FEDERAAL VERKIEZINGSMEMORANDUM 2010 FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen 25 voorstellen voor een bloeiende horeca De federale verkiezingen van 13 juni komen bij verrassing. Vooral voor de horecasector komen deze verkiezingen op een erg belangrijk kantelmoment. Terwijl de economische crisis nog steeds lelijk huishoudt in onze sector, zijn een aantal belangrijke maatregelen tijdens de vorige legislatuur op het spoor gezet, maar niet afgewerkt. Daarom stelt FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen dit verkiezingsmemorandum op. In dit memorandum stellen we maatregelen voor die onze sector zuurstof en rechtszekerheid kunnen geven. Deze maatregelen komen niet zomaar uit de lucht vallen. Het zijn de prioriteiten van de ondernemers zelf. Met deze voorstellen doorstaan we de crisis en blijven we een bloeiende sector, vol ondernemerschap en tewerkstellingskansen voor een rijke diversiteit aan mensen. De Horeca is niet te onderschatten De horecasector is goed voor bijna 11 miljard euro omzet per jaar en draagt daarmee bijna 4% bij aan het Belgische bruto binnenlands product. Deze omzet wordt gegenereerd in ruim 56.000 ondernemingen (7,65% van het totaal aantal Belgische ondernemingen). In deze ondernemingen werken ruim 120.000 werknemers (3,5% van het totale aantal) en dit naast 35.000 zelfstandigen (3,8% van het totale aantal zelfstandigen in ons land). Horecabedrijven zijn hoofdzakelijk kleine bedrijven. 90% van de horecaondernemingen werkt met minder dan 10 werknemers. De horeca is ook een uitgesproken sector van zelfstandige ondernemers waarvan er meer dan 80% in hoofdberoep werken. Bovendien is er géén andere sector waar er zoveel kansen geboden worden aan laaggeschoolde werknemers. Nergens is diversiteit zo vanzelfsprekend als in de horeca, die een a-typisch karakter heeft: er wordt altijd gewerkt wanneer andere genieten van hun vrije tijd. Vergelijkingen met andere bedrijfssectoren gaan niet op. De crisis heeft in de sector behoorlijk huis gehouden. Als sector met vele microondernemingen is de horeca altijd al erg faillissementsgevoelig. De afgelopen crisisjaren waren wat dat betreft nog erger. In 2007 telde de sector nog 1431 faillissementen. In 2008 en 2009 groeide dit aan tot respectievelijk 1570 en 1781. Daarmee staat de horeca jaarlijks in voor 18 à 19% van het totale aantal faillissementen in ons land. Eén van de oorzaken is de moeilijke financiering van de sector. De aanwendingsgraad van de kredietlijnen van de kleine ondernemingen steeg aanzienlijk tot bijna 87%. Net door de vele kleine ondernemingen in de sector steeg de aanwendingsgraad het sterkst in de horeca (+1,5 procentpunt). De kredietcrunch van einde 2009 was dan ook nefast voor de sector. Meer dan ooit is er dus nood aan een (h)echt horecabeleid om de sector door de crisis te loodsen. Het werk is nog niet af We kunnen niet zeggen dat de vorige federale regering geen aandacht had voor onze sector. Integendeel. Deze aandacht leidde ondermeer tot een aantal maatregelen die de horecaondernemingen ademruimte hebben gegeven. De meest in het oog springende maatregel is uiteraard de BTW-verlaging. In 2007 waren alle partijen vragende partij om de BTW in de horeca tot 6% te verlagen. Deze BTW-verlaging is noodzakelijk om de sector toe te laten rendabel te blijven en zich te moderniseren. Ondertussen werd een eerste stap in 1 deze BTW-verlaging gezet. De verlaging tot 12% op alle maaltijden is een belangrijke impuls geweest. Maar jammer genoeg onvoldoende. Daarnaast was de sector echter ook een mikpunt voor heel wat andere nieuwe wetgeving. De BTW-verlaging ging gepaard met de invoering van een geregistreerde kassa. De sector moest zich zelfs verbinden tot een aangroei van de werkgelegenheid in deze crisistijd. Tegelijkertijd werd een dubbelzinnige rookregeling ingevoerd, maar bleven de beloofde “begeleidende maatregelen” uit. Er is dus nog werk aan de winkel in horecaland. De overheid nam de afgelopen jaren wel heel wat maatregelen, maar deze maatregelen stonden al te vaak los van elkaar. Net omdat de horeca een sector is die met zowat alle aspecten van de samenleving in contact komt, is er een horizontaal horecabeleid noodzakelijk. FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen vraagt de nieuwe regering een coherent horecabeleidsplan op te stellen en de uitvoering ervan in handen te leggen van een staatssecretaris voor het horecabedrijf. Met enkele lukraak getroffen maatregelen houdt men geen economische sector overeind. De doelstelling is te komen tot een rendabele en gemoderniseerde horecasector die één van de vlaggenschepen zal zijn voor de Belgische economie. Welke maatregelen daarvoor nodig zijn, geven we in dit memorandum mee. De vijf topprioriteiten van de horecaondernemers in Vlaanderen Het memorandum van FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen is opgedeeld in vijf hoofdstukken waarin telkens vijf voorstellen naar voor worden geschoven. Deze 25 voorstellen zijn volgens ons noodzakelijk om tot een coherent horecaplan te komen. We legden deze voorstellen in versneld tempo voor aan ruim duizend horecaondernemers en met een onverhoopt hoge responsgraad van meer dan 50% werden de topprioriteiten voor onze federatie vastgelegd. We stellen de topprioriteiten snel aan u voor. In de rest van het memorandum vindt u alle 25 voorstellen overzichtelijk terug. De bevraging gaf vijf duidelijke prioriteiten aan die de sector van de politiek tijdens de komende legislatuur verwacht : Het invoeren van de beloofde BTW verlaging naar 6% zowel op voeding als dranken. Het betaalbaar forfaitariseren van de fiscale en sociale lasten voor de gelegenheidsarbeider in hoofde van de werkgever; studenten de mogelijkheid bieden 400 uur te kunnen presteren in de sector aan een sociaal voordeeltarief. Het invoeren van minimale vestigingsnormen voor al wie tegen betaling voeding of dranken serveert. 2 Het verlagen van de commissiepercentages die aangerekend worden op kredietkaarten. Het versoepelen van de reglementering inzake voedselveiligheid in overleg met de sector. 