De Vlaamse christen-democraten en het maatschappelijk middenveld

advertisement
De Vlaamse christen-democraten en het maatschappelijk middenveld
Luc Martens
uit: 'Hartslagen - Christen-democratische verkenningen', 2000.
Alles stroomt. Mocht Heraclitus nu leven, dan voegde hij daaraan
toe "Alles stroomt snel". Snelle, pakkende en spannende evoluties
hertekenden de voorbije jaren ons leven. Zij stellen ook de politiek
en de politieke partijen voor nieuwe en grote uitdagingen.Dit geldt
niet het minst voor de Vlaamse christen-democraten, die in diverse
opzichten (electoraal, maatschappelijk, filosofisch, organisatorisch,
...) onder druk staan. De Vlaamse christen-democraten staan alvast
voor een tweeledige opgave. Enerzijds zullen ze zich moeten
aanpassen aan de verander(en)de realiteit. Anderzijds moeten ze
loyaal blijven met hun eigen grondslag.
Voor de Vlaamse christen-democraten houdt dit o.m. ook de
uitdaging in om hun relatie ten opzichte van het maatschappelijk
middenveld te herdefiniëren. Het geruststellende effect van een
mobilisatie rond de christelijke grondslag, via een breed netwerk
van verenigingen en organisaties en een brede beweging die zich
eenduidig voor de christen- democratie engageert is inderdaad
sterk aangetast. De kiezer heeft zijn volle vrijheid genomen. Verder
heeft de traditionele structurele samenwerking met het christelijke
middenveld en met de zogenaamde standsorganisaties (het ACW,
het NCMV- het huidige UNIZO- en de BB) haar evidentie verloren.
Bovendien voltrokken er zich ook op en met betrekking tot het
middenveld belangrijke veranderingen. Een en ander heeft zijn
consequenties voor de organisatie en werking van de christendemocratie.
1. Het maatschappelijk tussengebied onder vuur
De structuur van de verzorgingsstaat wordt door velen gezien als
een compromis tussen het liberaal en het socialistisch denken,
tussen de beklemtoning van de individualiteit van de mens
(individuele ontplooiing) enerzijds en van de (politieke)
gemeenschap anderzijds. Van marktsector en collectieve sector. Als
er iets fout gaat wordt de overheid - zij belichaamt dan de
socialistische inbreng - gemakkelijk met de vinger gewezen. De
remedie wordt dan al vlug gezocht in het volgen van een meer
liberale weg.
Ik geloof niet dat die typering van de verzorgingsstaat juist is, zeker
niet in de Vlaamse situatie.
Zeer veel initiatieven met de structuren die ermee samengaan zijn
immers de vrucht van maatschappijvernieuwende arbeid door
groepen die vanuit een christelijke inspiratie leefden en werkten: de
christelijke sociale beweging, het christelijk onderwijs, de
christelijke verzorgingsinstellingen, de christelijke solidaire acties
enz.
Diverse motieven lagen aan de basis van het ontstaan en de
werking van zo'n brede waaier van initiatieven.
Vooreerst was er de zorg voor de medemens in nood. Men wilde
van hem een vertrouwde, geestesverwante omgeving bieden, waar
hij met zijn vragen terecht kon.
Verder vonden die organisaties hun onderlinge samenhang vaak in
hun gemeenschappelijke inzet orn de eigen godsdienstige motieven
net zo goed kansen te geven als socialistische en liberale
denkbeelden. Deze ambitie was o.m. de breed in het volk
verankerde kracht achter een herhaald oplaaiende schoolstrijd. Men
wilde niet dat christelijke motieven in hun doorwerking werden
geblokkeerd door een groep die aan die motieven geen boodschap
had of die de maatschappelijke effecten ervan niet wilde
accepteren.
Bovendien vonden veel christenen dat de bestaande banden - de
dorpen, de parochies, de gilden, de verenigingen - de natuurlijke
omgeving waren, waarin vele burgers geborgen waren en
verantwoordelijkheid konden opnemen.
De uitbouw van een middenveld was een type niet-statelijke
maatschappijvernieuwing. Het was geen kwestie van individueel
ondernemerschap of van marktdenken. Het was een brede
hoofdzakelijk christelijk geïnspireerde beweging die weliswaar met
de steun van de overheid een sleutelrol speelde bij de opbouw van
onze verzorgingsstaat.
De christen-democraten hadden en hebben daar een bijzonder
affiniteit mee. Zij gaven dan ook steeds hun volle steun aan die
beweging. Zij zetten zich in het verleden actief in voor de opbouw
van nieuwe, democratische verenigingen, waarin burgers hun
samenleven zelf konden in handen nemen: mutualiteiten,
pensioenkassen, allerlei kringen die ronkende namen kregen zoals
De Vrede, Concordia, De Kring of Het Gildenhuis. Deze gevoeligheid
heeft in grote mate de standpunten van de katholieke partij, later
van de Christelijke Volkspartij, bepaald. Denken wij maar aan de
oprichting van sociaal-economische overlegorganen, de schoolstrijd,
de verdediging van het sociaal-cultureel werk.
Die gevoeligheid voor dat maatschappelijk middenveld is tot en met
vandaag vrij groot gebleven bij de christen-democraten. Andere
politieke families reageren daarentegen eerder afwijzend en houden
felle pleidooien voor ontzuiling en pluralisme. Hun voorstelling van
zaken is evenwel niet steeds erg zindelijk. Zij lijkt mij zowel
achterhaald als fout. Zij is achterhaald, omdat de ontzuiling en het
pluralisme zich op het terrein reeds ver en onomkeerbaar hebben
doorgezet. Zij is fout omdat de vraag "verzuiling of ontzuiling?" een
vals dilemma stelt.
Want in wezen gaat het vandaag over de vraag naar de plaats en de
opdracht van het vrij initiatief en meer in het bijzonder het
identiteitsgebonden werk vooral dan op het vlak van cultuur,
welzijn, gezondheidszorg en onderwijs.
Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de leden van de
paarsgroene meerderheid als feindliche Briider aaneenklitten om zich
te keren tegen een tussengebied van organisaties, instellingen en
initiatieven waarin zij in het verleden weinig of duidelijk minder
actief waren. Zij wantrouwen dit terrein waarin zij zich nooit
tenvolle thuis voelden. Godsdienst en geloofsovertuiging worden
door de huidige meerderheid gezien als iets persoonlijks, beperkt
tot de huiskamer. Dat zij een rol vervullen bij het schetsen van een
perspectief voor veel mensen schijnt voor de huidige meerderheid
nauwelijks van betekenis te zijn. Nochtans zijn veel mensen op zoek
naar zingeving Bij vragen over leven en dood, over hoe om te gaan
met ondragelijke pijn, over de bekommernis van zieken, over
tegenslag en voorspoed, over het krijgen en opvoeden van
kinderen, over het nemen van verantwoordelijkheid voor de andere,
over het aangaan en beëindigen van relaties, over die grenzen die
er kunnen gesteld worden aan consumptie en over hoe om te gaan
met het tijdelijke beheer van de aarde enz.
De huidige meerderheid heeft daar blijkbaar geen boodschap aan.
Of steekt het hen de ogen uit dat in Vlaanderen door het vrij
initiatief, met veel inzet ontzettend veel werd gerealiseerd ? Er werd
gebouwd en georganiseerd, veel en voor alles: van peutertuin tot
universiteit, van bejaardenhuis tot ziekenhuis, van speelplein tot
verzorgingsinstelling, van jeugdheem tot bibliotheek en noem maar
op ... . De opgang van die vrije initiatieven heeft ook wel een
mogelijke schaduwzijde : wat groot en groots oogt, wordt vaak als
(syrnbool van) macht beschouwd. En soms is men wellicht ook wel
eens overmoedig en arrogant geweest.
Maar dit kan geen reden zijn om dit identiteitsgebonden vrije werk
in dat brede tussengebied tussen overheid en individu als
achterhaald, onvolwassen of inefficiënt te beschouwen.
2. Een partij met stand(en)
De affiniteit, de intense dialoog en nauwe samenwerking hebben er
tot in het recente verleden toe geleid dat de inbreng en het gewicht
van de christelijke stands- en belangenorganisaties binnen de CVP
altijd groot is geweest. Zowel bij de rekrutering en de lijstvorming
als bij de besluitvorming wogen zij zwaar door. Tegelijkertijd
leverden die organisaties aan de CYP een achterban. De CVP was de
partij van de christelijke organisaties. De CVP-mandatarissen hun
verdedigers, hun voormannen, hun politieke leiders. Omgekeerd
waren de christelijke organisaties hun weg naar het volk. Ze waren
het grote oor, dat de verzuchtingen van het volk registreerde. En
het forum waarop ze aan het volk vertelden wat ze voor hen deden.
De christelijke organisaties waren de brug van het volk naar de
politiek, en van de politiek naar het volk.
Deze bijzonder verhouding werd de jongste decennia herhaaldelijk
bevraagd. Harde conclusies, laat staan een andere aanpak, bleven
evenwel uit. Maar sinds kort wordt de praktijk waarbij de
standsorganisaties de CVP koloniseren en de besturen herleiden tot
de rol van notaris van vooraf bedisselde akkoorden snel afgebouwd.
Door de kritiek en de twijfel van vele militanten en mandatarissen
uit eigen kring. Door de wrevel en de schaamte om het geschonden
zelfrespect door de kritiek van buitenuit. Door de gewijzigde
houding ook vanuit de standsorganisaties zelf. Nu de christendemocraten naar de oppositie zijn verwezen is die wijzigende
houding zeker niet vrij van enig opportunisme. Maar er zijn ook de
kritiek en twijfel van leden en kaderleden in diverse gremia van de
sociale organisaties. En dan zijn er niet in het minst nog het nieuwe
maatschappelijk aanvoelen en het verscherpte inzicht rond de eigen
opdracht van de politiek en van een sociale organisatie. Er is ook
een goed begrip van de noodzaak mekaars autonornie te
respecteren.
