Inhoud Startpagina Speelgoed 050–1 Speelgoed Inleiding De 16 Rijkskeuringsdiensten van Waren zijn belast met het toezicht op de naleving van de Warenwet. De Warenwet is een raamwet, dat wil zeggen dat voor de verschillende waren aparte uitvoeringsbesluiten bestaan (bijvoorbeeld broodbesluit, melkbesluit). Bij het van kracht worden van een nieuw besluit, gaat vaak één dienst zich er intensief mee bezighouden. Sinds het van kracht worden van het Speelgoedbesluit in 1976 is de Haarlemse dienst gespecialiseerd in het onderzoek van speelgoed. Daarvoor zijn de afgelopen jaren tal van zowel mechanische als chemische methoden van onderzoek ontwikkeld. De dienst onderzoekt circa 600 monsters speelgoed per jaar. Deze monsters worden door keurmeesters in winkels gekocht en betaald. In dit artikel zullen vooral chemische feitelijkheden van speelgoed (in de ruimste zin) worden behandeld. Speelgoedbesluit Het Speelgoedbesluit is bedoeld om de voor ouders (en andere opvoeders) niet waarneembare gevaren van speelgoed weg te nemen. Zij kunnen bijvoorbeeld niet zien of verf van speelgoed lood bevat. Daarentegen behoren zij te weten dat baby’s nog niet aan het spelen met knikkers toe zijn. Aan het spelen met bepaalde speelgoederen kleven „natuurlijke” gevaren. Met een skateboard kan een kind een flinke smak maken. Vliegeren bij onweer of in de buurt van hoogspanningsdraden is ook af te raden. Een boemerang keert met grote snelheid bij de werper terug. Op dergelijke gevaren kunnen ouders via waarschuwingen op de verpakking van het speelgoed attent worChemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina 050–2 Speelgoed den gemaakt. De aanwezigheid van giftige elementen in kleurmiddelen of de aanwezigheid van bepaalde organische oplosmiddelen in viltstiften is echter aan strenge eisen gebonden. Mede door het werk van de Haarlemse keuringsdienst is in 1985 een nieuw Speelgoedbesluit afgekondigd. Dit is februari 1987 van kracht geworden. De meeste wijzigingen zijn tot stand gekomen naar aanleiding van klachten van particulieren. Aan het nieuwe besluit zijn nu ook methoden van onderzoek toegevoegd. Zo wordt bijvoorbeeld verf van speelgoed afgekrabd en behandeld met maagzuursimulant. Dit is waterstofchloride opgelost in water (zoutzuur) met een concentratie van 0,07 mol waterstofchloride in 1 liter water (0,07 molair), wat qua zuursterkte overeenkomt met maagzuur. In het zo verkregen extract wordt het gehalte bepaald aan lood, cadmium, chroom en nog vijf andere elementen. Aan deze gehaltes zijn in het Speelgoedbesluit eisen gesteld. Het is voor verf niet zo belangrijk hoe veel lood er in aanwezig is, veel belangrijker is hoeveel er in maagzuur en uiteindelijk in het lichaam terechtkomt. Ook materiaal voor handenarbeid dat op scholen wordt gebruikt valt onder de werking van het Speelgoedbesluit, evenals het op scholen gebruikte leer- en ontwikkelingsmateriaal. Gevaren De – – – – – volgende categorieën van gevaren worden onderscheiden: brandbaarheid, explosiviteit en temperatuurverhoging; (afgifte van) giftige stoffen; hygiënische gevaren; mechanische gevaren; elektrische gevaren. De gevaren zijn sterk afhankelijk van de leeftijd van het kind. In het Speelgoedbesluit zijn daarom extra eisen voor zeer jonge kinderen (tot 4 jaar) opgenomen. Voor deze kinderen moet de omgeving zo veilig mogelijk worden gemaakt. Vanaf 4 jaar kunnen ouders kinderen op gevaren wijzen („geen kralen in je neus stoppen”). Het Speelgoedbesluit is van toepassing op speelgoed voor kinderen