De Vlaamse christen-democraten en het maatschappelijk middenveld Luc Martens uit: 'Hartslagen - Christen-democratische verkenningen', 2000. Alles stroomt. Mocht Heraclitus nu leven, dan voegde hij daaraan toe "Alles stroomt snel". Snelle, pakkende en spannende evoluties hertekenden de voorbije jaren ons leven. Zij stellen ook de politiek en de politieke partijen voor nieuwe en grote uitdagingen.Dit geldt niet het minst voor de Vlaamse christen-democraten, die in diverse opzichten (electoraal, maatschappelijk, filosofisch, organisatorisch, ...) onder druk staan. De Vlaamse christen-democraten staan alvast voor een tweeledige opgave. Enerzijds zullen ze zich moeten aanpassen aan de verander(en)de realiteit. Anderzijds moeten ze loyaal blijven met hun eigen grondslag. Voor de Vlaamse christen-democraten houdt dit o.m. ook de uitdaging in om hun relatie ten opzichte van het maatschappelijk middenveld te herdefiniëren. Het geruststellende effect van een mobilisatie rond de christelijke grondslag, via een breed netwerk van verenigingen en organisaties en een brede beweging die zich eenduidig voor de christen- democratie engageert is inderdaad sterk aangetast. De kiezer heeft zijn volle vrijheid genomen. Verder heeft de traditionele structurele samenwerking met het christelijke middenveld en met de zogenaamde standsorganisaties (het ACW, het NCMV- het huidige UNIZO- en de BB) haar evidentie verloren. Bovendien voltrokken er zich ook op en met betrekking tot het middenveld belangrijke veranderingen. Een en ander heeft zijn consequenties voor de organisatie en werking van de christendemocratie. 1. Het maatschappelijk tussengebied onder vuur De structuur van de verzorgingsstaat wordt door velen gezien als een compromis tussen het liberaal en het socialistisch denken, tussen de beklemtoning van de individualiteit van de mens (individuele ontplooiing) enerzijds en van de (politieke) gemeenschap anderzijds. Van marktsector en collectieve sector. Als er iets fout gaat wordt de overheid - zij belichaamt dan de socialistische inbreng - gemakkelijk met de vinger gewezen. De remedie wordt dan al vlug gezocht in het volgen van een meer liberale weg. Ik geloof niet dat die typering van de verzorgingsstaat juist is, zeker niet in de Vlaamse situatie. Zeer veel initiatieven met de structuren die ermee samengaan zijn immers de vrucht van maatschappijvernieuwende arbeid door groepen die vanuit een christelijke inspiratie leefden en werkten: de christelijke sociale beweging, het christelijk onderwijs, de christelijke verzorgingsinstellingen, de christelijke solidaire acties enz. Diverse motieven lagen aan de basis van het ontstaan en de werking van zo'n brede waaier van initiatieven. Vooreerst was er de zorg voor de medemens in nood. Men wilde van hem een vertrouwde, geestesverwante omgeving bieden, waar hij met zijn vragen terecht kon. Verder vonden die organisaties hun onderlinge samenhang vaak in hun gemeenschappelijke inzet orn de eigen godsdienstige motieven net zo goed kansen te geven als socialistische en liberale denkbeelden. Deze ambitie was o.m. de breed in het volk verankerde kracht achter een herhaald oplaaiende schoolstrijd. Men wilde niet dat christelijke motieven in hun doorwerking werden geblokkeerd door een groep die aan die motieven geen boodschap had of die de maatschappelijke effecten ervan niet wilde accepteren. Bovendien vonden veel christenen dat de bestaande banden - de dorpen, de parochies, de gilden, de verenigingen - de natuurlijke omgeving waren, waarin vele burgers geborgen waren en verantwoordelijkheid konden opnemen. De uitbouw van een middenveld was een type niet-statelijke maatschappijvernieuwing. Het was geen kwestie van individueel ondernemerschap of van marktdenken. Het was een brede hoofdzakelijk christelijk geïnspireerde beweging die weliswaar met de steun van de overheid een sleutelrol speelde bij de opbouw van onze verzorgingsstaat. De christen-democraten hadden en hebben daar een bijzonder affiniteit mee. Zij gaven dan ook steeds hun volle steun aan die beweging. Zij zetten zich in het verleden actief in voor de opbouw van nieuwe, democratische verenigingen, waarin burgers hun samenleven zelf konden in handen nemen: mutualiteiten, pensioenkassen, allerlei kringen die ronkende namen kregen zoals De Vrede, Concordia, De Kring of Het Gildenhuis. Deze gevoeligheid heeft in grote mate de standpunten van de katholieke partij, later van de Christelijke Volkspartij, bepaald. Denken wij maar aan de oprichting van sociaal-economische overlegorganen, de schoolstrijd, de verdediging van het sociaal-cultureel werk. Die gevoeligheid voor dat maatschappelijk middenveld is tot en met vandaag vrij groot gebleven bij de christen-democraten. Andere politieke families reageren daarentegen eerder afwijzend en houden felle pleidooien voor ontzuiling en pluralisme. Hun voorstelling van zaken is evenwel niet steeds erg zindelijk. Zij lijkt mij zowel achterhaald als fout. Zij is achterhaald, omdat de ontzuiling en het pluralisme zich op het terrein reeds ver en onomkeerbaar hebben doorgezet. Zij is fout omdat de vraag "verzuiling of ontzuiling?" een vals dilemma stelt. Want in wezen gaat het vandaag over de vraag naar de plaats en de opdracht van het vrij initiatief en meer in het bijzonder het identiteitsgebonden werk vooral dan op het vlak van cultuur, welzijn, gezondheidszorg en onderwijs. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de leden van de paarsgroene meerderheid als feindliche Briider aaneenklitten om zich te keren tegen een tussengebied van organisaties, instellingen en initiatieven waarin zij in het verleden weinig of duidelijk minder actief waren. Zij wantrouwen dit terrein waarin zij zich nooit tenvolle thuis voelden. Godsdienst en geloofsovertuiging worden door de huidige meerderheid gezien als iets persoonlijks, beperkt tot de huiskamer. Dat zij een rol vervullen bij het schetsen van een perspectief voor veel mensen schijnt voor de huidige meerderheid nauwelijks van betekenis te zijn. Nochtans zijn veel mensen op zoek naar zingeving Bij vragen over leven en dood, over hoe om te gaan met ondragelijke pijn, over de bekommernis van zieken, over tegenslag en voorspoed, over het krijgen en opvoeden van kinderen, over het nemen van verantwoordelijkheid voor de andere, over het aangaan en beëindigen van relaties, over die grenzen die er kunnen gesteld worden aan consumptie en over hoe om te gaan met het tijdelijke beheer van de aarde enz. De huidige meerderheid heeft daar blijkbaar geen boodschap aan. Of steekt het hen de ogen uit dat in Vlaanderen door het vrij initiatief, met veel inzet ontzettend veel werd gerealiseerd ? Er werd gebouwd en georganiseerd, veel en voor alles: van peutertuin tot universiteit, van bejaardenhuis tot ziekenhuis, van speelplein tot verzorgingsinstelling, van jeugdheem tot bibliotheek en noem maar op ... . De opgang van die vrije initiatieven heeft ook wel een mogelijke schaduwzijde : wat groot en groots oogt, wordt vaak als (syrnbool van) macht beschouwd. En soms is men wellicht ook wel eens overmoedig en arrogant geweest. Maar dit kan geen reden zijn om dit identiteitsgebonden vrije werk in dat brede tussengebied tussen overheid en individu als achterhaald, onvolwassen of inefficiënt te beschouwen. 2. Een partij met stand(en) De affiniteit, de intense dialoog en nauwe samenwerking hebben er tot in het recente verleden toe geleid dat de inbreng en het gewicht van de christelijke stands- en belangenorganisaties binnen de CVP altijd groot is geweest. Zowel bij de rekrutering en de lijstvorming als bij de besluitvorming wogen zij zwaar door. Tegelijkertijd leverden die organisaties aan de CYP een achterban. De CVP was de partij van de christelijke organisaties. De CVP-mandatarissen hun verdedigers, hun voormannen, hun politieke leiders. Omgekeerd waren de christelijke organisaties hun weg naar het volk. Ze waren het grote oor, dat de verzuchtingen van het volk registreerde. En het forum waarop ze aan het volk vertelden wat ze voor hen deden. De christelijke organisaties waren de brug van het volk naar de politiek, en van de politiek naar het volk. Deze bijzonder verhouding werd de jongste decennia herhaaldelijk bevraagd. Harde conclusies, laat staan een andere aanpak, bleven evenwel uit. Maar sinds kort wordt de praktijk waarbij de standsorganisaties de CVP koloniseren en de besturen herleiden tot de rol van notaris van vooraf bedisselde akkoorden snel afgebouwd. Door de kritiek en de twijfel van vele militanten en mandatarissen uit eigen kring. Door de wrevel en de schaamte om het geschonden zelfrespect door de kritiek van buitenuit. Door de gewijzigde houding ook vanuit de standsorganisaties zelf. Nu de christendemocraten naar de oppositie zijn verwezen is die wijzigende houding zeker niet vrij van enig opportunisme. Maar er zijn ook de kritiek en twijfel van leden en kaderleden in diverse gremia van de sociale organisaties. En dan zijn er niet in het minst nog het nieuwe maatschappelijk aanvoelen en het verscherpte inzicht rond de eigen opdracht van de politiek en van een sociale organisatie. Er is ook een goed begrip van de noodzaak mekaars autonornie te respecteren. Draait de CVP nu definitief een bladzijde uit haar geschiedenis om? Moet zij ook een 'partij van de burger' worden, zij het met een andere boodschap? Hebben de belangenorganisaties afgedaan als brug tussen volk en de politici? Moeten deze laatsten zich nu rechtstreeks tot de burgers richten, zonder tussenstation? Of moet de CVP de partij van het georganiseerde volk blijven? Een simpel antwoord ligt niet zonder meer voor de hand. Het moet geformuleerd worden vanuit de eigenheid van de christendemocratie en vanuit de plaats en de betekenis die hierbij wordt toegekend aan de politiek en aan het maatschappelijk middenveld. 