Chemotherapie en doelgeriChte therapie

advertisement
Supplement informatiewijzer oncologie
Chemotherapie en
doelgerichte therapie
Inhoudsopgave 1. Wat is chemotherapie en doelgerichte therapie?
1.1 Wat is chemotherapie?
1.2 Wat is doelgerichte therapie?
1.3 Wisselwerking met andere medicatie en voedingsmiddelen.
2. Kuurinformatie
2.1 Griepspuit
2.2 Gebruik van kruiden of supplementen
3. Voeding
4. Mondverzorging
5. Bijwerkingen:
5.1 Verandering aan haar, huid en nagels
5.2 Invloed op de wondgenezing
5.3 Invloed op de werking van het beenmerg
5.4 Verminderde energie en/of vermoeidheid
5.5 Veranderingen aan het mondslijmvlies
5.6 Invloed op smaak en geur
5.7 Invloed op maag-darmkanaal
5.8 Misselijkheid en braken
5.9 Invloed op seksualiteit, vruchtbaarheid en mogelijk menstruatie
5.10 Emotionele veranderingen
5.11 Invloed op zintuigen
5.12 Invloed op bepaalde organen
6. Omgang met orale medicijnen (in te nemen via de mond)
7. Veiligheid rondom doelgerichte therapie en chemotherapie
8. Invullijst bijwerkingen
Bijlage: Mondverzorging bij de behandeling van kanker
Extra pagina (ONC-206): Wanneer moet u contact opnemen?
Deze informatie voor patienten is met de grootste zorg samengesteld. Het betreft
algemene informatie. Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
© Jeroen Bosch Ziekenhuis / www.jeroenboschziekenhuis.nl
(ONC-250, uitgave november 2016)
1. Wat is chemotherapie en doelgerichte therapie?
De behandeling die uw arts heeft voorgesteld, is een combinatie van doelgerichte
medicatie en chemotherapie. Hieronder leest u wat het verschil is tussen die twee. Dit
supplement is speciaal geschreven voor patiënten die starten met deze combinatie
van medicijnen.
1.1 Wat is chemotherapie?
Chemotherapie is de behandeling van kanker met speciale medicijnen. Deze medicijnen heten cytostatica. Het doel van deze medicijnen is de deling van cellen te stoppen. Hierbij worden vooral snelgroeiende cellen beschadigd. Kankercellen delen zich
meestal vaker en sneller. Deze cellen zijn daardoor gevoeliger voor cytostatica. Ook
gezonde cellen worden door cytostatica geremd. Vooral cellen en weefsels die snel
groeien, zoals het beenmerg, de slijmvliezen en de haren worden aangetast door de
chemotherapie. Hierdoor kunnen bijwerkingen ontstaan. Deze zijn meestal van tijdelijke aard. Gezonde cellen herstellen zich meestal sneller dan kankercellen. 1.2 Wat is doelgerichte therapie (Targeted Therapie)?
Bij doelgerichte therapie krijgt u een behandeling met zogenaamde doelgerichte middelen. Met deze middelen proberen we kankercellen meer doelgericht te remmen in
hun groei, en hierbij minder schade aan te richten bij gezonde cellen. Er zijn verschillende soorten middelen die onder doelgerichte therapie vallen. Uw behandelaar stelt
vast welk doelgericht middel in uw situatie het meest geschikt is.
Doelgerichte therapie kan ook als enige behandeling worden gegeven. Dit noemen we
monotherapie.
Doelgerichte therapie kan op verschillende manieren werken:
• Door de kankercellen direct te doden.
• Door de kankercellen ‘zichtbaar’ te maken voor het eigen afweersysteem. Het eigen
afweersysteem zal de kankercellen vervolgens vernietigen.
• Door het aanmaken van nieuwe bloedvaten door de tumor te verstoren. De tumor
krijgt geen voeding en zuurstof meer waardoor de kankercellen afsterven.
• Door in de kankercellen de groei te verstoren.
Doelgerichte therapie kan op verschillende manieren worden toegediend: via een infuus of via tabletten/capsules (oraal). Uw behandelaar vertelt u meer over de behandeling als geheel, over de toedieningsvorm en de duur van de therapie.
1.3 Wisselwerking met andere medicatie en voedingsmiddelen
Voor de start van de doelgerichte therapie en chemotherapie is het belangrijk dat u
aan uw arts of verpleegkundig specialist oncologie vertelt welke medicatie u gebruikt.
Dit geldt ook voor medicatie die u zonder recept hebt verkregen, voor vitaminen,
mineralen, supplementen, kruidengeneesmiddelen (bijvoorbeeld St Janskruid) en
homeopathische geneesmiddelen.
Bepaalde voedingsmiddelen zoals grapefruit(-sap) kunnen de werking van het doelgerichte medicijn beïnvloeden. Ook het roken van sigaretten is van invloed. Overleg
altijd met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist oncologie, ook als u iets
verandert in het gebruik van medicijnen en supplementen.
2. Kuurinformatie
U krijgt mondeling en schriftelijk informatie over de behandeling die u gaat krijgen.
Dit noemen we de specifieke kuurinformatie. Hierin vindt u ook het schema van de
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 2 van 21
behandeling en de wijze van toediening. Verder staan de bijwerkingen beschreven die
u specifiek van dit middel kunt verwachten. Deze kuurinformatie wordt ingevoegd in
de informatiewijzer.
2.1 Griepspuit
Als u tijdens de behandeling van kanker een inenting wilt tegen griep (via de huisarts),
dan is hier geen bezwaar tegen. Bij Rituximab-houdende kuren mag u geen griepvaccinatie in het jaar dat u Rituximab heeft gekregen.
2.2 Gebruik van kruiden of supplementen
Wilt u tijdens uw behandeling gebruik maken van kruiden of supplementen? Overleg
dit dan altijd met uw arts of de verpleegkundig specialist. Sommige kruiden en supplementen kunnen de werking van de behandeling namelijk beïnvloeden.
Meer informatie is te vinden op de engelstalige website van het Memorial Sloan
Kettering Cancer Center: Website https://www.mskcc.org/cancer-care/treatments/
symptom-management/integrative-medicine/herbs/search
3. Voeding
Het is belangrijk dat u tijdens de totale behandeling in een zo goed mogelijke
voedingstoestand blijft. Mede daardoor zult u zich minder snel vermoeid voelen.
