WELKOM IN DE THERESIATUIN De biodiversiteitstuin van het Theresialyceum ligt in het verlengde van de Reitsetuin. Het doel van deze tuin is onderwijs en natuur dichter bij elkaar te brengen. Het wordt daarom ook wel de ‘natuur-leertuin’ genoemd. Deze tuin is opgebouwd uit vier leefgebieden: een lentebos, een fruitgaard, een bloemrijk grasland en een plasdras. Ook is er een buitenlokaal, een groene gevel en een insectenhotel. De tuin wordt omgeven door een ‘Brabantse haag’. Duurzaamheid heeft een grote rol gespeeld bij het ontwerp en de aanleg van de tuin. Steeds vormden People, Planet en Profit, ook wel de 3 P’s van duurzaamheid genoemd, het uitgangspunt. Zo beheren Tilburgers met een afstand tot de arbeidsmarkt de tuin (People), worden afvalstoffen hergebruikt in het insectenhotel (Planet) en door efficiënt te plannen en te werken worden kosten beperkt (Profit). Het resultaat is een tuin die in balans is met mens en omgeving. LENTEBOS FRUITGAARD De bomen van het lentebos vormen een goed bladerdek voor schaduwminnende planten als varens. In het vroege voorjaar, als het bladerdek nog niet gesloten is, zullen typische bosflora als lelietje-van-dalen, salomonszegel, bosanemoon, speenkruid en maartsviooltje insecten lokken om tijd door te brengen in deze biodiversiteitstuin. De fruitgaard bestaat voornamelijk uit halfstam fruitbomen. Deze bomen geven de fruitgaard de karakteristieke uitstraling. De grond in de fruitgaard bestaat uit grasland dat jaarlijks gemaaid en geruimd wordt. In het voorjaar bloeien er narcissen. GRASLAND VELDLOKAAL Het grasland zal de eerste jaren nauwelijks begroeid zijn. Doordat in de bovenlaag laagzand uit het plasdras gebied verwerkt is, is een voedselarme bovenlaag ontstaan. De helling in het landschap zorgt voor een zon- en schaduwzijde. Het grasklokje, wilde marjolein en gewone margriet vormen de vegetatie waartussen loopkevers, zandbijen en aardhommels zich vestigen. Om deze insecten aan te trekken, wordt het struikgewas evenwijdig aan het schoolgebouw beplant met brem en gaspeldoorn. Het veldlokaal is deels doorzichtig en zo ingericht dat de leerlingen theorie- en praktijkonderzoek kunnen combineren. Zo doen de leerlingen direct ervaring op en krijgen zij binding met de natuur. De tuin sluit hierdoor goed aan bij onder andere het vak biologie. PLASDRAS BRABANTSE HAAG De plasdras kent een verlaging waarin regenwater van het schoolgebouw wordt opgevangen. De bodem van dit leefgebied is voorzien van een dikke kleilaag. Deze houdt vocht langer vast en zo ontstaat er diversiteit in grondslag en in begroeiing. In de plasdras komen de bruine kikker en gewone pad voor. Verwildering van het leefgebied wordt tegengegaan door het jaarlijks in september te maaien en te ruimen. De hele tuin wordt omgeven door een ‘Brabantse haag’. Dit wordt zo genoemd omdat de haag bestaat uit planten die van nature in Brabant groeien. Denk hierbij aan de eenstijlige meidoorn, gele kornoelje, gewone braam, gewone vlier, hondsroos, sleedoorn en veldesdoorn. De haag heeft een weelderige en losse groeiwijze en trekt zo vele bij- en vlinder-soorten aan als honingbij, rosse metselbij, gehakkelde aurelia en boomblauwtje. De gevel van het Theresia lyceum is begroeid met klimplanten als bosrank en wilde kamperfoelie. De muur vormt een bont geheel en is een waar paradijs voor insecten en vlinders. WELKOM IN DE REITSETUIN en de insectenhotels binnen de Vlindertuin. De afwisseling binnen de tuin, zorgt voor veel verschillende plant- en diersoorten (biodiversiteit). De tuin is aangelegd vanuit het duurzaamheidprincipe. DOTTERBLOEM GRASLAND DE POEL Het Dotterbloemgrasland is een vochtig