SPIEGELTJE, SPIEGELTJE AAN DE WAND … PR O EF LICHT EN ZIEN WEZO3_3-4u.indb 1 14/04/16 14:42 HOOFDSTUK 1 LICHT 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Lichtbronnen en donkere lichamen Interactie van het licht met voorwerpen Rechtlijnige voortplanting van het licht in een homogene middenstof Schaduwvorming Lichtbreking p3 p5 p8 p 12 p 15 HOOFDSTUK 2 ZIEN 2.1 2.2 2.3 2.4 Bouw van het oog Beeldvorming bij bolle lenzen Beeldvorming in het oog Zien doe je met de hersenen p 23 p 26 p 33 p 35 HOOFDSTUK 3 TERUGKAATSING EN SPIEGELS HOOFDSTUK 4 EF 3.1 Terugkaatsingswetten bij vlakke spiegels 3.2 Beeldvorming bij vlakke spiegels 3.3 Gebogen spiegels p 42 p 44 p 48 ELEKTROMAGNETISCHE STRALING p 54 p 55 p 56 PR O 4.1 Elektromagnetische straling 4.2 Het elektromagnetisch spectrum 4.3 Verantwoord omgaan met straling Kraak de code. CHECK IN • Ontcijfer deze tekst. Je mag hulpmiddelen gebruiken. … teh tdrow legeips nee po tlavni thcil slA • Hoe heb je de code kunnen ontcijferen? @ NAWE_A_02_02_004@ • Vervolledig de zin. Je bent nu ingecheckt. Wanneer je uitcheckt op het einde van dit thema, kun je verklaren waarom je de tekst hebt kunnen lezen. 2 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 2 14/04/16 14:42 HOOFDSTUK 1 LICHT Lichtbronnen en donkere lichamen Wat zie je op de foto? PR a O EF 1.1 Om iets te zien, is er licht nodig. Laserstralen verlichten het hele festivalterrein. Als het ’s nachts onweert, is plots de hele hemel verlicht. Als je op dropping gaat, neem je het best een zaklamp mee. Lichtbronnen produceren licht. Natuurlijke lichtbronnen zenden uit zichzelf licht uit en zijn niet door de mens gemaakt. Kunstmatige lichtbronnen zijn wel door de mens gemaakt. Voorwerpen die geen licht produceren, zijn donkere voorwerpen. b Wat zie je als er op een donker voorwerp geen licht invalt? hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 3 3 14/04/16 14:42 Vul aan. c voorbeeld natuurlijke lichtbron kunstmatige lichtbron donker voorwerp d Kruis aan. 2 maan 3 zon 4 niet brandende zaklamp 5 reflector EF 1 vuurvliegje 7 spiegel PR O 6 sterrenhemel 9 brandende kaars 8 stoel 1 2 3 4 5 10 brandende lamp 6 7 8 9 10 kunstmatige lichtbron natuurlijke lichtbron donker voorwerp • • • • 4 Lichtbronnen produceren licht. Natuurlijke lichtbronnen zijn lichtbronnen die uit zichzelf licht uitzenden. Kunstmatige lichtbronnen zenden licht uit door tussenkomst van de mens. Donkere voorwerpen zijn voorwerpen die geen licht uitzenden. Ze zijn zichtbaar als er licht op valt. Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 4 14/04/16 14:42 1.2 Interactie van het licht met voorwerpen Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met het licht als het op een heldere glazen plaat valt? 1 Hypothese Het licht ■ wordt op de heldere glazen plaat weerkaatst. ■ wordt door de heldere glazen plaat geabsorbeerd. ■ wordt door de heldere glazen plaat grotendeels doorgelaten. ■ verandert van kleur. Benodigdheden heldere glazen plaat – zaklamp Werkwijze • Verduister het lokaal. • Schijn met een zaklamp op de heldere glazen plaat. EF Waarneming Wat zie je? Besluit Licht dat invalt op een heldere glazen plaat wordt 2 O Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met het licht als het op een matglazen plaat valt? PR Hypothese Het licht ■ wordt op de matglazen plaat weerkaatst. ■ wordt door de matglazen plaat geabsorbeerd. ■ wordt door de matglazen plaat grotendeels doorgelaten. ■ wordt door de matglazen plaat gedeeltelijk doorgelaten. ■ verandert van kleur. Benodigdheden matglazen plaat – zaklamp Werkwijze • Verduister het lokaal. • Schijn met een zaklamp op de matglazen plaat. Waarneming Besluit Licht dat invalt op een matglazen plaat wordt hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 5 5 14/04/16 14:42 a Voorwerpen die het licht niet doorlaten, zijn ondoorschijnende voorwerpen. Je ziet het voorwerp erachter ■ onscherp. ■ niet. ■ duidelijk. b Voorwerpen die het licht slechts gedeeltelijk doorlaten, zijn doorschijnende voorwerpen. Je ziet het voorwerp erachter ■ onscherp. ■ niet. ■ duidelijk. Voorwerpen die het licht (bijna) volledig doorlaten, zijn doorzichtige voorwerpen. Je ziet het voorwerp erachter ■ onscherp. ■ niet. ■ duidelijk. c e Kruis aan. PR O EF d Noteer wat je ziet. Kies uit: doorzichtig voorwerp, doorschijnend voorwerp en ondoorschijnend voorwerp. voorwerp ondoorschijnend doorschijnend doorzichtig boek leeg wijnglas bedampte bril kalkpapier spiegel zuiver water 6 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 6 14/04/16 14:42 1 Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met het licht als het op een wit papier valt? Hypothese Het licht ■ wordt op het wit papier weerkaatst. ■ wordt door het wit papier geabsorbeerd. ■ wordt door het wit papier doorgelaten. ■ verandert