Diagnose van een geval van rabiës

advertisement
Federaal Agentschap
voor de Veiligheid
van de Voedselketen
Nota aan de dierenartsen
Stafdiensten van de
Gedelegeerd Bestuurder
Stafdienst crisispreventie
en crisisbeheer
WTC III
Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
tel. 02 2083411
fax 02 2083337
[email protected]
www.favv.be
Correspondent :
Toestelnummer :
E-mail :
Uw brief van
-
Philippe Houdart
02/208.41.27
[email protected]
Uw kenmerk
Ons kenmerk
PCCB/S2/PH/
Betreft :
Diagnose van een geval van rabiës (hondsdolheid) in Beersel –
Nuttige informatie
Bijlagen
-
Datum
26.10.2007
Naar aanleiding van de diagnose van een geval van rabiës in Beersel (VlaamsBrabant) die op 22 oktober jl. werd gesteld, lijkt het ons nuttig om u te contacteren en
enige toelichting te geven bij deze ziekte en meer bepaald bij de desbetreffende
epidemiologische en immunologische aspecten.
A. ALGEMEEN
1. Etiologisch agens
Het rabiësvirus behoort tot de familie van de Rhabdoviridae en tot het geslacht
Lyssavirus, waarbinnen zeven genotypen worden onderscheiden. Het rabiësvirus is
een kogelvormig niet-gesegmenteerd negatief RNA-virus met membraan.
2. Symptomen
Men maakt een onderscheid tussen twee klinische typen van hondsdolheid met van
elkaar verschillende symptomen:
rabies furiosa
- onrustig
- agressief, prikkelbaar,
bijtgedrag
- verhoogde
speekselproductie
- seksuele opwinding
- janken
- verlamming
- dood
rabies paralytica
- ongecoördineerde bewegingen, verergerende
verlamming van ledematen
- angstig
- verhoogde speekselproductie
- voedsel weigeren
- abnormale stand van de staart
- tenesmus of verlamming van de anus
- verlamming
- dood na 48 uur
3. Wijze van overdracht van de ziekte
Het virus wordt tijdens de besmettingsperiode overgebracht door speeksel, door bijten
of likken aan huidwondjes en/of slijmvliezen of door speeksel dat tijdens de
besmettingsperiode terechtkomt op de slijmvliezen.
4. Besmettingsperiode
Het besmette dier kan het virus uitscheiden (en dus andere dieren of mensen
besmetten) vanaf twee weken voordat symptomen optreden. In dit geval kon de
getroffen hond vanaf 2 oktober besmettelijk zijn.
5. Incubatieperiode
Bij dieren duurt de incubatieperiode van deze ziekte ten hoogste 6 maand.
6. Maatregelen die bij contact met een besmet dier moeten worden getroffen
a) Contact met andere dieren
Deze dieren moeten als verdacht van besmetting worden beschouwd en moeten
gedurende 6 maand (maximale incubatietijd) in quarantaine worden geplaatst (bij de
eigenaar, waarbij alle contact met andere dieren moet vermeden worden) of worden
geëuthanaseerd en onderzocht.
Een negatief post mortem test resultaat bij een contactdier zonder symptomen
betekent dat het dier niet besmettelijk was voor mens of omgeving, maar sluit
evenwel niet uit dat het dier subklinisch besmet was (virus incubeert in de perifere
weefsels) zonder virusuitscheiding.
Men kan rekening houden met de vaccinatiestatus van het dier: de meeste vaccins
zijn 3 jaar geldig. Een dier dat als gevolg van vaccinatie beschermd was op het
tijdstip van het contact (d.w.z. dat het dier een antistoffengehalte heeft van meer dan
0.5 IE /ml) is tegen de ziekte beschermd.
Er kan een serologisch onderzoek worden uitgevoerd door de Dienst Rabiës van het
Pasteur Instituut (Engelandstraat 642, B-1180 Brussel - Tel. : 02/373.31.11 - fax
02/373.32.86 - Internet : http://www.pasteur.be) om het antistoffengehalte te bepalen
en het dier moet zo snel mogelijk een herhalingsinenting toegediend krijgen. Het is
belangrijk dat de bloedname gebeurt vóór de herhalingsvaccinatie, zodat een
inschatting kan gemaakt worden of het dier voldoende antistoffen had op het moment
van de (eventuele) blootstelling.
Er moet evenwel aangestipt worden dat:
-
een naïeve (= vóór het contact niet gevaccineerde) hond die na blootstelling
aan het virus wordt gevaccineerd niet beschermd is.
-
de aanwezigheid van het virus onmogelijk kan worden aangetoond tijdens de
incubatieperiode (geen seroconversie, geen viremie,..). De enige betrouwbare
diagnosemethode is het post mortem onderzoek van de hersenen van een
dier dat tijdens de symptomatische fase is gestorven of werd geëuthanaseerd.
