Michel Buijs CLASSIX [email protected] 1. Antieke retorica: de taken van de redenaar. a. inventio, het analyseren van het voorgelegde vraagstuk, teneinde tot een centrale stelling te komen, en het vinden van de argumenten voor het verdedigen van die stelling. b. dispositio, het ordenen van het gevondene, met name van de argumenten, tot een goed opgebouwd betoog. c. elocutio, de adequate verwoording van het gevondene en geordende (stilistische vormgeving). d. memoria, het memoriseren van de tekst. e. actio/pronuntiatio, de voordracht van de redevoering (stemgeluid, gezichtsuitdrukking, gebaren). 2. Het profielwerkstuk: de taken van de onderzoeker. a. De keuze van het onderwerp. Het doel van het profielwerkstuk is het zelfstandig schrijven van een verhandeling volgens de regels en de methode(n) die binnen het betrokken vakgebied gangbaar zijn. ➢Tip: ga op zoek naar een probleem. Een probleem is een onbeantwoorde vraag. Wanneer twee onderzoekers op het betreffende vakgebied het niet met elkaar eens zijn, is er altijd sprake van een probleem. Je profielwerkstuk bevat dus altijd een onderzoeksvraag, ook wel probleemstelling of vraagstelling genoemd, die zo geformuleerd is dat hij in het profielwerkstuk ook daadwerkelijk beantwoord kan worden. b. Het vinden van de juiste begeleider. Uiteraard sta je er niet alleen voor; een docent met kennis van het desbetreffende vakgebied zal je helpen je probleemstelling te preciseren, en je helpen bij het beantwoorden van je onderzoeksvraag. Ga op zoek naar een geschikte begeleider. ➢Tip: zorg dat je een globaal idee hebt van het onderwerp waar je je onderzoeksvraag op los wilt laten. Je zult in dit eerste gesprek toch iets moeten zeggen. Het is niet verboden om een docent te vragen om een geschikt onderwerp met bijbehorende onderzoeksvraag, maar vergeet niet dat het veel leuker is om je eigen onderzoeksvraag te beantwoorden: je hebt dan meer plezier in het schrijven van je profielwerkstuk. c. Het aanscherpen van de onderzoeksvraag. Begin met inlezen. Dat betekent dat je op zoek gaat naar geschikte literatuur in de bibliotheek (mediatheek, gemeentebibliotheek, universitaire bilbliotheek); catalogi zijn online raagpleegbaar. Vraag de boeken/artikelen op en lees ze; maak direct een bibliografie. Blijf je tijdens het inlezen afvragen of je je onderzoeksvraag moet bijstellen. ➢Tip: vaak helpt het om je onderzoeksvraag op de splitsen in twee of drie deelvragen. Die deelvragen zijn gemakkelijker te beantwoorden dan een grote vraag, dus dat voorkomt dat je ‘vast komt te zitten’. Bovendien geven de deelvragen structuur aan je profielwerkstuk: zij leveren al snel de eerste hoofstukindeling of paragraafindeling op. Leg de hoofdstuk– en paragraafindeling ter goedkeuring voor aan je docent. d. Het verzamelen van het materiaal. Uiteraard zal de beantwoording van je onderzoeksvraag tot stand komen op basis van een verzameling van gegevens. Doe dit niet ‘lukraak’, maar vraag je af: • Welke primaire of secundaire bronnen heb ik nodig en waar vind ik deze? • Moet ik afspraken maken en zo ja, met wie? 1 • Hoe sla ik mijn materiaal op (database)? ➢Tip: zet je voorgestelde aanpak op papier en lever dit in een vroeg stadium in bij je begeleidende docent; hij/zij kan voorkomen dat je gegevens over het hoofd ziet of ten onrechte gebruikt. Leg vervolgens je materiaalverzameling aan. e. Het ordenen van het materiaal. Bekijk je materiaalverzameling en vraag je af: • Wat is bij het beantwoorden van mijn vraag hoofdzaak, wat is bijzaak? • Welke publicaties verdienen een centrale plaats in het profielwerkstuk, en welke kunnen beter terzijde worden gelaten? ➢Tip: het scheiden van relevante en niet-relevante gegevens kan lastig zijn. Overleg ook op dit punt in een vroegtijdig stadium met je begeleidende docent. f. Het daadwerkelijke schrijven. Nu je een onderwerp, een onderzoeksvraag, (op grond van je deelvragen) een hoofdstuk– en paragraafindeling en een geordende materiaalverzameling hebt, kun je daadwerkelijk gaan schrijven. Beslis of je wilt beginnen met het schrijven van een inleiding, of met een ander hoofdstuk—dat maakt in beginsel niet uit. ➢Tip: denk niet dat de eerste versie gelijk de definitieve moet zijn. Schrijf gewoon een stukje: je kunt het altijd nog wijzigen. Maak een planning: niemand schrijft een profielwerkstuk in een keer op. Je kunt beter geregeld een klein stukje schrijven— bijvoorbeeld een paragraaf, of 200 woorden per dag. Blijf bij het schrijven steeds kritisch op wat je schrijft: ben je je onderzoeksvraag nog wel aan het beantwoorden? Neem nooit tekstfragmenten (vrijwel) letterlijk over uit de literatuur; je pleegt dan plagiaat—een wetenschappelijke doodzonde. Wanneer je je baseert op onderzoek van anderen, dan geef je dat aan (in de lopende tekst of in voetnoten); bij internetpublicaties vermeld je de datum waarop je deze hebt geraadpleegd. ➢Tip: wanneer je een eerste hoofdstuk afhebt, lever je dit in bij je docent; hij/zij kan dan beoordelen of je op de goede weg bent. Dit kan de inleiding of een ander hoofdstuk zijn. g. De eindversie. De eindversie van je profielwerkstuk bevat in ieder geval: • een titel (➢Tip: vermijd ‘lollige’ titels) • een inhoudsopgave • een inleiding, waarin in elk geval zijn opgenomen: o je onderzoeksvraag (‘wat is het probleem?’) o een beschrijving van de stand van kennis die tot deze onderzoeksvraag heeft geleid aan de hand van de meest relevante literatuur (‘wat wisten we al?’) o een beschrijving en verantwoording van je onderzoeksmethode (‘hoe ben ik te werk gegaan, en waarom op deze manier?’) o een verantwoording van de gebruikte bronnen (‘waarom heb ik de bronnen die ik gebruikt heb geselecteerd?’) • een betoog, waarin je je materiaal presenteert en analyseert • een conclusie, waarin je je onderzoeksvraag beantwoordt en de waarde van je onderzoek beschrijft (‘wat heeft dit profielwerkstuk ons opgeleverd’?) • een notenapparaat • een bibliografie • paginanummers Gebruikte bronnen: • Handleiding voor de masterscriptie (Opleiding Geschiedenis, Universiteit Utrecht), z.j. 5 • Quintilianus, Institutio oratoria (De opleiding tot redenaar), vertaling Piet Gerbrandy, 2007 . • Standaardsyllabus Cicero retorisch proza (VCKT), z.j. 2