Draait de CVP nu definitief een bladzijde uit haar geschiedenis om?
Moet zij ook een 'partij van de burger' worden, zij het met een
andere boodschap? Hebben de belangenorganisaties afgedaan als
brug tussen volk en de politici? Moeten deze laatsten zich nu
rechtstreeks tot de burgers richten, zonder tussenstation? Of moet
de CVP de partij van het georganiseerde volk blijven?
Een simpel antwoord ligt niet zonder meer voor de hand. Het moet
geformuleerd worden vanuit de eigenheid van de christendemocratie en vanuit de plaats en de betekenis die hierbij wordt
toegekend aan de politiek en aan het maatschappelijk middenveld.
3. De meerwaarde van het maatschappelijk middenveld
De christen-democraten blijven aan het middenveld zonder enige
twijfel een belangrijke plaats geven. Daar hebben zij vele goede
redenen voor.
Vooreerst heeft de christen-democratie haar eigen geschiedenis. Ze
moet dat verleden niet zonder meer hernemen. Maar ze moet wel
haar eigen wortels kennen. Ze rnoet gebruik maken van haar
herinneringen, en daarop voortbouwen. De CVP heeft altijd haar
levende inspiratie geput uit het vrijwilligerswerk en uit dat
middenveld. De CVP is historisch de partij van de natuurlijke
verbanden, welke vorm deze ook aannemen. En ze is dat tegenover
een liberale partij, onder welke vorm dan ook, die de individuele
burger sterk genoeg acht om rechtstreeks aan het publieke
gebeuren deel te nemen en met een minimale steun zijn leven te
organiseren.
De christen-democraten moeten in deze historische en weer actueel
geworden discussie opnieuw hun originele plaats innemen. Dit is
een principiële keuze. Mensen sluiten namelijk niet alleen
contracten met mekaar. Ze identificeren zich ook met mekaar. Ze
willen samen horen, dezelfde naam dragen, samen in het bootje
zitten. Mensen leven in verbanden met mekaar. Die verbanden
kunnen wel veranderen, bijvoorbeeld omdat ze minder op een
territoriale en meer op een categoriale basis worden gebouwd. Of
omdat de wijze van aanpak en de werkvorm zwaarder doorwegen
dan de levensbeschouwelijke inspiratie. Maar verdwijnen doen die
verbanden niet. De overheid kan deze verbanden niet kunstmatig in
leven houden, maar ze mag ze al evenmin willekeurig doen
verdwijnen. Beleid voeren betekent: met deze verbanden omgaan,
niet er omheen of er tegenin gaan.
De keuze van de christen-democraten voor het middenveld
beantwoordt tenvolle aan dit fundamenteel menselijk gegeven.
Verbondenheid, solidariteit en verantwoordelijkheid staan hoog in
het vaandel van de christen-democraten. Maar hoe zouden die
verbondenheid en solidariteit gestalte kunnen krijgen, als mensen
zich niet zouden verenigen? Hoe zou er verantwoordelijkheid
kunnen zijn, als er geen verbanden zijn, waarin men zich kan
engageren? Verbondenheid, solidariteit en verantwoordelijkheidszin
zijn de typische houdingen van burgers die zich in een
gemeenschap opgenomen weten.
Als de christen-democraten over verbondenheid en solidariteit
spreken, denken zij eerst en vooral aan de gezinnen en families,
maar natuurlijk ook aan het buurtleven en aan het
verenigingsleven, inclusief de bestaande belangenorganisaties.
Het georganiseerde samenleven - in scholen, in bedrijven, in
vakbonden, in rusthuizen, in natuur- of milieuverenigingen, in
cultuur- en sportverenigingen, in jeugdverenigingen …..- is immers
een essentieel onderdeel van het moderne gemeenschapsleven. In
dat georganiseerde samenleven groeien verbondenheid, solidariteit
en verantwoordelijkheid. In plaats van die verbondenheid en
georganiseerde solidariteit en verantwoordelijkheid als een last te
beschouwen, moeten de christen-democraten principieel die
begeleiden en bevorderen Zij moeten daarin blijven wortelen en er
zich voeden. Tegelijk kunnen zij er zo toe bijdragen dat de
samenleving de nodige samenhang blijft vinden en niet helemaal
verkruimelt.
Dit pleidooi wordt versterkt door de vaststelling dat de leden van
dat georganiseerde middenveld een meer democratisch gedrag
vertonen,
Sociaal-culturele
verenigingen,
lokale
comités,
vakbonden, zelfhulpgroepen, mutualiteiten, derde- en vierdewereldorganisaties, enz ... zijn vaak gangmaker voor de democratische
samenleving. Zij dragen bij tot een meer democratische opbouw
van onze gemeenschap en spreiden de verantwoordelijkheden
breeduit in de samenleving. Op het middenveld komen mensen
namelijk op verschillende terreinen samen om een specifiek stuk
samenleving op te bouwen en te onderhouden. Mensen mobiliseren
er en worden er gemobiliseerd rond een aantal thematieken, rond
een stukje samenleving, rond een aantal idealen over dat stukje
samenleving. Op dat middenveld brengen verenigingen en
organisaties het broodnodige 'social capital ' samen, ook en niet in het
minst rond de thematiek 'democratic'. Het gaat vaak om
bewegingen en verenigingen die zich niet neerleggen bij
antidemocratische
tendensen
(racisme,
fundamentalisme,
extreemrechts, ...) en die streven naar de waardigheid en
autonomie van het individu, naar gelijkheid en participatie,
integriteit van de leefcondities, naar een vredige en solidaire
omgeving.
Niet alleen functioneren die verenigingen en organisaties als
"leerschool van de democratie" - de leden leren onderhandelen en
omgaan met anderen; ze zorgen er ook voor dat eisen kenbaar en
problemen duidelijk worden gemaakt. Meer nog, de "civil society" (*)
speelt vaak als eerste actief in op nieuwe maatschappelijke
behoeften.
Nieuwe uitdagingen worden door deze dynamiek zichtbaar gemaakt
en al dan niet structureel aangepakt. Meer nog dan die verbanden
die vanuit het overheidsinitiatief worden georganiseerd, blijkt het
middenveld over de mogelijkheid te beschikken om snel te reageren
op de noden die in onze samenleving aanwezig zijn: het herkent de
noden vlugger; het kan er gemakkelijk op inspelen door nieuwe
initiatieven te nemen en het kan bestaande initiatieven bijsturen of
waar nodig afbouwen. Door voortdurend de nieuwe en evoluerende
maatschappelijke behoeften te herkennen en erop in te spelen, trad
en treedt de 'civil society ' vaak op als gangmaker en pionier.
4. Het middenveld is weer terug
Tegen deze achtergrond kan het ons nauwelijks verbazen dat het
middenveld weer helemaal terug is. Het is stilaan bevrijd van
negatieve connotaties. Tegelijk krijgt het ook een nieuwe betekenis
tegen de achtergrond van een aantal maatschappelijke evoluties.
Aan de vooravond van de 21ste eeuw lijkt het namelijk of de sterke
oriëntatie op het individu gaandeweg plaats maakt voor een grotere
gerichtheid op de samenwerking tussen mensen en op de betekenis
van groepen en netwerken. Deze ontwikkeling raakt rechtstreeks de
rol van het maatschappelijk middenveld op sommige terreinen. Dit
marktdenken domineert nog volop - denk aan het waarderen van
ondernemingen louter op hun positie op de beurs -, tekent zich een
omslag in denken af. In het publieke debat komen nieuwe
begrippen naar voor: vertrouwen, gemeenschapsdenken, sociaal
kapitaal, maatschappelijke verantwoordelijkheid, 'civil society '. Dat
levert nieuwe impulsen op voor het debat over het middenveld. Het
zorgt tegelijk voor een kentering bij het denken over het
maatschappelijk middenveld.
Het middenveld is dus weer helemaal terug in het debat, en niet op
een negatieve manier. Al is het maar omdat de democratie in een
aantal Europese regio's geen garen spint uit de ontmanteling van
het maatschappelijk middenveld. De maatschappij wordt dan een
speelbal van puur kapitalistische krachten. Het rneest opvallend is
wel de wereldwijde belangstelling' voor de 'civil society '. In de
westerse wereld schudden diverse sociaal-dernocratische partijen
de ideologische veren, die kleven aan de leer van de klassenstrijd,
van zich af. Zij kiezen voor' de zogenaamde ‘Derde Weg'. Die zou
een antwoord moeten bieden op de aanmatigende pretenties van
staat en markt. Nu de macht van nationale staten gaandeweg
erodeert bestaat er behoefte aan nieuwe kaders voor ordening en
besluitvorming. Het idee van een 'civil society ' vertoont belangrijke
raakvlakken
met
het
debat
van
sociologen
over
'gemeenschapsdenken' of 'communitarisme', de discussie over
'zelfregulering' onder juristen, het debat van de economen over de
'institutionele economie', de beschouwingen over 'netwerken' door
bestuurskundigen
en
de
hernieuwde
belangstelling
voor
ideeëngeschiedenis onder historici.
5. Het veranderde aanzien van de politiek
De terugkeer van de 'civil society ' kunnen wij alvast begrijpen tegen
de achtergrond van een aantal evoluties in en om de politiek. De
politieke 21 ste eeuw begon eigenlijk met de val van de Berlijnse
Muur. Sindsdien is het aanzien van de politiek grondig veranderd.