2
-
de na een primovaccinatie door het vaccin verleende immuniteit minder lang
aanhoudt dan die na hervaccinatie.
b) Contact met mensen
De betrokkenen moeten met spoed worden behandeld (vaccineren en eventueel
inspuiten van antistoffen) en moeten daartoe contact opnemen met het Pasteur
Instituut (secretariaat van de Dienst Rabiës: 02/373 31 50 of 02/373 31 62, Dr. Van
Hoof: 02/373 32 61).
Mensen die in aanraking zijn geweest met een verdachte hond (door bijten, likken)
worden verzocht zich te wenden tot hun behandelende arts.
Wij willen u erop wijzen dat niet-behandelde rabiës een ziekte is die leidt tot 100 %
sterfte en dat de behandeling om efficiënt te zijn zo vlug mogelijk en tijdens de
incubatieperiode moet worden aangevat.
7. Identificatie van honden
De regelgeving schrijft voor dat honden vanaf 1 oktober 2004 geïdentificeerd en in de
centrale gegevensbank geregistreerd moeten zijn en voorzien moeten zijn van een
paspoort. Deze verplichtingen moeten vervuld zijn voordat honden worden verkocht of
geschonken en alleszins voordat zij vier maand oud zijn. Honden die uit het buitenland
komen moeten eveneens geïdentificeerd zijn met een chip, voorzien zijn van een
paspoort en geregistreerd zijn en wel voordat zij vier maand oud zijn of binnen acht
dagen nadat zij in België zijn aangekomen.
Verder is vaccinatie tegen rabiës verplicht voor in België ingevoerde dieren. Er kunnen
bijkomende voorwaarden gelden al naargelang van het land van herkomst. Informatie
hierover is beschikbaar op de website van de Federale Overheidsdienst
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu:
https://portal.health.fgov.be/portal/page?_pageid=56,613422&_dad=portal&_schema=
PORTAL
B. AANPAK VAN HET IN BEERSEL VASTGESTELDE GEVAL VAN RABIES
De mensen die met het dier in contact zijn geweest (eigenaar, dierenartsen, personeel
van de kliniek) worden nu gevolgd door de bevoegde diensten van het Pasteur
Instituut.
Het onderzoek wordt thans met spoed gezamenlijk uitgevoerd door de lokale diensten
van het FAVV en de geneeskundige inspectie van de Vlaamse Gemeenschap met als
doel na te gaan of enerzijds geen andere mensen risico lopen en of, anderzijds, geen
andere huisdieren werden besmet.
3
Bij toepassing van het KB van 10/02/67 gelden de volgende maatregelen in de
gemeenten Beersel, Linkebeek, Ukkel, Sint- Pieters-Leeuw, Drogenbos, Eigenbrakel
en Sint-Genesius-Rode:
-
-
verplichting om alle honden uit het betreffende gebied steeds, ook buiten dat
gebied, aan de leiband te houden,
sterk aanbevolen vaccinatie van honden en katten uit het gebied (hierbij moet
evenwel worden aangestipt dat de werking van het vaccin pas na 3 weken
kan worden vastgesteld),
er wordt aangeraden om honden en katten binnen te houden,
er wordt ten slotte sterk aangeraden om eventuele beten van honden of
katten aan de geneesheer en de dierenarts te melden.
Tevens wordt eraan herinnerd dat in verband met de bestrijding van hondsdolheid in
het hele land de volgende maatregelen gelden:
1. vaccinatie van honden, katten en fretten verplicht ten zuiden van Samber en Maas
en op alle campings in België;
2. vaccinatie ten minste 21 dagen voordien en certificering (EU-paspoort of
certificaat) verplicht bij alle invoer of uitvoer;
3. er wordt aanbevolen de dieren op openbare plaatsen en in bossen en velden aan
de leiband te houden.
Dierenartsen die actief zijn in de risicogemeenten (zie hierboven) worden verzocht alle
dood aangetroffen verdachte dieren voor analyse naar het Pasteur Instituut over te
brengen.
Aangezien hondsdolheid een ziekte is die verplicht moet worden aangegeven, moeten
alle gevallen van verdenking onmiddellijk telefonisch ter kennis worden gebracht van
de daartoe bestemde meldpunten.
Praktische informatie over de melding (MB 21 januari 2004), en meer in het bijzonder
de gegevens van de meldpunten, zijn beschikbaar op de website van het FAVV, op
volgend adres: http://www.favv.be/sp/notif/notif-obli_nl.asp
Ik herinner u er bovendien aan dat elke invoer van gewervelde dieren afkomstig uit
andere landen dan deze van de EU, behoudens enkele uitzonderingen, steeds
gebonden zijn aan een door het FAVV bij voorbaat afgeleverde invoermachtiging.
Dergelijke invoermachtiging preciseert de sanitaire voorwaarden die gerespecteerd
moeten worden.
Als dat noodzakelijk mocht blijken, kan later nog worden besloten tot andere
maatregelen (grondig epidemiologisch onderzoek, verplichte vaccinatie van in de
risicozone aanwezige huisdieren, …) op grond van de resultaten van het onderzoek
en de verdere evolutie van de toestand.
Jean-Marie Dochy
Directeur-generaal
4
Download