Peilbesluit Oldambtboezem

advertisement
Peilbesluit Oldambtboezem
Peilbesluit Oldambtboezem
Waterschap Hunze en Aa’s
Augustus 2015
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4
1.1 Achtergrond peilbesluiten ............................................................................................................. 4
1.2 Aanleiding peilbesluit Oldambtboezem ........................................................................................ 4
1.3 Doel ............................................................................................................................................... 5
1.4 Procedure en communicatie ......................................................................................................... 5
2. Beleid ................................................................................................................................................... 6
2.1 Europese wet- en regelgeving ....................................................................................................... 6
2.2 Nationaal beleid ............................................................................................................................ 6
2.3 Provinciaal beleid .......................................................................................................................... 8
2.4 Beleid waterschap Hunze en Aa’s ................................................................................................. 8
3. Werkwijze en uitgangspunten ............................................................................................................. 9
4. Beschrijving van het gebied............................................................................................................... 10
4.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 10
4.2 Ligging .......................................................................................................................................... 10
4.3 Functies ....................................................................................................................................... 10
4.4 Bodem ......................................................................................................................................... 11
4.5 Hoogteligging en bodemdaling ................................................................................................... 11
4.5.1 Bodemdaling door aardgaswinning...................................................................................... 11
4.5.2 Bodemdaling door zoutwinning ........................................................................................... 11
4.5.3 Bodemdaling door veenoxidatie .......................................................................................... 12
4.6 Waterbeheersing ......................................................................................................................... 12
4.7 Grondwater, kwel en infiltratie ................................................................................................... 13
5. Peilscenario’s ..................................................................................................................................... 14
5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 14
5.2 Waterkwaliteit en ecologie ......................................................................................................... 14
5.3 Natuurgebieden en natuurwaarden ........................................................................................... 15
5.4 Hydrologie ................................................................................................................................... 16
5.5 Veiligheid ..................................................................................................................................... 16
5.6 Infrastructuur .............................................................................................................................. 17
5.7 Bebouwing buitendijks ................................................................................................................ 17
5.8 Recreatie...................................................................................................................................... 17
2
5.9 Archeologie.................................................................................................................................. 18
5.10 Kabels en leidingen.................................................................................................................... 19
6. Conclusie ........................................................................................................................................... 20
Bijlage 1. Toets kadehoogte .................................................................................................................. 21
Kaart 1. Ligging van het watersysteem
Kaart 2. Functiekaart POP Groningen
Kaart 3. Bodemkaart
Kaart 4. Hoogtekaart
Kaart 5. Bodemdaling door gaswinning
Kaart 6. Bodemdaling door zoutwinning
Kaart 7. Veenoxidatie
Kaart 8. Waterhuishouding
Kaart 9. Gemiddeld hoogste grondwaterstand
Kaart 10. Gemiddeld laagste grondwaterstand
Kaart 11. Gemiddeld hoogste grondwaterstand in buitendijkse gebieden
Kaart 12. Kwel en infiltratie
Kaart 13. Archeologie
3
1. Inleiding
1.1 Achtergrond peilbesluiten
Waterschap Hunze en Aa’s is verantwoordelijk voor het waterbeheer in een groot deel van de
provincie Groningen en Drenthe. Het waterschap draagt hiermee zorg voor de kwaliteit en kwantiteit
van de oppervlaktewateren en voor de waterkeringen in het beheergebied.
Als waterbeheerder van het oppervlaktewater is het waterschap verplicht peilbesluiten vast te
stellen voor daar toe aan te wijzen waterlichamen onder haar beheer. Deze plicht is vastgelegd in de
Waterwet, artikel 5.2.1. In de provinciale omgevingsverordening (POV) 2009 zijn de gebieden
aangewezen waarvoor het waterschap verplicht een peilbesluit vast moet stellen.
Een vastgesteld peilbesluit biedt aan belanghebbenden duidelijkheid en rechtszekerheid over de
oppervlaktewaterpeilen die gehandhaafd worden in het betreffende gebied.
Het peilbesluit is een instructienorm die het waterschap een inspanningsverplichting oplegt.
Voorliggend document vormt de toelichting op het voorgenomen peilbesluit voor de
Oldambtboezem, dat het huidige peilbesluit Oldambtboezem uit 1989 zal gaan vervangen.
1.2 Aanleiding peilbesluit Oldambtboezem
Het huidige peilbesluit voor de Oldambtboezem dateert uit 1989 en moet geactualiseerd worden.
Nieuwe ontwikkelingen en de wettelijke verplichting zijn reden het huidige peilbesluit te herzien.
Bodemdaling door aardgaswinning
Als gevolg van de aardgaswinning daalt de bodem in een groot deel van de provincie Groningen.
Deze bodemdaling is het grootst nabij de winningspunten en neemt af naarmate de afstand tot het
winningspunt toeneemt. De bodemdaling heeft gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied.
De gevolgen worden gecompenseerd door waterpeilen aan te passen, eventueel in combinatie met
de uitvoering van compenserende maatregelen. In 1989 zijn de peilen voor de Oldambtboezem
vastgesteld, op basis van de toen opgetreden bodemdaling. Het peil is destijds gezakt van -1,28 m.
NAP naar -1,36 m. NAP.
Nadien is de bodem in het gebied Oldambt gemiddeld met nog circa 10 centimeter gedaald. Ook de
komende decennia blijft de bodem dalen als gevolg van de aardgaswinning.
4
1.3 Doel
Het doel van dit peilbesluit is het vaststellen van een peilregime voor de Oldambtboezem waarbij
rekening wordt gehouden met de opgetreden en nog te verwachten bodemdaling en de in het
gebied voorkomende belangen. In dit peilbesluit worden de peilen voor de komende periode
vastgelegd waarbij de peilen op basis van de bodemdaling door aardgaswinning aangepast worden.
De duur van deze periode is afhankelijk van de toekomstige bodemdaling. Wanneer de opgetreden
bodemdaling aanleiding geeft het peil verder te laten zakken, zal er een nieuw peilbesluit genomen
worden.
1.4 Procedure en communicatie
De Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 schrijft in artikel 3.23 voor dat het dagelijks
bestuur een voorontwerp van een verplicht peilbesluit niet vaststelt dan na advies van Gedeputeerde
Staten.