Een goede voedingstoestand helpt uw weerstand tegen infecties op peil te houden.
Bovendien bevordert een goede voedingstoestand ook het herstel van de gezonde
weefsels.
• U hoeft geen speciaal dieet te volgen tijdens de behandeling. Probeer gevarieerd en
gezond te eten. Maar als dat niet lukt, dan kunt u gerust enige tijd datgene eten wat
u het best bevalt.
• Uw lichaamsgewicht is een graadmeter voor uw voedingstoestand. Een kleine
schommeling in het gewicht is normaal, maar het is niet de bedoeling dat u gaat
afvallen of juist overgewicht gaat krijgen. Bespreek in dat geval of doorverwijzing
naar een diëtist nodig is. Weeg uzelf één maal per week en vul uw gewicht in op de
invullijst bijwerkingen, achterin dit supplement. • Bij gebruik van een gezonde en gevarieerde voeding is het gebruik van extra vitamines en/of mineralen niet nodig.
• Bepaalde voedinsgmiddelen zoals visolie, vette vis, groene thee en citrusvruchten
kunnen de werking van chemotherapie beïnvloeden. U kunt op de website
www.voedingenkanker.info nakijken of voedingsmiddelen ook op uw behandeling
effect hebben.
Als u vragen over uw voeding of uw voedingstoestand heeft, kunt u terecht bij de
diëtist. Hiervoor heeft u een verwijzing nodig; vraag deze aan de behandelend arts of
aan de verpleegkundig specialist oncologie.
Meer informatie:
Brochure KWF ‘Voeding bij kanker’
Hoe kunt u uw voeding energie- en eiwitrijk maken als u minder eetlust heeft?
• Pas de grootte van de maaltijd aan uw eetlust aan.
• Eet meerdere keren per dag een kleine portie, bijvoorbeeld om de twee uur.
• Breng zoveel mogelijk afwisseling aan in uw voeding, eet zo gevarieerd mogelijk.
• Kies voor volvette producten zoals volle melk, volle yoghurt, roomboter, Goudse of
buitenlandse kaas.
• Gebruik ruim boter en extra veel beleg op uw boterham.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 3 van 21
• Gebruik tussendoor eens een plakje cake, mueslireep, tosti, puddingbroodje, een
schaaltje (slagroom)vla, (Griekse) yoghurt, stukje (Franse) kaas, stukje worst,
slaatje, roomijsje, tweedrank, chocolademelk, yoghurtdrink, cappuccino of latte
macchiato/ koffie verkeerd.
• Eet als u trek heeft, ook al is dit op een vreemd moment, bijvoorbeeld ’s nachts.
4. Mondverzorging
In normale omstandigheden vormt het mondslijmvlies een bescherming tegen het
binnendringen van allerlei bacteriën, schimmels en virussen die in de mond voorkomen. Door de behandeling verliest het mondslijmvlies deze beschermende functie.
De behandeling kan de gezonde toestand van uw mondslijmvlies aantasten. Hierdoor
kunnen wondjes in uw mond ontstaan. Bovendien heeft de behandeling tot gevolg dat
uw afweer vermindert, waardoor u extra vatbaar bent voor infecties. Om deze kans te
verminderen, is een goede en regelmatige mondhygiëne van belang. Als u een bezoek
aan de mondhygiëniste wilt plannen overleg dit dan eerst met de verpleegkundig
specialist. Meer informatie:
Bijlage: Mondverzorging bij de behandeling van kanker
5. Bijwerkingen
Er zijn verschillende middelen die onder de doelgerichte therapie met chemotherapie
vallen. De bijwerkingen die u mogelijk ondervindt, zijn afhankelijk van het soort medicijn, de dosering, de manier van toedienen en de combinatie met andere medicijnen.
Of u last krijgt van bijwerkingen is niet te voorspellen. Iedere patiënt reageert anders
op de behandeling, ook al is deze hetzelfde. De meest voorkomende, algemene bijwerkingen staan hieronder beschreven. In de specifieke kuurinformatie leest u welke
bijwerkingen specifiek voor dat middel gelden. 5.1 Verandering van haar, huid en nagels 5.1.1 Verandering in haargroei en haar
Wat merkt u?
Een paar weken na de start van de behandeling kunnen er bepaalde haarveranderingen ontstaan, zoals:
• Langzame groei van hoofd- en baardhaar.
• Donshaargroei in het gezicht.
• Extreme groei van wimpers en/of wenkbrauwen.
• Haaruitval of dunner wordend hoofdhaar.
• Droog/broos hoofdhaar.
• Haarpijn bij de verzorging van het haar of tijdens het liggen.
Wat kunt u zelf doen?
Verzorg het haar voorzichtig. Dit houdt in:
• Droog het haar voorzichtig. Gebruik zo min mogelijk
de föhn en zet deze niet te heet.
• Gebruik een milde shampoo (een shampoo is mild
als de PH-waarde neutraal is; dit staat vermeld op
de verpakking).
• Laat het haar niet permanenten of verven.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 4 van 21
En verder:
• Wenkbrauwen kunt u eventueel voorzichtig bij (laten) knippen.
• Wimpers mogen niet geknipt worden. Is er sprake van extreme groei waardoor u
onder andere irritatie van het oogslijmvlies ervaart? Neemt u dan contact op met
de verpleegkundig specialist oncologie.
• Hoofdhuidmassage kan verlichting bieden bij haarpijn.
• U kunt deelnemen aan de workshop ‘Look Good, Feel Better’. Informatie hierover
kunt u vinden op de website www.lookgoodfeelbetter.nl of vraag ernaar bij de verpleegkundig specialist oncologie.
• Zie ook het supplement ‘Haarverzorging en haaruitval’ en het supplement ‘Uiterlijke
verzorging’. Hierin staan tips en adviezen.
5.1.2 Invloed op de huid
Wat merkt u?
Droge huid en jeuk:
U kunt last krijgen van een droge huid. Dit kan gepaard gaan met jeuk. Door de droge
huid kunnen schilfers en kloven ontstaan aan de handen, ellebogen en voeten.
