Filosoferen met kinderen 2015 - 2016 Leerdoelen filosofisch denken - Ik wil in het gesprek de kennis die is opgedaan in de drie gelezen filosofische artikelen (theorie) gebruiken om tot een goed inhoudelijk gesprek (praktijk) te komen. Dit is behaald als ik tijdens het gesprek alle artikelen een keer naar voren haal om een gedachte te introduceren of onderbouwen. Hiermee belicht ik het onderwerp van meerdere kanten. Om dit te realiseren ga ik de artikelen nauwkeurig lezen. - Ik wil dat gesprek minimaal kritisch niveau 1 haalt, mede door mijn aandeel in het gesprek. Meer dan alleen samenvatten en meer dan een eigen mening geven. Dit wil ik bereiken door inhoudelijk in te gaan op het onderwerp, kennis uit verschillende artikelen te gebruiken, kritische vragen te stellen over wat er gezegd wordt en verder na te denken. Dit is belangrijk om te laten zien dat ik filosofisch kan denken. Tijdens het lezen van de artikelen probeer ik al vragen te stellen aan mezelf om te oefenen met vragen stellen. Overige leerdoelen - Tijdens het gesprek ben ik gespreksleider, ik wil laten zien dat: o Ik de tijd in de gaten houd. We willen binnen de gestelde tijd van 20 tot 30 minuten een afgerond gesprek voeren, van de introductie tot de (voorlopige) conclusie. Ik zorg ervoor dat we niet te lang over hetzelfde praten en uiteindelijk naar een conclusie overgaan, ongeveer na 25 minuten. o Ik iedereen betrek bij het gesprek. Dit doe ik door vragen te stellen aan de deelnemers en vraag hen om op elkaar te reageren. Als een persoon een paar minuten achter elkaar praat, zal ik de ander vragen om daar op te reageren of ik zal daar zelf op reageren of om met iets nieuws te komen. Als twee personen steeds op elkaar reageren zal ik de andere persoon vragen om ook daarop te reageren of om met iets nieuws te komen. Dit doel is belangrijk omdat het een gesprek is tussen verschillende mensen waar iedereen zijn of haar ideeën kwijt kan en niet een monoloog van een persoon. Dit doel is haalbaar omdat ik duidelijk kan zien wie wel of niet wat zegt en daar kan ik op inspelen door deelnemers naar hun ideeën te vragen. Gedurende het halve uur moet ik de balans tussen wie aan het woord is in evenwicht houden. o Ik ervoor zorg dat we niet te veel afdwalen van de hoofdvraag ‘wanneer stopt het kind zijn?´. Om dit doel dit te realiseren kan ik meerdere manieren gebruiken. Ik kan de deelnemers van het gesprek op de hoofdvraag te wijzen als dit nodig is. Ik houd een poster bij met steekwoorden, als ik merk dat we afdwalen, kan ik de deelnemers wijzen op de steekwoorden van wat er besproken is en zo terug naar de hoofdvraag leiden. En als we te lang doorgaan over iets en daardoor afdwalen, kan ik er voor kiezen om dat punt af te sluiten en het volgende aanknopingspunt (uit de artikelen) aan te snijden over de hoofdvraag. Dit doel is ook belangrijk om het doel van tijdsbewaking te halen, want met afdwalen kunnen we niet binnen 30 minuten een gezamenlijke, voorlopige conclusie komen. Wat er besproken wordt moet ik steeds in mijn hoofd naast de hoofdvraag leggen en mij af vragen of dat bij elkaar past. Op het moment dat het niet meer bij elkaar past moet ik één van de strategieën toepasen die ik hier boven heb beschreven. Beoordelingsformulier 1 Gebruiksaanwijzing: De doelen zijn uitgebreid uitgewerkt volgens het SMART model. Daarna zijn ze in de Rubric hieronder specifieker gemaakt voor de beoordelaar. Het is onderverdeeld in vier niveaus: ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘ruim voldoende’ en ‘goed’. Deze vier niveaus zijn punten waard. De beoordelaar zal kijken in welk niveau de student valt. Onder de Rubric staat de beoordelingstabel om het cijfer om te rekenen. (deze manier van beoordelen is tot stand gekomen door verschillende Rubrics te raadplegen van andere universitaire vakken). Onvoldoende (0) Voldoende (1) Filosofische artikelen gebruiken Ik heb niet alle drie de artikelen terug laten komen in het gesprek. Minimum