tot Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina Speelgoed 050–3 maximaal 14 jaar. In het nieuwe besluit zijn ook eisen met betrekking tot chemiedozen opgenomen. Zo zijn giftige verbindingen en grondstoffen voor explosieven verboden. Tevens wordt de aanwezigheid van goed glaswerk en een deugdelijke veiligheidsbril geëist. Brandbaarheid, explosiviteit, temperatuurverhoging In januari 1984 werd de kijker van het televisieprogramma „De Konsumentenman” geconfronteerd met ongevallen veroorzaakt door wonderkaarsen („sterretjes”). Het betrof een nieuw type sterretje. Bij het aansteken waren brandwonden ontstaan. Door de hitte was de ijzeren kern soms omgebogen. Veelal was één sterretje aangestoken en werden door overspringende vonken de andere negen sterretjes uit het pakje, die men in de andere hand hield, ook ontstoken. Indien deze in één bundel tezamen werden gehouden, duurde de verbranding slechts 1 à 2 seconden. Deze verbranding ging samen met een steekvlam van 10 à 20 cm. Bij onderzoek bleek de samenstelling nogal afwijkend van de gangbare. Normaal bestaat het kruit van een sterretje uit 50% bariumnitraat, 30% ijzerpoeder, 8% aluminiumpoeder, 10% dextrine (wat als lijm dienst doet) en 2% koolstof. De gevaarlijke sterretjes brandden met 3 fraaie kleuren: rood, groen en blauw. De samenstelling week sterk af. Het kruit van de rode sterretjes bleek te bestaan uit kaliumperchloraat (43%), aluminium (16%), magnesium en zwavel (beide 4%). De rode kleur werd veroorzaakt door strontiumcarbonaat (16%). Het ontbrekende deel is waarschijnlijk hoofdzakelijk dextrine en verder wat koolstof. De importeur haalde de restanten van dit gevaarlijke produkt terug uit de winkel. In augustus 1984 werden deze sterretjes wettelijk verboden (niet via het Speelgoedbesluit, maar via de vuurwerkwetgeving). Voor de gevaren van vuurwerk wordt verwezen naar Chemische Feitelijkheden 033. Overigens branden alle sterretjes bij temperaturen van meer dan 1000 °C, zodat de benaming „koud vuur” volledig onjuist is. Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina 050–4 Speelgoed Giftigheid Giftige stoffen uit speelgoed kunnen op verschillende wijzen door het kind worden opgenomen: via de mond, door eten of drinken, door sabbelen, door aflikken van vingers, via de ademhalingswegen en via de huid. Het Speelgoedbesluit houdt zowel rekening met acute (directe) als chronische vergiftigingen (dit laatste wil zeggen het langdurig regelmatig opnemen van zeer kleine hoeveelheden). Via de mond kunnen door eten of drinken giftige stoffen worden opgenomen. Hierbij kan men denken aan bellenblaas-vloeistoffen. Dit is meestal een oplossing van een detergent (wasmiddel) met neutrale pH die meestal niet echt giftig is. Vroeger is het wel voorgekomen dat brandstofblokjes direct bij fornuisjes verpakt waren. Kinderen zagen deze blokjes aan voor suikerklontjes en aten ze op. De blokjes bestonden uit het giftige hexamethyleentetramine. In het Speelgoedbesluit is nu geregeld dat brandstof apart verkocht moet worden, zodat ouders hun kinderen beter op de gevaren kunnen wijzen. Kinderen sabbelen overal aan. terwijl ook de verf van potloden wordt afgebeten. Tegenwoordig doet dit kleurmiddel zijn naam potlood weinig eer aan. Zowel in de verf als in de stift is geen lood meer te bekennen. Ook andere zware metalen zoals cadmium en chroom zijn afwezig. Bij recent onderzoek van een nog uit 1955 daterende doos van tien kleurpotloden van een beroemd Zwitsers merk werden wel metalen gevonden. Het gehalte van enkele elementen dat gevonden werd