Kloven en blaren:
Er kunnen kloven en (diepliggende) blaren in uw handpalm en onder uw voetzolen
ontstaan, die pijnlijk zijn bij dagelijkse activiteiten. We noemen dit hand/voet/huid
reactie. De blaren zullen bij herstel gaan vervellen.
Wat kunt u zelf doen?
• Vermijd heet water (afwassen, langdurig douchen, hete baden).
• Een goede huidverzorging tijdens de behandeling is aan te bevelen.
• Vermijd te veel druk op de voeten zoals joggen, aerobics, wandelen, springen,
strakke schoenen, hoge hakken.
• Gebruik geen gereedschap waarmee u met de hand druk moet uitoefenen op een
hard oppervlak (tuingereedschap, huishoudelijk gereedschap, keukenmessen).
• Vermijd wrijven, zoals massage, stevig inwrijven van lotion.
• Koel met ijskompressen, 15 à 20 minuten per keer (dit mag u niet doen als u ook
met Oxaliplatin wordt behandeld).
• Als u klachten ervaart van hand/voet/huidreactie, neemt u dan contact op met de
verpleegkundig specialist oncologie of met uw behandelend arts.
Een acné-achtige huiduitslag:
U kunt last krijgen van een acné-achtige huiduitslag.
Deze uitslag kunt u vrij snel na het starten van de behandeling krijgen. Het komt vooral voor in het gezicht,
op de borst, de rug en de ledematen. Na de acnéachtige huiduitslag kan hyperpigmentatie (bruine
vlekjes) ontstaan. Het is belangrijk deze huiduitslag op
tijd te behandelen om infecties te voorkomen.
Het advies is om direct bij het ontstaan contact op te nemen met de verpleegkundig specialist oncologie of uw behandelend arts.
Deze huiduitslag mag niet behandeld worden met anti-acné middelen.
Wat kunt u zelf doen?
• Droog uzelf goed af na het wassen of douchen, met name op de plekken waar
smetten kunnen ontstaan. Liever nog droog deppen.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 5 van 21
• Probeer krabben te vermijden door de huid vet te houden.
• U mag gewoon naar buiten met zonnig weer, bijvoorbeeld om te wandelen of
fietsen. Belangrijk is wel dat u zich goed insmeert. Gebruik zonnebrandcrème met
beschermingsfactor 30 of hoger als u gaat fietsen of wandelen.
• Vermijd felle zon en het gebruik van de zonnebank.
• Probeer bij jeuk niet te krabben om wondjes en infecties te voorkomen.
• Gebruik bij voorkeur vochtinbrengende douchecrème (geen zeep) en lauwwarm
water.
• Douche niet te lang, maximaal 7 minuten.
• Gebruik in ieder geval tweemaal daags een vochtinbrengende alcoholvrije crème,
vooral na het douchen of wassen. Liefst zonder parfum.
• Baardhaar kunt u het beste elektrisch scheren. Gebruik geen chemische ontharingsmiddelen, deze zijn te agressief voor uw huid.
• Draag zoveel mogelijk katoen; dit irriteert de huid minder dan synthetische stoffen.
• Tegen de jeuk kunt u gebruik maken van een zalf met verkoelende werking of mentholcrème of mentholgel.
• Bij acné-achtige uitslag is het soms nodig een medicinale zalf te gebruiken; dit zal
uw behandelend arts of verpleegkundig specialist voorschrijven. Soms krijgt u een
verwijzing naar de dermatoloog.
• Sommige zorgverzekeraars vergoeden een consult bij een huidtherapeut. Voor
meer informatie kunt u de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH)
raadplegen. Overleg dit altijd vooraf met uw behandelend arts of verpleegkundig
specialist. www.huidtherapie.nl
• Bij huiduitslag op de hoofdhuid kunt u de hoofdhuid wassen met Povidon-jodium.
Dit krijgt u zo nodig op recept.
• Bij jeuk aan de hoofdhuid kunt u de hoofdhuid wassen met bijvoorbeeld Koolteer
shampoo.
Verkleuring van de huid:
Tijdens de behandelweken kunt u een vaalgele huidskleur krijgen. Dit herstelt zich
weer tijdens de periode dat u geen behandeling (medicatie) krijgt. Soms ontstaan er
donkere vlekjes door extra pigment in de huid. De bloedvaten waar het infuus in heeft
gezeten kunnen donker kleuren. Ook de handlijnen kunnen donkerder worden.
Wat kunt u zelf doen?
Tegen deze huidverkleuring kunt u niets doen.
Meer informatie:
Supplement ‘Uiterlijke verzorging’
5.1.3 Verandering van de nagels (aan handen en voeten)
Wat merkt u?
Door de behandeling kunnen de nagels trager groeien,
breekbaar worden en gemakkelijk scheuren of slijten.
Ook kunnen er verkleuringen optreden. Meestal treedt
dit op een paar weken na het starten van de behandeling.
Een vervelende en pijnlijke bijwerking is een nagelriemontsteking. Om verergering te
voorkomen is het belangrijk deze klacht meteen te melden aan uw behandelend arts,
verpleegkundig specialist oncologie of oncologieverpleegkundige.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 6 van 21
Wat kunt u zelf doen?
• Houd vinger- en teennagels kort. Knip de nagels recht af. Goede nagelverzorging
voorkomt infecties.
• Het vijlen kan het beste in één richting plaatsvinden, omdat de nagels anders gemakkelijk kunnen scheuren.
• Smeer meerdere malen per dag uw handen en voeten in met alcoholvrije,
vochtinbrengende crème. Smeer de crème goed in zodat de handen en voeten niet
vet aanvoelen of wit zien.
• Het gebruik van kunstnagels en nagelverharder wordt afgeraden, omdat de lijm de
nagels kan beschadigen.
• U kunt uw nagels eventueel beschermen met een pleister (geen plakband).
• Gebruik bij huishoudelijk werk handschoenen om uw nagels te beschermen.
• U kunt uw nagels laten verzorgen door een manicure of pedicure.
• Beperk het contact met water en zeep.
• Smeer nagelriemen in met antiseptische crèmes.