grasland-type. Het ligt in een kom en is op het diepste punt voorzien van een laag leem. Deze laag garandeert de juiste vochtigheidsgraad van de bodem. In het voorjaar kenmerkt het Dotterbloemgrasland zich door de kleurenpracht van onder andere narcissen en kievitsbloemen. Daarnaast bloeien planten als dotterbloemen, pinksterbloemen en slanke sleutelbloemen. Het grasland wordt gemaaid en geruimd, zodat er door verschraling een grote diversiteit aan planten voorkomt. De poel is een stilstaand water en wordt vooral gevoed door hemelwater. De bodem is bedekt met een leemlaag van 30-50 cm dikte die ervoor zorgt dat de bodem waterdicht is. De leem wordt door solitaire bijen gebruikt om hun holletjes af te sluiten. Sluipwespen willen namelijk de larven opeten en door de holletjes te sluiten met leem is dit niet mogelijk. Het waterniveau van de poel mag gedurende het jaar sterk schommelen. Het droogvallen beperkt het voorkomen van vis. Dit is gewenst om de diversiteit aan amfibieën en insecten te laten toenemen. De typische oeverbeplanting vormt een beschutting voor de bruine kikker en gewone pad. Rondom de poel zijn mogelijk ook libellen en juffers te zien, zoals platbuik, paardenbijter, lantaarntje en watersnuffel. VLINDERTUIN De vlindertuin en de -weide vormen een uniek stukje tuin, aangeplant met sierheesters en vaste planten, en ingezaaid met een natuurlijk bloemenmengsel. Het insectenhotel is een resultaat van hergebruikte materialen en FSC hout. Het dak is begroeid met kruiden. De dakplaten bufferen water en zijn gemaakt uit 100% recyclede plastics. De terrassen in deze tuin bestaan uit betontegels die zijn opgebouwd uit recyclede materialen. Daarnaast is het mineraal Olivijn toegevoegd, met de eigenschap dat het CO2 uit de lucht vastlegt. De verouderde fietsenstalling uit de tuin is omgevormd tot pergola’s en een kooiconstructie. De constructie begroeit volledig met klimop en bosrank. Tuinafval kan hierin verwerkt worden, waardoor vlinders een veilige schuilplaats krijgen. BRABANTSE HAAG In de Stinzentuin staat een Brabantse haag die het zicht op de parkeerplaats verzacht. De Brabantse haag bestaat uit inheemse en regio gebonden struiksoorten en wordt beheerd als losse haag. Zo ontstaat er een structuur die goed is voor vogels als roodborst en heggenmus. Grenzend aan de Brabantse haag is een stukje struikgewas aangeplant dat mag verruigen. In dit gewas staat onder andere vuilboom. Deze is nodig bij de voortplanting van dagvlinders als het citroentje en boomblauwtje. Daarnaast is de vuilboom een drachtplant voor honingbijen. LENTEBOS Een bijzondere groep verwilderde sierplanten vormt de basis voor de Stinzentuin. Het zijn voornamelijk in- en uitheemse bol- en knolgewassen. Veel van deze typische stinzenplanten zijn nog niet bedreigd maar al wel zeldzaam. Door het aanbrengen van een strooisellaag van blad ontstaat er een voedselrijk milieu. Dit is nodig om een bossfeer met bijbehorende ondergroei te creëren. In de Stinzentuin zijn takken-, stammen- en stronkenrillen gemaakt. Deze rillen worden jaarlijks aangevuld met snoeimateriaal afkomstig uit de Reitsetuin. Dit vormt een goede schuilplaats voor egels en nestgelegenheid voor de witte kwikstaart en zwarte roodstaart. Er zijn duizenden bollen aangeplant die het voorjaar inluiden. Daarnaast is er ruimte voor spontane ontwikkeling van schaduwminnende soorten. VORMGEVING & REALISATIE: STAET VAN CREATIE, TILBURG De Reitsetuin is een biodiversiteitstuin met vijf leefwerelden. Dat zijn de Dotterbloemgrasland, Poel, Vlindertuin, Stinzentuin en Brabantse haag. Binnen deze werelden komen kleine afzonderlijke milieus voor, bijvoorbeeld de Vlinderweide