3. De meerwaarde van het maatschappelijk middenveld De christen-democraten blijven aan het middenveld zonder enige twijfel een belangrijke plaats geven. Daar hebben zij vele goede redenen voor. Vooreerst heeft de christen-democratie haar eigen geschiedenis. Ze moet dat verleden niet zonder meer hernemen. Maar ze moet wel haar eigen wortels kennen. Ze rnoet gebruik maken van haar herinneringen, en daarop voortbouwen. De CVP heeft altijd haar levende inspiratie geput uit het vrijwilligerswerk en uit dat middenveld. De CVP is historisch de partij van de natuurlijke verbanden, welke vorm deze ook aannemen. En ze is dat tegenover een liberale partij, onder welke vorm dan ook, die de individuele burger sterk genoeg acht om rechtstreeks aan het publieke gebeuren deel te nemen en met een minimale steun zijn leven te organiseren. De christen-democraten moeten in deze historische en weer actueel geworden discussie opnieuw hun originele plaats innemen. Dit is een principiële keuze. Mensen sluiten namelijk niet alleen contracten met mekaar. Ze identificeren zich ook met mekaar. Ze willen samen horen, dezelfde naam dragen, samen in het bootje zitten. Mensen leven in verbanden met mekaar. Die verbanden kunnen wel veranderen, bijvoorbeeld omdat ze minder op een territoriale en meer op een categoriale basis worden gebouwd. Of omdat de wijze van aanpak en de werkvorm zwaarder doorwegen dan de levensbeschouwelijke inspiratie. Maar verdwijnen doen die verbanden niet. De overheid kan deze verbanden niet kunstmatig in leven houden, maar ze mag ze al evenmin willekeurig doen verdwijnen. Beleid voeren betekent: met deze verbanden omgaan, niet er omheen of er tegenin gaan. De keuze van de christen-democraten voor het middenveld beantwoordt tenvolle aan dit fundamenteel menselijk gegeven. Verbondenheid, solidariteit en verantwoordelijkheid staan hoog in het vaandel van de christen-democraten. Maar hoe zouden die verbondenheid en solidariteit gestalte kunnen krijgen, als mensen zich niet zouden verenigen? Hoe zou er verantwoordelijkheid kunnen zijn, als er geen verbanden zijn, waarin men zich kan engageren? Verbondenheid, solidariteit en verantwoordelijkheidszin zijn de typische houdingen van burgers die zich in een gemeenschap opgenomen weten. Als de christen-democraten over verbondenheid en solidariteit spreken, denken zij eerst en vooral aan de gezinnen en families, maar natuurlijk ook aan het buurtleven en aan het verenigingsleven, inclusief de bestaande belangenorganisaties. Het georganiseerde samenleven - in scholen, in bedrijven, in vakbonden, in rusthuizen, in natuur- of milieuverenigingen, in cultuur- en sportverenigingen, in jeugdverenigingen …..- is immers een essentieel onderdeel van het moderne gemeenschapsleven. In dat georganiseerde samenleven groeien verbondenheid, solidariteit en verantwoordelijkheid. In plaats van die verbondenheid en georganiseerde solidariteit en verantwoordelijkheid als een last te beschouwen, moeten de christen-democraten principieel die begeleiden en bevorderen Zij moeten daarin blijven wortelen en er zich voeden. Tegelijk kunnen zij er zo toe bijdragen dat de samenleving de nodige samenhang blijft vinden en niet helemaal verkruimelt. Dit pleidooi wordt versterkt door de vaststelling dat de leden van dat georganiseerde middenveld een meer democratisch gedrag vertonen, Sociaal-culturele verenigingen, lokale comités, vakbonden, zelfhulpgroepen, mutualiteiten, derde- en vierdewereldorganisaties, enz ... zijn vaak gangmaker voor de democratische samenleving. Zij dragen bij tot een meer democratische opbouw van onze gemeenschap en spreiden de verantwoordelijkheden breeduit in de samenleving. Op het middenveld komen mensen namelijk op verschillende terreinen samen om een specifiek stuk samenleving op te bouwen en te onderhouden. Mensen mobiliseren er en worden er gemobiliseerd rond een aantal thematieken, rond een stukje samenleving, rond een aantal idealen over dat stukje samenleving. Op dat middenveld brengen verenigingen en organisaties het broodnodige 'social capital ' samen, ook en niet in het minst rond de thematiek 'democratic'. Het gaat vaak om bewegingen en verenigingen die zich niet neerleggen bij antidemocratische tendensen (racisme, fundamentalisme, extreemrechts, ...) en die streven naar de waardigheid en autonomie van het individu, naar gelijkheid en participatie, integriteit van de leefcondities, naar een vredige en solidaire omgeving. Niet alleen functioneren die verenigingen en organisaties als "leerschool van de democratie" - de leden leren onderhandelen en omgaan met anderen; ze zorgen er ook voor dat eisen kenbaar en problemen duidelijk worden gemaakt. Meer nog, de "civil society" (*) speelt vaak als eerste actief in op nieuwe maatschappelijke behoeften. Nieuwe uitdagingen worden door deze dynamiek zichtbaar gemaakt en al dan niet structureel aangepakt. Meer nog dan die verbanden die vanuit het overheidsinitiatief worden georganiseerd, blijkt het middenveld over de mogelijkheid te beschikken om snel te reageren op de noden die in onze samenleving aanwezig zijn: het herkent de noden vlugger; het kan er gemakkelijk op inspelen door nieuwe initiatieven te nemen en het kan bestaande initiatieven bijsturen of waar nodig afbouwen. Door voortdurend de nieuwe en evoluerende maatschappelijke behoeften te herkennen en erop in te spelen, trad en treedt de 'civil society ' vaak op als gangmaker en pionier. 4. Het middenveld is weer terug Tegen deze achtergrond kan het ons nauwelijks verbazen dat het middenveld weer helemaal terug is. Het is stilaan bevrijd van negatieve connotaties. Tegelijk krijgt het ook een nieuwe betekenis tegen de achtergrond van een aantal maatschappelijke evoluties. Aan de vooravond van de 21ste eeuw lijkt het namelijk of de sterke oriëntatie op het individu gaandeweg plaats maakt voor een grotere gerichtheid op de samenwerking tussen mensen en op de betekenis van groepen en netwerken. Deze ontwikkeling raakt rechtstreeks de rol van het maatschappelijk middenveld op sommige terreinen. Dit marktdenken domineert nog volop - denk aan het waarderen van ondernemingen louter op hun positie op de beurs -, tekent zich een omslag in denken af. In het publieke debat komen nieuwe begrippen naar voor: vertrouwen, gemeenschapsdenken, sociaal kapitaal, maatschappelijke verantwoordelijkheid, 'civil society '. Dat levert nieuwe impulsen op voor het debat over het middenveld. Het zorgt tegelijk voor een kentering bij het denken over het maatschappelijk middenveld. Het middenveld is dus weer helemaal terug in het debat, en niet op een negatieve manier. Al is het maar omdat de democratie in een aantal Europese regio's geen garen spint uit de ontmanteling van het maatschappelijk middenveld. De maatschappij wordt dan een speelbal van puur kapitalistische krachten. Het rneest opvallend is wel de wereldwijde belangstelling' voor de 'civil society '. In de westerse wereld schudden diverse sociaal-dernocratische partijen de ideologische veren, die kleven aan de leer van de klassenstrijd, van zich af. Zij kiezen voor' de zogenaamde ‘Derde Weg'. Die zou een antwoord moeten bieden op de aanmatigende pretenties van staat en markt. Nu de macht van nationale staten gaandeweg erodeert bestaat er behoefte aan nieuwe kaders voor ordening en besluitvorming. Het idee van een 'civil society ' vertoont belangrijke raakvlakken met het debat van sociologen over 'gemeenschapsdenken' of 'communitarisme', de discussie over 'zelfregulering' onder juristen, het debat van de economen over de 'institutionele economie', de beschouwingen over 'netwerken' door bestuurskundigen en de hernieuwde belangstelling voor ideeëngeschiedenis onder historici. 