Het ontwerp peilbesluit wordt ter besluitvorming voorgelegd van het dagelijks bestuur en volgt de
formele inspraakprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt
gepubliceerd wanneer en waar het ontwerp ter inzage ligt. Het ontwerp peilbesluit ligt gedurende
een periode van 6 weken ter inzage. In deze periode wordt belanghebbenden de mogelijkheid
geboden om hun zienswijze over het ontwerp peilbesluit kenbaar te maken.
Het dagelijks bestuur beoordeelt of de ingediende zienswijzen aanleiding geven om het algemeen
bestuur te adviseren het oorspronkelijke ontwerp gewijzigd vast te stellen. Het algemeen bestuur
krijgt een overzicht van alle zienswijzen en het commentaar daarop van het dagelijks bestuur. De
stukken gaan voor de AB-vergadering ook naar degenen die een zienswijze over het ontwerpbesluit
hebben ingediend. Zij kunnen desgewenst inspreken in de vergadering van het algemeen bestuur.
Voor de behandeling in de AB-vergadering wordt het voorstel besproken in de ABcommissievergadering. Ook hierbij bestaat de mogelijkheid tot inspreken.
Het Dagelijks Bestuur zendt gedeputeerde staten volgens artikel 3.23, 3e lid van de
Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 het vastgestelde verplichte peilbesluit ter
kennisname.
Het vastgestelde peilbesluit wordt bekendgemaakt in de krant en daarbij wordt gewezen op de
mogelijkheid om beroep in te stellen bij de rechtbank. Degene die een zienswijze heeft ingediend
ontvangt persoonlijk bericht van het vaststellingsbesluit en de beroepsmogelijkheid bij de rechtbank.
Enkel degene die een zienswijze heeft ingediend kan beroep instellen tenzij de ingediende
zienswijzen aanleiding zijn geweest het peilbesluit gewijzigd vast te stellen. Het gewijzigd vaststellen
van het plan kan voor belanghebbenden aanleiding zijn, die in eerste instantie geen zienswijze
hebben ingediend, beroep in te stellen.
Tegen de uitspraak van de rechtbank kunnen belanghebbenden, die beroep hebben ingesteld in
hoger beroep gaan bij de Raad van State. De rechtbank en de Raad van State besluiten of het
vastgestelde peilbesluit in stand kan blijven of eventueel moet worden aangepast. Het peilbesluit
treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan in de krant of op een nader in het peilbesluit te
bepalen datum. Beroep en hoger beroep schorten de inwerkingtreding van het peilbesluit niet op.
Wel kan de rechtbank of de Raad van State vooruitlopend op de uitspraak in (hoger) beroep bepalen
5
dat de inwerkingtreding van het peilbesluit wordt opgeschort. Een belanghebbende kan daartoe een
verzoek doen aan de rechtbank of Raad van State.
2. Beleid
2.1 Europese wet- en regelgeving
Verdrag van Malta
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke
ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). Hierbij is met name
van belang dat de archeologische waarden niet worden aangetast door peilverlaging. Door
verlagingen van peilen kan de kans bestaan dat archeologische waarden worden aangetast doordat
ze boven de grondwaterspiegel komen te liggen. Het is daarom van belang om archeologische
waarden te inventariseren en het effect van eventuele peilverlagingen in dit verband te bepalen.
2.2 Nationaal beleid
Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015
Er worden in dit plan geen concrete richtlijnen gegeven voor het peilbeheer. Meer algemeen wordt
benadrukt dat samenwerking tussen partijen van groot belang is om het waterbeleid tot stand te
brengen. In het hoofdstuk “Ruimtelijke aspecten waterbeleid” wordt ingezet op een
klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij
ruimtelijke afwegingen. Er moet meer ruimte komen voor herstel van natuurlijke processen (bodem,
water en natuur).
Voor het gebied Noord Nederland is aangegeven dat om wateroverlast tegen te gaan de regio
maatregelen uitvoert als het creëren van extra berging in de boezem en de aanleg van
retentiepolders. In het hoofdstuk “Watertekort en zoetwatervoorziening” staat dat de kansen op
verzilting en de toename van verdroging vereisen dat per gebied de afweging wordt gemaakt in
hoeverre functies in overeenstemming kunnen worden gebracht met bijbehorend peilbeheer. Voor
het gebied Noord Nederland is aangegeven dat de wateraanvoer uit het IJsselmeer, die nodig is voor
verziltingsbestrijding en peilhandhaving om bodemdaling door veenoxidatie te voorkomen en het
tegengaan van het verzwakken van veenkaden, speciale aandacht krijgt.
Waterwet
In de Waterwet is het beheer van grond- en oppervlaktewater geregeld.
De Waterwet stelt de verplichting aan het waterschap om één of meer peilbesluiten vast te stellen
voor oppervlaktewater- of grondwaterlichamen die volgens de provinciale waterverordening onder
het beheer van het waterschap vallen. In een peilbesluit worden waterstanden of bandbreedten
waarbinnen waterstanden kunnen variëren vastgesteld, die gedurende de daarbij aangegeven
perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd (Waterwet, artikel 5.2).
Bestuursakkoord Water
Het Bestuursakkoord Water heeft tot doel de watersystemen op orde te hebben en daarna op orde
te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk
worden voorkomen. Samenwerking, binnen de eigen verantwoordelijkheden, is daarbij belangrijk.
6
Natuurwetgeving
De natuurwetgeving is vastgelegd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. In
beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen
en richtlijnen verankerd, zoals de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natuurbeschermingswet 1998
richt zich alleen op gebiedsbescherming en legt de bescherming van natuurgebieden in de nationale
wetgeving vast.
De verplichtingen voor soortbescherming zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. De
soortenbescherming kent naast de passieve wettelijke bescherming (het tegenhouden van
verslechtering) met de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de
soortenbeschermingsplannen (het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004) en de
‘rode lijsten’.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van
Malta (la Valetta). De wet is een raamwet, die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun
ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. Deze wet beoogt het
culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch
erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het
verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De Wet op de Archeologische
Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden.
Milieueffectrapportage
Een milieueffectrapportage is verplicht voor grote projecten en plannen die belangrijke nadelige
gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In de algemene maatregel van bestuur – Besluit
milieueffectrapportage is aangegeven dat de activiteit (D 49.3) “De structurele verlaging van het
(streef)peil van een oppervlaktewater” MER beoordeling plichtig is in gevallen waarin de activiteit de
volgende drempelwaarden overschrijdt:
1°. betrekking heeft op een verlaging van 16 centimeter of meer,
2°. plaatsvindt in een gevoelig gebied of een weidevogelgebied, en
3°. betrekking heeft op een oppervlakte van 200 hectare of meer.