3 25 voorstellen voor een bloeiende horeca A. Een horecavriendelijke fiscaliteit is een winwin-situatie voor iedereen Een modernisering van de sector is pas mogelijk wanneer gezonde ondernemingen in staat zijn rendabel en solvabel te zijn. Daarvoor zijn vijf maatregelen nodig op fiscaal vlak. 1. BTW-verlaging naar 6% voor voeding en dranken Knelpunt Door een regeringsbeslissing van november 2009 werd op 1 januari 2010 de BTWaanslagvoet van 21 naar 12% verlaagd voor restaurant- en cateringdiensten met uitsluiting van dranken. Ter compensatie van deze verlaging aanvaardde de sector de invoering van het elektronisch kasregister en beloofde zij 6.000 extra arbeidsplaatsen te creëren, wat in uitvoering is. De Richtlijn 2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009, maakte het eindelijk mogelijk om een verlaagd BTW-tarief toe te passen op restaurantdiensten en de daarbij behorende dranken. In tegenstelling tot Frankrijk, die een BTW-verlaging doorvoerde van 19,5% tot 5%, werd in België enkel een beperkte verlaging tot 12% doorgevoerd en enkel op voeding. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen dringt er op aan om de beloofde tweede fase van de BTW-verlaging door te voeren in de komende legislatuur. Waarom een verdere BTW-verlaging doorvoeren tot 6%? - zelfs goed draaiende zaken hebben moeite om het hoofd boven water te houden; - de BTW-verlaging versterkt de groei van de tewerkstelling in de arbeidsintensieve sector die de horecasector tenslotte is; - ze versterkt de modernisering en de versterking van de aantrekkingskracht van de sector naar de 4 consument toe; - de maatregel is nodig om competitief te zijn met buurlanden (Frankrijk : 5,5% , Nederland : 6%, Luxemburg : 3%). 2. Aftrekbaarheid van uitgaven in de horecasector in de personenbelasting en 100% aftrekbaarheid voor bedrijven Knelpunt Alhoewel in politieke kringen reeds werd nagedacht om de buitenhuisconsumptie van gezinnen in de horecasector aftrekbaar te maken, heeft dit nog geen wettelijk beslag gekregen. Nochtans lijkt het evident dat heel wat uitgaven door gezinnen in de horecasector niet meer als luxe maar als basisbehoefte beschouwd kunnen worden. Daarnaast worden bedrijven die zaken doen via de horecasector, hiervoor bestraft. In uitvoering van art. 49 lid 1 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen blijft de aftrekbaarheid van restaurantkosten beperkt tot 69%. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen vraagt dat in het WIB een wettelijk toe te laten kader zou gemaakt worden om per persoon ten laste de belastingplichtige een bewezen maar gelimiteerd bedrag in mindering te brengen van zijn belastbaar inkomen. Consumptie van gezinnen in de horeca wordt niet langer als een luxe beschouwd, maar beantwoordt aan een basisbehoefte. Het optrekken van de aftrekbaarheid van restaurantkosten naar 100% zou een einde stellen aan de discriminatie ten opzichte van de kosten die bedrijven maken in de restaurantsector. Daar waar de kosten die gemaakt worden in het gastronomisch bedrijfsrestaurant wel volledig aftrekbaar zijn. 3. Een minimale fiscale controlenorm voor de horecasector Knelpunt Ondanks jarenlange onderhandelingen met de opeenvolgende staatssecretarissen ter bestrijding van de fiscale en sociale fraude met betrekking tot het uitwerken van minimale fiscale controlenormen voor de horecasector, laat een concrete toepassing op zich wachten en dit ondanks de politieke goodwill en de bereidheid van de fiscale administratie om eraan mee te werken. Nochtans is de horeca zelf vragende partij voor zo’n fiscale norm. De horecasector heeft te kampen met structurele rentabiliteitsproblemen. Bovendien is het een sterk gediversifieerde 5 sector die hoofdzakelijk bestaat uit micro-ondernemingen. Tot slot is het een laagdrempelige sector om in te stappen. Op grond van hoger genoemde elementen moet vaak vastgesteld worden dat vooral startende ondernemers een verkeerde inschatting maken van de opbrengsten en kosten in hun bedrijf en genoodzaakt worden, om een faling te vermijden, om zowel op fiscaal en sociaal vlak irregulier te werken. Een minimale fiscale norm voor de horecasector zal tot gevolg hebben dat gevestigde ondernemers op een transparante en correcte manier worden getaxeerd. Startende ondernemers zullen op voorhand kunnen inschatten welke hun bedrijfseconomisch minimaal te behalen omzetten zullen zijn en welke “te betalen BTW” zij kunnen verwachten. Voorstel In samenwerking met de horecasector moet er een realistische fiscale controlenorm komen, die de ondernemingen rechtszekerheid garandeert. 4. Een fiscale stimulans voor het in de horeca wijd verspreide werkplekleren (stages) Knelpunt De horecasector is een arbeidsintensieve sector. In de horecasector wordt sterk geïnvesteerd in menselijk kapitaal. De nood aan voldoende instroom van gekwalificeerde medewerkers is zeer groot. Vorming op de werkvloer is van levensbelang voor de horecasector. De diverse onderwijsvormen geven aan jongeren de instrumenten mee om de arbeidsmarkt in te stappen. Stages geven hen de juiste arbeidsattitude zowel in de complexe keuken- als zaalactiviteiten als in het hectische hotelwezen. Voorstel Tal van horecaondernemers zijn bereid tijd en middelen te investeren in jongeren om hen op die manier de nodige vakbekwaamheid en arbeidsattitude bij te brengen. Werkplekleren is vandaag evenwel een vrijblijvend engagement van de ondernemer naar de onderwijsinrichting toe. Om de opvang en begeleiding van de jongeren op de werkvloer professioneler aan te pakken, is het van vitaal belang dat ondernemers over de juiste instrumenten beschikken om het leerproces zo vlot mogelijk te laten verlopen. Om ondernemers in te schakelen in een certificatietraject, zou het goed zijn dat zij hiervoor fiscaal beloond worden door hen de mogelijkheid te bieden per stageplaats een forfaitair kostenbedrag in aanmerking te laten nemen in hun bedrijfsbelasting. 