PowerPoint-presentatie

advertisement
Zonder licht, is het donker! Dat geldt ook voor schilderijen.
Als er geen licht is, dan is het schilderij een zwart vlak!
Op een schilderij hoeft een lichtbron (lamp, kaars, vuur, zon…) niet altijd
zichtbaar te zijn, het kan ook ‘buiten’ het schilderij zijn.
Licht kan de sfeer van een schilderij bepalen.
De schilder Monet schilderde dezelfde kathedraal op verschillende
momenten van de dag.
De ochtendzon geeft een ander licht dan de zon om 12 uur ‘s
middags en ook weer anders dan tijdens een zonsondergang.
Als er een lichtbron is, zal er ook een schaduw ontstaan.
Er zijn 2 soorten schaduwen.
Een schaduw die op het onderwerp zelf te zien is: Eigenschaduw
De eigenschaduw zorgt er voor dat het onderwerp ruimtelijk wordt.
En een schaduw die naast het onderwerp te zien is: Slagschaduw
De slagschaduw volgt de vormen van de omgeving.
Eigenschaduw
Slagschaduw
De plaats van de lichtbron bepaalt waar de schaduw zal vallen.
Wanneer het licht vanaf de zijkant komt, dan noemen we dit zijlicht.
De schaduw zal aan de andere kant van het voorwerp te zien zijn.
schaduwen
In heel veel schilderijen zijn de onderwerpen recht van voren belicht.
De lichtbron komt dan vanaf dezelfde plaats als waar de beschouwer (de persoon
die naar het kunstwerk kijkt) staat.
Deze vorm van licht noemen we meelicht. Het licht gaat mee met de blik van de
beschouwer.
Als je recht tegen het licht in kijkt, word je verblind. We noemen dit tegenlicht
Jouw ogen passen zich aan het felle licht aan, alleen het licht is dan nog echt
zichtbaar.
Alle voorwerpen die voor het licht te zien zijn, lijken zwart te zijn. Er zijn geen
details meer zichtbaar.
Die donkere vorm noemen we een silhouet.
Sommige lichtbronnen zorgen er voor dat je duidelijk kunt zien wat voor
structuur het oppervlak heeft.
Het licht strijkt over het oppervlak en laat kleine hobbeltjes en kuiltjes zien.
Deze vorm van licht noemen we strijklicht.
Wanneer een glad oppervlak verlicht wordt, zal het licht weerkaatsen.
Het weerkaatsen kan soms heel fel zijn. De kleur van het voorwerp verdwijnt dan.
We noemen dit een glimlicht
In sommige beelden zien we een hele bijzondere vorm manier van belichten.
De achtergrond is éxtra donker en het onderwerp is overdreven belicht.
Deze vorm van belichten noemen we Clair Obscure
De man valt extra op.
Doordat het donker is, weten we
niet hoe groot de ruimte is.
Misschien wel heel groot?
Er ontstaat dus extra ruimte door
een clair obscure.
Door de verlichting op 1 punt te
richten, lijkt het net alsof het een
‘toneelstuk’ is.
Het hoofd valt extra op, hierdoor
zie je de gezichtsuitdrukking goed,
er ontstaat dramatiek hierdoor.
Kleur…
Bij tekenen zijn er 3 hoofdkleuren.
Met deze 3 kleuren kun je alle andere kleuren maken.
Maar je kan niet met 2 andere kleuren rood, geel of blauw maken.
Deze kleuren noemen we Primaire Kleuren
(primair betekent 1e)
Als je 2 primaire kleuren mengt, dan krijg je een nieuwe kleur.
De kleuren die na de menging ontstaan zijn dus
Oranje
paars
groen
We noemen dit secundaire kleuren.
(second is Engels voor 2e)
De primaire en secundaire kleuren kunnen in een cirkel worden gezet!
In de buitenste ring zie je
hoe de kleuren
langzaam veranderen in
andere kleuren.
Sommige kleuren lijken best veel op elkaar!
Blauw lijkt op paars…
Rood en oranje lijken ook op elkaar…
En een ‘viezige’ geel lijkt al snel groen!
Kleuren die het verst van elkaar vandaan staan in de
kleurencirkel geven het grootste verschil.
We noemen dat een complementair contrast
In de kleurencirkel lopen de kleuren in elkaar over. De oranje,
geel en roodtinten noemen we warme kleuren
De kleuren Blauw, paars en groen zijn koude kleuren.
Als warme en koude kleuren
naast elkaar worden gebruikt
dan spreken we van een
warm - koud contrast.
warm
koud
De ongemengde kleuren uit de kleurencirkel zijn heel fel.
Die felle kleuren noemen we verzadigde kleuren, ze kunnen niet feller
worden.
Je kunt deze kleuren lichter of donkerder maken door wit of zwart toe te
voegen.
Als je wit toevoegt worden de kleuren verhelderd.
Als je zwart toevoegt worden de kleuren verdonkerd.
De kleuren die ontstaan na mengen met wit of zwart zijn onverzadigd.
Wanneer verzadigde kleuren
naast onverzadigde kleuren
worden gebruikt, noemen we dit
een kwaliteitscontrast.
Een contrast in de kwaliteit van
de kleur. (de ene kleur is
helemaal helder, de andere
helemaal niet…)
Als je verheldert en verdonkert krijg je
oneindig veel tinten.