Het peilbesluit Oldambt omvat een verlaging van het boezempeil van 10 cm en ligt dus beneden de
aangegeven drempelwaarden van 16 cm. Er is dan ook geen verplichting tot het opstellen van een
MER beoordeling. In hoofdstuk 5 van deze toelichting zijn de (milieu)effecten van deze
peilaanpassing weergegeven voor de verschillende belangen. Uit belangenafweging en de analyse
van milieueffecten blijkt dat geen significante negatieve milieueffecten optreden als gevolg van dit
peilbesluit.
7
2.3 Provinciaal beleid
De Oldambtboezem ligt in de provincie Groningen.
Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013
In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) zijn de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid voor
de komende jaren beknopt en overzichtelijk aangegeven. In het POP zijn op de functiekaart
waterfuncties toegekend aan het gebied.
Omgevingsverordening Provincie Groningen 2009
De provinciale omgevingsverordening (POV) 2009 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de
provincie Groningen en is nauw verbonden met het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP). In
de omgevingsverordening zijn hoofdstukken opgenomen over milieu, water en ruimtelijke ordening.
In de POV is in artikel 3.21 aangegeven dat het Algemeen bestuur van het waterschap voor
boezemwateren verplicht een peilbesluit moet vaststellen. Dit peilbesluit voor de Oldambtboezem is
daarmee een verplicht peilbesluit.
Nota Normdoelstellingen water
In de nota Normdoelstellingen Water zijn de normdoelstellingen van de waterfuncties uit het
omgevingsplan beschreven. Het POP, de POV en de normdoelstellingen zijn gebruikt bij het opstellen
van het peilbesluit.
Leidraad voor het opstellen en beoordelen van peilbesluiten 2007
Het huidige provinciale beleid is erop gericht peilbesluiten zodanig op te stellen dat daarbij de
belangen transparant en evenwichtig worden afgewogen. Het waterschap volgt bij het opstellen van
peilbesluiten de Leidraad peilbesluiten 2007. Deze leidraad is van toepassing voor het gehele
beheergebied van het Waterschap Hunze en Aa’s.
2.4 Beleid waterschap Hunze en Aa’s
Het waterbeleid op regionaal en lokaal niveau wordt weergegeven in het Waterbeheerplan en
diverse nota’s van Waterschap Hunze en Aa’s.
Waterbeheerplan 2010 – 2015
In het Beheersplan 2010-2015 staat aangegeven dat voor alle peilgebieden een peilbesluit wordt
vastgesteld waarbij, op basis van de toegekende functies en de kaders die door de provincie zijn
vastgesteld, de gewenste peilen worden vastgelegd.
8
3. Werkwijze en uitgangspunten
Het waterschap Hunze en Aa’s is op basis van de POV 2009 verplicht peilbesluiten op te stellen voor
boezemwateren. Daarmee is het nemen van een peilbesluit verplicht voor de Oldambtboezem.
Het waterpeil in de Oldambtboezem is van invloed op verschillende functies, zoals water, natuur,
recreatie, veiligheid, wonen en landbouw, voor zover deze buitendijks zijn gelegen. Deze functies
stellen deels tegengestelde eisen aan het waterpeil. Het peil dat nu in de Oldambtboezem wordt
nagestreefd is 26 jaar geleden vastgesteld. Voorzieningen en werken in en rond de Oldambtboezem
zijn afgestemd op dit peilbeheer. Peilwijzigingen zullen door de tegengesteldheid van belangen en de
gevolgen hiervan op bestaande werken en voorzieningen altijd resulteren in nadelige en positieve
effecten.
Onevenredige nadelige gevolgen moeten gecompenseerd worden. Uitgangspunt dat we hierbij
hanteren is dat een wijziging van de peilen en bijbehorende compenserende maatregelen tegen
maatschappelijk aanvaardbare kosten uitgevoerd moet kunnen worden.
In deze toelichting worden 2 peilscenario’s uitgewerkt; handhaving van het huidige peil en verlaging
van het peil met 10 cm. De aanleiding, de na te streven doelen, de belangenafweging en de analyse
van kosten vormen gezamenlijk de basis voor het vast te stellen peilregime.
9
4. Beschrijving van het gebied
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de Oldambtboezem en van het watersysteem
Oldambt.
Aan de orde komen ligging, functies en grondgebruik, waterbeheersing, bodem, hoogteligging,
maaivelddaling, grondwater, kwel en infiltratie en waterkwaliteit.
4.2 Ligging
Het watersysteem Oldambt ligt in de provincie Groningen. Kaart 1 (zie bijlage) geeft de begrenzing
van het watersysteem weer.
Het watersysteem heeft een oppervlak van circa 20.000 ha. Het gebied watert af naar zee via de
Oldambtboezem.
De Oldambtboezem, waar dit peilbesluit voor genomen wordt, bestaat uit een kanalenstelsel en het
Hondshalstermeer. De volgende kanalen maken onderdeel uit van de Oldambtboezem:
-
Het Termunterzijldiep
Het Nieuwe Kanaal
Het Buiten Nieuwediep
Het Opdiep
Het Meedenerdiep
Het Verbindingskanaal (Oosterhorn)
Het Verbindingskanaal (Hondshalstermeer)
De Hondshalstermaar
Recent is hier de Blauwe Passage aan toegevoegd. Dit kanaal is in het kader van de Noordelijke
Vaarverbinding gegraven en verbindt het Oldambtmeer met het Nieuwe Kanaal. Het Oldambtmeer
valt niet binnen de Oldambtboezem.
4.3 Functies
In het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013 zijn verschillende functies toegekend aan het
gebied, zie kaart 2 in de bijlage.
Watersysteem Oldambt
De polders rond de boezem hebben overwegend een landbouwfunctie, zowel akkerbouw als
grasland. Naast landbouw is natuur een belangrijke functie. Rondom Blauwestad zijn natuurgebieden
gerealiseerd in het kader van de ecologische hoofdstructuur.
Oldambtboezem
Het Hondshalstermeer en de boezemkanalen van Oldambt hebben de functie aan-, afvoer en
waterberging en vaarwater gekregen.