6 5. Stop de wildgroei aan pestbelastingen Knelpunt Steden en gemeenten krijgen steeds meer verantwoordelijkheden waardoor zij gedwongen worden op een inventieve manier nieuwe inkomsten te genereren. Daarbij wordt nauwelijks of geen aandacht besteed aan de financiële draagkracht van de ondernemingen waardoor de uitbouw van de lokale horeca vaak in het gedrang komt. Niet alleen steden en gemeenten, maar ook intercommunales, agentschappen, provincies en andere overheden of parastatalen kennen soms dezelfde drang naar inkomsten. Voorstel Rekeninghoudend met de beperkte financiële draagkracht van horecaondernemingen is het van vitaal belang dat de federale overheid als coördinerende instantie alle belastingen, taksen en retributies die het horecabedrijf bezwaren in kaart brengt en een plafond vaststelt op de taxatiedruk. 7 B. Een modern personeelsbeleid met flexibiliteit en rechtszekerheid De horeca is een zeer specifieke sector die gekenmerkt wordt door zeer grote onvoorspelbaarheid van de vraag. Werk in de horecasector is rechtevenredig met de mate van vrije tijdsbeleving vanuit de andere sectoren. Een modern personeelsbeleid heeft in een dergelijke sector nood aan aangepaste instrumenten, die het mogelijk maken om zowel de werkgever als de werknemer te overtuigen volgens de sociale regelgeving te werken: 6. Een betaalbaar en flexibel systeem voor gelegenheidsarbeid met een forfaitaire en bevrijdende heffing Knelpunt Meer dan in vele andere sectoren is het voor de horecaondernemer vaak bijzonder moeilijk om een inschatting te maken van het personeel dat hij voor een bepaalde gelegenheid nodig heeft. Het weer kan ervoor zorgen dat het terras overvol of leeg zit. We weten zeer goed wanneer trouwfeesten beginnen, maar nooit wanneer ze eindigen. Daarom kan de horeca gebruik maken van de zogenaamde “gelegenheidsarbeid”. In drukke perioden kunnen gelegenheidswerknemers zonder arbeidsovereenkomst maximum twee opeenvolgende dagen tewerkgesteld worden. Er doen zich echter drie grote problemen voor die het werken met de zogenaamde “extra’s” bijzonder moeilijk maakt. Sinds 1 juli 2006 moet voor elke extra een dimona-aangifte gebeuren. Net omdat extra’s in de drukste periodes worden ingezet, is het bijzonder moeilijk voor de werkgever om dit tijdig en correct te doen. Daarom werd de dimona-light ingevoerd: in plaats van telkens een dimona-out te moeten verrichten wanneer een extra stopt met werken, kan de werkgever van bij aanvang van de tewerkstelling kiezen voor een blok van maximum 5 of van maximum 11 uren werk. De sociale bijdragen op deze blokken worden forfaitair bepaald. Ook hier is er een serieus probleem: de bijdragen worden immers berekend op een gemiddelde van respectievelijk 3,5 en 7 uur. Dit systeem is in vele gevallen dus duurder dan een gewone aangifte. Een derde probleem is dat de levensnoodzakelijke extra’s in de horeca heel vaak mensen zijn die dit als een bijverdienste zien bij hun reguliere job. De volledige onderwerping van deze bijverdienste maakt het voor hen de moeite niet om deze extra uren te presteren. Bovendien rekenen sociale secretariaten vaak een administratieve vergoeding aan die kan oplopen 10 euro of meer per gewerkte periode van de extra. Het sop is de kolen niet waard. 8 Voorstel Het systeem van de gelegenheidsarbeid kan sterk vereenvoudigd worden. Het forfaitaire systeem van de dimona-light is een goed systeem, maar het is te duur. Een korte vergelijking met de land- en tuinbouw maakt veel duidelijk. Een forfaitair dagloon in de landbouw bedraagt sinds 1 januari 2010 16,31 euro; in de tuinbouw is dit 15,92 euro. Een vijf-urenblok in de horeca wordt forfaitair vastgelegd op 38,96 euro; een elf-urenblok is gelijk aan 77,91 euro (exclusief 7,10 euro extra voor zaterdag- en 14,20 euro voor zondagwerk). FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen stelt daarom voor een eenvoudig systeem voor gelegenheidsarbeid in te voeren, gebaseerd op een realistisch forfait. Op dit forfait wordt een bevrijdende heffing betaald, die zowel de fiscale als de sociale lasten dekt. De gelegenheidswerknemer hoeft deze inkomsten niet bij zijn inkomen te tellen, zodat de gelegenheidswerknemer bereid blijft deze occasionele en onvoorspelbare arbeid uit te voeren. 7. Een flexibele systeem van studentenarbeid voor het ganse jaar Knelpunt Studenten zijn de noodzakelijke olie in het raderwerk van een goed draaiende horecaonderneming. Op verwachte en onverwachte piekmomenten of op momenten dat andere werknemers hun vakantie willen opnemen, kunnen zij voor de helpende hand zorgen. Iedereen is het erover eens dat het bestaande systeem van studentenarbeid te ingewikkeld en onwerkbaar is. Men kan een student maximaal 23 dagen in het derde kwartaal en nog eens 23 dagen in de rest van het jaar tewerkstellen aan twee verschillende tarieven van solidariteitsbijdrage. Bovendien verliest de werkgever het voordeel van de solidariteitsbijdrage volledig wanneer de student de maxima ergens overschrijdt. Vermits de werkgever er zelf geen controle op kan uitoefenen, is dit een rechtsonzeker en ingewikkeld systeem. Het huidig systeem strookt ook niet meer met de realiteit van het modulair onderwijs, noch met de verwachtingen en beschikbaarheden van de studenten zelf. Vandaag leeft nog de overtuiging dat studenten werk zouden kunnen afnemen van reguliere werknemers. Niets is echter minder waar. Het inschakelen van studenten en extra’s is immers een methode om de vaste werknemers meer regelmaat te geven in uurroosters en een betere balans tussen werk en familiaal leven te verzekeren. Het verdient aandacht dat vandaag meer en meer bedrijven uit andere sectoren appreciëren wanneer een kandidaat werknemer kan aantonen dat hij tijdens zijn studenten periode in de horeca heeft gewerkt: dit toont een zekere ervaring met werken in team en onder stress, maar ook erkent men de verworven sociale vaardigheden. 