Maar ik ga echt aan de andere kant staan. Dat noem ik radicaal. Denken vanuit de klant, de mens die ondersteuning of zorg vraagt. Even helemaal niets te maken hebben met een klant, die van niets zou weten, en de arts en verpleging die alles wel zouden weten. Ik zie je al denken: denken te weten! Het doel bij formele en informele zorg is dat de behoefte van die vragende mens, patiënt ofwel de klant, primair wordt opgehaald, heel precies wordt gemaakt en daarna pas beantwoord. Ik zie formele en informele zorg op hetzelfde gericht zijn met hetzelfde doel. Ze zijn veel meer verbonden en verweven, dan gescheiden en scherp afgebakend”. VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET PRINSES MÁXIMA CENTRUM VOOR KINDERONCOLOGIE Diana Monissen is sinds medio 2015 bestuurder van het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie. Vanaf 2011 was ze al betrokken bij het initiatief als lid van de raad van advies en als lid van de raad van commissarissen. Bij haar benoeming als bestuurder gaf ze aan dat de bundeling van de allerbeste zorg met het allerbeste onderzoek essentieel is voor de, vaak complexe, behandeling van kinderkanker. Die krachtenbundeling betekent dan ook een beter perspectief voor Kinderen en Kanker en hun ouders. Diana Monissen is ruim 25 jaar werkzaam in en voor de zorg. Zij was onder andere bestuurder bij de GGZ en directeur bij zorgverzekeraars. Daarna was zij directeur-generaal curatieve zorg bij VWS. Vanaf medio 2009 was zij bestuursvoorzitter van De Friesland Zorgverzekeraar. Mede door haar toedoen werd het zorglandschap in Friesland op de schop genomen, uitgaande van de werkelijke vraag van de inwoners, nu en in de nabije toekomst. In het Prinses Máxima Centrum is zij de collega van bestuurder prof.dr. Hans Clevers, een van de meest gelauwerde kankeronderzoekers van dit moment. Clevers zal bij de opbouw van de onderzoeksfunctie nauw samenwerken met kinderoncoloog prof.dr. Rob Pieters, die als bestuurder verantwoordelijk is voor de zorg in het Prinses Máxima Centrum. Zullen we dat aanduiden als het nieuwe denken? Monissen: “Ja doe maar, laten we het aanduiden als het nieuwe denken én doen. Het is wel zo helder en het geeft ook meer perspectief op een meer houdbare toekomst. En dat sluit ook beter aan bij de nieuwe definitie van Machteld Huber: Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven”. Hoe ver gaat dat nieuwe denken en doen? Monissen: “Twee jaar geleden heb ik een bijdrage geleverd aan de publicaties over Voor(t)gaan in verandering. De bewindslieden Asscher (SZW) en Van Rijn (VWS) ondertekenden de inleiding. Zij benadrukten daarin, dat de zorg voor de opgave staat zich te ontwikkelen tot een moderne en aantrekkelijke sector, waarin mensen met verschillende achtergronden werken én actief zijn. En waar mensen met verschillende achtergronden goede zorg krijgen. Cultuursensitiviteit maakt de zorg kwalitatief beter, soepeler en bespaart kosten. Deze ontwikkeling draagt ook bij aan participatie van mensen met veel verschillende achtergronden: cliënten, familieleden en relaties, mantelzorgers, vrijwilligers en medewerkers, leden van de cliënten- of ondernemingsraad. ‘Hulp en zorg moeten steeds meer door de mensen zelf en hun sociale omgeving worden geboden. Daarbij zullen allerlei andere vormen van hulp en ondersteuning ontstaan’, zo schreven zij”. Monissen: “Ik heb in die publicatie letterlijk gezegd: wij moeten de patiënt, ik zal het verder hebben over de klant, de rol geven die hem of haar toekomt. Daar maak ik me dus persoonlijk sterk voor. Ik geloof onvoorwaardelijk, dat iedereen er baat bij heeft om de klant bij de eigen organisatie te betrekken. Ik zie bij veel organisaties dat die klantenbetrokkenheid in de kinderschoenen staat. Ik zie nog te weinig mensen op verantwoordelijke plekken, die echt kijken naar wie de klant is én hoe de klant verandert. Terwijl dit juist essentieel is als het gaat over de modernisering en houdbaarheid van