Dit zou wel eens het einde kunnen betekenen van de politiek zoals
we die nu kennen.
Wat is politiek?
Tot hiertoe was politiek de voorbije anderhalve eeuw een duidelijk
aanwijsbaar centrum van de samenleving. Daar werden alle
belangrijke beslissingen genomen over de inrichting van de
samenleving.
Zo
werd
politiek
ook
het
belangrijkste
kristallisatiepunt van visies op de toekomst van de samenleving.
Kristallisatiepunt van de strijd om wat men als 'rechtvaardig' wilde
zien.
De positie van de politiek kwam de jongst decennia evenwel sterk
onder druk te staan.
Het veranderende aanzien van de politiek wordt zichtbaar via:
- de afbladdering van de nationale staat;
de rol van niet-gouvernementele organisaties;
de veranderende aard van ideologieën
- de toenemende belangstelling voor het ethisch debat.
De afbladdering van de nationale staat
Er is toch wel iets merkwaardigs aan de gang. Net nu ieder volk zo
ongeveer zijn eigen 'onafhankelijke staat' verkregen heeft of bezig
is die alsnog te verkrijgen, neemt de betekenis van staten als
zodanig sterk af. Voor wie politiek primair verbindt met nationale
staten, lijkt het 'einde van de politiek' zo aangebroken. Nochtans is
de staat, zoals wij die kennen, een vrij recente uitvinding is. Die
uitvinding had tot hiertoe de volgende kenmerken:
- zij is in een geografische kader gevat;
- zij streeft naar culturele of zelfs 'spirituele' eenvormigheid (een
gemeenschappelijke identiteit)
- zij wil functioneren in volle autarkie: alles kan binnen de 'beperkte
ruimte' worden gesitueerd;
- de nationale staat is het centrale zenuwcentrum van de
samenleving;
- zij staat als een rivaal tegenover andere staten (militair
,economisch ,cultureel ,technisch)
Diverse ontwikkelingen wijzen erop dat de nationale staat als kader
voor de politiek afbladdert. Ik noem er enkele:
- het (opnieuw) tot ontwikkeling komen van een internationals
(universele) rechtsorde
- problemen storen zich niet aan landsgrenzen (zie Tsjernobyl);
- een economische globalisering met flitskapitaal, maar ook met
flitsbevolkingen;
- de globalisering van informatica en kennis (mogelijkheden tot
wereldwijde netwerken, o.a . wetenschappelijke), waarbij
‘gatekeepers’ opvallen door afwezigheid.
- de globalisering van culturen en leefpatronen. Omgekeerd leven
vele culturen op allerlei plaatsen naast elkaar en verliezen zo hun
geografische bedding.
Culturele eenvormigheid binnen een staat is verder af dan ooit.
Culturen worden hoe langer hoe meer netwerken van leefstijlen, die
over de hele wereld mensen aan elkaar verbinden.
Als de tekenen niet bedriegen evolueert de moderne geografische
omschreven staat naar een wereld van functionele en culturele
netwerken, die niet aan enige geografische inperking zijn gebonden.
Al die netwerken zullen op een bepaalde manier ook eigen regels
gaan hanteren, die men soms ook zelfs afdwingbaar kan maken.
De 'scopus' van de politiek - dit zijn al die aspecten van het leven, die
direct door politieke sturing beïnvloed worden - lijkt af te gaan
nemen. Het risico dat we zo evolueren naar een vorm van 'anarchie'
of naar een extreemliberalisme is niet uit te sluiten. Maar aan de
andere kant is het een van de meest fascinerende ontwikkelingen.
De opkomst van de NGO’s de niet-gouvernementele organisaties.
De NGO's zijn organisaties waarbinnen mensen zich verenigen om
op eigen initiatief een gezamenlijk doel te realiseren, dat het pure
privé- belang overstijgt. Typerend voor deze organisaties is, dat ze
niet gebaseerd zijn op bloedverwantschap. Ze komen ook niet tot
stand op initiatief van een staat. Het enige wat de leden bindt, is
het doel van de organisatie.
NGO's zijn er op allerlei niveaus en in allerlei soorten en maten: van
kleinere burgerverenigingen of buurtverenigingen tot Greenpeace,
van een kledingophaaldienst voor Kosovo tot Amnesty International.
Ze behoren tot de vele positieve stromingen waarbij kleinere en
grotere solidariteitsbewegingen vrijwilligheid, kritisch vermogen en
professionele toewijding combineren met cultuurbewustzijn, sociale
bewogenheid, ondernemerschap, zin voor persoonlijke ontplooiing,
sport en ontspanning. Vaak zijn ze ontstaan omdat de staten niet
meer over de volle competentie en over de volle legitimiteit
beschikken in de vertegenwoordiging van het volk. Zij
vertegenwoordigen vandaag de postmoderne solidariteit, met een
rechtstreeks, concreet, zij het soms vluchtig en steeds meer 'oneissue'- engagement. Zij vormen dikwijls een tegengewicht voor de
besluitvorming van regeringen.
De dynamiek en de uitdeinende differentiatie van dat
maatschappelijk middenveld is groot. Dit verhindert niet dat de
zogenaamde klassieke sociale organisaties binnen de 'civil society' nog
altijd een bijzondere plaats innemen. Die organisaties zijn weliswaar
niet en zeker niet op de eerste plaats interessant als politieke
concerns die alleen maar uit (zouden) zijn op belangenverdediging
en lobbying. Zij zijn en blijven vooral interessant waar zij als vitale
krachten functioneren, hun agogische opdracht ernstig nemen en in
een
open
en
dialogische
opstelling
meewerken
aan
maatschappelijke
vernieuwing en kwaliteitsverbetering. Die
organisaties staan hoe dan ook nog steeds voor een enorm
reservoir van toewijding en vrijwilligheid. Zij blijven een
onvervangbare interface bieden om problemen te definiëren en te
selecteren en om tot keuzes te komen. Dit brede en
gedifferentieerde middenveld blijft een bedding bieden aan onze
nood aan een gevoel van 'wij': een identiteit waarin wij ons
herkennen; een gemeenschappelijk ideaal dat ons motiveert. Onze
school, onze wijk, onze parochie, onze vereniging, onze club ...
onze samenleving wordt gevormd door als die wij's. Zij vormen
samen dat wat de Engelsen zo mooi noemen 'the fabric of society'.
Om de betekenis van de NGO's scherper in het vizier te krijgen, kan
een kleine antropologische vingeroefening ons helpen. Het
verduidelijkt meteen ook de achtergrond van waaruit de christendemocraten zo uitdrukkelijk kiezen voor een partnerschap met het
maatschappelijk middenveld.
De menselijke activiteiten laten zich indelen naar drie
basisimpulsen, die we respectievelijk de behoefte aan verzorging, de
behoefte aan veiligheid en de behoefte aan bevestiging noemen.
Ten eerste moet een mens uiteraard gewoon overleven. Daarbij is
hij aangewezen op 'de natuur'. Enerzijds schenkt die mild.
Anderzijds vormt hij een ruig, wreed en blindelings vernietigend
geheel van bergmassieven en vlaktes, van geboomte en
watermassa's, van lucht en dieren, ... waarbinnen de mens leeft. In
de strijd tegen, dan weer in het dankbaar innen van de natuur
(inclusief de uitwisselingsrelaties tussen mensen, die het mogelijk
maken, dat ik die zaken krijg, die ik nodig heb) ligt de basis van
wat we 'economie' noemen.
Ten tweede moet een mens zich ook het mogelijke geweld van
medemensen van het lijf houden. Medemensen zijn soms weldadig
en vriendschappelijk. Zij kunnen plots ook gewelddadige vijanden
zijn. Daarmee komen we in de sfeer van de politiek. Volgens
Aristoteles is vriendschap de basis van een politieke gemeenschap.
En dit - zo voegt de twintigste-eeuwse politieke theoreticus Carl
Schmitt terecht toe - betekent dat de buitengeslotene tot vijand
wordt. In de politiek verzekert men zich van de, vriendschap van
een beperkt aantal mensen om zo zich de vijandschap van alle
anderen van het lijf te kunnen houden. Veiligheid is hier het
kernwoord.
Ten derde, is er de menselijke behoefte om te weten, dat het leven,
dat men leeft, ook een goed leven is, zinvol, waardevol.
Diepgeworteld en wijdverbreid is het besef, dat men als mens het
leven leeft ten overstaan van - maar heel algemeen gesteld - nietaanwijsbare grootheden, met wie men in relatie staat. Voor die
'niet-aanwijsbare grootheden' kan men van alles invullen: God,
goden, moeder aarde, de kosmos, de voorouders, het nageslacht,
de eigen natie, de mensheid. Het 'in relatie staan' kan allerlei
vormen aannemen: dankbaarheid - omdat men er het leven aan
dankt; zorgzaamheid - omdat deze grootheid soms iets kwetsbaars
heeft (ondanks het ook weer overweldigende ervan) en derhalve
zorg behoeft; schuldigheid - omdat men zich voor deze zorgvraag
afsluit; beschutting - omdat van een als goed beleefde relatie
veiligheid uitgaat; verlangen - omdat de relatie zelden als goed
beleefd wordt; verscheurdheid - omdat men vaak beseft, dat
heelheid en algehele harmonie onbereikbaar zijn.
Deze gestalten zijn bij nader toekijken te herleiden tot drie
aspecten: geborgenheid, appel en oordeel. De geborgenheid zit in
het besef een zinvolle plaats in te nemen temidden van de anderen.