9 Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen stelt voor een eenvoudig systeem in te voeren dat zowel de student als de werkgever rechtszekerheid biedt. Een student mag per jaar 400 uren studentenarbeid verrichten aan een solidariteitsbijdrage (die berekend is op de reële inkomsten van de huidige tarieven, t.t.z. ongeveer 8%). Deze uren zijn niet beperkt tot bepaalde periodes en eens de 400 uren overschreden worden, wordt slechts vanaf het 401ste uur normale bijdragen betaald. De uren worden bijgehouden via een teller die door de dimona wordt geactiveerd. De werkgever reserveert via dimona een pakket uren bij de student. Via dmfa wordt vervolgens aangegeven wanneer deze uren werden gepresteerd. FED. Ho.Re.Ca. Vlaanderen pleit voor het gebruik van uren om geen discriminatie te maken tussen studenten die korte periodes presteren t.o. zij die langere periodes presteren. Maar vooral is het uursysteem beter afgestemd op het inschakelen van studenten op de kortere pieken, om zo de meer zekere uren voor te behouden aan de vaste werknemers 8. Een versoepeling van de regels op deeltijdse arbeid Knelpunt Een derde vorm van flexibele arbeid is deeltijdse arbeid. De tijd dat deeltijdse arbeid werd gezien als een oplossing voor de stijgende werkloosheid is reeds lang voorbij. Deeltijdse arbeid is een arbeidsovereenkomst waarbij zowel de werkgever als de werknemer tegemoet kunnen komen aan hun wederzijdse nood aan flexibiliteit, enerzijds naar het bedrijf, anderzijds naar het gezin. Niemand zal echter ontkennen dat de wetgeving op de deeltijdse arbeid onaanvaardbaar ingewikkeld is. Een sociaal inspecteur kan bij zowat elke controle met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid inbreuken vaststellen op de regels van deeltijdse arbeid. De ondernemer handelt meestal ter goeder trouw, maar de gevolgen kunnen verregaand zijn. Nochtans kan men van een horecaondernemer niet verwachten dat hij – naast een onberispelijke vakkennis en klantvriendelijkheid – ook nog een specialist is in het arbeidsrecht. Voorstel De regelgeving op de deeltijdse arbeid zou op een heel aantal zaken vereenvoudigd moeten worden, zodat het doenbaar wordt voor een ondernemer om er volledig aan tegemoet te komen. Zo is de voorwaarde dat alle uurroosters in het arbeidsreglement moeten worden opgenomen, louter een administratieve verplichting zonder meerwaarde. De minimale arbeidsduur (per contract, per week of per dienst) van een arbeidsovereenkomst zou moeten worden afgeschaft. De systemen van bijkomende uren zijn erg ingewikkeld en onoverzichtelijk en zouden vereenvoudigd kunnen worden met een berekening van de gemiddelde arbeidsduur per jaar. Het is eenvoudiger en beter om regels te maken die uitgaan van gegarandeerde vrije periodes. 10 9. Versterking van de lastenverlaging op overuren Knelpunt Horecaondernemingen kunnen een flexibele arbeidsorganisatie proberen op te zetten via ondermeer nieuwe arbeidsregelingen of door te werken met gelegenheidswerknemers en/of studenten. Bij onvoorziene vermeerdering van werk kan er ook gebruik gemaakt worden van overuren. Ook hier weer botst de ondernemer op een bijzonder ingewikkelde wetgeving die niet strookt met de omstandigheden waarin het overwerk gepresteerd moeten worden. Bovendien leidt het overloon en de lasten erop tot extra financiële lasten. Door de belastingsverlaging op de eerste 130 gepresteerde overuren wordt hieraan tegemoetgekomen. In de horeca zijn 130 overuren echter bijzonder snel bereikt. Voorstel De wetgeving op overwerk zou vereenvoudigd moeten worden, ondermeer door bijvoorbeeld te werken met een jaarlijks gemiddelde arbeidsduur. De lastenverlaging op overuren zou uitgebreid moeten worden tot alle gepresteerde overuren in de sector. Een overuur wordt daardoor even duur als een gewoon gepresteerd uur, terwijl de werknemer wel zijn 50 of 100% overloon ontvangt. Een win-win-situatie dus voor werkgever en werknemer. 10. Geen arbeidstijdregistratie in de sector Knelpunt In de vorige knelpunten werd al duidelijk dat de horeca bij uitstek een erg onvoorspelbare sector is. Een horecaonderneming moet flexibel kunnen werken, inspelend op een snel stijgende en vaak even snel dalende vraag. In deze omgeving ondernemer en tegelijkertijd voldoen aan alle mogelijke voorschriften en administratieve verplichtingen is erg moeilijk. Toch werd in de vorige legislatuur voorgesteld om een arbeidstijdregistratie-systeem in de horecasector in te voeren. Alle werknemers zouden elektronisch geregistreerd moeten worden, zowel wat betreft hun aanwezigheid als wat betreft hun prestaties. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen verzet zich met klem tegen een elektronisch arbeidstijdregistratie-systeem. Deze nieuwe verplichting zorgt voor een extra administratieve last op het horecabedrijf dat het net van flexibiliteit moet hebben. Bovendien zijn er heel wat onoverkomelijke logistieke problemen, zoals heel wat personeel dat tewerkgesteld wordt op andere uren dan de normale openingstijden (waardoor het kasregister niet langer als registratie kan dienen). Heel wat bedrijven werken bovendien op verschillende locaties. Maar bovenal is het een extra aandachtspunt voor een ondernemer die nu reeds overbevraagd is. Een aanwezigheidsregistratie is een afgezwakte vorm maar 11 is eigenlijk in hetzelfde bedje ziek. Eén ding geeft FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen nog mee: als er ooit een registratiesysteem zou worden ingevoerd, is het onaanvaardbaar dat dit slechts in één of enkele sectoren zou gebeuren. In dat geval moet het systeem in de ganse economie worden ingevoerd voor alle functies, ook voor kaderpersoneel. 12 C. Gezondheid en veiligheid Gezondheid en hygiëne zijn cruciale parameters in elke horeca-onderneming. De sector wil hierin mee investeren om de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen, maar ook door rekening te houden met de groeiende aandacht hiervoor in de samenleving. Daarnaast vraagt de ondernemer ook aandacht voor de eigen veiligheid. 11. De reglementering inzake voedsel- veiligheid moet versoepeld worden in overleg met de sector Knelpunt De Europese reglementering voorziet voor de lidstaten nadrukkelijk de mogelijkheid om, op het gebied van autocontrole en traceerbaarheid, versoepelingen toe te staan aan zogenaamde micro-ondernemingen (kleine bedrijven). Dergelijke kleine bedrijven beschikken immers niet over voldoende middelen voor het uitvoeren van een risicoanalyse en zijn niet opgewassen tegen de aanzienlijke administratieve last die de reglementering van autocontrole en traceerbaarheid met zich meebrengt. In het MB van 24 oktober 2005 betreffende de versoepelingen van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige bedrijven van de levensmiddelensector, worden versoepelingen toegestaan o.a. aan horecabedrijven die rechtstreeks aan de consument leveren en die met maximaal vijf voltijds equivalenten werken of waarvan de oppervlakte kleiner is dan 400 m². In de Europese regelgeving wordt een micro-onderneming evenwel gedefinieerd als een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan 2 miljoen euro bedraagt. In de horecasector zijn de bedrijven hoofdzakelijk micro-ondernemingen die met minder dan 10 voltijds equivalenten werken. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen pleit ervoor dat de versoepelingen op het vlak van autocontrole in België gebaseerd worden op de Europese definitie van een micro-onderneming, met name tot en met 10, in plaats van 5, voltijds equivalenten. 13 12. Nieuwe gezondheidsvoorschriften enkel in overleg met de sector Knelpunt In uitvoering van het KB van 14 november 2006 betreffende de autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen, werd in de schoot van de horecasector een “Gids voor autocontrole” uitgewerkt en goedgekeurd met daarin bijzondere aandacht voor de micro-ondernemingen. In uitvoering van het KB van 10 november 2005 tot financiering van het Federaal Voedselagentschap werd aan horecaondernemers een belangrijke financiële inspanning gevraagd. Jaarlijks dient een bijdrage (heffing) van minimaal 82,19 € betaald te worden, waarbij dit bedrag van de heffing, op basis van het al dan niet beschikken over een gecertificeerd autocontrolesysteem, verlaagd (bonus) of verhoogd (malus) wordt. Voor 2010 bedraagt de malus 60%, voor 2011 zelfs 100%. Alhoewel voedselveiligheid een zeer belangrijk aandachtpunt is in het horecabedrijf, bestaat er nog een zeer grote kloof tussen het theoretische model van het FAVV en de werkvloer. Men kan van horecaondernemers moeilijk verwachten dat zij een administratief apparaat uitbouwen om voedselveiligheid te implementeren in hun bedrijf. Daarenboven kan het niet zijn dat inzake voedselveiligheid horecabedrijven gediscrimineerd worden door het al dan niet toekennen van een Smiley, die ze enkel krijgen wanneer de ondernemer beschikt over een door een extern bureau gecertificeerd autocontrolesysteem. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen pleit voor een vereenvoudiging en dit met inachtneming van de Europese regelgeving van de controle van de voedselveiligheid in horecaondernemingen. Hierbij wordt de nadruk gelegd wordt op preventie dan wel op repressie. We beseffen daarentegen wel dat gezondheid en voedselveiligheid nog belangrijker zullen worden. Vandaar het voorstel van FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen om nieuwe gezondheidsvoorschriften enkel in overleg met de sector in te voeren. Dit zal het draagvlak van de voorschriften in de sector zo groter maken. Bovendien kan zo worden voorkomen dat te verregaande regeltjes het gastronomisch erfgoed ondergraven en enkel de gestandaardiseerde ketenrestauratie laten over blijven. 13. De kosten voor externe geneeskundige preventie verlagen. Knelpunt In het kader van de Welzijnswet van 4 augustus 1996, zijn bedrijven, dus ook horecabedrijven, verplicht te beschikken over / beroep te doen op een interne en/of een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Een werkgever die een beroep doet op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, betaalt aan deze externe dienst een substantiële bijdrage. Elke externe dienst stelt een tariefregeling vast voor de opdrachten die ze zal vervullen. Deze tariefregeling houdt rekening met de verplichte forfaitaire minimumbedragen uit hoofde van de prestaties van de 14 preventieadviseurs. Het aantal werknemers dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de forfaitaire minimumbijdragen stemt overeen met het gemiddelde aantal werknemers dat vermeld staat op de 4 dmfa aangiften van het afgelopen burgerlijk jaar. Het aantal werknemers onderworpen aan verplicht medisch toezicht wordt berekend op basis van het aantal werknemers ingeschreven op de nominatieve lijsten bijgehouden in het kader van de wetgeving op het gezondheidstoezicht. Werkgevers worden ingedeeld in categorieën o.a. op basis van hun aantal werknemers. In dat geval gebeurt de berekening van het aantal werknemers op basis van het aantal voltijdse equivalenten. In de praktijk is het evenwel zo dat, voor bepaalde werknemers, aangerekend volgens het bovenvermelde tarief, de externe diensten eigenlijk niets doen. Meestal gaat het dan om extra’s die steeds in- en uit- dienst gaan. Dit probleem volgt uit het feit dat de berekening “per kop” gebeurt. Daarenboven volgen de externe diensten de in- en uitdiensttredingen van het personeel via de kruispuntbank van de sociale zekerheid, terwijl er geen KB is dat de externe diensten rechtstreeks toegang geeft tot de kruispuntbank. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen pleit er dan ook voor om de kosten voor de externe geneeskundige preventie te verlagen, meer bepaald wettelijk vast te leggen dat werkgevers enkel moeten betalen voor daadwerkelijk geleverde prestaties en dus niet meer automatisch moeten betalen “per kop”. Verder pleit FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen ervoor dat de federale overheid de externe diensten er formeel op zou wijzen dat er geen KB is dat hen rechtstreeks toegang geeft tot de kruispuntbank van de sociale zekerheid en zij hun tarieven dus niet rechtsgeldig kunnen baseren op de in- en uitdiensttredingen van het personeel via deze kruispuntbank. 14. De horecasector structureel betrekken in overleg om de veiligheid van ondernemers en ondernemingen te garanderen. Knelpunt Er kan vastgesteld worden dat ondernemers en ondernemingen meer het doelwit worden van drieste overvallen dan we gewend waren. Daar waar zonder al te grote veiligheidsmaatregelen een behoorlijke som geld samenkomt, is het risico op een overval groter geworden. Ook in de horecasector is men zich ervan bewust dat een hotel, restaurant of café het doelwit kan worden na een mooie dagrecette. Plaatselijk nemen horecaondernemers al deel aan ondermeer buurt informatienetwerken (BIN’s) om de veiligheid te verhogen. 