10
De buitendijkse gebieden in Oldambt zijn bestemd als bestaand bebouwd gebied (bijv. Nieuwolda),
recreatie (bijv. camping de Bouwte, Midwolda), landbouw (bijv. ten zuiden van Nieuwolda), of als
natuur (bijv. natuurgebied Nonnegaat).
4.4 Bodem
Rond 1550 was het grootste deel van het Oldambt overstroomd door de Dollard. Daarna begonnen
de inwoners het verloren land weer in te polderen. Daar waar het gebied onder invloed is geweest
van de zee komen (zware) kleigronden voor. Dit geldt voor het grootste deel van het gebied. Langs
de randen van het gebied, aan de west- en zuidkant en het Schiereiland van Winschoten, komt een
mix van moerige, podzol- en veengronden voor. Op deze gronden ligt veelal de bebouwing.
Kaart 3 toont de bodemgegevens van Oldambt.
4.5 Hoogteligging en bodemdaling
De maaiveldhoogte binnen het gebied varieert van ongeveer -2,50 m NAP tot 3,00 m NAP. De laagste
plekken komen voor ten westen van het Hondshalstermeer en ten noorden van Scheve Klap. De
hoogste plekken liggen in de omgeving van Noordbroek en Midwolda.
In het zuidelijk deel van het gebied ligt het maaiveld een stuk hoger dan in het noordelijk deel. De
grens ligt ter hoogte van Nieuwolda.
De maaiveldhoogte is weergegeven op kaart 4.
In het gebied Oldambt komt bodemdaling voor door aardgaswinning, veenoxidatie en zoutwinning.
4.5.1 Bodemdaling door aardgaswinning
Sinds de jaren ’60 wordt er rondom Slochteren aardgas gewonnen. Als gevolg hiervan vindt zetting
plaats in de gasvoerende lagen, wat resulteert in daling van het maaiveld. Tussen 1964 en 2008 is de
bodem in Oldambt tussen de 2 en 20 cm gedaald. Volgens de prognoses van de NAM zal de
bodemdaling in Oldambt in 2025 variëren tussen de 6 en 28 cm. In 2050 varieert de bodemdaling
hier tussen de 6 en 32 cm. In 2070 varieert de bodemdaling eveneens tussen de 6 en 32 cm.
De daling is het grootst in het noordwesten en het laagst in het zuid oosten van het gebied.
De bodemdaling door aardgaswinning is weergegeven op kaart 5.
Een groot deel van de Oldambtboezem loopt nagenoeg parallel aan de bodemdalingscontouren. Dit
betekent dat de variatie in bodemdaling door aardgaswinning binnen het boezemsysteem niet heel
groot is en de boezem en boezemkaden relatief gelijkmatig dalen.
4.5.2 Bodemdaling door zoutwinning
In de omgeving van Heiligerlee vindt zoutwinning plaats. Hierdoor treedt bodemdaling op. Deze
bodemdaling treedt op in een relatief klein gebied.
11
De Oldambtboezem wordt niet rechtstreeks beïnvloed door de bodemdaling door zoutwinning. Op
kaart 6 is de bodemdaling door zoutwinning weergegeven.
4.5.3 Bodemdaling door veenoxidatie
Watersysteem Oldambt
De bodem in Oldambt bestaat deels uit veengrond. Ook onder de kleigronden komen nog veenlagen
voor. Door de relatief diepe ontwatering in met name de landbouwgebieden wordt een deel van het
bodemprofiel blootgesteld aan lucht waardoor het veen kan oxideren. Door de oxidatie verdwijnt het
veen en zal de bodem dalen. Uit analyses is naar voren gekomen dat er in de landbouwgebieden nog
veel veen aanwezig is en de bodem nog decennia lang kan dalen. Onder invloed van de bodemdaling
door veenoxidatie wordt het verschil tussen boezemhoogte en polderhoogte vergroot. Dit leidt ertoe
dat het belang van de keringen rondom de boezem steeds groter wordt.
Het waterschap Hunze en Aa’s heeft in 2012 een analyse uitgevoerd naar veenoxidatie. Er zijn
aandachtsgebieden aangegeven waar de komende decennia bodemdaling wordt verwacht door
veenoxidatie. Op kaart 7 wordt dit weergegeven. Het gaat om circa 25% van de oppervlakte van het
watersysteem.
Oldambtboezem
De ondergrond van de Oldambtboezem bestaat deels ook uit veengrond. Door de permanent natte
situatie zal dit veen niet oxideren.
De boezemkaden zijn gemaakt van klei of zand. Onder de boezemkaden komt plaatselijk veen in de
ondergrond voor. De bovenkant van deze veenlaag ten opzicht van de kruinhoogte en het
grondwaterstandsverloop in de kade bepaalt of er sprake kan zijn van oxidatie van het veen. Doordat
de Oldambtboezem verhoogd in het landschap ligt is de grondwaterstand in de kade veelal hoger
dan de bovenkant van de veenlaag in de ondergrond. Veenoxidatie ter plekke van kaden wordt dan
ook nauwelijks verwacht.
4.6 Waterbeheersing
Watersysteem Oldambt
Het watersysteem Oldambt bestaat bijna geheel uit bemalen polders. Het overtollige water wordt
door poldergemalen op het boezemsysteem gepompt. In geval van watertekort in de polders kan er
water vanuit de Oldambtboezem ingelaten worden.
Kaart 8 toont de waterhuishouding in het watersysteem Oldambt.
Oldambtboezem
De Oldambtboezem ligt (grotendeels) verhoogd in het landschap en is daarom ook omringd met
kaden. Via het boezemsysteem wordt het water afgevoerd naar zee. Hiervoor wordt gemaal Rozema,
in Termunten, gebruikt.
Tijdens de zomerperiode kan water worden ingelaten vanuit het Winschoterdiep. Er wordt water
aangevoerd om het systeem door te spoelen en zodoende verziltingseffecten tegen te gaan.
12
Boezempeil
Het huidige boezempeil voor de Oldambtboezem is in 1989 vastgesteld op -1,36 m NAP. Daarvóór
was het -1,28 m NAP. Er is sprake van een vast peil, dus geen afzonderlijk winter- en zomerpeil.
Volgens de geldende veiligheidsdoelstellingen ligt het maximum toegelaten waterniveau voor de
Oldambtboezem op 0,50 m boven het boezempeil, ofwel NAP -0,86 m.