5. Het veranderde aanzien van de politiek De terugkeer van de 'civil society ' kunnen wij alvast begrijpen tegen de achtergrond van een aantal evoluties in en om de politiek. De politieke 21 ste eeuw begon eigenlijk met de val van de Berlijnse Muur. Sindsdien is het aanzien van de politiek grondig veranderd. Dit zou wel eens het einde kunnen betekenen van de politiek zoals we die nu kennen. Wat is politiek? Tot hiertoe was politiek de voorbije anderhalve eeuw een duidelijk aanwijsbaar centrum van de samenleving. Daar werden alle belangrijke beslissingen genomen over de inrichting van de samenleving. Zo werd politiek ook het belangrijkste kristallisatiepunt van visies op de toekomst van de samenleving. Kristallisatiepunt van de strijd om wat men als 'rechtvaardig' wilde zien. De positie van de politiek kwam de jongst decennia evenwel sterk onder druk te staan. Het veranderende aanzien van de politiek wordt zichtbaar via: - de afbladdering van de nationale staat; de rol van niet-gouvernementele organisaties; de veranderende aard van ideologieën - de toenemende belangstelling voor het ethisch debat. De afbladdering van de nationale staat Er is toch wel iets merkwaardigs aan de gang. Net nu ieder volk zo ongeveer zijn eigen 'onafhankelijke staat' verkregen heeft of bezig is die alsnog te verkrijgen, neemt de betekenis van staten als zodanig sterk af. Voor wie politiek primair verbindt met nationale staten, lijkt het 'einde van de politiek' zo aangebroken. Nochtans is de staat, zoals wij die kennen, een vrij recente uitvinding is. Die uitvinding had tot hiertoe de volgende kenmerken: - zij is in een geografische kader gevat; - zij streeft naar culturele of zelfs 'spirituele' eenvormigheid (een gemeenschappelijke identiteit) - zij wil functioneren in volle autarkie: alles kan binnen de 'beperkte ruimte' worden gesitueerd; - de nationale staat is het centrale zenuwcentrum van de samenleving; - zij staat als een rivaal tegenover andere staten (militair ,economisch ,cultureel ,technisch) Diverse ontwikkelingen wijzen erop dat de nationale staat als kader voor de politiek afbladdert. Ik noem er enkele: - het (opnieuw) tot ontwikkeling komen van een internationals (universele) rechtsorde - problemen storen zich niet aan landsgrenzen (zie Tsjernobyl); - een economische globalisering met flitskapitaal, maar ook met flitsbevolkingen; - de globalisering van informatica en kennis (mogelijkheden tot wereldwijde netwerken, o.a . wetenschappelijke), waarbij ‘gatekeepers’ opvallen door afwezigheid. - de globalisering van culturen en leefpatronen. Omgekeerd leven vele culturen op allerlei plaatsen naast elkaar en verliezen zo hun geografische bedding. Culturele eenvormigheid binnen een staat is verder af dan ooit. Culturen worden hoe langer hoe meer netwerken van leefstijlen, die over de hele wereld mensen aan elkaar verbinden. Als de tekenen niet bedriegen evolueert de moderne geografische omschreven staat naar een wereld van functionele en culturele netwerken, die niet aan enige geografische inperking zijn gebonden. Al die netwerken zullen op een bepaalde manier ook eigen regels gaan hanteren, die men soms ook zelfs afdwingbaar kan maken. De 'scopus' van de politiek - dit zijn al die aspecten van het leven, die direct door politieke sturing beïnvloed worden - lijkt af te gaan nemen. Het risico dat we zo evolueren naar een vorm van 'anarchie' of naar een extreemliberalisme is niet uit te sluiten. Maar aan de andere kant is het een van de meest fascinerende ontwikkelingen. De opkomst van de NGO’s de niet-gouvernementele organisaties. De NGO's zijn organisaties waarbinnen mensen zich verenigen om op eigen initiatief een gezamenlijk doel te realiseren, dat het pure privé- belang overstijgt. Typerend voor deze organisaties is, dat ze niet gebaseerd zijn op bloedverwantschap. Ze komen ook niet tot stand op initiatief van een staat. Het enige wat de leden bindt, is het doel van de organisatie. NGO's zijn er op allerlei niveaus en in allerlei soorten en maten: van kleinere burgerverenigingen of buurtverenigingen tot Greenpeace, van een kledingophaaldienst voor Kosovo tot Amnesty International. Ze behoren tot de vele positieve stromingen waarbij kleinere en grotere solidariteitsbewegingen vrijwilligheid, kritisch vermogen en professionele toewijding combineren met cultuurbewustzijn, sociale bewogenheid, ondernemerschap, zin voor persoonlijke ontplooiing, sport en ontspanning. Vaak zijn ze ontstaan omdat de staten niet meer over de volle competentie en over de volle legitimiteit beschikken in de vertegenwoordiging van het volk. Zij vertegenwoordigen vandaag de postmoderne solidariteit, met een rechtstreeks, concreet, zij het soms vluchtig en steeds meer 'oneissue'- engagement. Zij vormen dikwijls een tegengewicht voor de besluitvorming van regeringen. De dynamiek en de uitdeinende differentiatie van dat maatschappelijk middenveld is groot. Dit verhindert niet dat de zogenaamde klassieke sociale organisaties binnen de 'civil society' nog altijd een bijzondere plaats innemen. Die organisaties zijn weliswaar niet en zeker niet op de eerste plaats interessant als politieke concerns die alleen maar uit (zouden) zijn op belangenverdediging en lobbying. Zij zijn en blijven vooral interessant waar zij als vitale krachten functioneren, hun agogische opdracht ernstig nemen en in een open en dialogische opstelling meewerken aan maatschappelijke vernieuwing en kwaliteitsverbetering. Die organisaties staan hoe dan ook nog steeds voor een enorm reservoir van toewijding en vrijwilligheid. Zij blijven een onvervangbare interface bieden om problemen te definiëren en te selecteren en om tot keuzes te komen. Dit brede en gedifferentieerde middenveld blijft een bedding bieden aan onze nood aan een gevoel van 'wij': een identiteit waarin wij ons herkennen; een gemeenschappelijk ideaal dat ons motiveert. Onze school, onze wijk, onze parochie, onze vereniging, onze club ... onze samenleving wordt gevormd door als die wij's. Zij vormen samen dat wat de Engelsen zo mooi noemen 'the fabric of society'. Om de betekenis van de NGO's scherper in het vizier te krijgen, kan een kleine antropologische vingeroefening ons helpen. Het verduidelijkt meteen ook de achtergrond van waaruit de christendemocraten zo uitdrukkelijk kiezen voor een partnerschap met het maatschappelijk middenveld. De menselijke activiteiten laten zich indelen naar drie basisimpulsen, die we respectievelijk de behoefte aan verzorging, de behoefte aan veiligheid en de behoefte aan bevestiging noemen. Ten eerste moet een mens uiteraard gewoon overleven. Daarbij is hij aangewezen op 'de natuur'. Enerzijds schenkt die mild. Anderzijds vormt hij een ruig, wreed en blindelings vernietigend geheel van bergmassieven en vlaktes, van geboomte en watermassa's, van lucht en dieren, ... waarbinnen de mens leeft. In de strijd tegen, dan weer in het dankbaar innen van de natuur (inclusief de uitwisselingsrelaties tussen mensen, die het mogelijk maken, dat ik die zaken krijg, die ik nodig heb) ligt de basis van wat we 'economie' noemen. Ten tweede moet een mens zich ook het mogelijke geweld van medemensen van het lijf houden. Medemensen zijn soms weldadig en vriendschappelijk. Zij kunnen plots ook gewelddadige vijanden zijn. Daarmee komen we in de sfeer van de politiek. Volgens Aristoteles is vriendschap de basis van een politieke gemeenschap. En dit - zo voegt de twintigste-eeuwse politieke theoreticus Carl Schmitt terecht toe - betekent dat de buitengeslotene tot vijand wordt. In de politiek verzekert men zich van de, vriendschap van een beperkt aantal mensen om zo zich de vijandschap van alle anderen van het lijf te kunnen houden. Veiligheid is hier het kernwoord. Ten derde, is er de menselijke behoefte om te weten, dat het leven, dat men leeft, ook een goed leven is, zinvol, waardevol. Diepgeworteld en wijdverbreid is het besef, dat men als mens het leven leeft ten overstaan van - maar heel algemeen gesteld - nietaanwijsbare grootheden, met wie men in relatie staat. Voor die 'niet-aanwijsbare grootheden' kan men van alles invullen: God, goden, moeder aarde, de kosmos, de voorouders, het nageslacht, de eigen natie, de mensheid. Het 'in relatie staan' kan allerlei vormen aannemen: dankbaarheid - omdat men er het leven aan dankt; zorgzaamheid - omdat deze grootheid soms iets kwetsbaars heeft (ondanks het ook weer overweldigende ervan) en derhalve zorg behoeft; schuldigheid - omdat men zich voor deze zorgvraag afsluit; beschutting - omdat van een als goed beleefde relatie veiligheid uitgaat; verlangen - omdat de relatie zelden als goed beleefd wordt; verscheurdheid - omdat men vaak beseft, dat heelheid en algehele harmonie onbereikbaar zijn. Deze gestalten zijn bij nader toekijken te herleiden tot drie aspecten: geborgenheid, appel en oordeel. De geborgenheid zit in het besef een zinvolle plaats in te nemen temidden van de anderen. Het appél uit zich in het besef dat het innemen van deze plaats ook eisen stelt: we