van kleur. Benodigdheden wit papier – zaklamp EF Proefopstelling O Werkwijze • Verduister het lokaal. • Proefpersoon 1 staat voor de klas met het gezicht naar de klas gericht. • Proefpersoon 2 belicht met een zaklamp de linkerkant van het puntje van de neus van proefpersoon 1. • Proefpersoon 3 houdt een wit papier aan de rechterkant van het gezicht van proefpersoon 1 in de lichtbundel. PR Waarneming Wat zie je als je naar de rechterkant van het gezicht van proefpersoon 1 kijkt? Besluit Licht dat invalt op een wit papier wordt 2 Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met het licht als het op een zwart papier valt? Hypothese Het licht ■ wordt op het zwart papier weerkaatst. ■ wordt door het zwart papier geabsorbeerd. ■ wordt door het zwart papier doorgelaten. ■ verandert van kleur. Benodigdheden zwart papier – zaklamp Werkwijze • Verduister het lokaal. • Proefpersoon 1 staat voor de klas met het gezicht naar de klas gericht. • Proefpersoon 2 belicht met een zaklamp de linkerkant van het puntje van de neus van proefpersoon 1. • Proefpersoon 3 houdt een zwart papier aan de rechterkant van het gezicht van proefpersoon 1 in de lichtbundel. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 7 7 14/04/16 14:42 Waarneming Wat zie je als je naar de rechterkant van het gezicht van proefpersoon 1 kijkt? Besluit Licht dat invalt op een zwart papier wordt • • • • Doorzichtige voorwerpen laten (bijna) alle licht door. Doorschijnende voorwerpen laten het licht gedeeltelijk door. Ondoorschijnende voorwerpen laten geen licht door. Licht dat niet doorgelaten wordt, wordt geabsorbeerd of teruggekaatst. Rechtlijnige voortplanting van het licht in een homogene middenstof 1.3 1 O Hypothese Het licht verplaatst zich volgens ■ een gebogen baan. ■ een rechte baan. ■ een willekeurige baan. EF Onderzoeksvraag Welke weg volgt het licht? PR Benodigdheden brandende kaars – rubberen slang – twee kartonnen plaatjes met een gat van ongeveer 1 cm doorsnede Werkwijze 1 • Houd de brandende kaars voor de rubberen slang. • Kijk door de slang naar de kaars. Waarneming 1 • Wanneer kun je de kaars zien? • Schets de situatie op de figuur. 8 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 8 14/04/16 14:42 Werkwijze 2 • Kijk naar de brandende kaars. • Houd beide plaatjes van elkaar verwijderd tussen je oog en de kaars. Waarneming 2 • Wanneer kun je de kaars zien? Besluit Licht plant zich voort in EF • Schets de situatie op de figuur. PR O Licht plant zich rechtlijnig voort en volgt daarbij altijd de kortste en snelste weg. Er is wel één voorwaarde: de middenstof (hier lucht) moet homogeen zijn. De stof moet dus overal dezelfde samenstelling hebben. Omdat licht zich rechtlijnig voortplant, teken je een lichtstraal als een rechte lijn met een pijlpunt erop. De pijlpunt geeft aan in welke zin het licht zich voortplant. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 9 9 14/04/16 14:42 2 Onderzoeksvraag Wanneer zijn lichtstralen zichtbaar? Hypothese Lichtstralen zijn ■ altijd zichtbaar. ■ soms zichtbaar. ■ nooit zichtbaar. Benodigdheden laserpen – kartonnen doos met venster en kalkpapier – talkpoeder EF Proefopstelling PR Waarneming 1 Wat zie je? O Werkwijze 1 • Schijn met de laserpen door de opening in de doos. • Kijk door het venster. Werkwijze 2 • Strooi wat talkpoeder in de doos. • Schud even met de doos, zodat het talkpoeder in de doos opvliegt. • Schijn met de laserpen door de opening in de doos. • Kijk door het venster. Waarneming 2 Wat zie je? Besluit Een lichtbundel is Een lichtbundel wordt wel zichtbaar wanneer stofdeeltjes het licht weerkaatsen en het weerkaatste licht in onze ogen terechtkomt. Wanneer licht in alle richtingen weerkaatst, spreek je van lichtverstrooiing of diffusie. Een lichtbundel is een verzameling van lichtstralen. 10 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 10 14/04/16 14:42 a Wanneer kun je een lichtbron zien? b Hoe komt het dat je deze tekst kunt lezen? Beschrijf het verloop van de lichtstralen. De lichtstralen lopen Dit is een convergerende Dit is een divergerende licht- lichtbundel. bundel. PR d Benoem de lichtbundels. . . O lichtbundel. De lichtstralen lopen De lichtstralen lopen . Dit is een evenwijdige EF c • • • • • Een lichtstraal stel je voor door een rechte lijn met een pijlpunt erop. Een lichtbundel wordt zichtbaar wanneer stofdeeltjes het licht weerkaatsen. Een evenwijdige lichtbundel bestaat uit evenwijdige lichtstralen. Bij een divergerende lichtbundel lopen de lichtstralen uit elkaar. Bij een convergerende lichtbundel lopen de lichtstralen naar elkaar toe. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 11 11 14/04/16 14:42 Schaduwvorming 1.4 a Maak de volgende schaduwbeelden met je handen. b Waarom ga je op een zonnige zomerdag graag onder een grote boom zitten? Schaduw ontstaat omdat het licht tegengehouden wordt door een voorwerp en zich voortplant. EF c O • Schaduw ontstaat wanneer licht wordt tegengehouden door een ondoorschijnend voorwerp. • Achter het voorwerp ontstaat dan een schaduw. • Schaduwvorming is een gevolg van de rechtlijnige voortplanting van het licht. PR 1.4.1 Schaduwvorming bij een puntvormige lichtbron a Welke lichtbundel vertrekt vanuit de puntvormige lichtbron (L)? Achter het ondoorschijnende voorwerp (V) komt zo goed als geen licht. Er ontstaat een scherp afgelijnde donkere schaduw: de kernschaduw. b Welke nummer duidt de kernschaduw aan? c 12 Welke nummer duidt het volledig verlichte deel aan? Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 12 14/04/16 14:42 1.4.2 Schaduwvorming bij een niet-puntvormige lichtbron Een niet-puntvormige lichtbron (L) is een verzameling van puntvormige lichtbronnen. Achter het ondoorschijnende voorwerp (V) ontstaan twee schaduwgebieden. a Welke nummer duidt de kernschaduw aan? b Welke nummer duidt het volledig verlichte deel aan? Het gebied waar een deel van het licht komt, is de bijschaduw. Welke nummer duidt de bijschaduw aan? EF c O • Een puntvormige lichtbron vormt achter een ondoorschijnend voorwerp een scherp schaduwbeeld. Er ontstaat een kernschaduw. • Een niet-puntvormige lichtbron vormt, met een ondoorschijnend voorwerp, een onscherp schaduwbeeld. Er ontstaat een kernschaduw en een bijschaduw. • Een kernschaduw is het gebied waar zo goed als geen licht komt. • Een bijschaduw is het gebied waar nog gedeeltelijk licht komt. a PR 1.4.3 Maans- en zonsverduistering • Geeft de maan zelf licht? ■ ja ■ nee • Verklaar. Het lijkt alsof de maan van vorm kan veranderen. Soms zie je de maan volledig, soms zie je slechts een sikkel. Dat wordt veroorzaakt door de positie van de maan op haar baan rond de aarde. Die verschillende verschijningsvormen zijn de schijngestalten van de maan of maanfasen. Soms staan de zon, de maan en de aarde op één lijn. Bij een zonsverduistering staat de aarde in de schaduw van de maan. Bij een maansverduistering bevindt de maan zich in de schaduw van de aarde. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 13 13 14/04/16 14:42 b Kruis aan. ■■ maansverduistering ■■ zonsverduistering PR O EF ■■ maansverduistering ■■ zonsverduistering 14 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 14 14/04/16 14:42 1.5 Lichtbreking Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met een lichtstraal die schuin van lucht naar water overgaat? Hypothese De lichtstraal ■ gaat rechtdoor. ■ verandert van richting. ■ wordt teruggekaatst. Benodigdheden rechthoekige glazen bak gevuld met water – laserpen Werkwijze Richt de lichtstraal schuin op het wateroppervlak. EF Waarneming Wat zie je? Besluit Wanneer een lichtstraal overgaat van de ene middenstof (lucht) naar een andere middenstof (water), Dat verschijnsel is lichtbreking. PR O Lucht is een voorbeeld van een optisch ijle middenstof. Water en glas zijn voorbeelden van optisch dichte middenstoffen. Het grensvlak = het oppervlak dat de grens vormt tussen twee middenstoffen. i= de invallende straal. I = het invalspunt: het punt waar de invallende straal het grensvlak snijdt. n = de normaal: de loodlijn die altijd loodrecht op het grensvlak staat in het invalspunt van de invallende straal. Î = de invalshoek: de hoek tussen de normaal en de invallende straal. r = de gebroken straal. R̂ = de brekingshoek: de hoek tussen de normaal en de gebroken straal. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 15 15 14/04/16 14:43 1.5.1Brekingswetten Onderzoeksvraag Hoe liggen de invallende straal, de normaal en de gebroken straal ten opzichte van elkaar? 1 Hypothese ■■ De invallende straal, de normaal en de gebroken straal liggen in eenzelfde vlak. ■■ De invallende straal en de normaal liggen in een vlak loodrecht op de gebroken straal. ■■ De invallende straal, de normaal en de gebroken straal liggen in drie verschillende vlakken. Benodigdheden lichtbron – optische schijf – halfcirkelvormige glazen schijf EF Proefopstelling Waarneming Waar zie je de lichtstralen? O Werkwijze Laat een lichtstraal, in het invalspunt, op de halfcirkelvormige glazen schijf invallen. PR Besluit De invallende straal, de normaal en de gebroken straal liggen Onderzoeksvraag Hoe gebeurt de breking van een lichtstraal bij de overgang van een optisch ijle naar een optisch dichtere middenstof? 