De waterstanden die daadwerkelijk optreden in normale situaties in de boezem variëren met een
dagelijkse schommeling rond het streefpeil. Deze dagelijkse schommelingen worden veroorzaakt
door het maalregime. Ook door opstuwing zullen de waterstanden toenemen naarmate de afstand
tot het lozingspunt toeneemt. Daarnaast is de opwaaiing van invloed op de waterstanden.
4.7 Grondwater, kwel en infiltratie
Grondwater
Het huidige peilbeheer in combinatie met de maaiveldhoogten resulteert in de huidige
grondwaterstanden. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) is de grondwaterstand die in het
voor- en najaar verwacht mag worden. De GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) is
representatief voor de droge zomerse perioden. Op kaart 9 en 10 zijn respectievelijk de GHG en de
GLG in m beneden maaiveld weergegeven (bron: Grondwatermodel Noord Nederland MIPWA) voor
het watersysteem Oldambt.
Op kaart 11 is de GHG weergegeven voor de buitendijkse gebieden. Er komt op enkele plaatsen
bebouwing voor in het buitendijkse gebied. De GHG ter plaatse van de buitendijkse bebouwing is
over het algemeen vrij laag. Op enkele plekken in Nieuwolda kan de GHG oplopen tot circa 0,5 m
beneden maaiveld. Er zijn op dit moment geen klachten bekend van grondwateroverlast in
Nieuwolda.
Er zijn ook buitendijkse natuurgebieden. De GHG is ligt daar gemiddeld tussen 0,7 en 1,0 m beneden
maaiveld. Op enkele plekken komen hogere grondwaterstanden voor, tot circa 0,2 m beneden
maaiveld.
Kwel en infiltratie
De hoogteligging van gebieden, de waterhuishoudkundige inrichting ervan en het bodemtype zijn in
belangrijke mate bepalend voor het optreden van kwel of infiltratie.
Bij kwel stroomt grondwater richting het maaiveld of naar de aanwezige watergangen. Bij infiltratie
treedt het omgekeerde op: water zijgt vanuit het gebied of de aanwezige watergangen weg naar de
omgeving. Kwel treedt meestal op in de laaggelegen gebieden en infiltratie komt meestal voor in de
hooggelegen gebieden.
Op kaart 12 is de kwel en infiltratie weergegeven in het watersysteem Oldambt. In het noordelijk
deel van het gebied is vrij veel kwel aanwezig. Het noordelijk deel ligt in een relatief laaggelegen
gebied (beneden NAP), waardoor kwel een belangrijke rol speelt.
Omdat het gebied veelal bestaat uit kleigronden is de invloed van kwel vanuit de boezem gering.
13
5. Peilscenario’s
Er zijn twee peilscenario’s onderzocht. In de volgende hoofdstukken zijn de gevolgen voor de
verschillende belangen in beeld gebracht, met de daarbij behorende financiële gevolgen voor
maatregelen.
De volgende scenario’s zijn onderzocht:
A – Huidig peil; -1,36 m NAP; Dit scenario is handhaving van het huidige peil dat wordt nagestreefd in
de Oldambtboezem.
B – Aanpassing aan bodemdaling; -1,46 m NAP; Bij dit scenario wordt het peil verlaagd met 10 cm, ter
compensatie van de gevolgen van de bodemdaling sinds 1989.
5.1 Inleiding
In de volgende paragrafen worden de belangen beschreven en wordt aangegeven wat de gevolgen
zijn van de beide peilscenario’s voor het desbetreffende belang.
5.2 Waterkwaliteit en ecologie
Binnen het watersysteem Oldambt zijn 2 KRW-waterlichamen gedefinieerd, Boezemkanalen Oldambt
en het Hondshalstermeer. Beide waterlichamen voldoen op dit moment niet aan de gewenste
ecologische kwaliteit. Daarom zijn er KRW-maatregelen geformuleerd voor deze waterlichamen, om
zowel de biologische als de fysisch-chemische kwaliteit te verbeteren. Het gaat hierbij vooral om
inrichtingsmaatregelen, namelijk het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en, in het
Hondshalstermeer, het creëren van luwe zones.
In de Oldambtboezem wordt in de huidige situatie een vast peil gehanteerd, van -1,36 m NAP. Hier is
voor gekozen omdat er geen behoefte of noodzaak is een apart zomer- en winterpeil te hanteren. Er
is op dit moment geen reden om hiervan af te wijken.
Vanuit waterkwaliteit bezien is een natuurlijk peilbeheer wenselijk. Hierbij wordt een hoog winterpeil
en een laag zomerpeil gehanteerd. Dit komt het meest overeen met een natuurlijke situatie. In de
Oldambtboezem wordt dit echter niet gedaan, omdat een hoog winterpeil problemen oplevert met
de waterveiligheid en een laag zomerpeil problemen kan geven voor de vaarrecreatie door een te
geringe diepgang.
Het verlagen van het boezempeil met 10 cm heeft voor de waterkwaliteit geen negatieve gevolgen.
In de huidige situatie is er ook al sprake van een vast boezempeil. Bij de toekomstige realisatie van
natuurvriendelijke oevers kan er gemakkelijk rekening worden gehouden met een peil dat 10 cm
lager is. Dat heeft voor de ecologische waarde van de natuurvriendelijke oevers geen effect.
Het maakt voor het belang ‘waterkwaliteit en ecologie’ dus niet uit welk peilscenario er wordt
gekozen.
14
5.3 Natuurgebieden en natuurwaarden
In het buitendijkse gebied van de Oldambtboezem liggen enkele natuurgebieden (zie kaart 1 en kaart
11). Het gaat hierbij om de gebieden Nonnegaat, Ennemaborgh en het Hondshalstermeer. Deze
gebieden worden direct beïnvloed door het boezempeil.
Hieronder wordt per gebied kort aangegeven wat het effect van de beide peilscenario’s is.
Nonnegaat
Dit natuurgebied, aangelegd in 2010, is een combinatie van slenken, plas- draszones en drogere
gronden. De slenken zijn verbonden met het Termunterzijldiep d.m.v. twee grote duikers.
In de huidige situatie ontwikkelt het gebied zich goed. Er is veel begroeiing, hoofdzakelijk riet. In het
gebied komen veel verschillende soorten vogels voor. De slenken bieden beschutte paai- en
opgroeigebieden voor vissen.
