Inleiding Hondsdolheid (rabiës) Deze folder geeft uitleg over hondsdolheid en de risico’s van het meenemen van een (huis)dier naar een vakantieadres in het buitenland en van een vakantieadres uit het buitenland naar Nederland. Ook geeft deze folder uitleg over wat er gebeurt als een dier of mens mogelijk hondsdolheid heeft opgelopen. Informatie over de ziekte bij dieren Algemeen Hondsdolheid bij dieren wordt veroorzaakt door het hondsdolheidvirus. Hondsdolheid is een zoönose. Dit betekent dat het virus kan worden overgedragen van dier op mens en bij de mens ziekte kan veroorzaken. Waar komt hondsdolheid voor Hondsdolheid komt over de hele wereld voor bij enkele soorten vleermuizen. In Oost-Europa komt hondsdolheid ook voor bij andere wilde dieren, zoals bijvoorbeeld vossen. In landen buiten Europa zoals Marokko en Turkije (populaire vakantielanden), maar ook in andere vakantielanden over de hele wereld komt hondsdolheid voor bij wilde dieren en zwerfdieren, bijvoorbeeld honden/katten. Informatie over de risico’s op hondsdolheid en de procedures van de NVWA voor dierhouders en handelaren NVWA Incident Crisiscentrum (NVIC) Telefoon: 088 223 3773 E-mail: [email protected] www.nvwa.nl/ Copyright mei 2015 Copyright © NVWA. Alle rechten voorbehouden. Overdragen van het virus Vleeseters zoals de vos, wolf, (zwerf)hond, (zwerf)kat etc. kunnen het hondsdolheidvirus bij zich dragen. Het virus zit in het speeksel van een besmet dier. Door bijten, likken of krabben, kan het virus worden overgedragen naar andere (huis)dieren of de mens. Het grootste risico om hondsdolheid op te lopen is wanneer een (huis)dier of persoon in het buitenland in contact komt met wilde dieren of zwerfdieren. In Nederland is contact met niet-gevaccineerde, illegaal uit het buitenland ingevoerde (zwerf)dieren en contact met vleermuizen een risico. Ziekteverschijnselen bij een (huis)dier Wanneer een dier besmet is met hondsdolheid duurt het meestal nog 20-60 dagen voordat het klachten krijgt. De ziekteverschijnselen zijn in het begin vaak vaag. De dieren eten en drinken niet en zonderen zich af. Vleermuizen kunnen niet meer vliegen. Hierna kunnen de dieren agressief worden en gaan bijten. Later raken dieren verlamd, waarbij ze gaan kwijlen en uiteindelijk sterven. Wanneer een dier eenmaal tekenen van hondsdolheid heeft, is de ziekte altijd dodelijk en sterft het dier meestal binnen een week. Onderzoek na contact met een dier Wanneer een van honsdolheid verdacht dier, een mens heeft gebeten, gelikt of gekrabd, wordt dit dier onderzocht op hondsdolheid. Dit onderzoek gebeurt bij het Nationaal Referentie Laboratorium voor hondsdolheid, het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad. Indien er contact tussen een mens en een vleermuis heeft plaatsgevonden, vindt er altijd onderzoek plaats op aanwezigheid van hondsdolheidvirus bij de vleermuis. Er zijn geen laboratorium testen die bij een levend dier vast kunnen stellen of het dier hondsdolheid heeft. Daarom worden dieren die tekenen van hondsdolheid laten zien, gedood en wordt het hersenweefsel onderzocht. In zeldzame gevallen kan het NVIC beslissen dat een dier dat verdacht wordt van hondsdolheid voor een periode van 6 maanden onder toezicht (quarantaine) wordt geplaatst. Wanneer in deze periode tekenen van hondsdolheid optreden wordt het dier alsnog gedood en onderzocht. Informatie over de ziekte bij mensen Overdracht van dier naar mens De mens kan hondsdolheid oplopen door een lik, een krab of een beet van een dier dat hondsdolheid heeft. Ziekteverschijnselen bij de mens Wanneer een mens besmet is met hondsdolheid duurt het meestal 20-60 dagen voordat klachten optreden. Hondsdolheid is voor de mens dodelijk, wanneer het niet snel behandeld wordt. Bij de mens begint de ziekte meestal met griepachtige klachten. Daarna ontstaan karakterveranderingen zoals angst voor water en woedeaanvallen. Soms treden deze klachten minder op en raakt iemand vooral verlamd. Mensen kunnen andere mensen over het