Kometen en de geschiedenis van het Zonnestelsel Algemeen wordt aangenomen dat de Zon en het zonnestelsel tezelfdertijd werden gevormd bij het ineenstorten als gevolg van haar eigen zwaartekracht van een enorme gas- en stofwolk in ons gedeelte van de Melkweg. Aanvankelijk gaf dat aanleiding tot het ontstaan van de jonge Zon, waarin thermonucleaire fusiereacties begonnen met het produceren van energie, en die omgeven was door een schijf van gas en stof, zoals de schijf die we vandaag waarnemen rond andere jonge sterren. Deze protoplanetaire schijf stortte dan verder ineen met de vorming van planeten en manen als gevolg. De planeten slorpten daarbij het meeste materiaal op uit het inwendige van het zonnestelsel. De warmte van de Zon en de zonnewind verwijderden de lichtere elementen zoals waterstof en helium, en verder verwijderde het normale effect van de aantrekkingskracht van de planeten, het meeste vaste materiaal uit het binnenste gedeelte van het zonnestelsel. Men neemt echter aan, dat de materie in het buitenste gedeelte van het zonnestelsel, voorbij Neptunus, grotendeels onaangeroerd gebleven is. Oort, een Nederlandse astronoom, postuleerde het bestaan van een ring samengesteld uit bevroren gas en stof in het buitenste gedeelte van het zonnestelsel. Door kleine baanverstoringen, zoals bijvoorbeeld, bijna-botsingen tussen verschillende voorwerpen in de "Oort-wolk", kunnen sommige van deze aanwezige voorwerpen van hun baan gaan afwijken en terecht komen in het binnenste gedeelte van het zonnestelsel - t.t.z. een komeet gaan worden. Deze veronderstelling is verenigbaar met de waarneming dat de baan van veel kometen hyperbool- of paraboolvormig is; ze lijken van zeer ver te komen en na een passage langs de Zon, keren ze terug in de diepten van de ruimte. De kansen dat de baan van een komeet beïnvloed wordt door de aantrekkingskracht van planeten - zoals de massieve Jupiter - zijn echter niet te verwaarlozen. Op die manier, raken kometen "gevangen" in het inwendige van het zonnestelsel; zij draaien rond de Zon in een langwerpige ellipsvormige baan. Een bekend voorbeeld is de komeet van Halley die alle 76 jaar terugkeert in de nabijheid van de Zon; deze komeet is sedert de oudheid al verschillende keren waargenomen. Elke passage langs de Zon is nochtans gevaarlijk voor een komeet; hij verliest materiaal en laat daarbij stof en gas achter, hij kan uiteengerukt worden of in stukken uiteenvallen als gevolg van de aantrekkingskracht van de planeten. Verder kan ook zijn baan gestoord worden door de aantrekkingskracht van de planeten en zijn baan wordt in elk geval beïnvloed door de niet-gravitationele krachten ten gevolge van het uitstoten van gas en stof. De levensduur van een periodische komeet is daardoor beperkt, en zijn lot is ofwel volledig in stukken uiteen te vallen of te eindigen in het inferno van de Zon zelf. De recente gebeurtenissen met de komeet van P/Shoemaker-Levy 9 illustreren dit dramatisch lot. De aantrekkingskracht van Jupiter, het gecumuleerd effect van vroegere verliezen van materie en de losse binding van het materiaal in de kern, leidden tot het uiteenvallen van de kern in verschillende stukken, die daarna in botsing kwamen met Jupiter zelf. De foto laat de donkere vlekken zien in de wolkenlaag van Jupiter, nagelaten door de inslag van twee brokstukken (fragmenten G en Q2) (foto gemaakt in het zichtbaar licht met de Hubble Space Telescope; met toestemming van de STScl Office of Public Outreach). Mogelijke botsingen tussen kometen en de Aarde vormen een onderwerp van veel discussies. Dergelijke botsingen waren blijkbaar veel waarschijnlijker in de vroege geschiedenis van het zonnestelsel en ze hebben waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld in de vormgeving en het uiteindelijke uitzicht van het oppervlak van planeten en manen. De kern van een komeet bestaat waarschijnlijk uit interstellair materiaal waaruit ook het zonnestelsel is ontstaan. De studie van de samenstelling van kometen is daarom van uitzonderlijk astrofysisch belang, omdat die studie ons een idee kan geven onder welke voorwaarden het zonnestelsel - en dus ook het leven op Aarde - zijn ontstaan. Auteur: J. De Keyser