Verlaging van het boezempeil heeft direct invloed op het peil in het natuurgebied. In het
beschouwde peilscenario gaat het peil slechts 10 cm naar beneden. De slenken zijn voldoende diep
om ook met deze peilverlaging voldoende en permanent watervoerend te zijn en voldoende paai- en
opgroeigebieden te bieden. Het natuurgebied zal in zijn geheel iets droger worden, maar dit effect is
zeer gering en heeft geen invloed op het ecologisch functioneren van het gebied.
Ennemaborgh
Het natuurgebied Ennemaborgh bestaat uit enkele hoger gelegen gronden en een brede slenk, ten
zuiden van Midwolda. De slenk staat via een afsluitbare duiker in verbinding met de
Oldambtboezem. In het gebied geldt hetzelfde peil als in de boezem. Het natuurgebied is eigendom
van Stichting het Groninger Landschap.
In de huidige situatie functioneert het gebied goed.
Verlaging van het boezempeil met 10 cm heeft tot gevolg dat het gebied in zijn geheel iets droger
wordt. Aangezien het echter om een zeer geringe peilverlaging gaat, wordt het effect ervan zeer
klein geacht.
De slenk heeft voldoende diepgang om een peilverlaging van 10 cm te kunnen opvangen, zonder dat
hierdoor problemen ontstaan.
Bovendien kan het Groninger Landschap, door middel van de afsluitbare duiker, zelf bepalen of de
slenk in open verbinding met de boezem staat. Daardoor is er dus ook de mogelijkheid om het peil te
laten oplopen of uit te laten zakken. De voorgestelde peilverlaging is reeds met Groninger Landschap
besproken. Zij hebben aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben.
Hondshalstermeer
Het Hondshalstermeer maakt onderdeel uit van de Oldambtboezem. Er geldt dus ook hetzelfde peil
als in de rest van de boezem. Het Hondshalstermeer is grotendeels ondiep, met een waterdiepte van
0,5 – 0,7 m. Het gebied is officieel een natuurgebied, onder beheer van Staatsbosbeheer. Het is
vooral heel aantrekkelijk voor verschillende soorten watervogels, die er in grote getale verblijven en
foerageren.
Bij handhaving van het huidige peil verandert er qua natuurwaarde niks voor dit gebied.
Bij verlaging van het peil zal het meer nog iets ondieper worden. Dit heeft tot gevolg dat rondom de
eilanden in het meer de oever iets meer droogvalt. Hierdoor kan er wat meer begroeiing ontstaan.
Verder neemt de lichtinval op een groot deel van de bodem van het meer iets toe, wat mogelijk een
positief effect heeft op de groeimogelijkheden van waterplanten.
15
Het effect van golven op de bodem (omwoeling) neemt iets toe in de ondiepe delen van het meer.
Al met al worden geen grote effecten verwacht van een peilverlaging van 10 cm.
5.4 Hydrologie
Het waterpeil op de boezem is van invloed op het hydrologisch functioneren van het systeem.
Wijzigingen in het boezempeil kunnen van invloed zijn op de wateraanvoer en –afvoer.
Wateraanvoer
Tijdens de zomerperiode wordt bij een watertekort op de Oldambtboezem water aangevoerd vanuit
het Winschoterdiep. Vanuit de Oldambtboezem kan vervolgens ook water worden aangevoerd naar
de omliggende polders. Verlaging van het boezempeil kan van invloed zijn op de aanvoersituatie. De
polderpeilen worden echter ook periodiek aangepast aan de bodemdaling, dus uiteindelijk is het
effect zeer gering of verwaarloosbaar.
Waterafvoer
Vanuit de omliggende polders wordt het overtollige water met poldergemalen uitgeslagen op de
Oldambtboezem. Het overtollige water uit de Oldambtboezem wordt vervolgens geloosd op zee. Dit
gebeurt via gemaal Rozema. Vanuit de Oldambtboezem wordt nauwelijks gespuid, omdat het peil op
de boezem daarvoor te laag is.
Als het huidige peil wordt gehandhaafd kunnen op termijn problemen ontstaan bij het lozen van
water vanuit de polders op de boezem, omdat de opvoerhoogte te groot wordt. De polders (en de
polderpeilen) dalen namelijk als gevolg van de bodemdaling.
Bij verlaging van het boezempeil met 10 cm wordt meebewogen met de daling van de omliggende
polders en wordt bovengenoemd probleem voorkomen.
Bij het ontwerp van gemaal Rozema is destijds al voldoende rekening gehouden met toekomstige
bodemdaling. Een peilverlaging van 10 cm heeft geen invloed op de capaciteit of de efficiëntie van
het gemaal. Het effect op het spuien is minimaal, omdat er bij het huidige peil al nauwelijks gespuid
wordt. Er zal na peilverlaging nog iets minder gespuid kunnen worden.
In de huidige situatie is er een probleem bekend in de haven van Termunterzijl. Deze slibt telkens
dicht. Wanneer er gespuid kan worden wordt de haven doorgespoeld, waarbij een deel van het slib
wegspoelt. Bij verlaging van het peil met 10 cm zal er nog iets minder vaak gespuid kunnen worden.
Het gaat hier om een reeds bestaand probleem, waarvoor we buiten dit peilbesluit om samen met de
gemeente Delfzijl een oplossing proberen te vinden.
5.5 Veiligheid
De Oldambtboezem ligt grotendeels verhoogd in de omgeving, tussen kades. De Oldambtboezem
heeft naast de functie van wateraan- en afvoer ook de functie van waterberging. Als er lange tijd veel
neerslag valt en het water moeilijk op zee kan worden geloosd door een hoge buitenwaterstand, dan
stijgt de waterstand in de boezem. De kades langs de boezem moeten daarom voldoen aan de
veiligheidsnormen. De kaden worden getoetst op hoogte en, indien nodig, op piping en stabiliteit, zie
ook bijlage 1.
16
Op dit moment voldoet een aantal km kaden niet aan de hoogtetoets. Als het peil 10 cm wordt
verlaagd zal het aantal km kaden dat niet aan de hoogtetoets voldoet iets afnemen. Als het huidige
peil wordt gehandhaafd wordt het verschil tussen boezempeil en het omliggende achterland steeds
groter, omdat het achterland onderhevig is aan bodemdaling. Hierdoor zal de kadehoogte t.o.v. het
achterland steeds groter worden. Door het verlagen van het boezempeil wordt de bodemdaling in
het achterland gevolgd.