Het appél uit zich in het besef dat het innemen van deze plaats ook
eisen stelt: we moeten als mens, willen we onze bestemming
bereiken, anders leven dan we aanvankelijk geneigd waren. De
dimensie van oordeel is met beide vorige verbonden: het is het
besef dat de geborgenheid en het appel beide geen producten zijn
van onze eigen wil of voorstellingsvermogen maar ons toegezegd
worden. Het oordeel wordt over ons uitgesproken.
En het menselijk antwoord daarop is de behoefte aan kwaliteit van
leven, aan goed leven ,aan leven dat aan bepaalde standaarden
voldoet - in één kernwoord, de behoefte aan 'bevestiging'.
De 'civil society' kan nu gezien worden als een mogelijke uitdrukking
van deze behoefte. Koffie smaakt beter als het rechtvaardige koffie
is. Mensen willen niet altijd alleen maar de ander te slim af zijn, ze
willen ook waardevolle relaties. Mensen willen niet alleen maar hun
leefomgeving uitbuiten maar 'zorg' voor het milieu beoefenen. Ze
willen het besef hebben, dat ze temidden van de fundamentele
betrekkingen waarin ze staan, een goed leven leiden. Dit inzicht is
verwoord in de oude, maar empirisch grondig onderbouwde en
steeds weer te onderbouwen waarneming van de profeet - door
Jezus aangehaald als verweer tegen een satanische verleiding - dat
een 'een mens bij brood alleen niet leven kan'. Finaal zijn mensen
zinzoekers die, in hun zucht om erbij te horen, aan bod willen
komen en voor anderen van betekenis zijn. Ze blijven hoe dan ook
op zoek naar gemeenschappelijkheid ('without that sense of belonging,
without a place to which we can return from our wanderings, we are simply lost ').
Die drie basale menselijke impulsen - verzorging, veiligheid,
bevestiging - zijn in de moderne tijd tot bijna helemaal los van
elkaar staande sectoren uitgegroeid. Een eigenmachtige economie waarin verzorging verwordt tot een uitbuitende massale
hedonismemachinerie; een eigenmachtige politieke orde - waarin
veiligheid wordt tot een tot elke prijs afschermen van het eigen fort
tegenover de anderen, die niet bij 'ons' horen; en een geheel in
zichzelf gekeerde sector van 'bevestigingservaring', een zuiver
reservaat waarin mensen elkaar en zichzelf een goed gevoel geven,
waar vaak weinig impulsen vanuit gaat richting economie en
politiek.
Deze sector wordt wel eens 'hyperethisch': er worden allemaal
schone idealen gedebiteerd, zonder dat er veel erkenning is van de
eigen plaats van economie of politiek.
De strijd om een goede samenleving is voor een belangrijk deel
verschoven van de politiek, die tegenwoordig een echt
technocratische indruk maakt, naar deze 'civil society ‘. Hier heeft
men vaak, maar lang niet altijd, een ethos van constructief protest
weten te ontwikkelen. Hier vindt men de creatieve dissidenten. In
een bepaald opzicht hebben in recente jaren de NGO's het ethische
estafettehoutje overgenomen van de grote ideologieën. Minder
alomvattend en veel meer gericht op concrete doeleinden kunnen
we in veel van deze organisaties een vergelijkbare basisimpuls
ontwaren: 'vrijheid', 'gelijkheid', gerechtigheid', 'broederschap',
'gemeenschap',...
Daarmee verandert het politieke landschap ingrijpend. De ethische
impuls van de oude ideologieën is als het ware overgeplant in de
nieuwe civil society.
Deze komt meteen te staan tegenover een heel nieuw en
formidabel type ideologie Daarmee komt de derde grote
verandering van politiek in de laatste jaren aan bod.
Verdwenen ideologieën?
Die derde grote verandering hangt samen met de slogan 'het einde
van de ideologieën. Die is in zekere mate de pendant van de
opkomst van de 'civil society 'en van de ethisch geïnspireerde NGO'S.
Waren het immers niet juist de grote ideologieën die in de moderne
tijd opgeworpen hebben als de dragers van een ethische inspiratie?
De vraag is nu of deze ideologieën wel degelijk zijn verdwenen. Of
is dit verdwijnen zelf een ideologisch gekleurd waas, dat we elkaar
voor ogen toveren.
Waar gaat het bij een ideologie om? De kern van zo'n ideologie is
eerder de 'overdracht van verantwoordelijkheid van een vermeende
ontwikkelingswet' dan de 'verbinding utopie-maakbaarheid van de
samenleving'. Een ideologie gaat ervan uit dat er wetten zijn die de
ontwikkeling van geschiedenis en de samenleving bepalen en zij
pretendeert ontdekt te hebben wat die wetten zijn. Heeft men
eenmaal die wetmatigheden aangewezen, dan is verzet ertegen niet
alleen onverstandig, het is bovenal uitzichtloos. De mens wordt een
technisch uitvoerder van een als in wezen onvermijdelijk
voorgestelde ontwikkeling. De ethiek van een ideologie is daarom
eerder een 'onvermijdelijkheidsethiek' ('het kan niet anders').
Gezien vanuit deze invalshoek blijken plots ook heden ten dage
ideologieën nog volop werkzaam. Het ideologische mechanisme
vertoont zich overal: eerst 'constateert' men bepaalde feiten en
ontwikkelingen, vervolgens interpreteert men deze binnen een heel
strak kader, waarna ze worden geëxtrapoleerd naar de toekomst. In
allerlei sectoren worden vernieuwingsoperaties in gang gezet,
waarbij de motivatie zelden inhoudelijk is bepaald maar vooral
formeel-strategisch wordt omschreven: "dit moeten we doen, omdat we
anders de meest recente ontwikkelingen missen". Ideologieën manifesteren
zich steeds daar, waar men de volgende zinsconstructie hanteert: '(
beperkte feiten constatering gevolgd door..), en daarom kunnen we niet
anders dan ... (iets heel vervelends).'
Er zijn drie klassen van zinsnedes, die in het eerste deel van de zin
ingevuld kunnen worden en die elk een indicatie zijn voor de
werkzaamheid van een ideologie.
De eerste klasse van hedendaagse ideologische zinnen wordt
gevormd door de uitspraken van het type 'De markt geeft aan dat ... en
daarom ... enzovoort '. Het is de marktideologie, die zich hier
manifesteert, die alle heil van de markt verwacht en verder de ogen
sluit.
De tweede klasse is de ideologie van de ontbrekende alternatieven.
Hier luidt de openingsbijzin: 'Er zijn geen alternatieven, en daarom ...
enzovoort '. Allerlei beslissingen worden niet inhoudelijk gemotiveerd men kan zelfs toegeven dat ze niet-wenselijk zijn - maar men
weigert de mogelijkheid van alternatieven onder ogen te zien.
De derde klasse duidt op de ideologie van de stuurloosheid. De
openingsbijzin is hier iets als 'Je kunt dit soort zaken toch niet regelen, en
daarom ... enzovoort '. De wetenschappelijke onderbouw hiervoor zoekt
men vaak in de chaos-theorie. Volgens deze kunnen kleine
oorzaken enorme, en volstrekt niet te voorziene gevolgen hebben.
Er heeft onder invloed van deze ideologie een ongekende
ontmanteling van sturingsmogelijkheden plaats gevonden, die maar
deels te verklaren is als gezonde reactie op al te ver doorgeschoten
sturingsmodellen.
Deze ideologieën zijn momenteel minder herkenbaar, minder
samenhangend uitgewerkt dan de vroegere grote ideologieën Maar
ze manifesteren zich wel degelijk.
De toenemende belangstelling voor het ethisch debat
Het is reeds eerder aangegeven, naast de 'terugkeer van het
middenveld' is er vandaag ook een toenemende belangstelling voor
het maatschappelijk debat over de moraal. Er lijkt een nieuwe
betrokkenheid bij vraagstukken over de betekenis van waarden en
nonnen.
Drie begrippen nemen in die publieke debatten een steeds
belangrijker plaats in: verantwoordelijkheid, vertrouwen en
integriteit.
Managementgoeroe
Peter
Drucker
beschouwt
maatschappelijke verantwoordelijkheid als richtinggevend principe
in de kennissamenleving van de 21ste eeuw. Fukuyama heeft een
impuls aan het wetenschappelijke en maatschappelijke debat
gegeven door de (economische) betekenis van vertrouwen ('trust ')
te onderstrepen. Integriteit is het begrip dat wordt gebruikt om
aandacht te vestigen op zorgvuldig, open en verantwoord handelen
van instituties.
De vraag blijft natuurlijk door welke morele intenties en
overwegingen verantwoordelijkheid, vertrouwen en integriteit
worden gevoed. Na het waardenrelativisme lijkt de tijd nu rijp voor
een fundamenteel debat over de betekenis van waarden, de daaruit
af te leiden normen en de concrete gevolgen hiervan.
Waarden en normen blijven meestal onbenoemd. Kunnen waarden
worden beperkt tot waarden waarbij het wederzijds welbegrepen
eigenbelang voorop staat (de ander niet hinderen, respect voor
andermans eigendommen, afzien van geweld en hinder) ? Of moet
er veel meer gedacht worden aan relationele waarden? In dat
tweede geval gaat het over vrijwillige inzet voor de ander,
maatschappelijke betrokkenheid, de bereidheid om zich op te
offeren, opkomen voor de ander ook al ondervind je zelf daarvan
ogenschijnlijk enig nadeel. Vanuit dat perspectief ligt het voor de
hand om meer werk te maken van de bevordering van solidariteit,
verantwoordelijkheid en rentmeesterschap en van het bouwen van
een samenleving waarin gerechtigheid geen holle term is maar juist
een richtinggevend begrip.