15 Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen pleit dan ook voor aandacht voor de veiligheid van ondernemingen in het algemeen en horecaondernemingen in het bijzonder. De overheid moet aantonen dat de veiligheid van ondernemingen mee als prioriteit wordt opgenomen. FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen is bereid om structureel mee te werken in alle overleg inzake veiligheid. De horecasector kan ook een vinger aan de samenlevingspols houden. Nieuwe fenomenen kunnen sneller aangekaart en aangepakt worden. 15. Reële compenserende maatregelen in het kader van het gedeeltelijk rookverbod . Knelpunt Op 1 januari 2010 trad de nieuwe rookreglementering in werking die een algemeen rookverbod in de sector invoerde en waarbij er enkel een afwijking is voorzien voor drankgelegenheden, zijnde inrichtingen, die geen deel uitmaken van een sportinfrastructuur en waar de belangrijkste en permanente activiteit er enkel uit bestaat dranken, waaronder dranken met ethylalcohol, aan te bieden voor consumptie ter plaatse en waar geen andere levensmiddelen worden aangeboden voor consumptie ter plaatse dan voorverpakte levensmiddelen die zonder enige bijkomende maatregel gedurende minstens drie maanden houdbaar blijven. Enkel deze ondernemingen mogen een rokersruimte voorzien. Bij de invoering van dit gedeeltelijk rookverbod werden in het federale parlement formele beloftes gedaan voor compenserende begeleidende maatregelen. Tot op heden werden nog geen dergelijke maatregelen ingevoerd. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen vraagt zich af waar deze beloofde compenserende begeleidende maatregelen blijven en pleit er alleszins voor om deze zo snel mogelijk alsnog in te voeren. Dit teneinde een financiële catastrofe in de sector te vermijden. 16 D. Ondernemingsklimaat In een positief ondernemingsklimaat is het beter ondernemen. Dat is zo in elke sector en dus ook in de horeca. Bovendien kennen we in de horeca een aantal specifieke problemen die het ondernemingsklimaat bemoeilijken. We stellen enkele oplossingen voor. 16. Via het moderniseren van de vestigingswet moet het aantal faillissementen van startende horecaondernemers dalen Knelpunt De voorbije legislatuur werden op het Kabinet van de Minister van Middenstand herhaalde besprekingen gevoerd met betrekking tot modernisering van de beroepsreglementering voor de cluster voeding, evenwel zonder resultaat. Deze modernisering dringt zich nochtans op. De kwaliteit van onze keuken is één van de belangrijkste aantrekkingspolen van ons land. België kan het zich niet permitteren om deze kwaliteit niet te bewaken. Daarom is het nodig dat niet om het even wie een keuken van een horecaonderneming kan organiseren en leiden. Voorstel De restaurantsector dringt aan op een aanpassing van de vestigingswet voor restaurateurstraiteurs banketaannemers. Zij wil op die manier het culinair Belgisch erfgoed in stand houden en de consument beschermen. De restaurantsector bestaat uit een zeer grote diversiteit van kleine- en middelgrote ondernemingen. Een beroepsreglementering is voor deze KMO’s een hefboom om de sector professioneel te ondersteunen. Fed. Ho.Re.Ca Vlaanderen dringt erop aan dat alle ondernemers die voedingswaren bereiden en/of serveren, onder het toepassingsgebied zouden vallen van de beroepsreglementering. Wel moet een onderscheid voorzien worden tussen een ondernemer die zich beperkt tot eenvoudige gerechten en diegene een complexer “productieproces” heeft. 17 17. Kafka afsturen ondernemingen! op de rompslomp in Knelpunt Een horecaondernemer is iemand die zijn hart en ziel verpand heeft aan het uitbaten van een hotel, een restaurant, een café, een traiteurzaak, een discotheek of dies meer. Het gaat bij hem over goede dienstverlening, een perfecte keuken, een meer dan aangename belevenis. Ondernemers in het vak worden echter met heel wat andere zaken geconfronteerd. Kleine ondernemers moeten in staat zijn een dimona uit te voeren, formulieren voor voedselveiligheid in te vullen, diensten voor externe veiligheid te contacteren, verschillende BTW-regimes, uurroosters voor deeltijdse arbeid bij te houden, dagelijkse afwijkingsdocumenten, wekelijkse en maandelijks prestatie overzichten enzovoort. De droom van de horecaondernemer verzandt al te vaak in paperasserij en administratieve verplichtingen. Op zich miskent FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen het bestaansrecht van de vele regels niet. De vraag is echter of alle formele verplichtingen steeds nodig zijn en of controleurs ervan op de juiste manier optreden. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen stelt voor om een Kafka-onderzoek uit te voeren in een representatief staal van horecaondernemingen. Het onderzoek moet nagaan aan welke verplichtingen een horecaondernemer moet voldoen, en of dit überhaupt haalbaar is voor een kleine ondernemer. Daarnaast moet een gedragscode worden opgesteld voor alle controlediensten (zowel fiscaal, sociaal, FAVV, als alle mogelijke andere controlediensten). Ondernemers zijn geen gangsters. Controles dienen op een beleefde en ernstige wijze te gebeuren, met respect voor de ondernemer, de onderneming en de klanten. Zonder de doeltreffendheid van de controles te verminderen, moeten ondernemers ondermeer gewezen worden op hun rechten tijdens en na een controle. 18. Financieringsproblematiek van startende ondernemingen Knelpunt De aanwendingsgraad van de kredietlijnen van de kleine ondernemingen steeg tijdens de bankencrisis aanzienlijk tot bijna 87%. Door de vele kleine ondernemingen in de horecasector, steeg de aanwendingsgraad het sterkst in de horeca (+1,5 procentpunt). De kredietcrunch van einde 2009 was dan ook nefast voor de sector. Voor horecaondernemers is het quasi onmogelijk geworden om leningen te krijgen van banken. Ondernemers die een bedrijf wensen op te starten zijn vaak gedwongen om zich te wenden tot hun leveranciers, die bovenop buitensporige interestvoeten vaak ook exclusieve bevoorradingsverplichtingen 18 opleggen. De ondernemer wordt aldus met handen en voeten gebonden aan zijn leveranciers. Voorstel Fed. Ho.Re.Ca Vlaanderen dringt er op aan : 1. dat leveranciers verplicht zouden worden op een transparante manier kredieten te verschaffen. 