Piping en stabiliteit worden nauwelijks beïnvloed door zo’n geringe peilverlaging. Negatieve effecten
worden in ieder geval niet verwacht.
5.6 Infrastructuur
Wegen die onder invloed staan van het boezempeil zijn de wegen in de buitendijkse gebieden en de
wegen op de waterkeringen. Wegen hebben, om begaanbaar te blijven en onnodig onderhoud te
voorkomen, een bepaalde ontwateringsdiepte nodig. Een te hoge of te variabele grondwaterstand
kan leiden tot schade door vorst, ongelijkmatige zettingen en waterdruk.
De maaiveldhoogte bepaalt samen met het waterpeil de drooglegging ten opzichte van het maaiveld.
Onder drooglegging wordt verstaan het verschil tussen het niveau van de waterspiegel in de
watergang in afvoerloze situatie en de hoogte van het maaiveld. De vereiste drooglegging voor
secundaire wegen is 0,70 m en voor primaire wegen 1,00 m. De wegen die onder invloed staan van
boezempeil zijn secundaire wegen.
In de huidige situatie zijn er geen problemen bekend met wegen in het buitendijkse gebied of op de
kaden, qua drooglegging. Als het boezempeil met 10 cm wordt verlaagd zal de drooglegging van de
wegen iets toenemen.
5.7 Bebouwing buitendijks
In de buitendijkse gebieden van de Oldambtboezem is ook sprake van bebouwing, zoals bijvoorbeeld
bij Nieuwolda. De waterstand in de boezem bepaalt voor deze bebouwing hoe groot de drooglegging
is en is van invloed op de grondwaterstand.
In de huidige situatie zijn er geen problemen bekend in het buitendijkse gebied.
Als het peil met 10 cm wordt verlaagd heeft dat slechts een zeer gering effect op de drooglegging en
de grondwaterstand. Het effect op de drooglegging is positief; de drooglegging wordt immers groter.
Het effect op de grondwaterstand kan zowel positief als negatief zijn, afhankelijk van de specifieke
situatie. De verwachting is dat het effect van de peilverlaging zo minimaal is dat het buiten
beschouwing kan worden gelaten. Temeer omdat de bodem daalt en er met de peilverlaging enkel
wordt teruggegaan naar een eerdere situatie.
5.8 Recreatie
De Oldambtboezem wordt gedeeltelijk gebruikt voor verschillende soorten recreatie, zoals vissen,
kanoën en varen.
Het Termunterzijldiep is een vaarweg. De diepte is 1,60 m. De toegestane diepgang is 1,20 m. Door
periodiek te baggeren wordt ervoor gezorgd dat de vaarweg aan de vereiste diepte voldoet. De
17
bodem van het kanaal zakt mee met de bodemdaling. Verlaging van het boezempeil is dan dus geen
probleem, omdat daarmee in feite wordt teruggegaan naar de oude situatie, vóór het vorige
peilbesluit. Er zijn op dit moment bovendien geen problemen bekend van ondieptes in de
vaarwegen.
Het Nieuwe Kanaal wordt in 2015 in gebruik genomen als vaarweg. Het komt in dezelfde vaarklasse
als het Termunterzijldiep. Daartoe wordt het Nieuwe Kanaal verbreed en verdiept. Ook is er een
nieuwe vaarweg gegraven die het Nieuwe Kanaal met het Oldambtmeer verbindt. Deze nieuwe
vaarweg heet de Blauwe Passage. Zowel bij de realisatie van de Blauwe Passage als de herinrichting
van het Nieuwe Kanaal is reeds rekening gehouden met een toekomstige peilverlaging van 10 cm.
Op het Hondshalstermeer en het Buiten Nieuwediep wordt niet gevaren.
De sportvisserij ondervindt geen hinder van een peilverlaging van 10 cm.
Kanovaarders hebben maar heel ondiep water nodig om hun hobby te kunnen beoefenen. De
Oldambtboezem is overal diep genoeg voor kanovaarders, ook als het peil met 10 cm wordt verlaagd.
Alleen het hondshalstermeer is op sommige plekken te ondiep, ook met het huidige peil. In een groot
deel van dit meer mag echter niet gekanood worden, omdat het een natuurgebied is.
5.9 Archeologie
Op kaart 13 zijn de archeologische verwachtingswaarde en de locaties met archeologische
monumenten weergegeven.
AMK
De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische
terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit,
zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de
terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer
hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de
betreffende provincie en gemeentelijke archeologen ontwikkeld.
Binnen de Oldambtboezem liggen geen archeologisch waardevolle monumenten. Wel zijn er enkele
terreinen van archeologische waarde die grenzen aan de Oldambtboezem.
IKAW
Archeologische waarden zijn, zeker in Nederland, veelal onzichtbaar. Archeologische waarden
worden in toenemende mate meegenomen in de planvorming van plannen en besluiten. Om inzicht
te krijgen in de onbekende archeologie zijn voorspellingen gedaan door gebruik te maken van
gegevens die wel bekend zijn, door deze te extrapoleren. Deze voorspellingen zijn weergegeven op
de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft daardoor een beeld van het
bodemarchief dat complementair is aan de AMK.
Archeologische beleidskaart gemeenten
Peilverlagingen leiden tot een toename van de drooglegging en daarmee vervolgens tot lagere
grondwaterstanden. Dit kan mogelijk resulteren in oxidatie van archeologische artefacten. Met name
op locaties waar deze artefacten zich thans net beneden de GLG bevinden en daardoor
geconserveerd worden. Wanneer in peilgebieden monumenten met een hoge verwachtingswaarde
voorkomen zal terughoudend moeten worden omgegaan met peilverlagingen. Als kritische grens kan
daarbij worden uitgegaan van een peilverlaging van meer dan 10 cm.
18
Binnen de Oldambtboezem liggen geen archeologische monumenten en de archeologische
verwachtingswaarden zijn over het algemeen laag. De archeologische monumenten nabij de
Oldambtboezem staan onder invloed van de polderpeilen en deze veranderen niet als gevolg van dit
peilbesluit. Ook de hydrologische uitstralingseffecten van het wijzigen van het boezempeil op de
omgeving is niet significant, omdat de peilverlaging slechts 10 cm bedraagt.