2 Hypothese De lichtstraal n wordt niet gebroken. n breekt naar de normaal toe. n breekt van de normaal weg. Benodigdheden lichtbron – optische schijf – halfcirkelvormige glazen schijf 16 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 16 14/04/16 14:43 Proefopstelling Waarneming Vul aan. Î (°) 0 10 R̂ (°) 30 EF Werkwijze • Leg in het midden van de optische schijf de halfcirkelvormige glazen schijf. • Laat de lichtstraal in het invalspunt invallen onder een invalshoek van 0°, 10°, 30°, 50° en 70°. • Lees telkens de overeenkomstige brekingshoek af. 50 70 breekt de invallende straal de normaal dan de brekingshoek. PR De invalshoek is O Besluit Wanneer de lichtstraal overgaat van een optisch ijle middenstof naar een optisch dichte middenstof, Onderzoeksvraag Hoe gebeurt de breking van een lichtstraal bij de overgang van een optisch dichte naar een optisch ijle middenstof? 3 Hypothese De lichtstraal ■ wordt niet gebroken. ■ breekt naar de normaal toe. ■ breekt van de normaal weg. Benodigdheden lichtbron – optische schijf – halfcirkelvormige glazen schijf hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 17 17 14/04/16 14:43 Proefopstelling Waarneming Vul aan. Î (°) 0 30 50 70 O R̂ (°) 10 EF Werkwijze • Leg in het midden van de optische schijf de halfcirkelvormige glazen schijf, zoals aangegeven in de proefopstelling. • Laat de lichtstraal invallen op de gebogen zijde van de halfcirkelvormige glazen schijf. De invalshoeken zijn gelijk aan de brekingshoeken verkregen bij de vorige waarneming. • Lees telkens de overeenkomstige brekingshoek af. PR Besluit Wanneer de lichtstraal overgaat van een optisch dichte middenstof naar een optisch ijle middenstof, breekt de invallende straal de normaal De invalshoek is a dan de brekingshoek. Wat stel je vast als je de waarnemingen van de twee vorige experimenten vergelijkt? De invalshoek bij de overgang van een optisch ijle naar een optisch dichte middenstof is hetzelfde als de brekingshoek bij de overgang van een optisch dichte naar een optisch ijle middenstof. De stralengang is dus omkeerbaar. Wetten van de lichtbreking • Een lichtstraal die loodrecht invalt op het grensvlak wordt niet gebroken. • Een lichtstraal die overgaat van een optisch ijle naar een optisch dichte middenstof, breekt naar de normaal toe. (Î > R̂) Een lichtstraal die overgaat van een optisch dichte naar een optisch ijle middenstof, breekt van de normaal weg . (Î < R̂) • Bij lichtbreking is de stralengang omkeerbaar. 18 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 18 14/04/16 14:43 PR O EF b • Teken de gebroken straal. • Duid met symbolen de invallende straal, het invalspunt, de normaal, de invalshoek, de gebroken straal en de brekingshoek aan. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 19 19 14/04/16 14:43 1.5.2 Schijnbare verhoging van een voorwerp Onderzoeksvraag Hoe kun je het muntstuk volledig zichtbaar maken zonder het kommetje aan te raken en zelf van plaats te veranderen? Hypothese Benodigdheden kommetje – muntstuk EF Proefopstelling O Werkwijze • Leg het muntstuk op de bodem van het kommetje. • Zet het kommetje voor je op de tafel. • Schuif het kommetje van je weg tot je het muntje net niet meer kunt zien. PR Besluit Als gevolg van lichtbreking ligt het beeld van het muntstuk hoger dan het muntstuk zelf. Dat verschijnsel is schijnbare verhoging. 20 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 20 14/04/16 14:43 a Waarom zie je de vis hoger dan waar hij werkelijk zit? PR O EF b Waarom staat de zon niet waar je ze ziet? Een schijnbare verhoging treedt op wanneer je door lichtbreking een voorwerp hoger ziet dan het zich in werkelijkheid bevindt. hOOFDStUK 1 - Licht WEZO3_3-4u.indb 21 21 14/04/16 14:43 Samenvatting overgang naar andere middenstof lichtbron lichtbreking homogene middenstof lichtstraal donker lichaam schijnbare verhoging rechtlijnige voortplanting van licht schaduw­vorming •• zonsverduistering •• maansverduistering •• absorberen •• terugkaatsen •• doorlaten EF Om te kunnen zien, heb je lichtbronnen en donkere lichamen nodig. Donkere lichamen kunnen licht absorberen, terugkaatsen en doorlaten. Lichtbronnen zenden lichtstralen uit. Wanneer een lichtstraal door een homogene middenstof gaat, plant ze zich rechtlijnig voort. Als je een ondoorzichtig donker lichaam voor lichtstralen plaatst, geeft dat schaduwvorming. Een toepassing daarvan is zonsverduistering en maansverduistering. Wanneer een lichtstraal overgaat van de ene naar de andere middenstof, is er lichtbreking. Een toepassing daarvan is de schijnbare verhoging van een voorwerp. Wat zijn de nieuwe begrippen? Vul eventueel zelf aan. O het doorschijnende voorwerp het doorzichtige voorwerp de middenstof de lichtverstrooiing de evenwijdige lichtbundel de convergerende lichtbundel de divergerende lichtbundel de kernschaduw PR de lichtbron de natuurlijke lichtbron de kunstmatige lichtbron het donkere voorwerp weerkaatsen absorberen doorlaten het ondoorschijnende voorwerp de bijschaduw de zonsverduistering de maansverduistering de lichtbreking de optisch ijle middenstof de optisch dichte middenstof de schijnbare verhoging Wat wordt