kritisch niveau 1 Ik heb alleen samengevat en mijn eigen mening gegeven en daardoor niet het kritische niveau 1 behaald. Ik heb alle drie de artikelen gebruikt in het gesprek. Dit wil zeggen dat ik drie heb verwezen naar een artikel om daarmee iets toe te voegen aan de ideeën die we hebben. Ik ben inhoudelijk ingegaan op het onderwerp (niveau 1), heb kennis uit verschillende artikelen (Jenks, Hopman, Matthews) gebruikt. Gespreksindeling: intro, kern, conclusie Er was geen structuur in het gesprek. Het was een brei aan informatie zonder begin en eind. Tijdbewaking Het gesprek loopt uit, omdat de indeling van het gesprek (begin, kern, eind) niet Ik heb het gesprek geopend met een introductie van een casus, daarmee wordt ook de hoofdvraag gepresenteerd. Dan belichten we in het gesprek de hoofdvraag vanuit verschillende deelvragen en artikelen. Aan het einde trekken we een gezamenlijke, voorlopige conclusie waar iedereen het mee eens is. Ik let goed op de tijd. Ik zorg dat we de laatste vijf minuten gaan afsluiten. Ruim voldoende (2) Ik heb de kennis uit de artikelen naast elkaar gelegd, met elkaar vergeleken en kritisch gekeken naar de informatie die ze geven. Goed (3) Ik heb ben diepgaand ingegaan op het onderwerp (kritisch niveau 2) door doorvragen te stellen en verder door te denken (waarom vragen, ook de andere kant bekijken). Ik heb nieuwe ideeën en gedachten toegevoegd. Ik heb kennis uit de artikelen genoemd, vergeleken, er kritisch over nagedacht en ik kom met nieuwe ideeën. Iedereen betrekken Richting geven aan het gesprek Punten 0 1 2 3–4 5 6–9 11 – 13 14 – 16 17 18 lukt binnen de gestelde tijd. Ik heb er niet voor gezorgd dat iedereen wat heeft gezegd tijdens het gesprek. Ik heb er voor gezorgd dat iedereen drie dingen heeft gezegd tijdens het gesprek. Het hele gesprek is Zodra het gesprek afgedwaald en de over een ander hoofdvraag zijn we onderwerp ging uit het oog heb ik mijn best verloren. gedaan om weer naar de hoofdvraag te gaan. Door middel van de volgende strategieën: zeggen dat we afdwalen, de steekwoorden erbij halen of het punt afsluiten en een nieuw punt starten wel over de hoofdvraag. Ik heb er voor gezorgd dat iedereen vier dingen heeft gezegd tijdens het gesprek. Het is gelukt om in het gesprek geen één keer af te dwalen. Ik heb er voor gezorgd dat iedereen vijf dingen heeft gezegd tijdens het gesprek. Beoordelingstabel Cijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Hij is nog niet helemaal compleet, maar hier bedacht ik dat het tweede beoordelingsformulier ook nog mogelijk was. Beoordelingsformulier 2 De doelen zijn uitgebreid beschreven volgens het SMART model. Hieronder zijn de doelen weer terug te zien in de tabel. Voor ieder doel is een aantal punten gesteld. Bij het behalen van alle punten (totaal = 100) heeft de student een 10. In de SMART geformuleerde doelen staat een meetbare beschrijving en in de Rubric hierboven staan de doelen onderverdeeld van ‘onvoldoende’ naar ‘goed’. In de tabel hieronder staan puntsgewijs ook criteria die bekeken moeten worden. Als de student veel van deze punten laat zien krijgt hij of zij veel punten en anders minder. Doel Filosofische artikelen gebruiken - Alle artikelen komen aanbod. - De artikelen worden met elkaar vergeleken. - De artikelen worden ten opzichte van elkaar toegelicht. Minimum kritisch niveau 1 - Er is inhoudelijk ingegaan op het onderwerp. - Er is diepgaand ingegaan op het onderwerp. - Er zijn doorvragen gesteld. - Er is kritisch verder gekeken. - Er zijn nieuwe gedachten en ideeën toegevoegd. Gespreksindeling: intro, kern, conclusie - Er is een begin/introductie - Er is een kern - De hoofdvraag is vanuit verschillende deelvragen en artikelen bekeken. - Er is een (voorlopige) conclusie waar iedereen uit het gesprek het mee eens is. Tijdbewaking - Het gesprek duurt tussen de 20 en 30 minuten. - Aan het einde (ongeveer 5 minuten voor tijd) wordt er voor gezorgd dat er een conclusie komt. Iedereen betrekken - Iedereen heeft iets gezegd in het gesprek. - Deelnemers zijn actief betrokken en dat is te merken omdat ze ook op elkaars ideeën reageren en niet alleen eigen input hebben. - Iedereen is drie keer aan het woord geweest. - Iedereen is vier keer aan het woord geweest. - Iedereen is vijf keer aan het woord geweest. Richting geven aan het gesprek - Het gesprek dwaalt niet veel af. - De gespreksleider wijst de deelnemers op de hoofdvraag als dat nodig is. - De gespreksleider houdt een poster met steekwoorden bij, wat helpt om bij het onderwerp te blijven. - De gespreksleider kiest er voor om een punt af te sluiten als het te lang duurt en dan opent de gespreksleider een nieuw punt wel over de hoofdvraag. Maximaal mogelijke punten voor dit doel 20 30 15 10 10 15 Punten Mails docent - als je maar een half uur hebt kan het perse laten langskomen van 3 artikelen wat geforceerd overkomen. Is dat echt wel het beste voor het gesprek? - als gespreksleider kom je in principe niet per se met nieuwe ideeën, het beste is dat je het gesprek zo leidt dat die nieuwe ideeën uit de deelnemers komen. - model 2 lijkt me inderdaad beter (ook goed dat je 1 wel hebt laten staan en ik zo je proces kan zien -> daar zie je al dat je leert, top!) - in model 2 is het artikelen-criterium al veel logischer Nog iets, ik realiseer me nu dat het leerdoel wat je probeert te bewijzen hier niet "leerdoel 1 filosoferen met kinderen" is maar leerdoel 2 "op academisch niveau filosofisch kunnen denken". In dat geval moet dat natuurlijk wel bewezen worden door het voldoen aan je beoordelingscriteria. Dus denk daar nog even over na; je doel is niet een goede gespreksleider zijn, maar aantonen dat je voldoende academisch filosofisch kunt denken. Vraag: Wat is filosofie? Wat is filosofisch denken? Ik heb een antwoord gezocht op de vraag: wat is filosofie? Als ik dat heb gevonden, kan ik doelen stellen om te bewijzen dat ik op filosofisch niveau academisch kan denken: - - - - Filosofie is een andere manier van denken. o Voorbeeld: als een filosoof de vraag stelt: "Waarom heeft een vogel vleugels?", dan zouden wij zeggen: "Omdat hij dan kan vliegen." Zo had de Filosoof de vraag niet bedoeld. Een echte Filosoof bedoelt met zo een vraag: "Waarom de vogel, wie heeft gezegd dat de vogel vleugels moet hebben en wij niet?”. ‘Het enige wat we nodig hebben om goede filosofen te worden is het vermogen om ons te verwonderen’, zeggen velen filosofen. Nergens zomaar vanuit gaan. o Kinderen kunnen dat over het algemeen beter, want die verwonderen zich automatisch nog over heel veel dingen die hun nog onbekend zijn. Volwassenen hebben bepaalde denkpatronen, gedachten en ideeën en kunnen die lastiger loslaten. Filosofie is het kritisch en beargumenteerd nadenken over de wereld en over onze eigen plaats daarbinnen. Bevragen van alle mogelijke antwoorden. Arthur Schopenhauer: “Alles wat vanzelfsprekend lijkt, wordt dan als probleem opgevat”. Filosofen zijn kritische analytici die de gebruiken en gewoontes die gelden bevragen. o Ze bevragen en problematiseren ideeën en concepten om ons heen. Onderzoek naar wat wel en niet klopt, naar wat waar of niet waar is, zonder ooit van de uiteindelijke waarheid verzekerd te zijn. Filosofie is om vastgeroeste denkkaders te ontmantelen en allerlei vormen van dogmatisme te bestrijden. Filosofie is het inzien van de eigen onwetendheid. Het is belangrijk om het denken te beginnen met een zo groot mogelijke onbevangenheid. "filosoferen is fundamenteel (grondig, tot op de bodem), systematisch (ordelijk, logisch), en kritisch (niets aanvaardend wat niet onderzocht is) denken" Filosofie is verwondering deze wereld laat ons denken. Verwondering kan de reden zijn van dat denken. Het denken neemt dan afstand van de aanvankelijke vanzelfsprekendheid der dingen en stelt vragen waarom dingen zijn zoals ze zijn. De verwondering was voor Plato ook de oorzaak tot filosoferen. Wijs word je volgens filosofen niet wanneer je ergens