moeten als mens, willen we onze bestemming bereiken, anders leven dan we aanvankelijk geneigd waren. De dimensie van oordeel is met beide vorige verbonden: het is het besef dat de geborgenheid en het appel beide geen producten zijn van onze eigen wil of voorstellingsvermogen maar ons toegezegd worden. Het oordeel wordt over ons uitgesproken. En het menselijk antwoord daarop is de behoefte aan kwaliteit van leven, aan goed leven ,aan leven dat aan bepaalde standaarden voldoet - in één kernwoord, de behoefte aan 'bevestiging'. De 'civil society' kan nu gezien worden als een mogelijke uitdrukking van deze behoefte. Koffie smaakt beter als het rechtvaardige koffie is. Mensen willen niet altijd alleen maar de ander te slim af zijn, ze willen ook waardevolle relaties. Mensen willen niet alleen maar hun leefomgeving uitbuiten maar 'zorg' voor het milieu beoefenen. Ze willen het besef hebben, dat ze temidden van de fundamentele betrekkingen waarin ze staan, een goed leven leiden. Dit inzicht is verwoord in de oude, maar empirisch grondig onderbouwde en steeds weer te onderbouwen waarneming van de profeet - door Jezus aangehaald als verweer tegen een satanische verleiding - dat een 'een mens bij brood alleen niet leven kan'. Finaal zijn mensen zinzoekers die, in hun zucht om erbij te horen, aan bod willen komen en voor anderen van betekenis zijn. Ze blijven hoe dan ook op zoek naar gemeenschappelijkheid ('without that sense of belonging, without a place to which we can return from our wanderings, we are simply lost '). Die drie basale menselijke impulsen - verzorging, veiligheid, bevestiging - zijn in de moderne tijd tot bijna helemaal los van elkaar staande sectoren uitgegroeid. Een eigenmachtige economie waarin verzorging verwordt tot een uitbuitende massale hedonismemachinerie; een eigenmachtige politieke orde - waarin veiligheid wordt tot een tot elke prijs afschermen van het eigen fort tegenover de anderen, die niet bij 'ons' horen; en een geheel in zichzelf gekeerde sector van 'bevestigingservaring', een zuiver reservaat waarin mensen elkaar en zichzelf een goed gevoel geven, waar vaak weinig impulsen vanuit gaat richting economie en politiek. Deze sector wordt wel eens 'hyperethisch': er worden allemaal schone idealen gedebiteerd, zonder dat er veel erkenning is van de eigen plaats van economie of politiek. De strijd om een goede samenleving is voor een belangrijk deel verschoven van de politiek, die tegenwoordig een echt technocratische indruk maakt, naar deze 'civil society ‘. Hier heeft men vaak, maar lang niet altijd, een ethos van constructief protest weten te ontwikkelen. Hier vindt men de creatieve dissidenten. In een bepaald opzicht hebben in recente jaren de NGO's het ethische estafettehoutje overgenomen van de grote ideologieën. Minder alomvattend en veel meer gericht op concrete doeleinden kunnen we in veel van deze organisaties een vergelijkbare basisimpuls ontwaren: 'vrijheid', 'gelijkheid', gerechtigheid', 'broederschap', 'gemeenschap',... Daarmee verandert het politieke landschap ingrijpend. De ethische impuls van de oude ideologieën is als het ware overgeplant in de nieuwe civil society. Deze komt meteen te staan tegenover een heel nieuw en formidabel type ideologie Daarmee komt de derde grote verandering van politiek in de laatste jaren aan bod. Verdwenen ideologieën? Die derde grote verandering hangt samen met de slogan 'het einde van de ideologieën. Die is in zekere mate de pendant van de opkomst van de 'civil society 'en van de ethisch geïnspireerde NGO'S. Waren het immers niet juist de grote ideologieën die in de moderne tijd opgeworpen hebben als de dragers van een ethische inspiratie? De vraag is nu of deze ideologieën wel degelijk zijn verdwenen. Of is dit verdwijnen zelf een ideologisch gekleurd waas, dat we elkaar voor ogen toveren. Waar gaat het bij een ideologie om? De kern van zo'n ideologie is eerder de 'overdracht van verantwoordelijkheid van een vermeende ontwikkelingswet' dan de 'verbinding utopie-maakbaarheid van de samenleving'. Een ideologie gaat ervan uit dat er wetten zijn die de ontwikkeling van geschiedenis en de samenleving bepalen en zij pretendeert ontdekt te hebben wat die wetten zijn. Heeft men eenmaal die wetmatigheden aangewezen, dan is verzet ertegen niet alleen onverstandig, het is bovenal uitzichtloos. De mens wordt een technisch uitvoerder van een als in wezen onvermijdelijk voorgestelde ontwikkeling. De ethiek van een ideologie is daarom eerder een 'onvermijdelijkheidsethiek' ('het kan niet anders'). Gezien vanuit deze invalshoek blijken plots ook heden ten dage ideologieën nog volop werkzaam. Het ideologische mechanisme vertoont zich overal: eerst 'constateert' men bepaalde feiten en ontwikkelingen, vervolgens interpreteert men deze binnen een heel strak kader, waarna ze worden geëxtrapoleerd naar de toekomst. In allerlei sectoren worden vernieuwingsoperaties in gang gezet, waarbij de motivatie zelden inhoudelijk is bepaald maar vooral formeel-strategisch wordt omschreven: "dit moeten we doen, omdat we anders de meest recente ontwikkelingen missen". Ideologieën manifesteren zich steeds daar, waar men de volgende zinsconstructie hanteert: '( beperkte feiten constatering gevolgd door..), en daarom kunnen we niet anders dan ... (iets heel vervelends).' Er zijn drie klassen van zinsnedes, die in het eerste deel van de zin ingevuld kunnen worden en die elk een indicatie zijn voor de werkzaamheid van een ideologie. De eerste klasse van hedendaagse ideologische zinnen wordt gevormd door de uitspraken van het type 'De markt geeft aan dat ... en daarom ... enzovoort '. Het is de marktideologie, die zich hier manifesteert, die alle heil van de markt verwacht en verder de ogen sluit. De tweede klasse is de ideologie van de ontbrekende alternatieven. Hier luidt de openingsbijzin: 'Er zijn geen alternatieven, en daarom ... enzovoort '. Allerlei beslissingen worden niet inhoudelijk gemotiveerd men kan zelfs toegeven dat ze niet-wenselijk zijn - maar men weigert de mogelijkheid van alternatieven onder ogen te zien. De derde klasse duidt op de ideologie van de stuurloosheid. De openingsbijzin is hier iets als 'Je kunt dit soort zaken toch niet regelen, en daarom ... enzovoort '. De wetenschappelijke onderbouw hiervoor zoekt men vaak in de chaos-theorie. Volgens deze kunnen kleine oorzaken enorme, en volstrekt niet te voorziene gevolgen hebben. Er heeft onder invloed van deze ideologie een ongekende ontmanteling van sturingsmogelijkheden plaats gevonden, die maar deels te verklaren is als gezonde reactie op al te ver doorgeschoten sturingsmodellen. Deze ideologieën zijn momenteel minder herkenbaar, minder samenhangend uitgewerkt dan de vroegere grote ideologieën Maar ze manifesteren zich wel degelijk. De toenemende belangstelling voor het ethisch debat Het is reeds eerder aangegeven, naast de 'terugkeer van het middenveld' is er vandaag ook een toenemende belangstelling voor het maatschappelijk debat over de moraal. Er lijkt een nieuwe betrokkenheid bij vraagstukken over de betekenis van waarden en nonnen. Drie begrippen nemen in die publieke debatten een steeds belangrijker plaats in: verantwoordelijkheid, vertrouwen en integriteit. Managementgoeroe Peter Drucker beschouwt maatschappelijke verantwoordelijkheid als richtinggevend principe in de kennissamenleving van de 21ste eeuw. Fukuyama heeft een impuls aan het wetenschappelijke en maatschappelijke debat gegeven door de (economische) betekenis van vertrouwen ('trust ') te onderstrepen. Integriteit is het begrip dat wordt gebruikt om aandacht te vestigen op zorgvuldig, open en verantwoord handelen van instituties. De vraag blijft natuurlijk door welke morele intenties en overwegingen verantwoordelijkheid, vertrouwen en integriteit worden gevoed. Na het waardenrelativisme lijkt de tijd nu rijp voor een fundamenteel debat over de betekenis van waarden, de daaruit af te leiden normen en de concrete gevolgen hiervan. Waarden en normen blijven meestal onbenoemd. Kunnen waarden worden beperkt tot waarden waarbij het wederzijds welbegrepen eigenbelang voorop staat (de ander niet hinderen, respect voor andermans eigendommen, afzien van geweld en hinder) ? Of moet er veel meer gedacht worden aan relationele waarden? In dat tweede geval gaat het over vrijwillige inzet voor de ander, maatschappelijke betrokkenheid, de bereidheid om zich op te offeren, opkomen voor de ander ook al ondervind je zelf daarvan ogenschijnlijk enig nadeel. Vanuit dat perspectief ligt het voor de hand om meer werk te maken van de bevordering van solidariteit, verantwoordelijkheid en rentmeesterschap en van het bouwen van een samenleving waarin gerechtigheid geen holle term is maar juist een richtinggevend begrip. Omdat de overheid in de 21ste eeuw haar beleidsbeperkingen zal kennen (o.m. door