LESBRIEF ‘ONTLEDEN? LEUK!’ APRIL 2010 Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op Niveau tweede fase Ontleden? Leuk! Inleiding Lastig soms, dat ontleden. Denk je net een regel te begrijpen, kom je weer een uitzondering tegen. En als je denkt die uitzondering onder de knie te hebben, kom je wel weer een volgend probleem tegen. Lastig! Of juist leuk? Want zo kun je het ook bekijken: de taal is een levend iets, en alles wat leeft, houdt zich niet altijd aan de regels. Gelukkig niet, anders zou het een dooie boel worden. Opzet van deze lesbrief Je leest eerst het gedicht Grammatica van Willem Wilmink uit We zien wel wat het wordt. Liedjes voor kinderen in de groei. Die bundel verscheen in 1985 bij uitgeverij Bert Bakker, maar werd ook opgenomen in de verzamelbundel Verzamelde liedjes en gedichten die in 2004 in twee dikke delen verschenen. Willem Wilmink (1936-2003) schreef behalve verhalen en gedichten veel liedjes, o.a. voor televisieprogramma’s. Ook dit gedicht, over een leerling die niets van de grammatica snapt, is geschreven als lied. Bij dat gedicht maak je opdrachten: ● opdrachten waarbij je moet laten zien dat je de regels kent, ● opdrachten waarbij je kunt laten zien dat je met de regels kunt spelen. © THIEMEMEULENHOFF, 2010 1 LESBRIEF ‘ONTLEDEN? LEUK!’ APRIL 2010 Gedicht van Willem Wilmink Grammatica Mijn zuster Ursula is goed in grammatica: zij kan er meer van dan ik er van ken. Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben. Soms denk ik dat ik het eindelijk snap: Jan lijdend voorwerp in Jan krijgt een klap en Marie werkt toch mee in Marie krijgt een kus en Marie is het meewerkend voorwerp dus. Allemaal fout, volgens mijn zus. Mijn zuster Ursula is goed in grammatica: zij kan er meer van dan ik er van ken. Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben. Soms denk ik dat het gemakkelijk is: zijn is gezegde in Jan eet zijn vis, was is het werkwoord in Ze is aan de was, pas is een bijwoord in Pas op je pas. Allemaal fout, mompelt de klas. Mijn zuster Ursula is goed in grammatica: zij kan er meer van dan ik er van ken. Soms denk ik dat ik een vondeling ben. Maar ik word later veel beter dan zij, want dan maak ik er bepalingen bij: bepaling van rottig, bepaling van leuk, bepaling van kriebel, bepaling van jeuk, bepaling van deling, bepaling van breuk, bepaling van botsing, bepaling van deuk. Mijn zuster Ursula is goed in grammatica: zij kan er meer van dan ik er van ken. Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben. © THIEMEMEULENHOFF, 2010 2 LESBRIEF ‘ONTLEDEN? LEUK!’ APRIL 2010 Opdrachten Opdracht 1 a In het gedicht komt de volgende strofe voor waaruit blijkt dat Ursula het allemaal fout vindt. Maar hoe zit het dan wel volgens zuster Ursula? ● Welk zinsdeel is Jan? ● Welk zinsdeel is een klap? ● Welk zinsdeel is Marie? ● Welk zinsdeel is een kus? Jan lijdend voorwerp in Jan krijgt een klap en Marie werkt toch mee in Marie krijgt een kus en Marie is het meewerkend voorwerp dus. Allemaal fout, volgens mijn zus. b Maak een zin waarin Jan die een klap krijgt, wél lijdend voorwerp is. c Maak een zin waarin Marie die een kus krijgt, wél meewerkend voorwerp is. Opdracht 2 a In de volgende strofe is ook de klas het er niet mee eens. Hoe zit het dan wel volgens de klas? ● Welk zinsdeel is zijn? ● Tot welke woordsoort hoort was? ● Tot welke woordsoort hoort het eerste Pas? ● Tot welke woordsoort hoort het tweede pas? zijn is gezegde in Jan eet zijn vis, was is het werkwoord in Ze is aan de was, pas is een bijwoord in Pas op je pas. Allemaal fout, mompelt de klas. b Maak een zin waarin zijn wél gezegde is. c Maak een zin waarin was wél het werkwoord is. d Maak een zin waarin pas wél bijwoord is. © THIEMEMEULENHOFF, 2010 3 LESBRIEF ‘ONTLEDEN? LEUK!’ APRIL 2010 Opdracht 3 De ‘fouten’ die de ik-persoon in dit gedicht maakt, zijn voor het grootste deel mogelijk doordat dezelfde woordvorm meer dan één betekenis kan hebben: het zijn homoniemen. Daarvan zijn er heel veel. a De volgende woorden kunnen steeds, afhankelijk van de zin, tot minstens twee woordsoorten behoren. Maak met elk woord twee zinnen, maar dan zo dat het om verschillende woordsoorten gaat. ● plant ● rook ● snel ● bijt ● last ● vast b Zoek zelf nog vijf woorden die ook bij verschillende woordsoorten kunnen worden ingedeeld en maak dan weer zinnen waarin het verschil zichtbaar wordt. Opdracht 4 De ‘fouten’ die de ik-persoon bij de zinnen van opdracht 1 maakt, worden niet veroorzaakt doordat een woord twee of meer betekenissen kan hebben, maar doordat de grammatica niet altijd ‘logisch’ lijkt: de jongen die de klap krijgt, is geen lijdend voorwerp, maar onderwerp. Dat is niet logisch, omdat je bij onderwerp toch denkt aan iemand die iets doet. En Marie, hoewel ze wel moet meewerken, is toch onderwerp, terwijl weer iemand anders die kus geeft. Nee, niet echt logisch. Bedenk zelf minstens vijf zinnen waarin de grammatica in strijd lijkt met onze logica, zinnen dus waarin de grammaticale aanduiding niet klopt met ons logische gevoel. Opdracht 5 Er zijn heel veel bepalingen, zoals de bepaling van tijd, de bepaling van plaats, van doel, van oorzaak, van gevolg, enzovoort. Maar de volgende bepalingen komen in geen enkel grammaticaoverzicht voor. bepaling van rottig, bepaling van leuk, bepaling van kriebel, bepaling van jeuk, bepaling van deling, bepaling van breuk, bepaling van botsing, bepaling van deuk. Maar zulke bepalingen zouden we wel kunnen bedenken, met een beetje fantasie. © THIEMEMEULENHOFF, 2010 4 LESBRIEF ‘ONTLEDEN? LEUK!’ APRIL 2010 Individueel a Bedenk voor elk van deze bepalingen minstens één voorbeeld en maak er een complete zin mee. b Geef je rijtje zinnen aan een medeleerling en vraag of die er de naam van de bepaling achter wil zetten. Jij krijgt dus ook een rijtje zinnen en jij zet de naam van de bepaling daarachter. c Kies uit het rijtje dat je gekregen hebt de meest verrassende of de meest humoristische zin. Klassikaal a Verzamel alle leukste zinnen op het bord of op een verzamelvel. b Bepaal samen wat echt de allerleukste, of de meest originele zin is. Opdracht 6 Welke taalfout zie je in deze regels? zij kan er meer van dan ik er van ken. Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben. Extra opdracht Het gedicht van Willem Wilmink is eigenlijk een liedje, dat kun je zien. a b c Welke twee eigenschappen van een lied vind je in dit gedicht terug? Een liedje kun je zingen, dus kun je hier misschien een melodie bij bedenken? Zoek in de bundel Verzamelde liedjes en gedichten (uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2004) of op internet nog een leuk liedje of gedicht van Wilmink, en presenteer dat aan de klas. © THIEMEMEULENHOFF, 2010 5