in de stift staat steeds in kolom A. In kolom B staat de afgifte aan maagzuursimulant als percentage van de op het potlood aanwezige verf. kleur van het potlood donkergroen lichtgroen loodgehalte A B % 6,6 6,6 Chemische feitelijkheden 1-80 chroomgehalte A B % 0,058 0,039 Herdruk 1996 % 0,37 0,38 % 0,011 0,004 arseengehalte A B % 0,012 0,015 % < 0,00005 < 0,00005 Inhoud Startpagina 050–5 Speelgoed kleur van het potlood donkergeel lichtgeel loodgehalte A B 7,7 8,7 eis van het < 0,02 Speelgoedbesluit chroomgehalte A B 0,44 0,082 < 0,02 0,41 0,38 < 0,1 0,067 0,057 < 0,1 arseengehalte A B < 0,0007 < 0,0007 < 0,00005 < 0,00005 < 0,001 < 0,001 Op grond van deze resultaten is het gebruik van loodchromaat als kleurstof aannemelijk. Tegenwoordig zou een dergelijke doos kleurpotloden in beslag worden genomen. Naar aanleiding van een recente klacht over badboekjes is een onderzoek ingesteld. (Badboekjes zijn zachte plastic boekjes met plaatjes.) Hierbij bleken diverse stoffen in kleine hoeveelheden aanwezig te zijn. Het ging om restanten van oplosmiddelen van drukinkt en om stoffen die bij de bereiding van het plastic zijn achtergebleven. De volgende stoffen werden aangetroffen: fenol, isoforon (3,5,5-trimethyl-2-cyclohexeen-1-on), butyldioxitol (2-(2-butoxyethoxy)ethanol), cyclohexanon en 1,2-dichloorbenzeen. Ook in ander plastic speelgoed werden enkele van deze stoffen aangetroffen (vooral fenol). Het aflikken van vingers zou tot problemen kunnen leiden wanneer men met pottenbakken ook glazuren gebruikt. Glazuur- en emaillepoeders kunnen onaanvaardbaar hoge lood- en cadmiumgehaltes bezitten. Er is wel 20% in maagzuursimulant oplosbaar lood gevonden. Daarom heeft de keuringsdienst druk uitgeoefend op de producenten, wat heeft geleid tot de ontwikkeling van glazuren die wel aan de eisen van het Speelgoedbesluit voldoen en ook als zodanig in de handel worden gebracht. Ook door inademen kunnen giftige stoffen opgenomen worden. Bedwelming kan soms heel onverwacht plaatsvinden. Enige tijd geleden waren spuitserpentines in de handel. Indien de knop van de spuitbus werd ingedrukt, spoot er een enkele meters ver reikend lint uit. De spuitbus bevatte echter als oplosmiddel dichloormethaan. Een aantal kinderen raakte bedwelmd nadat meerdere bussen in een klas waren leeggespoten. Ook lijmen bevatten een grote variatie aan Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina 050–6 Speelgoed organische oplosmiddelen welke min of meer roesverwekkend of licht bedwelmend kunnen zijn (denk aan „solutie-snuivers”). Bij een in 1980 gehouden onderzoek naar allerlei soorten lijmen werden de volgende oplosmiddelen gevonden: Giftig: methanol; schadelijk: tetrachlooretheen, ethylbenzeen, tolueen, trichloorethaan, xyleen, isobutanol, dichloormethaan, tetrahydrofuraan. Niet geclassificeerd (wel brandbaar): ethylacetaat, aceton, iso-propanol, butanon-2, butylacetaat en ethanol. De gebruikte classificatie is ontleend aan de Wet gevaarlijke stoffen. Het betrof hier allerlei soorten lijmen, die niet allemaal specifiek bestemd voor kinderen waren. Een aantal van deze oplosmiddelen wordt ook gebruikt in viltstiften voor professioneel gebruik. Er zijn dan ook wel klachten binnen gekomen van grafisch ontwerpers, die na een dagje kleuren duizelig waren. Ook bij niespoeders zijn vergiftigingsgevallen geconstateerd. Het betrof in één geval de uiterst giftige gemalen witte nieswortel (Veratrum album), dat bij een jong meisje in het gezicht was gegooid. Ook is niespoeder weleens opgegeten omdat de kinderen