er minstens van je verwacht? Vul eventueel zelf aan. Geef voorbeelden van alle soorten lichtbronnen en donkere voorwerpen. Herken interactie van licht met een voorwerp. Geef een voorbeeld van de interactie van licht met een voorwerp. Geef voorbeelden van doorzichtige, doorschijnende en ondoorschijnende lichamen. De brekingswetten correct weergeven. Maak oefeningen op lichtbreking. Geef de soorten en een voorbeeld bij elke soort lichtbron. Beschrijf hoe het licht zich voortplant in een homogene middenstof. Bespreek het experiment van de voortplanting in een homogene middenstof. Teken en benoem lichtbundels. Bespreek hoe schaduw ontstaat. Teken en bespreek de schaduwvorming op een tekening. Bespreek enkele toepassingen van schaduwvorming. Duid op een tekening het grensvlak, de invallende straal, het invalspunt, de normaal, de invalshoek, de gebroken straal en de brekingshoek aan. ■■ Bespreek lichtbreking en maak er oefeningen op. ■■ Leg uit in welke omstandigheden er een totale terugkaatsing ontstaat. ■■ Beschrijf en verklaar toepassingen van lichtbreking. ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ 22 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 22 14/04/16 14:43 HOOFDSTUK 2 ZIEN 2.1 Bouw van het oog Teken het oog van de persoon die naast je zit. EF a 7 8 hoornvlies hard oogvlies PR O b Duid de delen van het oog aan op je tekening. 1 pupil 4 wimpers 2 bovenste ooglid 5 onderste ooglid 3 iris 6 binnenste ooghoek Onderzoeksvraag Welke invloed heeft lichtsterkte op de pupil? Hypothese ■■ De pupil vergroot bij veel licht. ■■ De pupil verkleint bij veel licht. ■■ De pupil verandert niet. Werkwijze • Ga met twee tegenover elkaar zitten. • Proefpersoon 1 sluit de ogen en houdt zijn handen gedurende 30 seconden voor de ogen. • Proefpersoon 1 opent de ogen. Waarneming Wat gebeurt er met de pupil van proefpersoon 1? Besluit Als er weinig licht is, worden je pupillen Als er veel licht is, worden je pupillen Het vergroten en verkleinen van de pupil wordt veroorzaakt door de iris. Die bevat spieren die kunnen ontspannen of opspannen. Daardoor verandert de grootte van de pupil. hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 23 23 14/04/16 14:43 c Noteer de nummers in het juiste cirkeltje. 1pupil 2oogzenuw 3 hard oogvlies 4straallichaam 5lens 6iris 7glasachtig lichaam PR O EF 8lensbandjes 9vaatvlies 10hoornvlies 11netvlies 12oogspieren 13 gele vlek 14 blinde vlek d Plaats de letter van het deel van het oog bij de juiste omschrijving. omschrijving 1 2 3 4 5 6 7 Bevat bloedvaten, zorgt voor de doorbloeding van het oog. Brengt informatie van het oog naar de hersenen. Breekt het licht wanneer het in het oog komt. Bevat de zintuigcellen die licht opvangen. Is de plaats met de meeste zintuigcellen. Verbinden de lens met het straallichaam. Bevat spiervezels en is belangrijk om de dikte van de lens te veranderen. 1 24 deel van het oog 2 3 4 5 A B C D E F G 6 lensbandjes straallichaam vaatvlies oogzenuw netvlies hoornvlies gele vlek 7 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 24 14/04/16 14:43 Onderzoeksvraag Wat is de blinde vlek in ons oog? Hypothese ■■ een vlekje op het netvlies dat vuil is ■■ een plaats op het netvlies waar geen beeld wordt waargenomen ■■ een plaats op het netvlies waar een scherp beeld wordt waargenomen Benodigdheden de figuur hieronder PR Waarneming Wat zie je? O EF Werkwijze • Houd dit blad op armlengte van je rechteroog. • Sluit je linkeroog. • Breng het blad stilaan dichterbij. • Kijk met je rechteroog naar de hoed. Besluit De blinde vlek is een plaats op het netvlies waar Verklaring Op de blinde vlek zijn geen zintuigcellen aanwezig. Bijgevolg kun je er geen beeld waarnemen. • De lichtinval in het oog bepaalt de grootte van de pupil. Spieren in de iris zorgen dat de pupil groter of kleiner wordt. • De blinde vlek is de plaats op het netvlies waar geen zintuigcellen liggen. Er wordt geen beeld waargenomen. hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 25 25 14/04/16 14:43 2.2 Beeldvorming bij bolle lenzen De lens van je oog is aan beide zijden bol en wordt daarom ook wel een dubbelbolle lens genoemd. De lichtstralen vallen op je ooglens in en worden gebroken. Onderzoeksvraag Hoe breken de lichtstralen die evenwijdig met de hoofdas invallen op een dubbelbolle lens? 1 Hypothese ■■ De lichtstralen lopen rechtdoor. ■■ De lichtstralen divergeren. ■■ De lichtstralen convergeren. Benodigdheden lichtkastje – dubbelbolle lens Proefopstelling F1 0 F2 EF hoofdas PR O Werkwijze • Laat een evenwijdige lichtbundel invallen op de dubbelbolle lens, zoals aangegeven in de proefopstelling. • Teken de gebroken stralen. • Laat de evenwijdige lichtbundel invallen aan de andere zijde van de bolle lens. • Teken de gebroken stralen in een andere kleur. • Duid de snijpunten van de gebroken stralen aan. • Benoem die snijpunten met F1 en F2. • Meet de brandpuntsafstand. Dat is de afstand van het midden van de lens, het optisch middelpunt O, tot de twee brandpunten F1 en F2. Waarneming • Wat gebeurt er met de gebroken stralen? 