21st Century skills – leren in de nieuwe eeuw Essay – Sanne Helbers, KCR, december 2016 Dit is het eerste essay geschreven voor de KCR Kenniskring 21 door Sanne Helbers, waarin de dilemma’s en richting van het discours van de Kenniskring zijn verwerkt. Deze tekst is bedoeld als inspiratie voor Kenniskring 21. Wil je reageren? Dat kan via [email protected] De eenentwintigste eeuw, het is me wat. Nog maar zestien jaar onderweg en we zijn er druk mee in de weer. Zoals alles wat nieuw is, moet ook dit eigen gemaakt worden. We moeten kennismaken met dit nieuwe tijdperk. Alle begin is moeilijk en kan frictie opleveren of juist energie losmaken. Toen de mens begon met de twintigste eeuw ontketende die kennismaking een wereldoorlog, verschillende genocides, crises en massaproductie. Dus wie dacht dat er op rustige voet voort geborduurd kan worden op de vorige eeuw, heeft het mooi mis. Vooruitgang is altijd een mooi begin. Met vooruitgang is de toon meteen gezet. In het geval van de 21e eeuw vindt die vooruitgang haar neerslag in de vorm van het digitale tijdperk. Een tijdperk dat vraagt om andere manieren van werken en denken. Het tijdperk heeft dan ook haar eigen vaardigheden toebedeeld gekregen. De 21e eeuwse vaardigheden: creativiteit, ict-geletterdheid, probleemoplossend vermogen, kritisch denken, samenwerken, communiceren, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulerend vermogen. Het zijn allen eigenschappen die de huidige en ook vooral de toekomstige maatschappij van ons en onze kinderen vraagt en zal vragen. Rondom deze vaardigheden is nogal wat reuring ontstaan. Leraren, onderzoekers, experts van kennisinstituten, wetenschappers, studenten en educatoren schrijven erover, maken er filmpjes van (handleidingen en informatief getint) en ‘het veld’ discussieert erover. Leerlijnen worden ingericht met de vaardigheden als uitgangspunt en culturele programmering en het onderwijs worden gestaafd en gelegitimeerd op basis van de vaardigheden. De 21e eeuwse vaardigheden zijn hot, oftewel: de 21st century skills zijn ‘the new black’ van het onderwijs. De vraag die steeds rijst is: hoe kan dit vertaald worden naar het onderwijs? Hoe richten we het onderwijs zo in, dat het voldoet en tegemoet komt aan de huidige maatschappij? Hoe helpen we de leerlingen zich te ontwikkelen in die richting? Rotterdam is hard bezig met de vernieuwing van haar onderwijsbeleid. De gemeente presenteerde haar onderwijsbeleid Leren Loont! met hierin ruimte voor invulling van de vaardigheden, een ontwikkeling die haar de titel ‘Onderwijsstad van het jaar’ opleverde. Vanaf oktober 2016 voert de stad deze titel. We zijn er blijkbaar met elkaar over uit dat de 21e eeuwse vaardigheden het antwoord op de 21e eeuw zijn en willen ze graag snel concreet invullen. De eeuw is immers al begonnen, dus kunnen we niet wachten met het maken van een start in het klaarstomen van onze nieuwe generaties die het moeten gaan doen in die eeuw. Zeker in ‘niet lullen, maar poetsen’ hands on Rotterdam. Dat is mooi. Maar voor we allemaal concrete invulling gaan geven aan de vaardigheden die ons door de eeuw moeten loodsen, creëren we eerst een kraamkamer voor het waarom. Die kraamkamer neemt in dit geval de vorm aan van Kenniskring 21, een denktank over de 21e eeuwse vaardigheden in relatie tot cultuureducatie. Geestelijk ouder is het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR). Het komende schooljaar zullen we met een groep genodigden uit het onderwijs, het culturele veld, de wetenschap