2. dat de risico-inschatting van een horecaonderneming door de banken op een correcte manier zou worden ingeschat. 3. dat voor startende ondernemers professionele hulp zou aangeboden worden indien zij een krediet aanvragen bij de bank. 19. Afschaffing van de wet op de beteugeling van de openbare dronkenschap en vervanging door een gedragscode Knelpunt Fed. Ho.Re.Ca Vlaanderen pleit voor de opheffing van de wet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, voor zover die wet de uitbater van een drankgelegenheid straft voor het schenken van alcoholhoudende dranken aan iemand die reeds “kennelijk” dronken is. Dergelijke toestand berust immers op een louter subjectieve beoordeling van de toestand waarin de klant verkeert. Volgens de bepalingen van de wet van 14 november 1939 moet de uitbater van een drankgelegenheid controle uitoefenen op de staat van dronkenschap van een klant en op diens leeftijd. In de praktijk blijkt dergelijke controle vaak onmogelijk of veronderstelt zij minstens een zeer subjectieve appreciatie. Nochtans voorziet de wet een gevangenisstraf en/of een geldboete ingeval de appreciatie van de uitbater niet correct is. Vandaag de dag wordt nog nauwelijks geverbaliseerd, laat staan veroordeeld voor dergelijke feiten. De problemen voor de caféhouder stellen zich tegenwoordig eerder op burgerrechtelijk dan op strafrechtelijk vlak. Immers, wanneer hij dranken verschaft aan iemand die “kennelijk dronken” is, komt zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid in het gedrang. De rechtspraak van de afgelopen jaren interpreteerde dit begrip ruim en een aantal café-uitbaters werd effectief burgerrechtelijk veroordeeld. Hoewel de sector niet gelukkig is met de rechtspraak ter zake, wijst hij er toch op dat het succes van de burgerlijke procedures aantoont dat de juridische wereld dergelijke procedure meer geschikt acht. 19 Voorstel Deze wet is vandaag de dag volledig achterhaald. Dit blijkt voldoende uit de zeldzaam geworden toepassingen ervan en, in contrast hiermee, het succes van de burgerlijke procedures. Het zou de rechtszekerheid ten goede komen indien de wetgever dit erkent en de wet afschaft. Uiteraard ontslaat dit de ondernemer niet om met gezond verstand met alcohol schenken om te gaan. Een gedragscode is hier op zijn plaats. 20. Wie horeca speelt, moet er ook de voorschriften bijnemen! Knelpunt De artikelen 93-94 van NWHP van 14 juli 1991 bepalen dat: “Verboden zijn de gedragingen waardoor iemand, ten behoeve van het door hem uitgeoefende beroep of bedrijf en ten koste van andere deelnemers, het economisch voordeel tracht te verwerven.” Tot op vandaag moet vastgesteld worden dat het een zeer casuïstische materie is. Het is immers aan de rechter om na te gaan of de met een wettelijke of reglementaire bepaling strijdige daad schade heeft toegebracht aan de beroepsbelangen van één of meerdere verkopers of consumenten. “Paracommercie” komt in alle sectoren voor, maar de horecasector ondervindt er heel wat hinder van, vooral dan in de restaurant-, café- en discotheeksector. Door de paracommercie krijgt de consument een totaal vertekend beeld van de prijszetting voor horecadiensten waarop hij de horecaondernemer afrekent. OCMW’s, gesubsidieerde verenigingen of andere instellingen bieden diensten aan aan of zelfs beneden kostprijs. Daarenboven is er in het parallelle circuit soms een totale normvervaging vast te stellen. Ook al besteedt de overheid heel veel aandacht aan consumentenbescherming (voedselveiligheid, hygiëne, enz.), deze lijkt vaak niet te gelden voor de parallelle initiatieven. Buiten de sociale controle van het horecabedrijf ontstaan dan onaanvaardbare fenomenen zoals de botellons (comadrinken in groep op afgesproken locaties). Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen dringt aan op een inperking van de mogelijkheid om logies te verstrekken en om maaltijden en/of dranken aan te bieden door gesubsidieerde instellingen en/of organisaties en verenigingen. Deze ontplooien immers totaal buiten hun doelstellingen horeca-activiteiten. We stellen voor dat de organisatie van een horeca-activiteit door zo een instelling of vereniging afhankelijk wordt van een vergunning door het gemeentebestuur. Dit zal niet alleen toelaten zicht te krijgen op de paracommerciële activiteiten. Het wordt dan ook mogelijk minimale normen op te leggen. 20 E. Eerlijke mededinging en een goed imago We zouden trotser moeten zijn op onze horecasector. Als België voor iets in de wereld bekend is, dan is het omwille van onze gastvrijheid en van onze Bourgondische manier van leven. Voor een warm onthaal, lekker eten en drinken, moet je nergens anders dan in België zijn. De horecaondernemingen zijn een echte unique selling proposition die nu reeds over gans de wereld bekend zijn. En toch wordt hiervan weinig of geen gebruik gemaakt. Meer nog: de horecasector wordt eerder als lastpost of rebel afgeschilderd. De federale overheid zou beter gebruik moeten maken van de troeven die de horeca haar biedt. Enerzijds betekent dit dat de sector ook moet kunnen genieten van de voordelen die de vrije mededinging met zich meebrengt. Anderzijds kan de sector positieve promotie gebruikten. 21. Transactiekosten op kredietkaarten moeten lager kunnen. Knelpunt Europa treedt zeer streng op om de internationale mededinging binnen de Unie te waarborgen. Dat heeft ondermeer geleid tot resultaten om de kosten op internationaal betalingsverkeer te drukken. Europa stelt immers dat in gans de Unie op dezelfde manier en tegen dezelfde wijze betaald moet kunnen worden. Wel trachten financiële instellingen hun verlies aan inkomsten op het internationale betalingsverkeer te recupereren in het nationale betalingsverkeer. De “interchange fee”, die de banken aanrekenen voor het betalingsverkeer van de klant naar de horeca-uitbater, is niet gedaald, wel integendeel. Nochtans zou een nationale betaling eenvoudiger en sneller moeten kunnen verlopen dan een internationale betaling, waar de kosten wél gedaald zijn. Voorstel De regels van de mededinging moeten niet alleen in Europa maar ook in België transparant worden toegepast. Dat banken kosten aanrekenen voor hun dienstverlening, is vanzelfsprekend. Maar de wijze waarop transactiekosten op kredietkaarten worden verrekend is onduidelijk en overdreven. De federale overheid moet optreden om ook het Belgische betalingsverkeer transparant en goedkoper te maken. De Belgische mededingingsautoriteiten moeten erop toezien dat de transactiekosten in het binnenlandse betalingsverkeer met kredietkaarten meer in overeenstemming wordt gebracht met de eigenlijke prestaties, zoals dit ook door de Europese mededingingsautoriteiten voor internationale kredietkaartbetalingen werd gedaan. 