internationalisering, informatieen communicatiestromen) en de marktsector tegenwicht biedende krachten behoeft (tegen 'shareholders values' ), zal een vitaal maatschappelijk middenveld hierbij een belangrijke bijdrage kunnen leveren. De behoefte om hierbij opnieuw wezenlijke christelijk-sociale denkbeelden te doordenken, te concretiseren en te praktiseren is groot. Nieuwe visies en het werken aan de opbouw van een vitale ‘civil society 'zijn gebaat met christelijk-sociale impulsen. Essentieel is dat voor een leefbare mondiale samenleving de 'morele dimensie' aan betekenis wint, waar nu het waardenrelativisme en het individualisme nog te duidelijk aanwezig zijn. De nadruk op de waardigheid van ieder mens, de bevordering van de samenwerking tussen mensen, de erkenning van de vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van maatschappelijke verbanden en het besef van transcendentie blijven voluit actueel. Het historisch gegroeide individualistische ethos - dat niet zelden werd beschouwd als een essentieel onderdeel van modernisme - kent zijn grenzen. De toekomst zal meer in het teken moeten staan van een relationeel ethos. Korte termijnstrategieën zullen het moeten afleggen tegen toekomstgerichte visies en oriëntaties Ecologische vernieuwing is een bittere noodzaak. Een centrale uitdaging waar het maatschappelijk middenveld nu voor staat is de bevordering van ‘voorzorg' in plaats van het eindeloos repareren van wat ervoor is misgegaan ('nazorg'). Er is veel bereikt, maar langzamerhand dringt het besef door dat er meer is tussen hemel en aarde. En dat het waardenrelativisme zal moeten teruggedrongen worden. Het denken in termen van individuen die via een sociaal contract zijn georganiseerd in de (nationals) staat zal voor een deel moeten worden omgebogen in de richting van betrokkenheid van mensen bij een vitale ‘civil society '. Tenslotte zal na alle processen van secularisatie en ontkerkelijking het Christendom opnieuw zijn waarde kunnen bewijzen als een richtinggevend moreel perspectief. Dat gebeurt dan niet meer in een verzuilde setting, wel in een wereld waarin het denken steeds meer gericht zal zijn op de betekenis van gemeenschappen, instituties, de 'civil society ' en waarden als verantwoordelijkheid, vertrouwen en integriteit. Dat vormt aan het begin van de 21ste eeuw zowel een hoopgevend perspectief als een cultuuruitdaging en niet in het minst voor de christen-democratie. Het einde van de politiek? Betekent dit alles 'het einde van de democratie' of nog 'het einde van de politiek'? In ieder geval gaat het om een ingrijpende gedaanteverandering van de politiek. Nationale staten zullen wel niet verdwijnen. Hun rol zal echter veel kleiner worden. En in ons beeld van wat politiek is, zal hoe langer hoe meer de geografische component terugwijken. Tegelijk blijft er wel iets wezenlijks behouden, namelijk de taak gerechtigheid tussen mensen te laten geschieden. Mensen tot hun recht, terecht te laten komen. Het grote gevaar voor mensen komt niet meer van een geografisch buiten, maar van de overheersing van bepaalde sectoren. De wijze waarop de internationale financiële wereld een heel continent als Afrika in een verstikkende houdgreep houdt, is ten diepste hemel schreiend. Het statenstelsel is volstrekt niet toereikend tegenover de overheersing van een aantal sectoren. Zou het denkbaar zijn dat politiek in de 21ste eeuw zich naast geografisch ook meer 'sectoraal' gaat organiseren? Dat politieke structuren een onderdeel gaan worden van maatschappelijke sectoren? Het zou kunnen betekenen, dat allerlei sectoren wereldwijd een soort publieke structuur ontwikkelen, die het voor die sectoren mogelijk maakt zich publiek te verantwoorden en publieke zelfregulering te kunnen toepassen. Het zou kunnen betekenen, dat in allerlei sectoren de strijd om controleerbaarheid en openbaarheid opnieuw moet gevoerd worden. Het zal moeten betekenen, dat wat nu nog een schimmig en semi-publiek lobbycircuit is, doorzichtiger wordt. Het zal moeten betekenen dat vele internationaal opererende sectoren van de samenleving niet alleen de mogelijkheid hebben om eigen belangen te verdedigen, maar ook bepaalde verplichtingen op zich moeten nemen en die intern na moeten komen. Politiek (tot dusver het handhaven van machtsevenwichten binnen en tussen staten) zal veeleer de betekenis gaan krijgen van het handhaven van machtsevenwichten tussen diverse levensterreinen (het economische - het sociale - het ecologische). Politiek zal ook sterk bestaan in het stimuleren van allerlei nationale en internationale netwerken tot serieuze zelfregulering door middel van ethische codes, beroepscodes, eigen tuchtrecht, enz. Politiek kan dit maar als zij een stevig bondgenootschap met het maatschappelijk middenveld aangaat. 6. Een middenveld in volle beweging Nu dat middenveld helemaal terug is, wordt het onmiddellijk geconfronteerd met een context die het naar een heel andere toekomst brengt. De digitale revolutie met de nieuwe informatie- en communicatietechnologie (ICT) leidt tot nieuwe manieren van communicatie: interactiever, beter inspelend op persoonlijke voorkeuren en niet langer gebonden aan van boven opgelegde structuren. Met ICT verbeteren de mogelijkheden voor de 'civil society 'om zichzelf te organiseren en te presenteren. Door de vereenvoudiging van onderling contact via ICT kunnen razendsnel, goedkoop en vrijwel zonder territoriale belemmering verbanden worden gecreëerd tussen mensen en organisaties met een specifieke belangstelling. De nieuwe techniek schept daardoor eerder meer niches dan minder. Nieuwe fora, nieuwe verenigingen, vertegenwoordigende en vrijwilligersorganisaties kunnen in korte tijd worden opgezet en tot wasdom gebracht. Het maatschappelijk middenveld gaat er eindeloos meer veelvormig op worden. Een bredere opvatting van ‘civil society ' maakt opgeld. De wijk- of toneelvereniging, postzegel- of postduivenclub biedt burgers meer geborgenheid dan een vrijblijvende organisatie als Greenpeace of de inmiddels quasi-commerciële middenveldorganisatie van weleer. Kleinere organisaties kunnen gemakkelijker omgaan met de noodzaak van flexibiliteit dan verbureaucratiseerde koepels. ICT brengt het verbeteren van onderling contact en externe presentatie binnen hun bereik. Kleinere organisaties krijgen nu de kans zich te emanciperen en maatschappelijk bepalend te worden voor de banden van burgers. leder kan daarbij zijn eigen forum kiezen, op ieder terrein een ander. De behoefte aan geïndividualiseerd aanbod neemt toe. In de kennissamenleving kiest de geëmancipeerde burger zelf zijn verbanden. Wie het oneens is, 'logt aan' bij een andere groep. Wat in de nieuwe economie de marktwerking heet en in de politiek de democratie, wordt in het middenveld het stemmen 'met de voeten'. Dit maakt dat middenveldorganisaties met afnemende inhoudelijke relevantie snel minder aanhang zullen krijgen. Andersom, wie op de juiste manier ten behoeve van burgers meeen vooruitdenkt, kan rekenen op snel groeiende aandacht, aanhang en maatschappelijk gewicht. Nieuwe middenveldspelers ontstaan snel en kunnen snel weer verdwijnen. De jonge generatie gaat niet op jaren '60-wijze de oude instellingen bestormen. Men richt eigen fora op, buiten de bestaande om of hoogstens daaraan gelieerd. Alleen als er geen alternatief blijkt wordt hier en daar een oude structuur opgeblazen en door een nieuwe vervangen of een bestaande organisatie tot nieuw platform omgevormd Niet hiërarchie en structuren worden uitgangspunt, maar ideeën contact en communicatie. Het primaat komt bij de burger - de 'bobo' heeft afgedaan. De samenleving ondergaat een ware transformatie. Een veelvormig netwerk ontstaat, waarbinnen gezag geenszins verdwenen is, maar wel ondergeschikt wordt aan communicatie. Het wordt diffuser en zal minder vanzelfsprekend van karakter zal zijn. Een netwerk waarin welhaast alles mogelijk is, in constant wisselende vormen. 