en het bedrijfsleven, broeden op de duiding van de 21e eeuwse vaardigheden. Waarom 21e eeuwse vaardigheden? We bevragen en onderzoeken het model van de 21e eeuwse vaardigheden van Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en onderwerpen het aan een kritische blik. De vraag die daarbij centraal staat is als volgt: is dit wel de geëigende manier om bij te dragen aan hybride cultuureducatie? Verdemocratisering van de democratie Laten we eerst eens de vraag stellen waarom er überhaupt andere vaardigheden nódig zijn. Want de 21e eeuwse vaardigheden zijn vaardigheden van de toekomst die nodig zijn in een maatschappij die anders is dan voorheen. Een belangrijke oorzaak hiervan is de digitalisering. En het digitale tijdperk vraagt andere manieren van samenwerken, leren en communiceren. Voorheen werd geleerd en gecommuniceerd via vaste kanalen, die hiërarchisch en vaak top down en lineair zijn. Het digitale tijdperk heeft een nieuwe democratie met zich meegebracht die instituten en canons op losse schroeven heeft gezet. Deze instituten en canons werden vooral bepaald en gedistribueerd door bepaalde machtslichamen, voortkomend uit de elite die een groot zogenaamd cultureel kapitaal heeft. (DiMaggio; Bourdieu and Passeron, geciteerd in Alexander, 2003) In de 21e eeuw is dat opengebroken, met dank aan het internet. Er is geen lineaire, top down, hiërarchische manier van leren en communiceren meer. Er zijn geen vastgelegde gevestigde orde of gatekeepers meer via welke ‘de dingen’ lopen. Kranten, zo’n gatekeeper, hebben nog steeds hun functie, maar sociale en online media halen hen in. De democratie is ‘verdemocratiseerd’. Iedereen kan een digitale kist pakken en erop gaan staan verkondigen wat hij of zij vindt. Spreekbuizen zet je zelf op via Joomla of Drupal en distributie loopt via Google, dat voor iedereen met internet toegankelijk is. Steun en gewicht krijg je via volgers, en niemand bepaalt wie je wel of niet mag volgen. Communicatiewegen lopen in deze wereld anders. Samenwerken kun je ook op afstand en digitaal. Een digitaal tijdperk vraagt om digitale geletterdheid. Nieuwe manieren van leren, werken en communiceren in een veranderende maatschappij dus. We zitten op een kantelpunt waarin we afkeren van de industriële maatschappij die ons zoveel bood in de 19e eeuw, en de postindustriële samenleving van de 20e eeuw. We bewegen ons naar een kennissamenleving in de 21e eeuw. Niet alleen moeten we onszelf en de nieuwe generaties klaarstomen voor de verandering ín de maatschappij, ook in de school zelf zijn culturen veranderd. Welk kind heeft nog slechts één leerkracht het hele jaar door? De tijd van juffrouw de Jager in groep een, meester Ram in groep zes en juffrouw Seits in groep acht is voorbij. De leraar is niet het hoofd van de klas alleen, maar is ook coach en sparringspartner, mentor en vraagbaak. De tijd van quod licet Jovi, non licet bovi 1 is voorbij. Wat ook veranderd is, zijn dingen die we moeten kunnen en waarvan we vinden dat nieuwe generaties ze moeten kunnen. Schrijven kan ook op een iPad en informatie zoeken voor een werkstuk mag via het digibord. Verplichte kennis is inwisselbaar: wiskunde is niet alomvattend, Ontwerpen of Chinees zijn minstens zo belangrijk in een wereld die digitaliseert en globaliseert. Help, mijn identiteit is zoek! Democratisering van de democratie, dat lijkt allemaal heel mooi. Het openbreken van vaste patronen en manieren voelt bevrijdend. Deels is dat het ook. Maar deze ontwikkeling kent een schaduwkant. Want