• Bijt niet op de nagels of de velletjes van de nagelriem.
• Draag katoenen sokken en schoenen die niet knellen.
• Vermijd chemische stoffen.
• Houdt uw nagels vet.
5.2 Invloed op wondgenezing
Wat merkt u?
Sommige behandelingen remmen de tumorgroei doordat ze de aanmaak van nieuwe
bloedvaatjes naar de tumor remmen. De aanmaak van nieuwe bloedvaten is ook
nodig voor normale wondgenezing. Vandaar dat deze medicijnen de normale wondgenezing vertragen. Bij kleine wondjes kan het lang duren voordat ze geheel zijn
genezen. Soms vindt definitieve genezing pas plaats als de behandeling onderbroken
of gestaakt wordt.
Wat kunt u zelf doen?
Als een chirurgische of tandheelkundige ingreep noodzakelijk is, overleg dan met uw
behandelend arts of verpleegkundig specialist over het juiste moment hiervan. Het
kan noodzakelijk zijn om de behandeling een tijdje te onderbreken om er voor te zorgen dat de wond kan genezen. Ook is het van belang wondjes te voorkomen.
5.3 Invloed op het beenmerg: leukopenie, anemie en trombopenie
Beenmerg zit in de botten en maakt bloedcellen aan. Grofweg zijn deze bloedcellen in
drie groepen te verdelen:
• witte bloedcellen (leukocyten), zorgen voor de afweer tegen infecties;
• rode bloedcellen (erytrocyten), zorgen voor het transport van zuurstof in het
lichaam;
• bloedplaatjes (trombocyten), zorgen voor de stolling van het bloed.
Door de behandeling kan de aanmaak van de bloedcellen verminderd zijn. Dit herstelt
zich weer in de periode dat u geen behandeling (medicijnen) krijgt. Vlak voor de
volgende kuur wordt uw bloed gecontroleerd. We kijken dan of voldoende bloedcellen
aanwezig zijn, zodat u de volgende behandeling verantwoord kunt krijgen. Zelf kunt u
niets doen om de aanmaak van de bloedcellen te stimuleren. Wel kunt u medicijnen of
een bloedtransfusie krijgen als dit nodig is. Dit besluit uw behandelend arts.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 7 van 21
5.3.1 Leukopenie: een tekort aan witte bloedcellen
Wat merkt u?
• Koorts (38,5 °C of hoger).
• Koude rillingen.
• Hoesten.
• Pijnlijke mond.
• Slikproblemen.
• Pijn bij het plassen.
• Huidinfecties.
40,5
º
39,5
º
38,5
º
37,5
º
36,5
º
Wat kunt u zelf doen?
• Zorg voor de gebruikelijke dagelijkse hygiëne.
• Ga niet naar het zwembad of sauna.
• Vermijd contact met mensen met griep of een besmettelijke ziekte.
• Zorg voor een goede mondverzorging. Zie bijlage.
• Wees alert op wondjes en verzorg ze direct.
• Houd uw lichaamstemperatuur in de gaten. Als u zich niet lekker voelt, neem dan
uw temperatuur op.
5.3.2 Anemie: tekort aan rode bloedcellen (bloedarmoede)
Wat merkt u?
• Duizeligheid.
• Hoofdpijn.
• Bleke kleur.
• Vermoeidheid.
• Kortademigheid.
• Concentratieproblemen.
• Hartkloppingen.
Wat kunt u zelf doen?
U kunt niets doen om deze klachten te voorkomen. Mocht u deze klachten ervaren en
het gaat niet over, overleg dan met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.
5.3.3 Trombopenie: een tekort aan bloedplaatjes
Wat merkt u?
• Aanhoudend bloeden van wondjes (langer dan 15
minuten).
• Spontane of aanhoudende bloedneus (langer dan
15 minuten).
• Spontaan ontstaan van blauwe plekken.
• Ontstaan van puntbloedinkjes in de huid.
• Bloed bij ontlasting of urine.
• Bloed bij het hoesten.
• Hevige menstruatie.
Wat kunt u zelf doen?
• Probeer het ontstaan van wondjes of blauwe plekken te voorkomen.
• Scheer bij voorkeur elektrisch.
• Gebruik een zachte tandenborstel.
• Stelp een bloedneus door uw neus dicht te knijpen en uw hoofd voorover te houden.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 8 van 21
5.4 Vermoeidheid en/of verminderde energie
Vermoeidheid kan ontstaan als gevolg van de ziekte, de behandeling en/of de psychische belasting. Dit kan toenemen naarmate u meer behandelingen heeft gehad. De
vermoeidheid zal na de behandeling langzaam afnemen. Het is mogelijk dat de vermoeidheid niet volledig overgaat.
Wat merkt u?
• (Ernstige) lichamelijke vermoeidheid.
• Beperking in het dagelijks leven.
• Slaapproblemen.
• Concentratieproblemen.
• Vergeetachtigheid.
• Emotioneel reageren.
• Piekeren.
• Angstig zijn.
Wat kunt u zelf doen?
• Neem voldoende tijd om te rusten; ga bijvoorbeeld ’s middags een uurtje naar bed.
• Verdeel de activiteiten die u wilt doen of moet doen over de dag of over de week.
• Probeer uw conditie op peil te houden door toch in beweging te blijven. Probeer
elke dag 30 minuten te bewegen of te sporten. De tijd kunt u ook verdelen over de
dag, bijvoorbeeld twee keer 15 minuten. De vermoeidheid gaat namelijk niet over
door veel te rusten.
• Zorg voor een goede en regelmatige nachtrust.
• Eet goed en gezond.
• Bespreek uw problemen met uw naasten.
• Maak gebruik van de hulp die u wordt aangeboden door familie of vrienden. U heeft
dan meer tijd, en mogelijk meer energie, voor de dingen die u leuk vindt.
• Stel nieuwe grenzen aan uw mogelijkheden/beperkingen.
• Stel prioriteiten: durf nee te zeggen.
• Volg thuis het bewegingsprogramma OncoMove. De verpleegkundige kan u hier
meer over vertellen.
• Informeer naar de revalidatieprogramma’s Fysieke training en Herstel & Balans.
Deze programma’s helpen bij vermoeidheid.