dachten dat het zwart-op-wit poeder was. Dit niespoeder bevatte o-nitrobenzaldehyde. Daarnaast zijn bij gewone controle van niespoeders nog andere giftige stoffen aangetoond. Een overzicht van deze stoffen met hun eigenschappen: – Veratrum album of witte nieswortel (zeer giftig 1 à 2 gram kan dodelijk zijn); – o-dianisidine (kankerverwekkend); – o-tolidine (kankerverwekkend); – o-nitrobenzaldehyde (giftig, verlaagde hartslag); – panamahoutpoeder (gaat de bloedstolling tegen bij wondjes). In het nieuwe Speelgoedbesluit is de EG-richtlijn ingebouwd waarin het gebruik van al deze stoffen wordt verboden. Gebruik van een speelgoedstoommachine in een ruimte waar siervogeltjes gehouden werden, leidde tot nare gevolgen: drie dieren gingen dood, een aantal andere raakte bewusteloos. Uit onderzoek Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina Speelgoed 050–7 bleek dat de constructie van de verbrandingsruimte zodanig was dat onvolledige verbranding optrad. In de verbrandingsgassen kon een aanmerkelijke hoeveelheid koolmonoxide worden vastgesteld. De Duitse fabrikant had naar aanleiding van dergelijke ongevallen in Duitsland reeds een nieuwe verbrandingsruimte geconstrueerd. Bij „ijswater” kan opname via de huid plaatsvinden (ijswater is een schertsartikel dat bij contact met de huid een zeer koud gevoel geeft). Hiervoor wordt soms ethylbromide gebruikt; bij deze stof moet volgens de Wet gevaarlijke stoffen „contact met de huid worden vermeden”. Het is dus niet bepaald geschikt als ijswater. Ook zwavelkoolstof is wel als ijswater verkocht. Dit is niet alleen giftig, het stinkt afschuwelijk en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Kunststof speelgoed blijkt regelmatig tot huidklachten aanleiding te kunnen geven. In een aantal gevallen zal de aanwezigheid van irriterende stoffen hiervan de oorzaak kunnen zijn. Daarnaast zal langdurig contact van de huid met plastic (bijvoorbeeld bij kinderen die een pop mee naar bed nemen) via een „broei-effect” tot huidirritaties kunnen leiden. Mechanische gevaren Van „griezeldieren”, gemaakt van polyvinylchloride met een hoog gehalte aan weekmaker (ftalaten), kunnen kinderen gemakkelijk stukken afbijten en inslikken. In het lichaam wordt de weekmaker grotendeels geëxtraheerd, het overblijvende plastic wordt hard en kan darmperforaties veroorzaken. Vooral voor jonge kinderen, die overal op bijten, is dit gevaarlijk. Overige gevaren Op overige mechanische gevaren en op gevaren van hygiënische aard of elektrische gevaren wordt in dit artikel niet ingegaan. Slot In dit artikelen zijn een aantal gevaren behandeld die zich bij het spelen met speelgoed kunnen voordoen. Zo achter elkaar opgesomd Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996 Inhoud Startpagina 050–8 Speelgoed zou de indruk kunnen ontstaan dat er heel wat mis is met speelgoed. Dit is evenwel volstrekt niet het geval. Dankzij goede wetgeving en intensieve controle hierop voldoet het speelgoed in speelgoedwinkels aan een hoog veiligheidsniveau. Indien er desondanks klachten zijn kan met terecht bij één van de 16 Rijkskeuringsdiensten van Waren. Literatuur – – – Speelgoedbesluit (Warenwet) 1985. Staatsblad 1985, nr. 751. Methoden van Onderzoek behorend bij het Speelgoedbesluit (Warenwet) 1985. Staatscourant 22 september 1986, nr. 187. Jaarverslagen Specialisatie Speelgoed. Keuringsdienst van Waren Haarlem 1977 t/m 1985. oktober 1987 Ir. M. F. Nuijt Rijkskeuringsdienst van Waren voor het gebied van Haarlem Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996