Omdat de overheid in de 21ste eeuw haar beleidsbeperkingen zal
kennen
(o.m.
door
internationalisering,
informatieen
communicatiestromen) en de marktsector tegenwicht biedende
krachten behoeft (tegen 'shareholders values' ), zal een vitaal
maatschappelijk middenveld hierbij een belangrijke bijdrage kunnen
leveren.
De behoefte om hierbij opnieuw wezenlijke christelijk-sociale
denkbeelden te doordenken, te concretiseren en te praktiseren is
groot. Nieuwe visies en het werken aan de opbouw van een vitale
‘civil society 'zijn gebaat met christelijk-sociale impulsen.
Essentieel is dat voor een leefbare mondiale samenleving de 'morele
dimensie' aan betekenis wint, waar nu het waardenrelativisme en
het individualisme nog te duidelijk aanwezig zijn. De nadruk op de
waardigheid van ieder mens, de bevordering van de samenwerking
tussen mensen, de erkenning van de vrijheid en eigen
verantwoordelijkheid van maatschappelijke verbanden en het besef
van transcendentie blijven voluit actueel. Het historisch gegroeide
individualistische ethos - dat niet zelden werd beschouwd als een
essentieel onderdeel van modernisme - kent zijn grenzen. De
toekomst zal meer in het teken moeten staan van een relationeel
ethos.
Korte termijnstrategieën zullen het moeten afleggen tegen
toekomstgerichte visies en oriëntaties Ecologische vernieuwing is
een bittere noodzaak. Een centrale uitdaging waar het
maatschappelijk middenveld nu voor staat is de bevordering van
‘voorzorg' in plaats van het eindeloos repareren van wat ervoor is
misgegaan ('nazorg').
Er is veel bereikt, maar langzamerhand dringt het besef door dat er
meer is tussen hemel en aarde. En dat het waardenrelativisme zal
moeten teruggedrongen worden. Het denken in termen van
individuen die via een sociaal contract zijn georganiseerd in de
(nationals) staat zal voor een deel moeten worden omgebogen in de
richting van betrokkenheid van mensen bij een vitale ‘civil society '.
Tenslotte zal na alle processen van secularisatie en ontkerkelijking
het Christendom opnieuw zijn waarde kunnen bewijzen als een
richtinggevend moreel perspectief. Dat gebeurt dan niet meer in
een verzuilde setting, wel in een wereld waarin het denken steeds
meer gericht zal zijn op de betekenis van gemeenschappen,
instituties, de 'civil society ' en waarden als verantwoordelijkheid,
vertrouwen en integriteit. Dat vormt aan het begin van de 21ste
eeuw zowel een hoopgevend perspectief als een cultuuruitdaging en
niet in het minst voor de christen-democratie.
Het einde van de politiek?
Betekent dit alles 'het einde van de democratie' of nog 'het einde
van de politiek'? In ieder geval gaat het om een ingrijpende
gedaanteverandering van de politiek. Nationale staten zullen wel
niet verdwijnen. Hun rol zal echter veel kleiner worden. En in ons
beeld van wat politiek is, zal hoe langer hoe meer de geografische
component terugwijken. Tegelijk blijft er wel iets wezenlijks
behouden, namelijk de taak gerechtigheid tussen mensen te laten
geschieden. Mensen tot hun recht, terecht te laten komen. Het
grote gevaar voor mensen komt niet meer van een geografisch
buiten, maar van de overheersing van bepaalde sectoren. De wijze
waarop de internationale financiële wereld een heel continent als
Afrika in een verstikkende houdgreep houdt, is ten diepste hemel
schreiend. Het statenstelsel is volstrekt niet toereikend tegenover
de overheersing van een aantal sectoren. Zou het denkbaar zijn dat
politiek in de 21ste eeuw zich naast geografisch ook meer
'sectoraal' gaat organiseren? Dat politieke structuren een onderdeel
gaan worden van maatschappelijke sectoren? Het zou kunnen
betekenen, dat allerlei sectoren wereldwijd een soort publieke
structuur ontwikkelen, die het voor die sectoren mogelijk maakt
zich publiek te verantwoorden en publieke zelfregulering te kunnen
toepassen. Het zou kunnen betekenen, dat in allerlei sectoren de
strijd om controleerbaarheid en openbaarheid opnieuw moet
gevoerd worden. Het zal moeten betekenen, dat wat nu nog een
schimmig en semi-publiek lobbycircuit is, doorzichtiger wordt. Het
zal moeten betekenen dat vele internationaal opererende sectoren
van de samenleving niet alleen de mogelijkheid hebben om eigen
belangen te verdedigen, maar ook bepaalde verplichtingen op zich
moeten nemen en die intern na moeten komen.
Politiek (tot dusver het handhaven van machtsevenwichten binnen
en tussen staten) zal veeleer de betekenis gaan krijgen van het
handhaven van machtsevenwichten tussen diverse levensterreinen
(het economische - het sociale - het ecologische). Politiek zal ook
sterk bestaan in het stimuleren van allerlei nationale en
internationale netwerken tot serieuze zelfregulering door middel van
ethische codes, beroepscodes, eigen tuchtrecht, enz. Politiek kan dit
maar als zij een stevig bondgenootschap met het maatschappelijk
middenveld aangaat.
6. Een middenveld in volle beweging
Nu dat middenveld helemaal terug is, wordt het onmiddellijk
geconfronteerd met een context die het naar een heel andere
toekomst brengt. De digitale revolutie met de nieuwe informatie- en
communicatietechnologie (ICT) leidt tot nieuwe manieren van
communicatie: interactiever, beter inspelend op persoonlijke
voorkeuren en niet langer gebonden aan van boven opgelegde
structuren. Met ICT verbeteren de mogelijkheden voor de 'civil society
'om zichzelf te organiseren en te presenteren. Door de
vereenvoudiging van onderling contact via ICT kunnen razendsnel,
goedkoop en vrijwel zonder territoriale belemmering verbanden
worden gecreëerd tussen mensen en organisaties met een
specifieke belangstelling. De nieuwe techniek schept daardoor
eerder meer niches dan minder. Nieuwe fora, nieuwe verenigingen,
vertegenwoordigende en vrijwilligersorganisaties kunnen in korte
tijd worden opgezet en tot wasdom gebracht. Het maatschappelijk
middenveld gaat er eindeloos meer veelvormig op worden. Een
bredere opvatting van ‘civil society ' maakt opgeld. De wijk- of
toneelvereniging, postzegel- of postduivenclub biedt burgers meer
geborgenheid dan een vrijblijvende organisatie als Greenpeace of
de inmiddels quasi-commerciële middenveldorganisatie van weleer.
Kleinere organisaties kunnen gemakkelijker omgaan met de
noodzaak van flexibiliteit dan verbureaucratiseerde koepels. ICT
brengt het verbeteren van onderling contact en externe presentatie
binnen hun bereik. Kleinere organisaties krijgen nu de kans zich te
emanciperen en maatschappelijk bepalend te worden voor de
banden van burgers. leder kan daarbij zijn eigen forum kiezen, op
ieder terrein een ander. De behoefte aan geïndividualiseerd aanbod
neemt toe. In de kennissamenleving kiest de geëmancipeerde
burger zelf zijn verbanden. Wie het oneens is, 'logt aan' bij een
andere groep.
Wat in de nieuwe economie de marktwerking heet en in de politiek
de democratie, wordt in het middenveld het stemmen 'met de
voeten'. Dit maakt dat middenveldorganisaties met afnemende
inhoudelijke relevantie snel minder aanhang zullen krijgen.
Andersom, wie op de juiste manier ten behoeve van burgers meeen vooruitdenkt, kan rekenen op snel groeiende aandacht, aanhang
en maatschappelijk gewicht.
Nieuwe middenveldspelers ontstaan snel en kunnen snel weer
verdwijnen. De jonge generatie gaat niet op jaren '60-wijze de oude
instellingen bestormen. Men richt eigen fora op, buiten de
bestaande om of hoogstens daaraan gelieerd. Alleen als er geen
alternatief blijkt wordt hier en daar een oude structuur opgeblazen
en door een nieuwe vervangen of een bestaande organisatie tot
nieuw platform omgevormd Niet hiërarchie en structuren worden
uitgangspunt, maar ideeën contact en communicatie. Het primaat
komt bij de burger - de 'bobo' heeft afgedaan. De samenleving
ondergaat een ware transformatie. Een veelvormig netwerk
ontstaat, waarbinnen gezag geenszins verdwenen is, maar wel
ondergeschikt wordt aan communicatie. Het wordt diffuser en zal
minder vanzelfsprekend van karakter zal zijn. Een netwerk waarin
welhaast alles mogelijk is, in constant wisselende vormen.
7. Christen-democratische politiek een regenboogperspectief
Ondertussen is wel duidelijk dat kritisch-ethische geluiden
tegenover politiek en economie momenteel vooral komen van de
kant van de 'civil society' - met name de NGO'S. Die NGO's zien zich
geconfronteerd met formidabele tegenstanders, heuse ideologieën
in nieuwe gedaante.
Wat zou dit nu kunnen betekenen voor christen-democratische
politiek? Ik probeer enkele consequenties aan te geven.
Economie en politiek moeten zelf hun eigen normerende kaders
ontdekken en in acht nemen. De 'civil society ' kan als ethische
vaandeldrager niet alleen staan.
De 'civil society ' is steeds meer een antenne geworden voor
misstanden en mogelijke altematieven. Idealiter zouden de NGO's
dan ook de grote luisterposten van een christen-democratische
politiek kunnen zijn. Vervolgens kunnen de uitkomsten hiervan
worden ingebracht in nationale en internationale politieke organen.