26 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 26 14/04/16 14:43 • Wat kun je zeggen over de afstand |OF1| en |OF2|? Besluit Lichtstralen die evenwijdig met de hoofdas invallen, in het brandpunt F. Het brandpunt F is een reëel brandpunt, omdat de gebroken stralen elkaar werkelijk snijden. De twee brandpunten liggen symmetrisch ten opzichte van het optisch middelpunt O. De afstand tussen het optisch middelpunt en het brandpunt is de brandpuntsafstand |OF|. 2 Onderzoeksvraag Hoe beïnvloedt de kromming van de lens de brandpuntsafstand? Hypothese ■■ Hoe boller de lens, hoe groter de brandpuntsafstand. ■■ Hoe boller de lens, hoe kleiner de brandpuntsafstand. evenwijdige lichtbundel ■■ De dikte van de lens heeft geen invloed op de brandpuntsafstand. evenwijdige lichtbundel evenwijdige lichtbundel evenwijdige lichtbundel O Proefopstelling EF Benodigdheden lichtkastje – dunne dubbelbolle lens – dikkere dubbelbolle lens PR Werkwijze 1 • Laat een evenwijdige lichtbundel invallen op de dubbelbolle lens, zoals aangegeven op de linkse figuur in de proefopstelling. • Teken de gebroken stralen. • Duid het brandpunt aan. Waarneming 1 hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 27 27 14/04/16 14:43 Werkwijze 2 • Laat een evenwijdige lichtbundel invallen op een dikkere dubbelbolle lens, zoals aangegeven op de rechtse figuur in de proefopstelling. • Teken de gebroken stralen. • Duid het brandpunt aan. Waarneming 2 EF Vergelijk de bekomen brandpuntsafstanden uit beide waarnemingen met elkaar. Besluit De brandpuntsafstand is afhankelijk van de kromming van de lens. de lens, hoe de brandpuntsafstand. O Hoe PR Van een voorwerp vertrekken veel lichtstralen die door de lens gebroken worden. Waar de gebroken stralen elkaar snijden, vormt zich een beeldpunt van het voorwerp. Alle beeldpunten samen vormen een totaalbeeld van het voorwerp. Op een voorwerp vallen oneindig veel lichtstralen. Om het beeld van een voorwerp te kunnen tekenen, maak je gebruik van karakteristieke stralen. Dat zijn invallende stralen waarvan je gemakkelijk de gebroken stralen kunt tekenen. • Stralen die evenwijdig met de hoofdas invallen op een bolle lens convergeren naar het brandpunt F. • Elke bolle lens heeft twee brandpunten. Die liggen symmetrisch ten opzichte van de lens. Het zijn reële brandpunten. • De brandpuntsafstand is afhankelijk van de kromming van de lens. Hoe boller de lens, hoe kleiner de brandpuntsafstand. 28 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 28 14/04/16 14:43 Onderzoeksvraag Hoe gebeurt de breking van de karakteristieke invallende lichtstralen op een bolle lens? Hypothese Teken de gebroken stralen. F1 F2 F1 F2 EF F1 F2 O Benodigdheden lichtkastje – dubbelbolle lens met gekende brandpuntsafstand PR Werkwijze Laat één lichtstraal invallen op de dubbelbolle lens, zoals aangegeven op onderstaande figuren. Waarneming • Teken het verdere verloop van de lichtstraal. • Beschrijf naast iedere tekening het verdere verloop van de lichtstraal. F1 F2 hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 29 29 14/04/16 14:43 F2 F1 F2 EF F1 O Besluit Een lichtstraal die evenwijdig met de hoofdas invalt op een bolle lens, gaat na breking PR Een lichtstraal die invalt door het brandpunt van een bolle lens, Een lichtstraal die invalt door het optisch middelpunt van een bolle lens, • Om het beeld van een voorwerp bij bolle lenzen te tekenen, maak je gebruik van karakteristieke stralen. • Een lichtstraal die evenwijdig met de hoofdas invalt, gaat na breking door het brandpunt. • Een lichtstraal die invalt door het brandpunt, wordt evenwijdig met de hoofdas gebroken. • Een lichtstraal die invalt door het optisch middelpunt, verandert niet van richting. 30 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 30 14/04/16 14:43 Onderzoeksvraag Wat zie je wanneer je door een bekerglas gevuld met water naar een pijl kijkt die naar achteren verplaatst wordt? Hypothese ■■ De pijl verandert van grootte en keert om. ■■ De pijl verandert van grootte en keert niet om. ■■ De pijl verandert niet van grootte en keert niet om. ■■ Je ziet het voorwerp altijd even groot. Benodigdheden bekerglas gevuld met water – wit papier – stift PR O EF Proefopstelling Werkwijze • Teken een pijl van ongeveer 3 cm op een wit papier. • Kijk door het bekerglas naar de pijl. • Houd de pijl eerst vlak achter het bekerglas. • Beweeg de pijl langzaam naar achteren, verder weg van het bekerglas. Waarneming • Wat gebeurt er met de pijl als je hem vlak achter het bekerglas houdt? • Wat