een mening over hebt, maar wanneer je ergens kennis over hebt. De oude filosoof Plato maakt dit onderscheid, tussen een mening (“doxa” in het grieks) en kennis (“epistèmè”). Een filosoof zoekt dus naar ware kennis. Iets wat waar is voor iedereen. (kinderkennisbank) Beoordelingsformulier 3 In dit beoordelingsformulier moet meer het academisch filosofisch denken naar voren komen. Ik heb opgezocht wat filosofie is en wat filosofisch denken is. De resultaten daarvan gebruik ik om doelen vast te stellen. Het doel ‘academisch filosofisch denken’ is verdeeld in vier aspecten die daar onder vallen. De doelen van ‘academisch filosofisch denken’ tellen zwaarder dan de anderen doelen. Doel Academische filosofisch denken Filosofische artikelen gebruiken (academisch) - Meer diepgang krijgen door kennis uit de artikelen te gebruiken. - Alle artikelen komen aanbod. - De artikelen worden met elkaar vergeleken. - De artikelen worden ten opzichte van elkaar toegelicht. Vragen stellen - Open vragen stellen - Doorvragen - Alles bevragen, nergens zomaar van uitgaan. - Antwoorden op vragen weer bevragen. - Kritische vragen stellen (maar wat als…? Waarom is dat zo?) Kritisch denken - Je verwonderen over alles wat over het algemeen logisch wordt gevonden. - Vastgeroeste denkkaders ontmantelen. - Inzien van eigen onwetendheid. Verder denken dan alleen de eigen mening (‘doxa’) en op zoek naar kennis (‘epistème’). Gespreksindeling: intro, kern, conclusie - Er is een begin/introductie - Er is een kern - De hoofdvraag is vanuit verschillende deelvragen en artikelen bekeken. - Er is een (voorlopige) conclusie waar iedereen uit het gesprek het mee eens is. Overig: Tijdbewaking - Het gesprek duurt tussen de 20 en 30 minuten. - Aan het einde (ongeveer 5 minuten voor tijd) wordt er voor gezorgd dat er een conclusie komt. Iedereen betrekken - Iedereen heeft iets gezegd in het gesprek. - Deelnemers zijn actief betrokken en dat is te merken omdat ze ook op elkaars ideeën reageren en niet alleen eigen input hebben. - Iedereen is drie keer aan het woord geweest. - Iedereen is vier keer aan het woord geweest. - Iedereen is vijf keer aan het woord geweest. Richting geven aan het gesprek - Het gesprek dwaalt niet veel af. - De gespreksleider wijst de deelnemers op de hoofdvraag als dat nodig is. Maximaal mogelijke punten voor dit doel 20 20 20 20 10 10 Punten - De gespreksleider houdt een poster met steekwoorden bij, wat helpt om bij het onderwerp te blijven. De gespreksleider kiest er voor om een punt af te sluiten als het te lang duurt en dan opent de gespreksleider een nieuw punt wel over de hoofdvraag. Beoordelingsformulier 4 In dit beoordelingsformulier heb ik de doelen voor gespreksleider weggehaald, omdat we hebben besloten dat Joyce deze rol op zich neemt. Doel Academische filosofisch denken Filosofische artikelen gebruiken (academisch) - Meer diepgang krijgen door kennis uit de artikelen te gebruiken. - Alle artikelen komen aanbod. - De artikelen worden met elkaar vergeleken. - De artikelen worden ten opzichte van elkaar toegelicht. Vragen stellen - Open vragen stellen - Doorvragen - Alles bevragen, nergens zomaar van uitgaan. - Antwoorden op vragen weer bevragen. - Kritische vragen stellen (maar wat als…? Waarom is dat zo?) Kritisch denken - Je verwonderen over alles wat over het algemeen logisch wordt gevonden. - Vastgeroeste denkkaders ontmantelen. - Inzien van eigen onwetendheid. Verder denken dan alleen de eigen mening (‘doxa’) en op zoek naar kennis (‘epistème’). Het gesprek: - intro, kern, conclusie, evaluatie - Ik neem actief deel aan het gesprek. - De hoofdvraag is vanuit verschillende deelvragen en artikelen bekeken. - Ik heb mee met het maken van een (voorlopige) conclusie waar iedereen uit het gesprek het mee eens is. - Evaluatie, ik reflecteer op mijn eigen aandeel aan het gesprek en op het gesprek als geheel. Cijfer: Aantal punten/10 = cijfer Maximaal mogelijke punten voor dit doel 20 20 20 20 20 Punten