7. Christen-democratische politiek een regenboogperspectief Ondertussen is wel duidelijk dat kritisch-ethische geluiden tegenover politiek en economie momenteel vooral komen van de kant van de 'civil society' - met name de NGO'S. Die NGO's zien zich geconfronteerd met formidabele tegenstanders, heuse ideologieën in nieuwe gedaante. Wat zou dit nu kunnen betekenen voor christen-democratische politiek? Ik probeer enkele consequenties aan te geven. Economie en politiek moeten zelf hun eigen normerende kaders ontdekken en in acht nemen. De 'civil society ' kan als ethische vaandeldrager niet alleen staan. De 'civil society ' is steeds meer een antenne geworden voor misstanden en mogelijke altematieven. Idealiter zouden de NGO's dan ook de grote luisterposten van een christen-democratische politiek kunnen zijn. Vervolgens kunnen de uitkomsten hiervan worden ingebracht in nationale en internationale politieke organen. Het opvangen en doorgeven van signalen van uitbuiting, onrecht, achterstand zal een belangrijke functie van een christendemocratische politiek zijn. Daarnaast zal men er niet omheen kunnen de diversiteit vanuit de 'civil society ' tegen elkaar af te wegen. Dit suggereert dat men daadwerkelijk vertegenwoordigers van de diverse NGO'S, vaak ' 'one-issue'-organisaties, bijeen roept om een meer integrale denkwijze te stimuleren en zo een soort 'regenboog-perspectief' te ontwikkelen. In die 'civil society' is veel christelijke inspiratie aanwijsbaar. Dat was het meest zichtbaar bij allerlei verenigingen die op een expliciet christelijke grondslag waren georganiseerd. Hun aantal neemt echter snel af. De nieuwe, NGO's zijn grotendeels geseculariseerd. Tegelijk is echter de laatste jaren ook duidelijk geworden, dat een kritische houding ten opzichte van de samenleving op lange termijn moeilijk is vol te houden. Hevig protesterende en fel demonstrerende 'wereldverbeteraars' van nog maar een jaar of twintig-dertig terug zijn nu volledig verzwolgen door de samenleving en hebben hun kritische opstelling laten varen. Kortom: de vraag naar, hoe iemand het volhoudt, is een hele wezenlijke. Uit welke inspiratiebronnen put men? Die vraag stel ik vanuit de overtuiging dat redenen, die gesteld kunnen worden in termen van 'zelfontplooiing', op lange termijn te zwak zijn om het engagement te dragen. Hierboven schreef ik over 'bevestiging' als basisimpuls (die een mogelijke vorm vindt in de 'civil society '. Wezenlijk voor deze impuls is uiteindelijk het besef, dat 'goed leven' te maken heeft met het inpassen van het eigen leven in een omvattend kader. In een kader dat niet van eigen makelij is. Of beter, de grondstructuur van bevestiging impliceert. Ons leven is niet in termen van 'zelf’ te vatten, maar dient opgevat te worden als een dialoog, een gesprek met alles en iedereen, die wij juist niet 'zelf’ zijn: God, kosmos, anderen. Slechts in deze dialoog kan iets als 'inspiratie' ontstaan. En vanuit christelijk perspectief is over de inhoud en de dynamiek van de fundamentele dialoog en over de belangrijkste Partner daarin veel te zeggen: de Schepper die zijn schepping in handen legt van mensen en benieuwd uitkijkt naar, wat zij ervan zullen maken. Dit aan de orde stellen van de inspiratiebronnen voor verzet is niet zomaar wat. Krachtige pretenties - ook vanuit nieuwe ideologieën kunnen alleen vanuit een diepe verworteling in een ander levensperspectief doorgeprikt worden. Een vernieuwde christen-democratische politiek nodigt de 'verloren zonen en dochters' weer uit. Die verloren zonen en dochters kwamen eerst in massief verzet kwamen tegen de bestaande samenlevingsorde. Vervolgens concreter maar tegelijk beperkter waaierden zij uiteen in vele 'one- issue's'. En nu lopen zij langzamerhand gevaar hun kritische inspiratie te verliezen en geheel in het systeem meegezogen te worden. 8.Ontmoeting met de politiek Tegen die achtergrond zullen de politiek in het algemeen en de christen- democraten in het bijzonder hun plaats opnieuw moeten bepalen. Voorlopig kabbelt de politiek voort en komt hoogstens met wat simplistische technische suggesties. De politiek weet kennelijk nauwelijks raad met de nieuwe mondiale netwerkmaatschappij. Zij verliest aan kracht, relevantie, en legitimiteit zolang het de nieuwe uitdagingen niet weet aan te gaan. De burger kiest zelf zijn manier van leven, informeert zich overal en maakt zelf zijn keuzes, wars van bestuurlijke hiërarchie privileges, patronages en achterkamertjespolitiek. De burger van de nieuwe samenleving ziet zichzelf geplaatst in talloze, overlappende en zich constant ontwikkelende netwerken. Telkens opnieuw moet hij zijn keuzes bepalen en telkens opnieuw zijn balans zoeken te vinden. Hij zal al snel ontdekken dat die balans op allerlei manieren kan worden samengesteld. Met combinaties die twintig jaar geleden nog onvoorstelbaar leken. Maar in het ICT-tijdperk hoeft de politiek zijn unieke rol van verschaffer en handhaver van wetten en regels niet kwijt te geraken. De politiek kan de uitkomst van het publieke debat uiteindelijk vervatten in breed gedragen regelgeving voor allen. Maar zijn regie en gezag moeten ook pro-actief zijn, door richting te geven met 'integrerend leiderschap'. Een slimme politiek en overheid vormen zich om tot systeemintegrator van onze samenleving. Zij brengen een continue variëteit aan belangenorganisaties, maatschappelijke thema's, problemen en mogelijke oplossingen bij elkaar. Zij verschaffen een publieke ruimte voor comrnunicatie en debat. Die publieke ruimte creëert men niet alleen door het optimaal gebruik van ICT. Ook organisatiestructuren en werkwijzen moeten (drastisch) worden aangepast. De ontmoeting met de politiek is dan, als vanzelfsprekend, niet op de eerste plaats gericht op het creëren van een machtsforum of op het verankeren van een blinde loyauteit. Wel moeten bij die ontmoeting inhoud, kwaliteit en eigenheid en herkenbaarheid de beslissende criteria zijn. Een politieke partij kan dan een forum zijn, een platform waar mensen elkaar vinden en discussiëren,waar ze bereid zijn om te praten, en van waaruit ze ook samen willen ageren Op zo'n forum kunnen de politici en mensen uit dat maatschappelijk middenveld hun inzichten toetsen, een onderlinge doorstroming en verbreding van kennis bevorderen, gezamenlijk werken aan een nieuwe dragende generatie. In de mate dat inhoud, kwaliteit en eigenheid vooropstaan zal cen dialoog groeien voorbij de verzuiling. Ook voorbij de soms toch wel valse schaamte. Daaruit kan een politieke agenda worden ontwikkeld, goed gericht, deskundig en met een 'eigen kleur' verwoord. Politiek wordt zo opgevat als een kans om discussie te voeren De diverse fora kunnen zo dan vergeleken worden met kwaliteitskranten. Ook politieke partijen kunnen vanuit hun onderling niet-identieke eigenheid kwaliteit leveren. Voor de christen-democratie ligt het doel in een 'eigenzinnig', 'eigen' platform, waar "haar themata" aan bod komen. Zo moet het mogelijk zijn om, in welke politieke context ook, geëngageerde mensen samen te brengen. Een partij, een forum, een platform kan zo ook 'in de oppositie' zin hebben. Het contact met de 'achterban' blijft, de 'resultaten van de discussie' kunnen in het parlement naar voren worden geschoven. Vraag is of er bij zo'n forum geen gevaar van kleurloosheid dreigt. Om dit te vermijden zal men platforms moeten creëren waar de diverse verhalen met elkaar kunnen botsen. De politiek zal niet zozeer het uiteindelijke oordeel vellen, dan wel bemiddelen. Zo wordt een politieke partij geherdefinieerd als een 'eigenzinnig, kwaliteitsvolle platform voor politieke discussie, agendavorming en behartiging'. En als een communicatiekanaal. De heterogeniteit van levenssferen - en daarmee de heterogeniteit van de bij elke sfeer horende normativiteit - vergt voortdurende waakzaamheid om die te behoeden en te kanaliseren. Een christendemocratische politiek kan vanuit haar eigen mens-, maatschappij- en werkelijkheidsbeeld voortdurend de vinger leggen bij structurele eenzijdigheden in de ontwikkeling van de samenleving. Zij kan zo enigszins helpen voorkomen, dat de beterogeniteit van het menselijk bestaan alleen maar als storende factor in een steeds weer naar homogeniteit naar eenvormigheid afglijdende samenleving verschijnt. Eenvormigheid is de vloek van het moderne leven. "Hoe meer perspectieven, hoe rijker de wereld voor mensen kan worden." 9. Naar een nieuw type partij Politiek en overheid hoeven dus niet te marginaliseren. Maar ze moeten dan wel af van de starre, gesloten structuren waarin zij zich tot nu toe veelal laten vangen. Vooral de politiek bestuurlijke cultuur van politieke partijen, zoals die in hun organisatie en in de opbouw van de besluitvorming tot uiting komt, heeft zichzelf overleefd. Er is dan ook nood aan nieuwe organisatie- en werkvormen, weg van een achterhaalde en sterk verticale en hiërarchische opbouw. In ondernemingen en niet- politieke organisaties heeft men al geruime tijd ingezien dat voor een beter functioneren het afbreken van piramidale structuren dringend noodzakelijk was. Dat sluit aan bij de enorme behoefte in de samenleving om zich te ontworstelen aan de oude koepels en instituties. Deze tracht men in te ruilen voor netwerken die relevant en passend zijn voor specifieke situaties. Voor de politiek heeft dit verregaande consequenties en één en ander is niet zonder risico. Netwerken en fora kunnen dan wel een partij 'van onderuit' bevruchten, maar zij kunnen nooit de finale besluitvorming binnen een partij vervangen. Maar dit kan dan weer niet betekenen dat de dialoog en het overleg met het maatschappelijke middenveld wordt verlaten! Wel moet het maatschappelijk middenveld, waarmee het gesprek wordt aangegaan, worden opengebroken, verruimd en