Het opvangen en doorgeven van signalen van uitbuiting, onrecht,
achterstand zal een belangrijke functie van een christendemocratische politiek zijn.
Daarnaast zal men er niet omheen kunnen de diversiteit vanuit de
'civil society ' tegen elkaar af te wegen. Dit suggereert dat men
daadwerkelijk vertegenwoordigers van de diverse NGO'S, vaak '
'one-issue'-organisaties, bijeen roept om een meer integrale
denkwijze te stimuleren en zo een soort 'regenboog-perspectief' te
ontwikkelen.
In die 'civil society' is veel christelijke inspiratie aanwijsbaar. Dat was
het meest zichtbaar bij allerlei verenigingen die op een expliciet
christelijke grondslag waren georganiseerd. Hun aantal neemt
echter snel af. De nieuwe, NGO's zijn grotendeels geseculariseerd.
Tegelijk is echter de laatste jaren ook duidelijk geworden, dat een
kritische houding ten opzichte van de samenleving op lange termijn
moeilijk is vol te houden. Hevig protesterende en fel
demonstrerende 'wereldverbeteraars' van nog maar een jaar of
twintig-dertig terug zijn nu volledig verzwolgen door de
samenleving en hebben hun kritische opstelling laten varen.
Kortom: de vraag naar, hoe iemand het volhoudt, is een hele
wezenlijke.
Uit welke inspiratiebronnen put men? Die vraag stel ik vanuit de
overtuiging dat redenen, die gesteld kunnen worden in termen van
'zelfontplooiing', op lange termijn te zwak zijn om het engagement
te dragen. Hierboven schreef ik over 'bevestiging' als basisimpuls
(die een mogelijke vorm vindt in de 'civil society '. Wezenlijk voor
deze impuls is uiteindelijk het besef, dat 'goed leven' te maken
heeft met het inpassen van het eigen leven in een omvattend
kader. In een kader dat niet van eigen makelij is. Of beter, de
grondstructuur van bevestiging impliceert. Ons leven is niet in
termen van 'zelf’ te vatten, maar dient opgevat te worden als een
dialoog, een gesprek met alles en iedereen, die wij juist niet 'zelf’
zijn: God, kosmos, anderen. Slechts in deze dialoog kan iets als
'inspiratie' ontstaan. En vanuit christelijk perspectief is over de
inhoud en de dynamiek van de fundamentele dialoog en over de
belangrijkste Partner daarin veel te zeggen: de Schepper die zijn
schepping in handen legt van mensen en benieuwd uitkijkt naar,
wat zij ervan zullen maken.
Dit aan de orde stellen van de inspiratiebronnen voor verzet is niet
zomaar wat. Krachtige pretenties - ook vanuit nieuwe ideologieën kunnen alleen vanuit een diepe verworteling in een ander
levensperspectief doorgeprikt worden.
Een vernieuwde christen-democratische politiek nodigt de 'verloren
zonen en dochters' weer uit. Die verloren zonen en dochters
kwamen eerst in massief verzet kwamen tegen de bestaande
samenlevingsorde. Vervolgens concreter maar tegelijk beperkter
waaierden zij uiteen in vele 'one- issue's'. En nu lopen zij
langzamerhand gevaar hun kritische inspiratie te verliezen en
geheel in het systeem meegezogen te worden.
8.Ontmoeting met de politiek
Tegen die achtergrond zullen de politiek in het algemeen en de
christen- democraten in het bijzonder hun plaats opnieuw moeten
bepalen. Voorlopig kabbelt de politiek voort en komt hoogstens met
wat simplistische technische suggesties. De politiek weet kennelijk
nauwelijks raad met de nieuwe mondiale netwerkmaatschappij.
Zij verliest aan kracht, relevantie, en legitimiteit zolang het de
nieuwe uitdagingen niet weet aan te gaan. De burger kiest zelf zijn
manier van leven, informeert zich overal en maakt zelf zijn keuzes,
wars van bestuurlijke hiërarchie privileges, patronages en
achterkamertjespolitiek. De burger van de nieuwe samenleving ziet
zichzelf geplaatst in talloze, overlappende en zich constant
ontwikkelende netwerken. Telkens opnieuw moet hij zijn keuzes
bepalen en telkens opnieuw zijn balans zoeken te vinden. Hij zal al
snel ontdekken dat die balans op allerlei manieren kan worden
samengesteld. Met combinaties die twintig jaar geleden nog
onvoorstelbaar leken.
Maar in het ICT-tijdperk hoeft de politiek zijn unieke rol van
verschaffer en handhaver van wetten en regels niet kwijt te
geraken. De politiek kan de uitkomst van het publieke debat
uiteindelijk vervatten in breed gedragen regelgeving voor allen.
Maar zijn regie en gezag moeten ook pro-actief zijn, door richting te
geven met 'integrerend leiderschap'. Een slimme politiek en
overheid vormen zich om tot systeemintegrator van onze
samenleving.
Zij
brengen
een
continue
variëteit
aan
belangenorganisaties, maatschappelijke thema's, problemen en
mogelijke oplossingen bij elkaar. Zij verschaffen een publieke
ruimte voor comrnunicatie en debat.
Die publieke ruimte creëert men niet alleen door het optimaal
gebruik van ICT. Ook organisatiestructuren en werkwijzen moeten
(drastisch) worden aangepast. De ontmoeting met de politiek is
dan, als vanzelfsprekend, niet op de eerste plaats gericht op het
creëren van een machtsforum of op het verankeren van een blinde
loyauteit. Wel moeten bij die ontmoeting inhoud, kwaliteit en
eigenheid en herkenbaarheid de beslissende criteria zijn.
Een politieke partij kan dan een forum zijn, een platform waar
mensen elkaar vinden en discussiëren,waar ze bereid zijn om te
praten, en van waaruit ze ook samen willen ageren
Op zo'n forum kunnen de politici en mensen uit dat maatschappelijk
middenveld hun inzichten toetsen, een onderlinge doorstroming en
verbreding van kennis bevorderen, gezamenlijk werken aan een
nieuwe dragende generatie. In de mate dat inhoud, kwaliteit en
eigenheid vooropstaan zal cen dialoog groeien voorbij de verzuiling.
Ook voorbij de soms toch wel valse schaamte. Daaruit kan een
politieke agenda worden ontwikkeld, goed gericht, deskundig en
met een 'eigen kleur' verwoord. Politiek wordt zo opgevat als een
kans om discussie te voeren De diverse fora kunnen zo dan
vergeleken worden met kwaliteitskranten. Ook politieke partijen
kunnen vanuit hun onderling niet-identieke eigenheid kwaliteit
leveren.
Voor de christen-democratie ligt het doel in een 'eigenzinnig',
'eigen' platform, waar "haar themata" aan bod komen. Zo moet het
mogelijk zijn om, in welke politieke context ook, geëngageerde
mensen samen te brengen. Een partij, een forum, een platform kan
zo ook 'in de oppositie' zin hebben. Het contact met de 'achterban'
blijft, de 'resultaten van de discussie' kunnen in het parlement naar
voren worden geschoven.
Vraag is of er bij zo'n forum geen gevaar van kleurloosheid dreigt.
Om dit te vermijden zal men platforms moeten creëren waar de
diverse verhalen met elkaar kunnen botsen. De politiek zal niet
zozeer het uiteindelijke oordeel vellen, dan wel bemiddelen. Zo
wordt een politieke partij geherdefinieerd als een 'eigenzinnig,
kwaliteitsvolle platform voor politieke discussie, agendavorming en
behartiging'. En als een communicatiekanaal. De heterogeniteit van
levenssferen - en daarmee de heterogeniteit van de bij elke sfeer
horende normativiteit - vergt voortdurende waakzaamheid om die
te behoeden en te kanaliseren. Een christendemocratische politiek
kan vanuit haar eigen mens-, maatschappij- en werkelijkheidsbeeld
voortdurend de vinger leggen bij structurele eenzijdigheden in de
ontwikkeling van de samenleving. Zij kan zo enigszins helpen
voorkomen, dat de beterogeniteit van het menselijk bestaan alleen
maar als storende factor in een steeds weer naar homogeniteit naar
eenvormigheid afglijdende samenleving verschijnt. Eenvormigheid
is de vloek van het moderne leven. "Hoe meer perspectieven, hoe
rijker de wereld voor mensen kan worden."
9. Naar een nieuw type partij
Politiek en overheid hoeven dus niet te marginaliseren. Maar ze
moeten dan wel af van de starre, gesloten structuren waarin zij zich
tot nu toe veelal laten vangen. Vooral de politiek bestuurlijke
cultuur van politieke partijen, zoals die in hun organisatie en in de
opbouw van de besluitvorming tot uiting komt, heeft zichzelf
overleefd. Er is dan ook nood aan nieuwe organisatie- en
werkvormen, weg van een achterhaalde en sterk verticale en
hiërarchische opbouw. In ondernemingen en niet- politieke
organisaties heeft men al geruime tijd ingezien dat voor een beter
functioneren het afbreken van piramidale structuren dringend
noodzakelijk was. Dat sluit aan bij de enorme behoefte in de
samenleving om zich te ontworstelen aan de oude koepels en
instituties. Deze tracht men in te ruilen voor netwerken die relevant
en passend zijn voor specifieke situaties.
Voor de politiek heeft dit verregaande consequenties en één en
ander is niet zonder risico. Netwerken en fora kunnen dan wel een
partij 'van onderuit' bevruchten, maar zij kunnen nooit de finale
besluitvorming binnen een partij vervangen.
Maar dit kan dan weer niet betekenen dat de dialoog en het overleg
met het maatschappelijke middenveld wordt verlaten! Wel moet het
maatschappelijk middenveld, waarmee het gesprek wordt
aangegaan, worden opengebroken, verruimd en verfijnd. Het hele
reservoir
van
toewijding
en
vrijwilligheid
moet
worden
aangesproken.