Meer informatie:
Voor het programma Herstel & Balans, zie www.jbz.nl/revaliderenbijkanker
Brochure KWF ‘Vermoeidheid na kanker’
Brochure ‘Help ik ben zo moe’
5.5 Verandering van het mondslijmvlies
In normale omstandigheden vormt het mondslijmvlies een bescherming tegen het
binnendringen van allerlei bacteriën, schimmels en virussen die in de mond voorkomen. Door de behandeling verliest het mondslijmvlies deze beschermende functie. Er
kunnen wondjes in de mond ontstaan. Bovendien heeft de behandeling tot gevolg dat
uw afweer vermindert, waardoor u extra vatbaar bent voor infecties.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 9 van 21
Wat merkt u?
• Droge mond.
• Gevoeligheid bij het eten of drinken van zure of
gekruide spijzen en dranken.
• Gevoeligheid voor de temperatuur van eten of
drinken.
• Slechte adem.
• Snel bloedend tandvlees.
• Taai speeksel.
Wat kunt u zelf doen?
Om de kans op klachten te verminderen, is een goede en regelmatige mondhygiëne
van belang.
Meer informatie:
Bijlage: Mondverzorging bij de behandeling van kanker
5.6 Invloed op smaak en reuk
5.6.1 Smaakverandering
De behandeling heeft invloed op de smaak.
Wat merkt u?
• Bepaald eten en drinken smaakt anders.
• Eten en drinken staat u tegen.
• Reuk kan veranderen.
Wat kunt u zelf doen?
• Een goede mondverzorging vermindert tijdelijk de
vieze smaak.
• Drink voldoende: minimaal anderhalve liter per dag. Dit zorgt ervoor dat u minder
last heeft van een vieze smaak.
• Gebruik regelmatig kleine maaltijden, liefst zes tot acht keer per dag.
• Warme maaltijden of de geur daarvan kunnen tegenstaan. Een alternatief is een
koude maaltijdsalade, een ei, vis of kaas.
• Tegen smaakverandering kunt u weinig doen. Probeer verschillende producten uit.
• Om een metaalsmaak te verminderen, kunt u op een zuurtje of pepermuntje
zuigen.
• Een waterijsje of ijsblokje kan een verfrissend gevoel in de mond geven.
• Schakel eventueel de diëtist in.
5.6.2. Reuk
Heeft u last van sterk ruikende producten of verminderde reuk?
• Blijf in de kamer als er in de keuken gekookt wordt.
• Kookt u zelf? Gebruikt u dan eens een magnetron of stoomoven, die geven minder
etensgeuren af.
• Gebruik in plaats van sterk ruikende producten eens koude vis, koude kip, vleeswaren of vlees verwerkt tot ragout of in een saus, bijvoorbeeld spaghettisaus, een
eiergerecht of vegetarisch product.
• Drink thee in plaats van koffie.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 10 van 21
• Ruikt u weinig of niets? Dan kunt u de smaak verbeteren door goed en lang te
kauwen.
5.7 Invloed op het maag-darmkanaal
Bij de behandeling kunnen er klachten van misselijkheid, brandend maagzuur, braken,
diarree, maar ook van verstopping (obstipatie) en pijn ontstaan. Mocht u deze klachten
ervaren, neem dan contact op met uw verpleegkundig specialist.
5.7.1 Diarree
Wat merkt u?
We spreken van milde diarree bij toename van de
stoelgang met vier of vijf keer per dag in vergelijking
tot uw ‘normale’ stoelgang. De opname van vocht
en voedingsstoffen is verstoord door irritatie van het
slijmvlies van de darmen en een verandering van de
stofwisseling van de dunne darm.
Klachten die hierbij kunnen optreden zijn:
• Buikpijn/buikkrampen.
• Donkere urine en minder vaak urineren.
• Vaak naar het toilet moeten voor ontlasting.
• Overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen.
• Pijn en huidirritatie van het gebied rondom de anus.
• Toename van de hoeveelheid ontlasting.
• Verkleuring van de ontlasting.
Wat kunt u zelf doen?
• Drink veel (heldere) vloeistoffen om het vochtverlies aan te vullen. Dit houdt in
dat u ongeveer 2 tot 2,5 liter per dag drinkt. Dit zijn 16 kopjes of 14 bekers. Thee,
bouillon, sportdrank, bosbessensap en tomatensap zijn goede producten om tekorten (onder andere zouten) aan te vullen die door de diarree zijn veroorzaakt.
• Drink géén sterke koffie, koolzuurhoudende dranken en alcohol (vooral donker
bier).
• Gebruik wat vaker kleine maaltijden met vezels zodat het vocht zich hieraan kan
binden. Bijvoorbeeld volkoren brood, muesli, rijst, pasta en toast. • Eet liever geen prikkelende producten zoals hete of ijskoude producten, citrusfruit,
ui, prei, koolsoorten, noten, scherpe specerijen en peulvruchten.
• Gebruik geen laxeermiddelen.
• Vraag om een verwijzing naar de diëtiste als dat nodig is.
• Overleg met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist over het gebruik van
anti-diarree medicijnen.
5.7.2 Obstipatie (verstopping)
Wat merkt u?
• Harde ontlasting.
• Noodzaak tot persen.
• Geen ontlasting (langer dan drie dagen).
• Buikkrampen.
Wat kunt u zelf doen?
• Zorg ervoor dat u voldoende drinkt, minimaal twee liter per dag.
• Beweeg voldoende.
• Gebruik vezelrijke voeding, zoals bruin of volkoren brood, groenten en fruit.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 11 van 21
5.7.3 Pijn
Mocht u tijdens de behandeling plotseling hevige pijn krijgen in de maag of darmen,
neem dan direct contact op met uw arts, verpleegkundig specialist of met de Spoedeisende Hulp.
5.8 Misselijkheid en braken
Chemotherapie kan in lichte tot ernstige mate misselijkheid en braken veroorzaken.
Dit is mede afhankelijk van de soort cytostatica en de dosering.
Wat merkt u?
• Tegenzin in eten en drinken.
• Een onaangenaam gevoel in de buik.
• Bleek zien.
• Zweten.
• Veel speeksel.