gebeurt er met de pijl als je hem naar achteren beweegt? • Wat gebeurt er met de pijl als je hem nog verder naar achteren beweegt? Besluit De kenmerken van het beeld (de pijl) veranderen naargelang de plaats van de pijl ten opzichte van de lens (het bekerglas met water). hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 31 31 14/04/16 14:43 a • Teken het beeld van het voorwerp (= pijltje) door gebruik te maken van de karakteristieke stralen. • Bespreek de kenmerken van het beeld dat gevormd wordt. Kies uit volgende begrippen. – grootte: kleiner – even groot – groter – stand: rechtopstaand – omgekeerd – plaats: het beeld ligt tussen de lens en het brandpunt – het beeld ligt in het brandpunt – het beeld ligt verder dan het brandpunt – het beeld ligt op oneindig – aard van het beeld: reëel (= gevormd door de gebroken stralen zelf ) – virtueel (gevormd door de verlengden van de gebroken stralen) Het voorwerp is ver verwijderd van de lens, verder dan twee keer de brandpuntsafstand. F1 0 F2 grootte: plaats: stand: aard: EF voorwerp O Het voorwerp staat op precies twee keer de brandpuntsafstand. PR F1 0 F2 voorwerp grootte: stand: plaats: aard: Het voorwerp staat tussen het brandpunt en twee keer de brandpuntsafstand. F1 0 F2 voorwerp 32 grootte: plaats: stand: aard: Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 32 14/04/16 14:43 Het voorwerp staat precies in het brandpunt. 0 F2 0 F1 voorwerp F2 F1 voorwerp grootte: plaats: stand: aard: EF Het voorwerp staat tussen de lens en het brandpunt. plaats: stand: aard: O grootte: PR • De kenmerken van het beeld van een voorwerp door een bolle lens hangen af van de afstand van het voorwerp tot de lens. • Het beeld gevormd door een bolle lens kan reëel of virtueel zijn. • Een reëel beeld wordt gevormd waar de gebroken stralen elkaar snijden. • Een virtueel beeld wordt gevormd waar de verlengden van de gebroken stralen elkaar snijden. • Een virtueel beeld kun je niet opvangen op een scherm. 2.3 Beeldvorming in het oog Wanneer lichtstralen je oog binnenkomen, worden ze gebroken door het hoornvlies. Daarna gaan de stralen door de pupil, de lens en het glasachtig lichaam. Voornamelijk de lens doet de lichtstralen convergeren op het netvlies. Om scherp te zien, moet het beeld op het netvlies vallen. Op dat vlies liggen de zintuigcellen. voorwerp lens beeld gele vlek hoornvlies hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 33 33 14/04/16 14:43 a • Houd je pen voor je ogen en kijk afwisselend naar de pen en de achtergrond. • Wat merk je? Onze ogen moeten zich voortdurend aanpassen om voorwerpen scherp te kunnen zien. b Kruis aan. voorwerp dichtbij 3 kringspier in straallichaam 3 kringspier in kringspier in het straallichaam ■■ ontspannen straallichaam ■■ opgespannen 1 lens lensbandjes ■■ strak ■■ los lens ■■ bol 2 lensbandjes ■■ plat 1 lens 3 kringspier in straallichaam 1 lens 1 lens PR O 3 kringspier in straallichaam EF 2 lensbandjes 2 lensbandjes 2 lensbandjes voorwerp veraf kringspier in het straallichaam lensbandjes lens ■■ ontspannen ■■ opgespannen ■■ strak ■■ los ■■ bol ■■ plat Als het beeld voor of achter het netvlies valt, kan het oog dat corrigeren door de lens boller of platter te maken. Dat is accommodatie. c Soms accommodeert het oog onvoldoende, waardoor het beeld niet scherp is. Hoe kun je dat oplossen? 34 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 34 14/04/16 14:43 • Het licht dat in je oog valt, wordt voornamelijk door de lens gebroken. • Het beeld wordt gevormd op het netvlies. Daar liggen de zintuigcellen. • Wanneer je naar een dichtbijgelegen voorwerp kijkt, zal de kringspier in het straallichaam opspannen. Daardoor komen de lensbandjes losser te hangen en wordt de lens boller. • Wanneer je naar een verafgelegen voorwerp kijkt, zal de kringspier in het straallichaam ontspannen. Daardoor komen de lensbandjes strakker te staan en wordt de lens platter. • Het verschijnsel waarbij de ooglens boller of platter wordt, is accommodatie. 2.4 Zien doe je met de hersenen a Hoe valt het beeld op het netvlies? voorwerp F2 EF F1 beeld O dubbelbolle lens PR De hersenen verwerken alle signalen vanuit de ogen en geven betekenis aan de beelden. 