Op Niveau onderbouw naslag Leesstrategieën 2 – Moeilijke woorden Teksten kunnen moeilijke woorden bevatten, woorden waarvan je de betekenis niet kent of niet goed kent. Soms zijn dat er maar een paar, maar soms zijn het er heel veel. Als je teksten goed wilt begrijpen, moet je een manier vinden om met moeilijke woorden om te gaan. Als je een moeilijk woord tegenkomt, kun je de volgende vragen stellen: 1 Moet je de betekenis van het woord wel weten om de tekst te begrijpen? Soms ken je enkele woorden niet, maar je begrijpt de tekst toch. In zo’n geval kun je gewoon doorlezen. Alleen als je de betekenis móet weten om de tekst te begrijpen, ga je verder met de volgende vraag. 2 Kun je achter de betekenis komen door goed naar de hele zin (zinsverband) of de zinnen eromheen (context) te kijken? Bijvoorbeeld: “in die patisserie kochten we heerlijke chocoladetaartjes en roomsoesjes.’Je kunt hier wel raden dat een patisserie een banketbakkerij is. 3 Lijkt het woord op een ander woord dat je wel kent? Bijvoorbeeld: ‘passant’ ken je niet, maar ‘passeren’ wel. Je kunt er dan wel van uitgaan dat een ‘passant’ iemand is die voorbij gaat (een voorbijganger). Ander voorbeeld: ‘manco’ ken je niet, maar de uitdrukking ‘er mankeert iets aan deze brommer’ wel; de betekenis van ‘manco’ zal dan ongeveer zijn: iets dat niet in orde is of waaraan iets ontbreekt. 4 Is er iemand in de buurt die de betekenis weet, of heb je een woordenboek? Als je de betekenis niet uit het zinsverband of de context kunt afleiden, of als je geen woord kent dat op het moeilijke woord lijkt, gebruik dan een woordenboek om de betekenis op te zoeken. Op niveau onderbouw ©ThiemeMeulenhoff bv 1