5.10 Kabels en leidingen
Voor het leggen van kabels en leidingen die oppervlaktewateren kruisen zijn door het waterschap
algemene regels opgesteld voor de diepteligging. Voor de diepteligging tussen kabels en leidingen en
de vaste bodem dan wel afstand tot het talud moet bij watergangen met een waterlijn breder dan 10
meter een diepteligging van minimaal 2,5 meter aangehouden worden. Voor vaarwegen categorie A
geldt een diepteligging van minimaal 5 meter en voor vaarwegen categorie B geldt een diepteligging
van minimaal 3 meter. Ingeval een kabel of leiding met een vergunning ondieper wordt gelegd dan
de algemene regels voorschrijven, wordt er gewerkt met een bodembescherming boven de leiding.
Peilwijzigingen kunnen van invloed zijn op aanwezige kabels en leidingen die het watersysteem
kruisen. Dit is het geval wanneer de peilen worden verlaagd waardoor ook de bodem van de
watergangen verlaagd moet worden. In situaties waarbij watergangen verdiept worden zal nagegaan
moeten worden of er kabels of leidingen het tracé kruisen en of het verlangen van de bodemhoogte
resulteert in een onderschrijding van de diepteligging.
Bestaande leidingen liggen vaak met zinkers onder de boezemkanalen door en veelal met een
geringere diepteligging dan nu wordt voorgeschreven. Leidingen die al jarenlang liggen zijn echter
ook mee gedaald met de bodemdaling. Daar waar de bodemhoogte van kanalen verdiept moet
worden als gevolg van de peilaanpassing, kan het verleggen van leidingen aan de orde zijn. In de
Oldambtboezem is dit niet het geval.
19
6. Conclusie
Voor alle belangen is bepaald hoe de huidige situatie is en wat het effect is van een peilverlaging van
10 cm. Hieruit blijkt dat er geen onevenredige nadelige gevolgen te verwachten zijn wanneer het
boezempeil met 10 cm wordt verlaagd. Door het peil te verlagen wordt de bodemdaling door
aardgaswinning gevolgd en wordt voorkomen dat het verschil tussen het boezempeil en het
achterland (met bijbehorende polderpeilen) te groot wordt.
Op basis van deze toelichting op het peilbesluit Oldambt wordt voorgesteld het peil in de
Oldambtboezem met 10 cm te verlagen.
20
Bijlage 1. Toets kadehoogte
De kaden zijn getoetst op de normstelling overeenkomstig de landelijk geldende “Leidraad toetsen
op veiligheid regionale waterkeringen”. Voor de hoogtetoets van de kruin is de minimaal vereiste
kruinhoogte als volgt opgebouwd:
Minimaal vereiste kruinhoogte = streefpeil + lokale toeslagen + golfoverslaghoogte + marge
Waarin:
Streefpeil
Lokale toeslagen
Golfoverslaghoogte
Bodemdaling
(Kruinhoogte)marge
: winterstreefpeil
: scheefstand door opwaaiing en waterstandsverhoging door
neerslag en stromingsweerstand, bepaald met het model SOBEK
bij een normfrequentie van 1/100 jaar
: bepaald conform de “Leidraad toetsen” met een
overslagdebiet van 1 l/m/s
: te verwachten bodemdaling tussen 2012 en 2025
: voorgesteld op 0,10 m
Minimaal vereiste kruinhoogte
Actuele kruinhoogte
Kruinhoogtemarge
Golfoverslaghoogte
Toetspeil
Lokale toeslagen
Streefpeil NAP – 1,36 m
of NAP – 1,46m
Lokale toeslagen
Waterstandsverhoging
Middels het SOBEK hoogwatermodel is voor een T=100 neerslagsituatie uitgerekend wat de
peilstijging op de boezem is bij 2 verschillende peilscenario’s; het huidige peil en 10 cm peilverlaging.
Uit de berekeningen blijkt dat in beide scenario’s een verloop van de maximale waterstand optreedt
die in het zuidelijk deel van de boezem het hoogst is en in het noorden het laagst. De onderlinge
verschillen bedragen circa 70 cm.
Een vergelijking van de resultaten van de beide scenario’s laat zien dat een verlaging van het peil met
10 cm niet automatisch leidt tot een verlaging van de maximale T=100 waterstand met 10 cm. Hier
vindt een mate van uitdemping plaats. De maximale waterstand daalt wel overal.
Onderstaande figuren geven de berekende maatgevende waterstanden weer voor de beide
peilscenario’s.
21
Figuur 1. Maatgevende waterstanden bij het huidige peil, rekening houdend met windinvloed en scheefstand
(lokale toeslagen)
22
Figuur 2. Maatgevende waterstanden bij een peil van -1,46 m NAP, rekening houdend met windinvloed en
scheefstand (lokale toeslagen)
Golfoverslaghoogte
De golfoverslaghoogte is bepaald met behulp van de tabellen uit de “Leidraad toetsen op veiligheid
regionale waterkeringen”. De golfoverslaghoogte is voor beide peilscenario’s gelijk.
Bodemdaling
De bodemdaling die is opgetreden heeft ook geresulteerd in een verlaging van de kruinhoogte van de
kade. De kruinhoogte is gemeten in 2009 (AHN 2). Toekomstige bodemdaling zal worden
23
gecompenseerd met een peilverlaging. Compensatie voor bodemdaling in de hoogtetoets wordt dan
ook niet meegenomen.
Kruinhoogte
De kaden van Oldambt zijn onderverdeeld in kadevakken. De indeling van de vakken is afgestemd op
de toetspeilen en windinvloeden. Per kadevak wordt bepaald wat de vereiste kruinhoogte is. Er
worden dus verschillende kruinhoogtes gehanteerd voor verschillende delen van de boezem.
Voorheen werd overal één vaste kruinhoogte gehanteerd. De uitkomst van de modelstudie toont
echter aan dat een gebiedsspecifieke kruinhoogte meer recht doet aan de werkelijke situatie.
Bij de indeling in kadevakken is getracht de grenzen tussen kadevakken op logische plekken te
leggen. Daarnaast is ervoor gekozen om het aantal kadevakken (met elk hun eigen vereiste
kruinhoogte) zo klein mogelijk te houden.
Onderstaande afbeelding geeft de indeling in kadevakken weer. In kadevakken met hetzelfde nummer
wordt dezelfde kruinhoogte gehanteerd. Op deze afbeelding staat ook het Oldambtmeer, die behoort
niet tot de Oldambtboezem
Figuur 3. Kadevakken boezem Oldambt (incl. Oldambtmeer)
24
Download