2.4.1 Twee ogen worden één Onderzoeksvraag Wat doen de hersenen met de beelden van beide ogen? Hypothese De hersenen ■ voegen de beelden samen. ■ voegen beelden toe. ■ verwerken de beelden apart. Werkwijze • Maak van dit blad papier een koker. • Houd de koker met je rechterhand bijna tegen je rechteroog. • Houd je linkerhand naast het uiteinde van de koker. • Kijk met je beide ogen. • Breng je linkerhand, langs de koker, naar je linkeroog toe. Waarneming hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 35 35 14/04/16 14:43 Besluit De hersenen Verwerking Waarom heb je nooit last van je ‘blinde vlekken’, de plaats waar je niets ziet? 2.4.2Dieptezicht Onderzoeksvraag Wat is er nodig voor een goed dieptezicht? Hypothese Voor een goed dieptezicht moet je n beide ogen gebruiken. n één oog gebruiken. Met O Besluit PR Waarneming EF Werkwijze • Ga met je gezicht tegenover je klasgenoot zitten. • Je klasgenoot wijst met zijn rechtervinger naar links. • Sluit één oog. • Probeer in een vloeiende beweging met je rechtervinger de vingertop van je klasgenoot te raken. • Probeer het nu opnieuw maar met beide ogen open. heb je een veel beter dieptezicht dan . Je hersenen verwerken de beelden van beide ogen en geven diepte aan het beeld. Dieptezicht maakt het inschatten van afstanden mogelijk. Dieptezicht is iets wat je gedurende heel je leven leert. 36 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 36 14/04/16 14:43 2.4.3 Driedimensionaal zicht Onderzoeksvraag Hoe komt het dat je de omgeving driedimensionaal (3D) ziet? Hypothese Omdat voorwerpen in de omgeving ■ een hoogte, een lengte en een breedte hebben. ■ door beide ogen vanuit een andere hoek bekeken worden. ■ anders plat zouden zijn. Werkwijze • Houd een pen op ongeveer 20 cm voor je neus. • Sluit afwisselend je linker- en rechteroog. Waarneming • Bekijk de linkse figuur. • Kruis rechts aan wat je ziet. PR O a EF Besluit Je kunt 3D zien omdat voorwerpen ■ ■ • Welke verklaring is correct? ■ Onze hersenen vervolledigen het beeld. ■ Onze hersenen voegen de beelden samen. ■ Onze hersenen maken hier een fout. hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 37 37 14/04/16 14:43 b • Bekijk de figuur. 2.4.4 Optische illusies EF • Verklaar waarom je de figuur enkel met een 3D-bril in 3D ziet. a Een optische illusie is iets wat O Onze hersenen mogen dan wel fantastisch werk leveren, soms maken ze toch ook foutjes. Daarvan wordt gebruikgemaakt in optische illusies. waarneemt, maar dat door anders wordt opgevat of geïnterpreteerd. PR b Wat merk je als je geconcentreerd naar het zwarte puntje kijkt en je hoofd verder van en dichter bij het beeld brengt? 38 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 38 14/04/16 14:43 c Welke muizenval is de langste? e PR O EF d Hoeveel koeien tel je? • Welke slang denk je dat de langste is? ■ de slang vooraan op de tekening ■ de slang achteraan op de tekening • Meet beide slangen. • Welke is de langste? ■ de slang vooraan op de tekening ■ de slang achteraan op de tekening ■ Ze zijn allebei even lang. • • • • Hersenen voegen de beelden van beide ogen samen. Hersenen zorgen dat je dieptezicht krijgt. Hersenen zorgen dat je driedimensionaal ziet. Sommige waarnemingen worden door de hersenen anders geïnterpreteerd. Dat is een optische illusie. hOOFDStUK 2 - zien WEZO3_3-4u.indb 39 39 14/04/16 14:43 Samenvatting •• •• •• •• licht bouw oog lens informatie verwerken in de hersenen accommoderen eigenschappen afhankelijk van de plaats van het woorwerp samenvoegen van beelden dieptezicht 3D zicht optische illusies zien lichtstralen convergeren beeld •• reëel •• virtueel constructie via karakteristieke stralen O EF Licht wordt opgevangen door het oog. Het oog bestaat uit verschillende delen, met elk hun functie. Lenzen zorgen ervoor dat de lichtstralen gebroken worden. Waar de gebroken lichtstralen samenkomen wordt het beeld gevormd. Dat kan reëel of virtueel zijn. De kenmerken van het beeld zijn afhankelijk van de plaats van het voorwerp ten opzichte van de lens. De beeldvorming bij lenzen kun je construeren met behulp van karakteristieke stralen. De lens in je oog kan boller en platter worden om het beeld scherp op het netvlies te behouden. Dat is accommodatie. De informatie van de ogen wordt verwerkt in de hersenen. De hersenen zorgen voor het eigenlijke zien. Ze voegen het beeld van beide ogen samen. Je hersenen zorgen er ook voor dat je dieptezicht hebt en dat je driedimensionaal ziet. Soms maken je hersenen ook foutjes. Die kun je uitlokken met optische illusies. PR Wat zijn de nieuwe begrippen? Vul eventueel zelf aan. de hoofdas de brandpuntsafstand het optisch middelpunt het brandpunt reëel het beeldpunt de karakteristieke straal virtueel de accommodatie het dieptezicht het driedimensionale zicht (3D) de optische illusie Wat wordt er minstens van je verwacht? Vul eventueel zelf aan. ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ Benoem de inwendige en uitwendige delen van het oog. Geef de de functie van de iris. Geef de functies van de inwendige delen van het oog. Teken de karakteristieke stralen bij een dubbelbolle lens. Construeer het beeld bij een dubbelbolle lens. Geef de kenmerken van het beeld bij een dubbelbolle lens. Pas accommodatie toe. Licht toe dat het werkelijke zien in de hersenen gebeurt. Herken optische illusies. ■■ ■■ ■■ 40 Licht en zien WEZO3_3-4u.indb 40 14/04/16 14:43