• Opboeren.
• Aandrang tot braken.
• Braken.
Wat kunt u zelf doen?
• Gebruik de voorgeschreven medicatie tegen misselijkheid volgens voorschrift.
• Gebruik de ‘zo nodig’ medicatie tegen misselijkheid, braken, een vol gevoel, of als
het eten u tegenstaat of zwaar op de maag ligt.
• Het is belangrijk dat u voldoende drinkt. Afvalstoffen worden hierdoor sneller uit uw
lichaam verwijderd. Voldoende drinken zorgt dat u zich minder misselijk voelt. Drink
minimaal anderhalf tot twee liter vocht per dag.
• Forceer het eten niet. Haal de ‘schade’ in als u zich weer beter voelt. Besteed dan
extra aandacht aan uw eten.
• Gebruik regelmatig kleine maaltijden, zes tot acht keer per dag. Een lege maag kan
ook een misselijk gevoel geven.
• Eet op tijdstippen dat u minder misselijk bent, zelfs ’s nachts als u wakker bent.
• Zet eten dat u niet heeft opgegeten meteen weg.
5.9 Invloed op vruchtbaarheid en seksualiteit
De ziekte, de behandeling en/of de psychische belasting kan invloed hebben op de
menstruatie, vruchtbaarheid en seksualiteit.
5.9.1 Veranderingen van de menstruatie
Door de behandeling kunnen veranderingen optreden in het patroon van de menstruatie.
Wat merkt u?
• Onregelmatige menstruatie.
• Uitblijven van de menstruatie.
• Heftiger en vaker bloedingen.
5.9.2 Versneld in de overgang
Als u in de overgang komt, kunt u last krijgen van overgangsklachten.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 12 van 21
Wat merkt u?
• Opvliegers.
• Gewichtstoename.
• Droge slijmvliezen.
• Transpireren.
• Gewrichtsklachten.
• Stemmingswisselingen.
5.9.3 Vruchtbaarheid
Tijdens de behandeling en de periode erna is het beter niet zwanger te worden. Voor
mannen geldt dat u in deze periode beter geen kind verwekt. De medicijnen zijn
namelijk schadelijk voor het ongeboren kind. Bespreek met uw arts welke vorm van
anticonceptie voor u geschikt is.
De behandeling kan ook invloed hebben op de vruchtbaarheid. Bespreek met de
behandelend arts de mogelijke gevolgen. Zo nodig kan voor start van de behandeling
sperma ingevroren worden voor toekomstig gebruik.
5.9.4 Erectieproblemen
Soms kunt u problemen ervaren met het krijgen van erecties, bijvoorbeeld door
vermoeidheid als gevolg van de behandeling of door de psychische belasting. De
medicijnen hebben soms effect op het seksueel verlangen en erecties, doordat de
testosteronproductie vermindert. Dit kan zich herstellen als de behandelingsperiode is
afgerond.
5.9.5 Anders vrijen/verminderd seksueel verlangen
Tijdens de behandeling kunt u niet zo’n zin hebben om te vrijen. Meestal is daar
geen lichamelijke oorzaak voor, maar komt het door de omstandigheden. U kunt wel
behoefte hebben aan intimiteit, dus dicht bij elkaar zijn, elkaar vasthouden, knuffelen
en tegen elkaar aan liggen.
Wat merkt u?
• Pijn.
• Misselijkheid.
• Vermoeidheid.
• Angst.
• Stress.
• Schuldgevoel.
• Veranderd zelfbeeld.
In sperma en vaginaal vocht zijn de resten van de medicatie minimaal. Dit heeft geen
gevolgen voor de gezondheid. Sommige mensen vinden het toch prettiger om in deze
periode met een condoom te vrijen.
Invloed op vruchtbaarheid en seksualiteit: wat kunt u zelf doen?
• Praat met uw partner/naasten over uw gevoelens.
• Bespreek uw problemen met een professioneel hulpverlener.
• Uw vagina kan droger zijn als gevolg van de behandeling. Gebruik zonodig een
glijmiddel tijdens het vrijen.
• Voorkom zwangerschap.
• Bespreek met de behandelend arts de mogelijke gevolgen van de behandeling voor
uw vruchtbaarheid.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 13 van 21
Meer informatie:
Brochure KWF ‘Kanker en Seksualiteit’
5.10 Emotionele veranderingen
De behandeling is vaak erg ingrijpend en kan gepaard gaan met onzekerheid en grote
veranderingen in het dagelijkse leven. Dit kan aanleiding geven tot diverse psychosociale klachten voor zowel u als uw naasten.
Wat kunt u zelf doen?
Bespreek uw zorgen en angsten met uw behandelend
arts of verpleegkundig specialist oncologie.
Brochure KWF ‘Voeding bij kanker’
5.11 Invloed op de zintuigen
5.11.1 De ogen
De ogen worden bedekt door een laagje slijmvlies. Dit slijmvlies is erg gevoelig voor de
medicijnen die u krijgt. Deze behandeling kan leiden tot verschillende oogaandoeningen. In het algemeen merkt u (bijna) niets van deze aandoeningen. Meestal is hiervoor
geen behandeling nodig. Wat kunt u zelf doen?
• Draag geen contactlenzen. Dit om klachten te voorkomen.
• Als u klachten heeft van uw ogen, neemt u dan contact op met uw verpleegkundig
specialist oncologie.
5.11.2 De neus
Tijdens het gebruik van doelgerichte therapie kan het slijmvlies in de neus veranderen.
Wat merkt u?
Er kan een loopneus of juist een zeer droge neus ontstaan. Daarnaast is het mogelijk
dat bij het snuiten kleine spoortjes bloed meekomen en/of er veel droge korsten in de
neus zijn.
Wat kunt u zelf doen?
• Snuit de neus voorzichtig. Dit doet u door eerst met voorzichtige druk het ene
neusgat en vervolgens het andere te snuiten.
• Bij zeer droge binnenkant al dan niet met korstvorming, kunt u gebruik maken van
vaseline. Breng dit voorzichtig aan aan de binnenzijde van de neus. Als u zuurstof
gebruikt, is het gebruik van vaseline niet toegestaan.