De 'civil society ' moet er zich van haar kant wel voor hoeden een
geheel in zichzelf gekeerde sector van 'bevestigings-ervaring' te
zijn. Deze sector wordt dan 'hyper-ethisch': er worden allemaal
schone idealen gedebiteerd, zonder dat er veel erkenning is van de
eigen plaats van economie of politiek.
Het middenveld kan ook een andere weg gaan, namelijk die van de
dialoog en het debat met de politiek. Dat doen alvast de
'traditionele' sociale bewegingen. Politiek bedrijven behelst voor hen
belangenbehartiging en machtsuitoefening. Zij beseffen dat zonder
belangenbehartiging en machtsuitoefening geen structurele
maatschappelijke veranderingen mogelijk zijn. Op basis van goede
bedoelingen alleen buigt men de samenleving niet om in een of
andere richting. Wie zich inzet voor betere en betaalbare
huisvesting, voor een verkleinen van de afvalberg, voor het
uitsluiten
van
armoede
en
uitsluiting,
voor
degelijke
arbeidscontracten, heeft niet genoeg aan goede voornemens, maar
moet de weg van beïnvloeding en machtsuitoefening uit. Een
strategie van louter mentaliteitsverandering is onvoldoende om
maatschappelijke veranderingen te bewerken. Deelname aan de
bestaande orde teneinde van binnenuit naar verandering te streven,
is nodig. Maar die beleidsbeïnvloeding en machtsuitoefening behoeft
reflectie, zodat er geen sprake kan zijn van machtsuitoefening die
er alleen op uit is zichzelf als vereniging te versterken.
Verenigingen en zeker sociaal geïnspireerde organisaties staan voor
de dubbele uitdaging om zich te bewegen op een terrein dat zich
uitstrekt van de behartiging van de belangen van de eigen
(doel)groep
tot
het
nastreven
van
een
bredere
maatschappijverandering.
Het
gevaar
om
te
zeer
bij
'belangenbehartiging' te blijven steken, doet zich zonder twijfel
meer voor bij belangenorganisaties die vooral de belangen van die
mensen behartigen, die heel goed hun eigenbelang kunnen
formuleren
en
articuleren.
Minder
gevaar
om
het
maatschappijveranderende uit het oog te verliezen, lopen die (meer
zeldzame)
verenigingen
die
zich
inzetten
voor
de
belangenverdediging van mensen die niet in staat zijn zelf op te
komen voor eigen noden en behoeften: laaggeschoolden,
zwakbegaafden, etnische minderheden, armen, ... . Het is duidelijk
dat ook die laatst genoemde verenigingen een beroep zullen
moeten doen op de combinatie van belangenbehartiging en
machtsuitoefening om tot een structurele maatschappijverandering
te kunnen komen. Natuurlijk moet de drijvende kracht van
verenigingen
erkend
worden.Voor
iedere
vereniging
of
middenveldorganisatie een kritische en waakzame houding (en
evaluatie) van partijpolitieke bindingen een hoog goed. AI even
duidelijk is dat belangstelling voor het politieke bedrijf en zorg voor
de gemeenschap vanuit die verenigingen een 'conditio sine qua non
' is. Op die manier kunnen 'civil society ' en politiek dan ook elkaar
versterken in de confrontatie met de nieuwe ideologieën waar
economie en 'marktdenken' niet ver weg zijn.
10. Opstapjes naar de praktijk - Van Aeropolis naar Elba?
De samenleving is dus echt wel volop in beweging. Aan de ene kant
wordt alles nu georganiseerd, en wel op een professionele wijze.
Aan de andere kant hebben de burgers wat afstand genomen van
het gemeenschapsleven en zijn organisaties, vooral dan waar het
gaat om de traditionele organisaties. Velen trekken zich terug in
hun private levenssfeer. De band met het georganiseerde
gemeenschapsleven wordt alleszins wat losser.
De overheid kan zich hierbij neerleggen. Dan maakt ze een
samenleving met aan de ene kant des-kundige en betaalbare
voorzieningen, en aan de andere kant kritische, maar tevreden
consumenten. Dit is de liberale optie. De overheid kan ook trachten
de band tussen de organisaties en de burgers te versterken. Ze kan
trachten van de voorzieningenstaat een leefbare gemeenschap te
maken. Met burgers die zelf verantwoordelijkheid opnemen bij de
organisatie van de voorzieningen. Dat is de keuze van de christendemocraten.
Daarvoor moeten er verschillende maatregelen worden genomen.
Vooreerst moet de overheid de burgers ertoe stimuleren zelf
verantwoordelijkheid te nemen bij de organisatie van het
maatschappelijk leven. Ze moet hen daartoe alle kansen geven.
Maar ze moet daarbij ook voldoende eisen stellen om het
democratisch gehalte van hun optreden te waarborgen.
Daar waar de burgers zelf geen of te weinig initiatief nemen,
moeten de voorwaarden geschapen worden om dit mogelijk te
maken
:
bijvoorbeeld
via
infrastructuur,
professionele
ondersteuning, werkingsmiddelen.
Daar waar de burgers wel samen initiatieven nemen, moeten ze bij
de besluitvorming van de overheid betrokken worden. Bovendien
moet er nagegaan worden welke taken de overheid aan die
initiatiefnemende burgers kan delegeren.
Aan elke samenwerking tussen overheid en particulier initiatief
moeten voorwaarden gekoppeld worden. Ik noem er enkele:
- de organisaties en instellingen moeten de maatschappelijk
overeengekomen kwaliteit en output realiseren ;
- de identiteit die zij claimen mag niet triviaal zijn. Hij moet hen
onderscheiden en functioneren op een wijze die verder reikt dan
een verwijzing naar een 'gevoel' of een 'verleden';
- er moet onder de medewerkers voldoende draagkracht en
loyauteit worden gevonden;
- er moet een voldoende rnaatschappelijk draagvlak voor bestaan,
d.w.z. er moet een voldoende belangstelling en waardering zijn voor
het aanbod.
Bovendien moeten er voorwaarden worden gesteld in verband met
de interne democratie van de organisaties en met een zin voor
ruimere verantwoordelijkheid die de grenzen van de eigen
organisatie overstijgen.
De verschillende zelf-organisaties mogen niet opgesloten blijven in
een corporatistische solidariteit.
Ze moeten onderling overleg plegen, en samenwerking tot stand
brengen. Overlegorganen of samenwerkingsverbanden op een
hoger niveau moeten dus bevorderd worden.
Dit kan gebeuren door het stimuleren van informeel en persoonlijk
overleg, door de organisatie van zogenaamde "gedocumenteerde
gesprekstafels", door de oprichting van formele overlegorganen,
door het bevorderen van gezamelijke verantwoordelijkheden.
De politieke besluitvorming rnoet zodanig hervormd worden, dat er
op zoveel mogelijk domeinen een soort "plannen met z'n allen" kan
opbloeien: o.m. door een grotere openheid en openbaarheid van
bestuur; door het voorzien in een soort 'de commodo et incommodo 'een termijn waarin betrokkenen geïnformeerd worden en mogelijke
bezwaren kunnen kenbaar maken - bij de besluitvorming in de
verschillende beleidssectoren; door in elke besluitvorming een fase
van samenspraak te voorzien.
Er is nog een andere belangrijk aspect, nl. de recrutering en
lijstvorming en de besluitvorming bij de christen-democraten. De
zogenaamde standsorganisaties hebben hierop altijd een grote en
rechtstreekse invloed gehad, ook al wordt die sinds kort versneld
teruggedrongen. Velen ergeren zich aan die situatie. Wellicht omdat
ze bij die organisaties teveel corporatisme bespeuren, of omdat
teveel levensdomeinen en beleidsaccenten aan de bekommermissen
van deze organisaties ontsnappen.
Vooreerst, wie moeten ze recruteren in hun besturen, werkgroepen,
bij de lijstvorming en voor hun omkadering?
Deskundige mensen natuurlijk. Maar die deskundigheid is niet
alleen intellectueel te definiëren Er is ook nood aan mensen die
goede banden hebben met het maatschappelijk middenveld.
Mensen die dat met een positieve ingesteldheid kunnen benaderen.
Want de belangen waarvoor men daar opkomt zijn vaak rechtmatig
en verdienen dan ook met verve verdedigd te worden. Mensen die
zich zo voor een groter belang, een groepsbelang willen inzetten,
horen eigenlijk thuis in de christen- democratie. De organisaties in
het middenveld zijn ook vaak op zoek naar gesprekspartners in de
politiek Ze willen niet alleen gehoord worden, maar ook verstaan
worden. M.a.w. ze willen er vrienden en betrouwbare bondgenoten
vinden. Daarom ook moet er bij de christen-democraten plaats zijn
voor dergelijke "woordvoerders". Er moet echter ook ruimte zijn
voor generalisten. Voor bruggenbouwers. Voor mensen die de
verschillende
organisaties
kunnen
overstijgen
en
daarom
samenbrengen, die de dialoog levendig kunnen houden. Er is nood
aan mensen die niet zonder meer "standenloos" zijn, maar die zich
in meerdere organisaties en standen thuis voelen.
Op de tweede plaats moeten de christen-democraten blijven voor
ogen houden dat er meer is dan enkele socio-economische
koepelorganisaties.
Er is ook de wereld van het onderwijs, van de welzijns- en de
gezondheidszorg, van de zorg om milieu en natuur, van de jeugd,
de sportievelingen enz. Ook deze organisaties moeten bij de
christen- democraten een politieke stem krijgen.