verfijnd. Het hele reservoir van toewijding en vrijwilligheid moet worden aangesproken. De 'civil society ' moet er zich van haar kant wel voor hoeden een geheel in zichzelf gekeerde sector van 'bevestigings-ervaring' te zijn. Deze sector wordt dan 'hyper-ethisch': er worden allemaal schone idealen gedebiteerd, zonder dat er veel erkenning is van de eigen plaats van economie of politiek. Het middenveld kan ook een andere weg gaan, namelijk die van de dialoog en het debat met de politiek. Dat doen alvast de 'traditionele' sociale bewegingen. Politiek bedrijven behelst voor hen belangenbehartiging en machtsuitoefening. Zij beseffen dat zonder belangenbehartiging en machtsuitoefening geen structurele maatschappelijke veranderingen mogelijk zijn. Op basis van goede bedoelingen alleen buigt men de samenleving niet om in een of andere richting. Wie zich inzet voor betere en betaalbare huisvesting, voor een verkleinen van de afvalberg, voor het uitsluiten van armoede en uitsluiting, voor degelijke arbeidscontracten, heeft niet genoeg aan goede voornemens, maar moet de weg van beïnvloeding en machtsuitoefening uit. Een strategie van louter mentaliteitsverandering is onvoldoende om maatschappelijke veranderingen te bewerken. Deelname aan de bestaande orde teneinde van binnenuit naar verandering te streven, is nodig. Maar die beleidsbeïnvloeding en machtsuitoefening behoeft reflectie, zodat er geen sprake kan zijn van machtsuitoefening die er alleen op uit is zichzelf als vereniging te versterken. Verenigingen en zeker sociaal geïnspireerde organisaties staan voor de dubbele uitdaging om zich te bewegen op een terrein dat zich uitstrekt van de behartiging van de belangen van de eigen (doel)groep tot het nastreven van een bredere maatschappijverandering. Het gevaar om te zeer bij 'belangenbehartiging' te blijven steken, doet zich zonder twijfel meer voor bij belangenorganisaties die vooral de belangen van die mensen behartigen, die heel goed hun eigenbelang kunnen formuleren en articuleren. Minder gevaar om het maatschappijveranderende uit het oog te verliezen, lopen die (meer zeldzame) verenigingen die zich inzetten voor de belangenverdediging van mensen die niet in staat zijn zelf op te komen voor eigen noden en behoeften: laaggeschoolden, zwakbegaafden, etnische minderheden, armen, ... . Het is duidelijk dat ook die laatst genoemde verenigingen een beroep zullen moeten doen op de combinatie van belangenbehartiging en machtsuitoefening om tot een structurele maatschappijverandering te kunnen komen. Natuurlijk moet de drijvende kracht van verenigingen erkend worden.Voor iedere vereniging of middenveldorganisatie een kritische en waakzame houding (en evaluatie) van partijpolitieke bindingen een hoog goed. AI even duidelijk is dat belangstelling voor het politieke bedrijf en zorg voor de gemeenschap vanuit die verenigingen een 'conditio sine qua non ' is. Op die manier kunnen 'civil society ' en politiek dan ook elkaar versterken in de confrontatie met de nieuwe ideologieën waar economie en 'marktdenken' niet ver weg zijn. 10. Opstapjes naar de praktijk - Van Aeropolis naar Elba? De samenleving is dus echt wel volop in beweging. Aan de ene kant wordt alles nu georganiseerd, en wel op een professionele wijze. Aan de andere kant hebben de burgers wat afstand genomen van het gemeenschapsleven en zijn organisaties, vooral dan waar het gaat om de traditionele organisaties. Velen trekken zich terug in hun private levenssfeer. De band met het georganiseerde gemeenschapsleven wordt alleszins wat losser. De overheid kan zich hierbij neerleggen. Dan maakt ze een samenleving met aan de ene kant des-kundige en betaalbare voorzieningen, en aan de andere kant kritische, maar tevreden consumenten. Dit is de liberale optie. De overheid kan ook trachten de band tussen de organisaties en de burgers te versterken. Ze kan trachten van de voorzieningenstaat een leefbare gemeenschap te maken. Met burgers die zelf verantwoordelijkheid opnemen bij de organisatie van de voorzieningen. Dat is de keuze van de christendemocraten. Daarvoor moeten er verschillende maatregelen worden genomen. Vooreerst moet de overheid de burgers ertoe stimuleren zelf verantwoordelijkheid te nemen bij de organisatie van het maatschappelijk leven. Ze moet hen daartoe alle kansen geven. Maar ze moet daarbij ook voldoende eisen stellen om het democratisch gehalte van hun optreden te waarborgen. Daar waar de burgers zelf geen of te weinig initiatief nemen, moeten de voorwaarden geschapen worden om dit mogelijk te maken : bijvoorbeeld via infrastructuur, professionele ondersteuning, werkingsmiddelen. Daar waar de burgers wel samen initiatieven nemen, moeten ze bij de besluitvorming van de overheid betrokken worden. Bovendien moet er nagegaan worden welke taken de overheid aan die initiatiefnemende burgers kan delegeren. Aan elke samenwerking tussen overheid en particulier initiatief moeten voorwaarden gekoppeld worden. Ik noem er enkele: - de organisaties en instellingen moeten de maatschappelijk overeengekomen kwaliteit en output realiseren ; - de identiteit die zij claimen mag niet triviaal zijn. Hij moet hen onderscheiden en functioneren op een wijze die verder reikt dan een verwijzing naar een 'gevoel' of een 'verleden'; - er moet onder de medewerkers voldoende draagkracht en loyauteit worden gevonden; - er moet een voldoende rnaatschappelijk draagvlak voor bestaan, d.w.z. er moet een voldoende belangstelling en waardering zijn voor het aanbod. Bovendien moeten er voorwaarden worden gesteld in verband met de interne democratie van de organisaties en met een zin voor ruimere verantwoordelijkheid die de grenzen van de eigen organisatie overstijgen. De verschillende zelf-organisaties mogen niet opgesloten blijven in een corporatistische solidariteit. Ze moeten onderling overleg plegen, en samenwerking tot stand brengen. Overlegorganen of samenwerkingsverbanden op een hoger niveau moeten dus bevorderd worden. Dit kan gebeuren door het stimuleren van informeel en persoonlijk overleg, door de organisatie van zogenaamde "gedocumenteerde gesprekstafels", door de oprichting van formele overlegorganen, door het bevorderen van gezamelijke verantwoordelijkheden. De politieke besluitvorming rnoet zodanig hervormd worden, dat er op zoveel mogelijk domeinen een soort "plannen met z'n allen" kan opbloeien: o.m. door een grotere openheid en openbaarheid van bestuur; door het voorzien in een soort 'de commodo et incommodo 'een termijn waarin betrokkenen geïnformeerd worden en mogelijke bezwaren kunnen kenbaar maken - bij de besluitvorming in de verschillende beleidssectoren; door in elke besluitvorming een fase van samenspraak te voorzien. Er is nog een andere belangrijk aspect, nl. de recrutering en lijstvorming en de besluitvorming bij de christen-democraten. De zogenaamde standsorganisaties hebben hierop altijd een grote en rechtstreekse invloed gehad, ook al wordt die sinds kort versneld teruggedrongen. Velen ergeren zich aan die situatie. Wellicht omdat ze bij die organisaties teveel corporatisme bespeuren, of omdat teveel levensdomeinen en beleidsaccenten aan de bekommermissen van deze organisaties ontsnappen. Vooreerst, wie moeten ze recruteren in hun besturen, werkgroepen, bij de lijstvorming en voor hun omkadering? Deskundige mensen natuurlijk. Maar die deskundigheid is niet alleen intellectueel te definiëren Er is ook nood aan mensen die goede banden hebben met het maatschappelijk middenveld. Mensen die dat met een positieve ingesteldheid kunnen benaderen. Want de belangen waarvoor men daar opkomt zijn vaak rechtmatig en verdienen dan ook met verve verdedigd te worden. Mensen die zich zo voor een groter belang, een groepsbelang willen inzetten, horen eigenlijk thuis in de christen- democratie. De organisaties in het middenveld zijn ook vaak op zoek naar gesprekspartners in de politiek Ze willen niet alleen gehoord worden, maar ook verstaan worden. M.a.w. ze willen er vrienden en betrouwbare bondgenoten vinden. Daarom ook moet er bij de christen-democraten plaats zijn voor dergelijke "woordvoerders". Er moet echter ook ruimte zijn voor generalisten. Voor bruggenbouwers. Voor mensen die de verschillende organisaties kunnen overstijgen en daarom samenbrengen, die de dialoog levendig kunnen houden. Er is nood aan mensen die niet zonder meer "standenloos" zijn, maar die zich in meerdere organisaties en standen thuis voelen. Op de tweede plaats moeten de christen-democraten blijven voor ogen houden dat er meer is dan enkele socio-economische koepelorganisaties. Er is ook de wereld van het onderwijs, van de welzijns- en de gezondheidszorg, van de zorg om milieu en natuur, van de jeugd, de sportievelingen enz. Ook deze organisaties moeten bij de christen- democraten een politieke stem krijgen. Dit alles betekent echter niet, dat de