als iedereen zijn eigen spreekbuis kan creëren, en als dat mondiaal gebeurt, hoe hou je het overzicht dan nog? Hoe scheid je het kaf van het koren op een forum over extremisme? Wie spiegelt jou als er geen direct referentiekader meer bestaat? En wie ben jij dan eigenlijk? Waar spiegel je 1 wat Jupiter is toegestaan, is een rund nog niet toegestaan. jezelf aan als de wereld voor je openligt en grenzen wisselend, en naar eigen inzicht aan te brengen zijn? Dat vraagt om kritisch denken en om zelfregulerend vermogen. Dat waar je je identiteit aan kon ontlenen is met de intrede van de digitale maatschappij op losse schroeven komen te staan. Vroeger moest je het doen met de contacten uit je dorp, van je lokale vereniging en uit het buurtcafé. Je had keuze uit, pak hem beet, een paar honderd neuzen. In het internet-, vliegvakantie-en sociale mediatijdperk heb je, even dik aangezet, zo’n zeven miljard hoofden om uit te kiezen. Wie ben je en waar hoor je bij? Waar haal je je informatie vandaan en hoe schat je dat op waarde? Waar ontleen je jouw referentiekader aan? De vaste lijnen van bijvoorbeeld peers, nationaliteit of groeperingen vervagen. Filosoof Joep Dohmen (2016): “Wat we dreigen te vergeten, is kinderen handvatten te geven om hun vrijheid vorm te geven. Hoe geef ik richting aan mijn leven? Waar sta ik voor? Welke bijdrage wil ik leveren aan de samenleving? Weet je daar het antwoord niet op, dan kom je in een identiteitscrisis.” (Dohmen, www.joepdohmen.com, 25 januari 2016) De 21e eeuw is de eeuw van het opnieuw vaststellen van waar je jouw identiteit aan relateert. Het existentialistische podium van de huidige wereldburger wordt opnieuw gedefinieerd. Wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar hoor ik bij? Het zijn vragen die steeds diffuser worden met een globaliserende en digitale wereld. Want als alles tot je beschikking staat, wie en wat definieert jou dan? Cultuuronderwijs in de nieuwe eeuw Juist in de 21e eeuw, in de digitale en geglobaliseerde wereld, is het belangrijker dan ooit je plek in de wereld te bepalen. Om aan je identiteit te werken, omdat die niet meer vanzelfsprekend is. Homogene samenlevingen bestaan bijna niet meer en kanalen staan open naar de hele wereld. Waar hoor je nog bij en hoe bepaal je waar je wel en niet bij hoort? Dat moet je leren en aangeleerd krijgen. Het zijn vaardigheden die je hard nodig hebt in deze eeuw, omdat juist in deze eeuw die voedingsbodem niet vanzelfsprekend meer is. Waar het dus eigenlijk over moet gaan, is: wie ben je en waaraan ontleen je je identiteit in de 21e eeuw? Als fysieke grenzen vervagen en het individu zijn eigen grenzen moet vaststellen in een digitale wereld. De volgende stap is wat je daarvoor nodig hebt, namelijk de 21e eeuwse vaardigheden. Maar laten we beginnen bij het begin: bij leren in de 21e eeuw. Cultuureducatie is, daarover zijn velen het eens, een mooi middel om te werken aan identiteitsontwikkeling. ‘Kunst biedt op zichzelf al een waardevolle ervaring en maakt mensen nieuwsgierig, empathisch en open minded’, aldus Henk Oosterling (www.kunsten92.nl, 23 augustus 2016). In het kijken naar, denken over, werken aan en reflecteren op kunst en cultuur liggen vaardigheden en veronderstelde kennis besloten die jou onvermijdelijk ook laten nadenken over jezelf en je omgeving. Die je leren kritisch te zijn en niet klakkeloos de mening van anderen over te nemen. Die je leren om te gaan met andere meningen. Kunst kent dan wel haar critici, regels zijn niet in beton