Tinten worden ook wel tonen genoemd
De verzameling van alle tonen van een kleur
noemen we een
Kleurenfamilie
De blauwe kleurenfamilie
Als je veel verzadigde kleuren in een kunstwerk gebruikt, ziet dat er heel
vrolijk uit.
We noemen dit een Kleur tegen Kleur contrast.
Omdat de kleuren uit 1 tint bestaan, ziet het werk er niet ruimtelijk uit.
We zeggen dan dat het werk schematisch is ingekleurd.
Soms is er in een schilderij heel veel van 1 kleur te zien. Bijvoorbeeld
hieronder de kleur blauw.
In de blauwe achtergrond zijn gele sterren te zien, maar dat is niet veel.
Wanneer er een groot oppervlak is met een bepaalde kleur, met daarbij
een klein stukje met een andere kleur, noemen we dat een kwantiteits
contrast
Soms worden er in schilderijen lichte en donkere kleuren naast elkaar
geplaatst. Er is een duidelijk verschil te zien tussen die kleuren.
Dit verschil tussen licht en donker noemen we een licht – donker contrast.
Door een licht – donker contrast vallen sommige dingen extra op.
Kleuren worden beïnvloed door de kleuren die er omheen staan.
Kijk maar hieronder. Het grijze vierkantje in het zwarte vlak lijkt anders
van kleur te zijn dan het vlakje in de witte achtergrond. Toch zijn de
kleuren gelijk!
We noemen dit een simultaan contrast.
Het simultaan contrast…
Hoofdstuk 9
Ruimte op het platte vlak
Er zijn meerdere manieren
om ervoor te zorgen dat er
ruimte ontstaat op het platte
vlak.
Perspectief tekenen
Overlapping
Afsnijding
Plasticiteit
Atmosferisch perspectief
Repoussoir
Perspectief tekenen
Perspectief tekenen is een wiskundige manier om ruimtelijkheid te tekenen.
Volgens vaste regels ontstaat er ruimtelijkheid.
Bij het perspectief tekenen gebruik je ALTIJD een horizon. Dit is de lijn die de
overgang van land naar lucht aangeeft.
horizon
De Horizon
De hoogte van de horizon
wordt bepaald door de
hoogte van je ogen.
Als je een hoog standpunt
hebt, sta je op een hoog
punt, zie je meer van het
land en ligt de horizon
hoger.
Als je er van bovenaf op
kijkt, noemen we dit een
vogelvluchtperspectief
Als je een laag standpunt
hebt, bijvoorbeeld als je op
de grond ligt, zie je niet zo
veel van het land.
De horizon ligt dan lager.
Als je er van onderaf op
kijkt, noemen we dit een
kikvorsperspectief.
Bij een één-punts-perspectief is er maar één vluchtpunt, de
plek waar alle evenwijdige horizontale lijnen lijken samen te komen.
(iets dat verder weg is, lijkt kleiner, dus ook de afstand tussen 2
evenwijdige lijnen)
De voorkant van het voorwerp ziet er ‘normaal’ uit (dus niet vervormd)
De zijkant wordt gemaakt door hoeken naar het vluchtpunt te trekken.
Met evenwijdige lijnen wordt de vorm afgemaakt.
horizon
H
O
I
Bij een twee-punts-perspectief wordt er gebruik gemaakt van 2 vluchtpunten.
Alle kanten van het voorwerp zullen vervormd zijn. Daarom begin je met het
tekenen van een lijn die de hoek van het voorwerp aangeeft.
Het begin en het einde van de lijn wordt verbonden met de vluchtpunten
Met 2 lijnen wordt aangegeven waar het voorwerp ‘eindigt’, deze verbind je
ook weer met de vluchtpunten.
De kruising van de lijnen geeft vervolgens aan hoe ver de bovenkant van het
voorwerp doorloopt.
horizon
Overlapping
Bij overlapping ontstaat ruimtelijkheid omdat 2 voorwerpen over elkaar
heen worden geplaatst.
Het achterste cirkeltje is maar gedeeltelijk zichtbaar.
Toch weet je zeker dat het een hele cirkel is. Je maakt hem in gedachte af.
Je weet dus dat er een ruimte achter het roze cirkeltje is.
Afsnijding
Deze foto van mensen geeft maar een klein deel van de groep aan.
De mensen die aan de rand staan zijn maar voor een klein deel te
zien, omdat de foto niet verder doorloopt.
Toch weten wij zeker dat het ‘hele mensen’ zijn. De ruimte loopt dus
buiten het kader verder.
Er is dus extra ruimte buiten de foto.
Plasticiteit
Voor het oog zijn bovenstaande afbeeldingen totaal verschillend.
Het rechter voorwerp ziet er heel ruimtelijk uit, het linker totaal niet.
Door verschillende stukken lichter en donkerder te maken ontstaat ruimte.
Dit noemen we plasticiteit
Atmosferisch perspectief
In de lucht hangen veel stofdeeltjes. Voor het blote oog zijn ze nauwelijks
zichtbaar. Als je verder weg kijkt, zullen er meer stofdeeltjes zijn.
Ze zijn nog steeds niet écht zichtbaar, maar ze zorgen er wel voor dat
kleuren en details meer vervagen richting de horizon.
Repoussoir
Wanneer er een grote
donkere vorm op de
voorgrond staat, lijkt
het net of deze vorm
de achtergrond nog
verder naar achteren
duwt.
Deze vorm van
ruimtelijkheid noemen
we repoussoir.
Download