de zorg. Het woord ‘samen’ moet veel meer centraal staan. Maar onbekende mensen, met andere dan bekende achtergronden, blijken vaak onbemind. De verschillende werelden raken niet verbonden”. “Dus ik zeg: het moet radicaal anders. Stop het nieuwe institutionaliseren wat nu een fusie heet. Neem in plaats daarvan je verantwoordelijkheid. En geef in de regelvrije ruimte de gelegenheid om te ondernemen. Zelf heb ik de taak om mensen, die deze radicale veranderingen ook noodzakelijk vinden, aan elkaar te koppelen. En dat niet alleen; zo kan je ook het vraagstuk van de huidige komende generaties als interculturalisatie weer verbinden met andere onderwerpen, zoals maatschappelijk ondernemen en duurzaamheid. En dat wil ik vooral doen door breed in te zetten en met veel organisaties en mensen samen te werken”, vult Monissen aan. Het nieuwe denken is echt denken én doen? Monissen: “Ja, natuurlijk. Je kan heel goed analyseren en adviseren over de toekomst. Maar in mijn huidige en vorige banen heb ik juist die verbinding van kijken, luisteren, analyseren, begrijpen en vertalen in beleid en uitvoering heel graag gedaan. Het gaat erom dat we dus ook echt goed de wensen van de klanten ophalen door de goede vragen te stellen en goed te luisteren naar de antwoorden en wat zij ons te vertellen hebben. Mijn ervaring is dat het beleid, dat daarop gestoeld is, vrij logisch volgt en dat de klant heel goed aangeeft waar hij of zij ondersteund of verzorgd wil worden. De oprichting van het Prinses Máxima Centrum is een aantal jaren geleden gestart bij de wens van ouders van kinderen en een groep bevlogen oncologen. En dus niet vanuit een institutie”. Jaarlijks wordt in Nederland bij ongeveer 550 kinderen tot achttien jaar kanker vastgesteld. Ruim 75% van hen geneest na een vaak lange en zware behandeling met chemotherapie, bestraling en/of chirurgie. Helaas overlijdt bijna een kwart. Veel kinderen houden aan de ziekte of behandeling blijvende schade over. Juni 2016 | JAARGANG 10 49 Monissen: “Wat van groot belang is dat dat we goed hebben geluisterd en blijven luisteren naar de ouders en hun kinderen met kanker. Wij horen heel veel dat ze zo lang mogelijk hun eigen regie willen houden. En dat de ouders zeer dicht bij het kind willen verblijven, als dat thuis of in de regio niet meer gaat. Ook als de zorg erg complex is. Het onderscheid tussen informele zorg en formele zorg is niet helemaal duidelijk en helpt ons niet bij het nieuwe denken. Zo is het dus ook radicaal omgedraaid bij de aanloop naar het Centrum. De vereniging is na het uiten van hun wens, één centrum in Nederland op te richten, niet langs de kant blijven staan. Hun wens is opgepakt en uitgangspunt geworden. Ze hebben een stevige lobby gevoerd. En met resultaat. Hun droom is aan het uitkomen! Vervolgens gaan wij het centrum bouwen en inrichten in overleg met de VOKK. Ze zijn actief betrokken bij alle fases van het proces. Dat hebben wij samen geborgd doordat het Prinses Máxima Centrum een coöperatie als rechtsvorm kent. Een Coöperatie van de Vereniging Ouders, Kinderen en Kanker, VOKK, en de Stichting Kinderoncologie Nederland, SKION”. ouders. Daar beginnen we zelfs mee voordat een pennestreep op papier staat. Zo kunnen we in het nieuwe centrum, dankzij een forse externe subsidie van 5 miljoen van het innovatiefonds van de zorgverzekeraars, als eerste in het land ouder-kind kamers bouwen”. “Ook bespraken we de vraag hoe de dokters en verpleegkundigen eruit gaan zien. In de opgerichte kinderadviesraad hebben we samen met de modeontwerpster Monique Collignon gesproken over de kleding die gekozen wordt. Daar waren geen ouders bij. Zo hebben we recent sessies met de kinderen zelf gehad, en met kinderen die het overleefd hebben. We spraken over de voeding en hoe we dat in de toekomst het beste kunnen aanbieden. De omgeving is en wordt heel letterlijk betrokken bij de zorg. Dus informele zorg is niet meer te onderscheiden van de formele, professionele