gegoten over wat goed of slecht is. Een gefundeerde mening maak je op basis van wie jij bent en wat jij vindt. En omdat die regels flexibel zijn en er geen goed of slecht bestaat, is de mening die de ander is toegedaan minstens zoveel waard. Met cultuur bezig zijn helpt je nadenken over je identiteit en over die van je omgeving. Het helpt je ook bij het vormen van je mening en in het overbrengen daarvan richting anderen. Als het gaat om identiteitsontwikkeling in de 21e eeuw, kan cultuureducatie daar een rol in spelen. En bijgevolg raakt cultuureducatie veel van de vaardigheden die de burger van de toekomst nodig heeft. Tot zover geen probleem. Maar er leeft een onderbuikgevoel dat er ‘iets is’ met die 21e eeuwse vaardigheden en het model daaromheen. Waar knelt de schoen dan? Wie de schoen past trekt hem aan, toch? En past cultuureducatie niet de schoen van de 21e eeuwse vaardigheden? Jazeker. Maar het begint erop te lijken dat er gesproken wordt over de kleren die de man maken, in plaats van de man die eronder zit. Concreet: er wordt niet gekeken naar de kracht van kunst en cultuur in zichzelf, die goede eigenschappen stimuleren bij de vorming en ontwikkeling van mensen, in dit geval kinderen en jongeren. Er wordt inmiddels andersom geredeneerd: cultuureducatie wordt gelegitimeerd aan de hand van de vaardigheden. Het gevaar dat schuilt in het aanhouden van een model voor 21e eeuwse vaardigheden, is dat het model een methode wordt met een daarbij horende afvinklijst. Dat het model an sich wordt gezien als een antwoord op de problemen van de 21e eeuw en het onderwijzen in die eeuw. En dat het zodoende als stramien over bijvoorbeeld cultuureducatie wordt gelegd. Echter gaat het niet om het model, maar om de bewustwording rondom waar het model voor staat. En het model staat voor een ‘way of life’ die niet valt samen te vatten in bijvoorbeeld een lesje ‘samenwerken’. Bij die way of life speelt cultuureducatie een belangrijke rol. In plaats van denken vanuit het model en van daaruit cultuureducatie in te richten, is er behoefte aan denken vanuit cultuureducatie en dan naar het model te kijken. En daar wringt de schoen. Kunst kan niet in een model geforceerd worden. Via de kunst wordt intrinsiek aan een ‘way of life’ gewerkt, waarin competenties zitten die bijdragen aan het model. 21e Eeuwse vaardigheden, je moet er iets mee. Maar is dat zo? En als het daar dan toch over gaat, moeten we niet stilstaan bij het ‘waarom’ van de 21e eeuwse vaardigheden in plaats van het ‘wat’? Met welk doel leer je leerlingen iets en waartoe? Leerlingen wordt de plek in de wereld onderwezen en de rol die samenwerken, mediawijsheid of communicatie daarin spelen. Zet die houding tegenover het gebruik van het model voor 21e eeuwse vaardigheden als stramien, en je hebt de richting die we aan willen houden met de Kenniskring. Die attitude, de houding jegens de vooronderstellingen die leven rondom het model, is deels het resultaat dat we met de Kenniskring inbrengen in het discours. Bronnen: Alexander, V. D. (2003) Sociology of the arts: exploring fine and popular forms. Oxford: Blackwell, p. 229. Dohmen, J. (25 januari 2016) Leren verantwoordelijkheid nemen voor eigen handelen, in Red. I. Hemels. http://joepdohmen.com/?p=804 Geraadpleegd op 29 augustus 2016 Oosterling, H. (23 augustus 2016). Paradisodebat 2016. “De kunst van democratie”, in Red. Kunsten92. http://www.kunsten92.nl/activiteit/debat/saskia-sassen-henk-oosterling-paradisodebat2016/ Geraadpleegd op 29 augustus 2016