Dit alles betekent echter niet, dat de christen-democraten de
recrutering en de lijstvorming aan deze organisaties mogen
overlaten. Zij moeten zelf hun bestuursleden en mandatarissen
recruteren. Volkomen autonoom. Maar zij kunnen dat wel doen in
samenspraak, in overleg en in vriendschap met vele zichzelf
organiserende burgers. Die vriendschap ontstaat niet in
verkiezingsperioden, ze trotseert ze.
Tenslotte moeten verkozen bestuursleden of mandatarissen hun
particuliere solidariteit niet opzeggen. Integendeel. Juist vanuit de
blijvende band met specifieke groepen en organisaties blijft ook hun
verantwoordelijkheid vlees en bloed hebben. De christendemocraten zenden niemand uit om een abstracte samenleving te
besturen.
Christen-democratische fora
In voorgaande ligt de keuze voor om de christen-democratie te
ontwikkelen als een forum-beweging, met vele plekken - fora - van
gesprek en ontmoeting en waarbij de werking (mee) wordt bepaald
vanuit het middenveld.
Tot wie richten die fora zich?
Zij richten zich in geen geval uitsluitend tot CVP'ers. Ook christendemocraten die zich in de 'diaspora' bevinden dienen te worden
aangesproken. De fora richten zich zeker ook naar de
ontgoochelden die al dan niet gekwetst de CYP de rug toekeerden.
Meer nog, die fora kunnen zich richten tot iedereen die zich vanuit
een breder perspectief engageert en afstand neemt van het
eigenbelang. Die fora zijn bijgevolg per definitie meer dan een
conglomeraat van particuliere belangen.Zij staan open voor de hele
buitenwereld en zeker voor groepen en verenigingen die in het
maatschappelijk middenveld actief zijn. Toch moeten die fora zich
autonoom opstellen en mogen zij hun standpunten niet laten
bepalen door machts- en belangenaspecten. Van om het even welke
gesprekspartner kan niet worden geduld dat hij die fora gaat
patroneren of kolonialiseren. De christen-democratie moet in deze
context het oog richten zowel op bewegingen met een langer
verleden als op nieuwe bewegingen. De christen-democratie moet
zijn contacten binnen en buiten de christelijk geïnspireerde
bewegingen versterken, de eisen van deze organisaties op het
politieke forum brengen en het voortouw nemen i.v.m. wetgevend
werk terzake.
Bij het opzetten van die fora lijkt het in eerste instantie belangrijk
om volgende groepen erbij te betrekken:
- mensen uit de CVP, die intern gezagvol, maar ook open en creatief
zijn;
experten die deskundig zijn in de problematiek "middenveld en
politiek";
het middenveld in zijn brede diversiteit: jongeren- en
jeugdbewegingen, welzijnsorganisaties, derdewereld- en
ontwikkelingsorganisaties, sociaal- economische organisaties
en bewegingen, organisaties die actief zijn op het vlak van
gezondheid, vrijwilligerswerk milieu-organisaties, (sociaalculturele) verenigingen, onderwijsactoren, vredesorganisaties
enz.
Van de vertegenwoordigers vanuit het middenveld mag worden
verwacht dat ze over een ruim mobiliseringskanaal kunnen
beschikken, niet alleen in de richting van consumenten, maar vooral
in die van vrijwilligers, militanten en "actieven" die ook mobiliserend
actief zijn.
Het rechtstreekse gesprek, de rechtstreekse discussie met het
(midden)veld moet vooropstaan. Want die levert net iets meer op
qua bevlogenheid, idealen, gedrevenheid. Dergelijke gesprekken
kunnen op diverse niveaus, maar het liefst toch op lokaal of
regionaal niveau, dicht bij de mensen, dicht bij hun leefwereld.
Deze optie heeft des te meer zin bij de vaststelling dat ook het
middenveld steeds meer wordt ingevuld door kleinere organisaties
die
heel
lokaal
voor
geborgenheid
zorgen
(wijkof
toneelverenigingen, postzegel- of postduivenclubs, etc ... ).
Wat is dan de bestaansreden van die christen-democratisch fora ?
Zij willen zonder berekening en met een grote openheid van geest
een debat voeden over de bijdrage van de christen-democratie in de
toekomstige ontwikkeling van onze samenleving en vooral over de
concrete politieke toepassing daarvan. Zij willen hierbij een bron
zijn van creativiteit en van een intense intellectuele activiteit die
ontstaat door de uitwisseling en kruisbestuiving van visies en
ideeën Finaal wil dit geheel van fora zijn inzichten en ideeën laten
samenvloeien en zo een samenhangend maatschappelijk project
uittekenen.
De fora moeten dan ook tegelijk pragmatisch te werk gaan en met
een grote openheid van geest luisteren. Zij zijn overtuigd van de
opportuniteit van een open en constructieve dialoog, zonder
agressiviteit en negativisme. Anderzijds kiezen zij voor een
dynamiek die even volhardend als sereen is en waarbij het
algemeen belang voorrang krijgt op individuele belangen. Het komt
erop neer om een positieve invloed uit te oefenen op een
harmonieuze evolutie van de samenleving.
Waaruit bestaan de activiteiten van die fora?
Die leggen zich toe op debat, studie en bezinning en zelfs actie. Zij
werken
concrete
voorstellen
uit
voor
alle
relevante
beleidsdomeinen. Zij doet hierbij dus een beroep op krachten uit de
economische, sociale, politieke, culturele en wetenschappelijke
wereld.
Zij organiseren regelmatige ontmoetingen en contacten met
mensen uit de meest diverse milieus: de politieke wereld, de
economische en sociale milieus, de culturele milieus, het
verenigingsleven, enz.. Uiteenzettingen en voordrachten leiden tot
een brede uitwisseling van opinies en een verspreiding van de
ideeën van de fora over alle lagen van de samenleving. De
organisatie van colloquia moet een breed debat voeden over
thema's die vanuit christen-democratisch oogpunt relevant zijn. In
vrije tribunes, opinievormende artikels gaan de leden van de fora
het debat aan met een breder publiek.
Een tijdschrift kan het christen-democratische denken voeden en
activeren. Zo'n tijdschrift moet dan zowel historisch-analytisch als
toekomstgericht en internationaal georiënteerd zijn. Het moet
verkennen, grenzen aftasten en opiniëren. Het zal aandacht vragen
voor de relevantie van de christen-democratische beginselen in
politieke en maatschappelijke vraagstukken. Het zal de politieke
actualiteit op de voet volgen en verder op zoek gaan naar de trends
in het politieke en maatschappelijke gebeuren.
Tenslotte, wat motiveert de deelnemers aan de christen-democratisch fora om zich te
manifesteren?
Vandaag zijn de kansen op een daadwerkelijke hernieuwing nog
altijd reëel Het komt er vooral op aan om constructief en zonder
uitzichtloos pessimisme aan de toekomst te bouwen. De christendemocratie moet haar echte mogelijkheden opnieuw leren kennen
en de nodige middelen aangrijpen om dit uit te dragen en zo bij te
dragen tot de politieke en maatschappelijke vernieuwing. In deze
optiek is het van wezenlijk belang om economische, sociale en
culturele krachten te sensibiliseren, ze te overtuigen van de
noodzaak om over persoonlijke en groepsbelangen heen
toekomstgerichte opties vast te leggen en op deze basis adequate
keuzes te maken. Wie aan de christen-democratische fora
deelneemt, wil niet zwijgen of zich terugtrekken in het gemak van
de persoonlijke gemoedsrust.
Roeselare, 12 november 2000
Luc Martens
*Het totale lappendeken van deze organisaties en initiatieven duidt
men de laatste tien jaar wel aan met de term ‘civil society’ –
waarvoor het Nederlandse "burgerlijke samenleving" in elk geval
geen gelukkige vertaling is. Als ‘middenveld’ wordt gedefinieerd als ‘
het geheel van de maatschappelijke organisaties en verbanden met
eigen taken, ideeën en doelstellingen, gedragen door een achterban
en in beginsel onafhankelijk van markt en overheid, dan lijkt
‘middenveld’ wel het beste Nederlandse equivalent voor ‘civil
society’.
Bibliografie
Balkenende J.P., De toekomst van het middenveld en het primaat
van de politiek, in Christen Democratische Verkenningen, 1997/4
Balkenende J.P., De waarde van het maatschappelijk middenveld,
het middenveld en de waarden, in De kunst van het leven – de
cultuuruitdaging van de 21ste eeuw, 1999
Buijs G., De toekomst van de (christelijke) politiek, in De kunst van
het leven – de cultuuruitdaging van de 21ste eeuw, 1999
Draulans V.J.R., Christelijke organisaties kunnen een toekomst
hebben, in Christen Democratische Verkenningen, 1995/2
Elchardus M., Hooghe M., Smits W., Tussen burger en overheid, een
onderzoeksproject naar het functioneren van het maatschappelijk
middenveld in Vlaanderen, Tor Rapport nr. 2000/5, Brussel 2000
Martens L., Een forum voor christen-democraten, onuitgegeven
nota, Brussel 1992
Martens L., Het réveil van de Vlaamse Christen-democraten,: bloem
met veel blaadjes, in De Gids op Maatschappelijk Gebied, 91/2000
Moreels R., De utopieën van de christen-democratie, onuitgegeven
nota, Brussel, jan.2000
Smits J., Pleidooi voor een zindelijk verzuilingsdebat, onuitgegeven
nota, Brussel
De Weger M.J. en Veldkamp C.C.J., Nieuwe tijden, nieuwe vormen
voor politiek en bestuur in de kennissamenleving, in Christen
Democratische Verkenningen, 2000/5
Download