zorg. De informele zorg stuurt in de formele zorg in plaats van alleen maar andersom: dat de professionele zorg zegt wat de informele zorg moet doen”, vult Monissen aan. En word je wel eens verrast? Sinds 2006 is de Vereniging van Ouders van Kinderen en Kanker (VOKK) betrokken bij de oprichting van het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie. Vanaf oktober 2014 kunnen kinderen met een solide tumor in de buik of borst in dit centrum terecht. Ook wordt de kinderoncologische zorg, waaronder hemato-oncologie, verleend voor alle patiënten uit de regio Midden-Nederland. Daarnaast kiezen sommige ouders uit andere regio’s bewust voor behandeling in het Prinses Máxima Centrum of verwijzen artsen patiënten door vanwege de aanwezige expertise. Vanaf begin 2018 zullen alle kinderen met kanker naar dit ziekenhuis in Utrecht worden doorverwezen voor diagnostiek en het bepalen en uitvoeren van de behandeling. Alle kinderoncologische topzorg wordt in het Prinses Máxima Centrum geconcentreerd. De minder complexe onderdelen van de zorg worden, onder supervisie van het Centrum, uitgevoerd in mee behandelende (shared care) ziekenhuizen verspreid over het land. Het Centrum wordt gevestigd in Utrecht en zal nauw samenwerken met het Universitair Medisch Centrum Utrecht en het Wilhelmina Kinderziekenhuis. In het Prinses Máxima Centrum wordt niet alleen de beste zorg geconcentreerd; ook de beste wetenschappers en onderzoekers komen samen in het centrum. Borgen jullie dat nieuwe denken? Monissen: “Wij hebben de patiënten en hun ouders stevig in de participatieladder gezet. We nemen hun invloed en positie zeer letterlijk en heel serieus. Het gaat dus veel verder dan begrippen als: de klant is lid van het behandelteam. Bij het inrichten van het ziekenhuis houden we bijvoorbeeld rekening met de wensen van het kind en de wensen van de 50 Voor Ondernemende Zorg en Public Affairs Monissen: “Dat kan je wel zeggen, ja! Er komen soms oplossingen uit de bus, die we helemaal niet hadden bedacht of zelfs overwogen. Een klein voorbeeld van enkele weken geleden: bij het slaan van de eerste paal wilden wij uiteraard de klanten, de kinderen betrekken. Maar de kinderen wilden zelf met iets binnenkomen. Zij wilden over een catwalk lopen met een paal, ik had dat niet kunnen bedenken! Wat zo mooi was dat zij zelf vol trots waren, dat dit centrum er nu echt gaat komen voor hen en al die kinderen met kanker die straks geholpen moeten worden. Ook vinden ze het naast de zorg heel belangrijk dat het onderzoek gedaan wordt, om nog betere behandelingen etc. te kunnen krijgen. Ze weten waar ze het over hebben”. Criticasters zullen waarschijnlijk zeggen: het nieuwe en radicale denken wordt onbetaalbaar. Is dat zo? Monissen: “Ik heb de afgelopen jaren ervaren dat je sneller formele en informele zorg met elkaar kan verbinden als je de wensen van de klant als uitgangspunt neemt. Dat voorkomt overbodige handelingen en zorg waar niet om gevraagd is. Ook merk ik dat we diversiteit een betere plaats kunnen geven. Immers: bij diversiteit, of het nu vrouw/man verhoudingen zijn, autochtoon of allochtoon, een geloof belijden of niet, moeten we specifiek onze zorg en ondersteuning afstemming op de wensen van de klant. Dan kan je beter variëren bij mogelijkheden van domotica. Als we dus beter de vraag van de klant formuleren, en dan pas het antwoord van de ondersteuning of zorg geven, wordt die ondersteuning en zorg goedkoper in plaats van duurder. Confectiewerk wordt als maatwerk geleverd. Overbodige zaken worden vermeden. Rework wordt aanzienlijk verminderd. Dat heb ik ook gezien bij aangepast bouwen in projecten in Friesland. Anders was dat ook niet van de grond gekomen. Het is dus een fabel dat het duurder wordt. Daar moeten we vanaf, en voor mij nog een reden om radicaler te zijn bij het eerst luisteren naar de patiënt en die zien als klant: het is beter, goedkoper en niet ten laatste: het doet de klant het meeste recht”.