• Bij een loopneus kunt u gebruik maken van een neusspray met xylometazoline,
verkrijgbaar bij de drogist. Gebruik dit niet langer dan een week.
• Gebruik geen inhalatiecapsules en -middelen (bijvoorbeeld met menthol of eucalyptus). Deze zijn erg agressief voor het neusslijmvlies.
5.12 Invloed op organen
Sommige doelgerichte geneesmiddelen werken specifiek op een orgaan. In het
behandelplan wordt hier rekening mee gehouden door regelmatig de functie van
het specifieke orgaan na te kijken. Dit gebeurt door middel van bloedonderzoek of
onderzoeken die gericht zijn op dit orgaan. Bijvoorbeeld een hartfunctieonderzoek of
een longfunctietest.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 14 van 21
Wat kunt u zelf doen?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundig specialist bij een of meer van de
volgende klachten:
• Extreme vermoeidheid bij lichamelijke inspanning.
• Hartbonzen (vooral ’s nachts) of onregelmatige hartslag.
• Hoofdpijn.
• Kortademigheid
• Vocht vasthouden in de benen.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 15 van 21
6. Omgang met orale medicatie (medicijnen die u inneemt via de
mond)
Het kan zijn dat uw behandeling of een deel van uw behandeling bestaat uit tabletten
of capsules. U moet dan een aantal voorzorgsmaatregelen hanteren.
Hieronder volgen enkele adviezen voor gebruik van tabletten/ capsules in de thuissituatie.
• Zorg ervoor dat u zo min mogelijk huidcontact heeft met de medicatie.
• Zorg ervoor dat de medicatie zo min mogelijk in aanraking komen met uw eigendommen op verschillende plaatsen in huis. Neem medicatie op vaste plaats in.
• Familie of thuiszorgmedewerkers die u helpen met de inname, moeten handschoenen dragen.
• Zet de medicatie niet uit in een weekdoos. Bewaar ze in originele verpakking totdat
u ze inneemt.
• Tabletten en capsules worden door de apotheek in juiste dosering afgeleverd.
• Het kauwen op de medicatie, het breken van de tabletten of het openmaken van de
capsules is niet toegestaan.
• Wanneer u moeite heeft met slikken, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundig specialist.
• Na inname van de medicatie doet u de verpakking in een apart boterhamzakje.
Daarna werpt u het weg bij het gewone afval. U kunt ook het advies krijgen om de
(lege) verpakking naar de apotheek te brengen zodat het vernietigd kan worden.
• Sommige tabletten of capsules kunt u direct met de maaltijd innemen. Andere
moet u één uur voor de maaltijd innemen, of twee (soms drie) uur na de maaltijd.
Dit is afhankelijk van het medicament. Uw arts of verpleegkundig specialist oncologie informeert u hierover.
Heeft u gebraakt kort na inname van de medicatie? Of bent u te misselijk om de tabletten in te nemen? Meld dit dan bij uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 16 van 21
7. Veiligheid rondom de behandeling met doelgerichte therapie en
chemotherapie
De medicatie die u krijgt toegediend zit nog een aantal dagen na de toediening in uw
lichaam. Uitscheidingsproducten, zoals urine, ontlasting en braaksel, bevatten dan nog
resten van het medicament. Hoeveel dagen dit is, is afhankelijk van het soort medicijn. Dit noemen we de risicoperiode.
Als u dagelijks medicatie inneemt, dan blijven deze resten in
de uitscheidingsproducten aanwezig en blijft de risicoperiode
doorlopen.
Tijdens de toediening en in de risicoperiode nemen de
zorgverleners maatregelen om het direct contact met de
medicatie en uitscheidingsproducten zoveel mogelijk te
vermijden. Deze maatregelen zullen uitgebreider zijn dan u en uw naasten moeten
nemen, omdat zorgverleners veelvuldig met cytostatica en de uitscheidingsproducten
in aanraking komen.
Wat kunt u zelf doen?
• Spoel het toilet na het gebruik twee keer door, met een gesloten deksel. Dit geldt
alleen tijdens de risicoperiode. Wanneer de risicoperiode precies is, wordt met u
besproken.
• Mannen krijgen het advies om tijdens de risicoperiode zittend te urineren, om spatten zoveel mogelijk te voorkomen.
• Het toilet moet tijdens de risicoperiode eenmaal per week gereinigd worden met
een pH-neutraal schoonmaakmiddel (geen chloor, maar bijvoorbeeld allesreiniger).
• Dep bij het morsen van uitscheidingsproducten deze eerst op met keukenpapier en
maak de plek goed schoon met water en pH-neutrale allesreiniger. Maak gebruik
van wegwerp schoonmaakdoekjes.
• Komen u of uw naasten in aanraking met een uitscheidingsproduct, was dan direct
goed uw handen.
Wasgoed:
• Wasgoed dat in de risicoperiode bevuild is met bijvoorbeeld braaksel of urine zo
spoedig mogelijk wassen.
• Het wasgoed eerst met een koud spoelprogramma en daarna op het normale
wasprogramma wassen.
Afval:
• Besmet afval (dit is afval waarop in de risicoperiode uitscheidingsproducten zijn
gekomen) kan in een dubbele, goed afgesloten afvalzak, bij het gewone huisafval.
Bovenstaande maatregelen zijn voldoende. U hoeft geen andere maatregelen te treffen in de omgang met uw partner, (klein)kinderen of andere naasten. U kunt dus ook
gewoon van hetzelfde toilet gebruikmaken.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 17 van 21
8. Invullijst bijwerkingen
Deze lijst kunt u invullen om de bijwerkingen goed in beeld te krijgen tijdens de behandeling. De bijwerkingen kunt u tijdens het polikliniekbezoek bespreken met de arts
of verpleegkundig specialist oncologie.
Wilt u de volgende becijfering hiervoor gebruiken:
0 - geen klachten
1 - licht/beetje
2 - matig
3 - sterk/veel
4 - ernstig Datum
Misselijkheid
Braken
Verminderde eetlust
Diarree
Obstipatie
Klachten van mond/keel
Haaruitval
Verandering van de huid
Verandering van de nagels
Overgangsklachten
Allergische reactie
Tintelingen in handen/voeten
Vermoeidheid
Pijn
Emotionele veranderingen
Andere klachten:
Gewicht
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 18 van 21
Bijlage Mondverzorging
Het mondslijmvlies beschermt tegen het binnendringen van allerlei bacteriën, schimmels en virussen die in de mond voorkomen. Door de chemotherapie verliest het
mondslijmvlies deze beschermende functie. Er kunnen wondjes in uw mond ontstaan.