algemeen niet makkelijk besmetten. Voorkómen Gelukkig kunt u hondsdolheid voorkómen door u te laten vaccineren tegen hondsdolheid. Verder mag u: • geen wilde dieren of zwerfdieren aanraken • geen ongevaccineerde (zwerf)dieren meenemen uit het buitenland Wat te doen na contact Wanneer u bent gebeten, gelikt of gekrabd door een dier dat mogelijk hondsdolheid heeft, wast u de wond meteen goed uit met water en zeep of desnoods alleen met water gedurende minstens vijf minuten. Ontsmet vervolgens de wond met alcohol (70%) of jodium. Neem contact op met uw GGD om te bepalen of u mogelijk risico heeft dat u hondsdolheid heeft opgelopen. De GGD en uw eigen huisarts kunnen u indien nodig een behandeling geven. Deze bestaat uit 5 vaccinaties die u verspreid over een maand krijgt. Afhankelijk van de ernst van de wond hebt u ook nog een extra prik met antistoffen tegen rabiës nodig. Die krijgt u tegelijk met de eerste vaccinatie. Afhandelingsprocedure verdenking door NVIC In de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) staat dat hondsdolheid gemeld en bestreden moet worden. Het NVIC voert deze bestrijding uit. Melding Indien u, uw dierenarts of de GGD hondsdolheid bij uw dier vermoedt, wordt dit gemeld aan het NVIC op telefoonnummer 045-5463188. Copyright mei 2015 Copyright © NVWA. Alle rechten voorbehouden. Ook een laboratorium moet melden wanneer er uit een test of een ander onderzoek hondsdolheid wordt vermoedt. zorgkostenverzekeraar. Bij volwassenen wordt wél het eigen risico belast. Vragen Wanneer u gebeten, gelikt of gekrabd bent door een (wild)dier in Oost-Europa, of buiten Europa, neem dan zo snel mogelijk contact op met uw GGD. Officiële verdenking Bij een officiële verdenking gaan wettelijke maatregelen van start die bedoeld zijn om te voorkomen dat het virus verder wordt verspreid. U bent verplicht om aan deze maatregelen mee te werken. Afhandeling verdenking Na een melding van hondsdolheid bij een dier zal het NVIC zo snel mogelijk onderzoek doen om uit te zoeken of het dier werkelijk hondsdolheid heeft. Er kunnen dan maatregelen genomen worden om te voorkomen dat de ziekte wordt overgedragen naar andere dieren of de mens. Het NVIC stuurt een dierziektedeskundige naar het verdachte dier toe om te beoordelen of deze werkelijk hondsdolheid kan hebben. De dierziektedeskundige stuurt het dier indien nodig voor onderzoek op naar het CVI. Ook zal de dierziektedeskundige de GGD informeren en de eigenaar of familieleden naar de GGD verwijzen. Uitslagen en maatregelen De eerste resultaten van het onderzoek op het verdachte dier zijn meestal binnen 24 uur bekend. U wordt hierover op de hoogte gesteld door het NVIC. Zij zullen u ook op de hoogte brengen van de maatregelen die nodig zijn. Kosten De inzet van het NVIC, de dierziektedeskundige en het laboratoriumonderzoek hoeft u niet te betalen. Kosten voor eventuele quarantaine zijn wel voor de eigenaar van het dier. De medische behandeling die nodig is na een beet, lik of krab door een dier dat mogelijk hondsdolheid heeft, wordt altijd vergoed door uw Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, dan kunt u de website van de NVWA raadplegen (www.nvwa.nl – dierziekte). Tijdens kantooruren kunt u ook contact opnemen met het NVIC op telefoonnummer 088 223 3773. Indien u vragen heeft over hondsdolheid en uw eigen gezondheid kunt u de GGD in uw regio raadplegen (www.ggd.nl). Dier meenemen naar huis Wilt u ondanks de risico’s toch een (zwerf)dier meenemen naar huis, dan moet het voldoen aan speciale regels die de Europese Unie heeft opgesteld voor het importeren van dieren zoals honden en katten. Deze regels zijn er om te voorkomen dat mensen en dieren besmet raken met ernstige ziekten als hondsdolheid. Verdere informatie over deze regels vindt u op de website van de NVWA: http://www.vwa.nl/ > Meest bezocht A-Z > I > Import Een dierenarts ter plaatse kan u er meer over vertellen. U blijft er persoonlijk verantwoordelijk voor dat aan alle regels wordt voldaan.