21 22. In handelshuurovereenkomsten mogen geen exclusieve en/of minimale afnameverplichtingen opgelegd worden. Knelpunt In de Verordening nr. 1/2003 van 16 december 2002 stelt de Raad van de Europese Unie dat de Lidstaten nationale mededingingswetten mogen aannemen die bepalingen kunnen bevatten die het misbruik van economisch afhankelijke ondernemingen aan strengere banden kunnen leggen en zelfs verbieden. Sedert de invoering van de Europese regelgeving is er geen enkele wijziging doorgevoerd in de Belgische wetgeving. Brouwerijen en bierhandelaars gebruiken stelselmatig hun economische machtspositie om de sector te gijzelen. De exclusieve en minimale afnameverplichtingen die brouwerijen aan horeca-uitbaters opleggen belemmeren de vrije handel en leggen lasten op op basis van criteria die zich buiten de impact van de uitbaters bevinden. Door de historiek van de openingsbelasting kwamen de beste horecapanden allemaal in het bezit van de toeleveranciers. 70 % van de café-uitbaters is verplicht. Zij hebben geen keuze in assortiment meer. Dit assortiment beperkt zich niet tot bier of frisdranken: ook koekjes, koffie, wijnen, benodigdheden en zelfs de caféspelen worden er in opgenomen. De verplichte uitbaters betalen bovendien tot 60 % meer dan de vrije ondernemers. Voorstel FED. Ho.Re.Ca Vlaanderen dringt er op aan dat in de regelgeving van de brouwerijcontracten een bepaling opgenomen wordt die de verbintenissen van de exclusieve bevoorrading loskoppelt van de verbintenissen uit de huur, waardoor de verbreking van de huur niet meer kan gevorderd worden bij inbreuken op de bevoorradingsverbintenis. 23. De manier waarop brouwerijen de prijs voor hun producten bepalen moet transparant worden. Knelpunt Geen café zonder bier. Geen bier zonder brouwer. De samenwerking tussen brouwer en horeca-uitbater is er één die gebaseerd is op een zeer lange onderlinge verstandhouding. Of zo zou het toch moeten zijn. Alleen is de relatie tussen de twee niet evenwichtig. De grote brouwerijconcerns zetten hun prijzen en de (kleine) café-uitbater dient daarin te volgen. Dat uit zich ondermeer in de prijs van het bier. De prijs van het bier nam de laatste jaren substantieel toe. Tegelijkertijd stelt de horeca echter vast dat de brouwerijen niet alleen meer investeren in publiciteit voor de bierverkoop aan de particulier, maar dat deze prijzen ook niet vergelijkbaar zijn met de prijzen die de professionele horeca-uitbater dient te 22 betalen. Het gaat dan ook mogelijk om een voorbeeld van marktverstoring in de sector. Het flesje in de supermarkt is goedkoper voor de consument dan het bier op vat voor de cafébaas. Voorstel Een goed werkende markt is gebaat met transparante en eerlijke prijzen. De federale mededingingsautoriteiten moeten erop toezien dat dit in alle sectoren wordt gegarandeerd. Op die manier kan de horeca blijven werken aan een hechte en wederzijds voordelige samenwerking met de brouwerijen. 24. Prinselijke handelsmissies naar het buitenland moeten de horecasector in ons land promoten. Knelpunt Hoewel buitenlandse handel al lange tijd een gewestbevoegdheid is, zijn het nog steeds de prinselijke handelsmissies die de meeste weerklank krijgen. Enkele malen per jaar bezoekt de prins met een ruime delegatie ondernemers een potentieel belangrijke handelspartner. Zijn aanwezigheid doet heel wat deuren opengaan. Dit jaar werd Marokko, India en, onlangs nog, Brazilië bezocht. Jammer genoeg is er tijdens deze missies geen aandacht voor de horecasector. Horeca is immers een dienstensector, die een beleving aanbiedt. Deze beleving is moeilijk te exporteren, hoewel heel wat buitenlanders wel degelijk naar België willen komen om ze mee te maken. Voorstel De horeca moet een vast onderdeel worden van de prinselijke handelsmissies. Deze handelsmissies moeten het vakmanschap en de gastvrijheid van de Belgische hotels, restaurants en cafés in de verf zetten als unieke aantrekkingspool voor ons land. Investeren in en samenwerken met Belgische ondernemingen, betekent dus ook het genieten van de Belgische Bourgondische aard en gastvrijheid, als extra meegenomen voordeel. 23 25. De federale overheid voert samen met de sector een campagne om het imago van de horecasector te versterken. Knelpunt De horeca? Dat is de sector waar op gejaagd moet worden. De horeca is al jaren het mikpunt van strengere controles op vele verschillende vlakken. Op zich stellen we de controles niet in vraag, maar betreuren we de wijze waarop de sector steeds in de belangstelling komt: roken of niet-roken, zwartwerk, fiscale lastenontduiking, enzovoort. Nochtans is de horeca een deel van onze volksaard. Geen enkele andere sector kan claimen zo typisch Belgisch te zijn als onze hotels, restaurants en cafés. De horeca is het salon en de eetkamer van onze samenleving en brengt deze in contact met elkaar en met de ganse wereld. Bovendien is het een sector met een hoge arbeidsintensiteit, waar vele laaggeschoolde en allochtone werknemers terecht kunnen. Waarom dragen we de horeca dan niet uit als één van onze paradepaardjes in plaats van als probleemkind? Voorstel De federale overheid draagt, bij monde van de staatssecretaris voor het horecabeleid, mee bij aan het uitdragen van een positief imago van de horecasector en dit in binnen- en buitenland. Tegelijkertijd wordt de sector aangespoord om te investeren in kwaliteit en de manier van werken te moderniseren. 24