Bovendien vermindert uw afweer door de behandeling, waardoor u juist extra vatbaar
bent voor infecties. Daarom is een goede en regelmatige mondhygiëne van belang.
Hoe voorkomt u geïrriteerd mondslijmvlies?
Onderstaande maatregelen gelden tijdens de kuur én in de eventuele rustperiode.
Eigen gebit
• Poets vier keer per dag (na de maaltijden en voor het slapen) uw gebit, binnenkant
van de mond en tong. Gebruik een zachte (elektrische) tandenborstel en fluoride
tandpasta.
• Spoel na het poetsen uw mond uitvoerig met water.
• Spoel de borstel na gebruik grondig af met stromend water. Bewaar de tandenborstel droog in een beker met de borstelkop naar boven gericht.
• Voor het slapengaan reinigt u het gebied tussen de tanden en kiezen. Gebruik
hiervoor een zachte, nat gemaakte houten tandenstoker of flossdraad (waxedfloss).
Doe dit alléén als u dit al gewend bent. Anders heeft u namelijk juist een verhoogde
kans op tandvleesontstekingen en bloedingen.
• Vet uw lippen vier maal daags in met vaseline of lipbalsem. Hierdoor ontstaan er
minder snel kloofjes.
(Gedeeltelijke) gebitsprothese
• Poets vier keer per dag (na de maaltijd en voor het slapen) de gebitsprothese met
vloeibare zeep of afwasmiddel, en spoel deze af met kraanwater.
• Vervolgens poetst u de binnenkant van de mond en tong. Hiervoor gebruikt u een
zachte (elektrische) tandenborstel en tandpasta.
• Spoel na het poetsen uw mond – zonder gebitsprothese - uitvoerig met water.
• Vet uw lippen vier maal daags in met vaseline of lipbalsem. Hierdoor ontstaan er
minder snel kloofjes.
• Doe ’s nachts de gebitsprothese uit en leg deze droog weg.
• Leg eenmaal per week de gebitsprothese in water met een theelepeltje natuurazijn.
Dit voorkomt tandsteenaanhechting op de prothese.
• Gebruik geen reinigingstablet; dit is te agressief voor het mondslijmvlies.
• Vóór gebruik spoelt u de gebitsprothese af met stromend water.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 19 van 21
Poetsinstructie 1. De buitenkant
Plaats de borstel in een hoek van 45 graden tegen de rand
van het tandvlees. Maak kleine, heen- en weergaande bewegingen zonder druk uit te oefenen.
2. De binnenkant
Plaats de borstel verticaal tegen de achterkant van de ondertanden. Maak korte, op- en neergaande bewegingen.
3. De binnenkant van de kiezen
Plaats de borstel weer in een hoek van 45 graden op de rand
van het tandvlees. Maak kleine heen- en weergaande bewegingen zonder druk uit te oefenen.
4. De kauwvlakken
De kauwvlakken poetst u met korte schrobbewegingen.
Als u met een elektrische tandenborstel poetst, hoeft u zelf
geen poetsbewegingen te maken.
Hoe behandelt u beschadigd mondslijmvlies?
Ondanks de hierboven beschreven adviezen, kan uw mondslijmvlies veranderen. U
kunt bijvoorbeeld pijn in de mond krijgen, of gevoelig zijn voor ‘hard’, gekruid, heet en
zuur eten en drinken. U kunt ook gevoelig zijn voor heel warm en/of heel koud eten en
drinken. Andere verschijnselen zijn roodheid, het dikker worden van het mondslijmvlies (oedeem), brandend gevoel, bloedend tandvlees, kloofjes en een droge mond.
Heeft u een of meerdere van deze symptomen, neem dan contact op met de verpleegkundige. Zij zal met u onder andere de volgende behandeling bespreken:
Eigen gebit
• U blijft uw gebit dagelijks verzorgen zoals hiervoor beschreven staat. Het spoelen
van de mond mag zonodig vaker, hier zit geen maximum aan.
• Ook ’s nachts als u wakker bent, spoelt u de mond.
• Vermijd het gebruik van zure dranken, gekruid eten, hard ruw voedsel, hete dranken of heet voedsel.
• IJswater verkoelt en werkt pijnverzachtend. Kamille (-thee of -druppels) kan verzachtend werken bij kapotte slijmvliezen.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 20 van 21
Bent u niet in staat om uw tanden te poetsen?
Mogelijk bent u niet in staat om uw tanden te poetsen vanwege pijn of andere
klachten. U kunt dan ter overbrugging van deze periode spoelen met chloorhexidine.
Hiermee verwijdert u de tandplaque.
• U spoelt met 15 ml chloorhexidine 0,12% gedurende 1 minuut. U doet dit steeds na
het spoelen met water.
• In verband met de werkzaamheid van chloorhexidine 0,12%, mag u na het spoelen
een half uur niets eten of drinken.
• Chloorhexidine kan een bruine verkleuring geven van de tanden en kiezen. Na het
stoppen met de spoelingen verdwijnt deze verkleuring geleidelijk.
(Gedeeltelijke) gebitsprothese
• U blijft uw gebitsprothese en mond dagelijks verzorgen zoals hiervoor beschreven
staat. Het spoelen van de mond mag zonodig vaker, hier zit geen maximum aan.
• Ook ’s nachts als u wakker bent, spoelt u de mond.
• Draag de gebitsprothese zo weinig mogelijk totdat het mondslijmvlies weer hersteld
is. De gebitsprothese bewaart u droog.
• Vermijd het gebruik van zure dranken, gekruid eten, hard ruw voedsel, hete dranken of heet voedsel.
IJswater verkoelt en werkt pijnverzachtend. Kamille (-thee of -druppels) kan verzachtend werken bij geïrriteerde slijmvliezen.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 21 van 21
Download