christen-democraten de recrutering en de lijstvorming aan deze organisaties mogen overlaten. Zij moeten zelf hun bestuursleden en mandatarissen recruteren. Volkomen autonoom. Maar zij kunnen dat wel doen in samenspraak, in overleg en in vriendschap met vele zichzelf organiserende burgers. Die vriendschap ontstaat niet in verkiezingsperioden, ze trotseert ze. Tenslotte moeten verkozen bestuursleden of mandatarissen hun particuliere solidariteit niet opzeggen. Integendeel. Juist vanuit de blijvende band met specifieke groepen en organisaties blijft ook hun verantwoordelijkheid vlees en bloed hebben. De christendemocraten zenden niemand uit om een abstracte samenleving te besturen. Christen-democratische fora In voorgaande ligt de keuze voor om de christen-democratie te ontwikkelen als een forum-beweging, met vele plekken - fora - van gesprek en ontmoeting en waarbij de werking (mee) wordt bepaald vanuit het middenveld. Tot wie richten die fora zich? Zij richten zich in geen geval uitsluitend tot CVP'ers. Ook christendemocraten die zich in de 'diaspora' bevinden dienen te worden aangesproken. De fora richten zich zeker ook naar de ontgoochelden die al dan niet gekwetst de CYP de rug toekeerden. Meer nog, die fora kunnen zich richten tot iedereen die zich vanuit een breder perspectief engageert en afstand neemt van het eigenbelang. Die fora zijn bijgevolg per definitie meer dan een conglomeraat van particuliere belangen.Zij staan open voor de hele buitenwereld en zeker voor groepen en verenigingen die in het maatschappelijk middenveld actief zijn. Toch moeten die fora zich autonoom opstellen en mogen zij hun standpunten niet laten bepalen door machts- en belangenaspecten. Van om het even welke gesprekspartner kan niet worden geduld dat hij die fora gaat patroneren of kolonialiseren. De christen-democratie moet in deze context het oog richten zowel op bewegingen met een langer verleden als op nieuwe bewegingen. De christen-democratie moet zijn contacten binnen en buiten de christelijk geïnspireerde bewegingen versterken, de eisen van deze organisaties op het politieke forum brengen en het voortouw nemen i.v.m. wetgevend werk terzake. Bij het opzetten van die fora lijkt het in eerste instantie belangrijk om volgende groepen erbij te betrekken: - mensen uit de CVP, die intern gezagvol, maar ook open en creatief zijn; experten die deskundig zijn in de problematiek "middenveld en politiek"; het middenveld in zijn brede diversiteit: jongeren- en jeugdbewegingen, welzijnsorganisaties, derdewereld- en ontwikkelingsorganisaties, sociaal- economische organisaties en bewegingen, organisaties die actief zijn op het vlak van gezondheid, vrijwilligerswerk milieu-organisaties, (sociaalculturele) verenigingen, onderwijsactoren, vredesorganisaties enz. Van de vertegenwoordigers vanuit het middenveld mag worden verwacht dat ze over een ruim mobiliseringskanaal kunnen beschikken, niet alleen in de richting van consumenten, maar vooral in die van vrijwilligers, militanten en "actieven" die ook mobiliserend actief zijn. Het rechtstreekse gesprek, de rechtstreekse discussie met het (midden)veld moet vooropstaan. Want die levert net iets meer op qua bevlogenheid, idealen, gedrevenheid. Dergelijke gesprekken kunnen op diverse niveaus, maar het liefst toch op lokaal of regionaal niveau, dicht bij de mensen, dicht bij hun leefwereld. Deze optie heeft des te meer zin bij de vaststelling dat ook het middenveld steeds meer wordt ingevuld door kleinere organisaties die heel lokaal voor geborgenheid zorgen (wijkof toneelverenigingen, postzegel- of postduivenclubs, etc ... ). Wat is dan de bestaansreden van die christen-democratisch fora ? Zij willen zonder berekening en met een grote openheid van geest een debat voeden over de bijdrage van de christen-democratie in de toekomstige ontwikkeling van onze samenleving en vooral over de concrete politieke toepassing daarvan. Zij willen hierbij een bron zijn van creativiteit en van een intense intellectuele activiteit die ontstaat door de uitwisseling en kruisbestuiving van visies en ideeën Finaal wil dit geheel van fora zijn inzichten en ideeën laten samenvloeien en zo een samenhangend maatschappelijk project uittekenen. De fora moeten dan ook tegelijk pragmatisch te werk gaan en met een grote openheid van geest luisteren. Zij zijn overtuigd van de opportuniteit van een open en constructieve dialoog, zonder agressiviteit en negativisme. Anderzijds kiezen zij voor een dynamiek die even volhardend als sereen is en waarbij het algemeen belang voorrang krijgt op individuele belangen. Het komt erop neer om een positieve invloed uit te oefenen op een harmonieuze evolutie van de samenleving. Waaruit bestaan de activiteiten van die fora? Die leggen zich toe op debat, studie en bezinning en zelfs actie. Zij werken concrete voorstellen uit voor alle relevante beleidsdomeinen. Zij doet hierbij dus een beroep op krachten uit de economische, sociale, politieke, culturele en wetenschappelijke wereld. Zij organiseren regelmatige ontmoetingen en contacten met mensen uit de meest diverse milieus: de politieke wereld, de economische en sociale milieus, de culturele milieus, het verenigingsleven, enz.. Uiteenzettingen en voordrachten leiden tot een brede uitwisseling van opinies en een verspreiding van de ideeën van de fora over alle lagen van de samenleving. De organisatie van colloquia moet een breed debat voeden over thema's die vanuit christen-democratisch oogpunt relevant zijn. In vrije tribunes, opinievormende artikels gaan de leden van de fora het debat aan met een breder publiek. Een tijdschrift kan het christen-democratische denken voeden en activeren. Zo'n tijdschrift moet dan zowel historisch-analytisch als toekomstgericht en internationaal georiënteerd zijn. Het moet verkennen, grenzen aftasten en opiniëren. Het zal aandacht vragen voor de relevantie van de christen-democratische beginselen in politieke en maatschappelijke vraagstukken. Het zal de politieke actualiteit op de voet volgen en verder op zoek gaan naar de trends in het politieke en maatschappelijke gebeuren. Tenslotte, wat motiveert de deelnemers aan de christen-democratisch fora om zich te manifesteren? Vandaag zijn de kansen op een daadwerkelijke hernieuwing nog altijd reëel Het komt er vooral op aan om constructief en zonder uitzichtloos pessimisme aan de toekomst te bouwen. De christendemocratie moet haar echte mogelijkheden opnieuw leren kennen en de nodige middelen aangrijpen om dit uit te dragen en zo bij te dragen tot de politieke en maatschappelijke vernieuwing. In deze optiek is het van wezenlijk belang om economische, sociale en culturele krachten te sensibiliseren, ze te overtuigen van de noodzaak om over persoonlijke en groepsbelangen heen toekomstgerichte opties vast te leggen en op deze basis adequate keuzes te maken. Wie aan de christen-democratische fora deelneemt, wil niet zwijgen of zich terugtrekken in het gemak van de persoonlijke gemoedsrust. Roeselare, 12 november 2000 Luc Martens *Het totale lappendeken van deze organisaties en initiatieven duidt men de laatste tien jaar wel aan met de term ‘civil society’ – waarvoor het Nederlandse "burgerlijke samenleving" in elk geval geen gelukkige vertaling is. Als ‘middenveld’ wordt gedefinieerd als ‘ het geheel van de maatschappelijke organisaties en verbanden met eigen taken, ideeën en doelstellingen, gedragen door een achterban en in beginsel onafhankelijk van markt en overheid, dan lijkt ‘middenveld’ wel het beste Nederlandse equivalent voor ‘civil society’. Bibliografie Balkenende J.P., De toekomst van het middenveld en het primaat van de politiek, in Christen Democratische Verkenningen, 1997/4 Balkenende J.P., De waarde van het maatschappelijk middenveld, het middenveld en de waarden, in De kunst van het leven – de cultuuruitdaging van de 21ste eeuw, 1999 Buijs G., De toekomst van de (christelijke) politiek, in De kunst van het leven – de cultuuruitdaging van de 21ste eeuw, 1999 Draulans V.J.R., Christelijke organisaties kunnen een toekomst hebben, in Christen Democratische Verkenningen, 1995/2 Elchardus M., Hooghe M., Smits W., Tussen burger en overheid, een onderzoeksproject naar het functioneren van het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen, Tor Rapport nr. 2000/5, Brussel 2000 Martens L., Een forum voor christen-democraten, onuitgegeven nota, Brussel 1992 Martens L., Het réveil van de Vlaamse Christen-democraten,: bloem met veel blaadjes, in De Gids op Maatschappelijk Gebied, 91/2000 Moreels R., De utopieën van de christen-democratie, onuitgegeven nota, Brussel, jan.2000 Smits J., Pleidooi voor een zindelijk verzuilingsdebat, onuitgegeven nota, Brussel De Weger M.J. en Veldkamp C.C.J., Nieuwe tijden, nieuwe vormen voor politiek en bestuur in de kennissamenleving, in Christen Democratische Verkenningen, 2000/5