Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat schraalland is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer. Het zijn de meest soortenrijke graslanden die er zijn. Ze zijn erg zeldzaam geworden en dat geldt ook voor veel van de plantensoorten die er groeien. Toch zijn deze graslanden meestal niet zo kleurig: de meeste plantensoorten zijn klein en onopvallend. Dat geldt nog meer als de graslanden verzuren,wat tegenwoordig vaak het geval is. In Utrecht bevinden zich kleine snippers nat schraalland in het Vechtplassengebied, de Gelderse Vallei en het veenweidegebied. Het grondwater staat in de winter op of in het maaiveld, in het voorjaar 0 tot 30 cm daaronder (op veen respectievelijk zand). In de zomer zakt het grondwater weg, op veen mag dat niet verder dan 50 cm zijn vanwege mineralisatie van het veen, op zand kan het grondwater tot ongeveer 80 cm wegzakken. Het is belangrijk dat het grondwater gebufferd is (niet zuur). In veenweidegebieden komt de buffering van de bodem niet tot stand via het grondwater, maar door jaarlijkse overstroming met basenhoudend, maar wel voedselarm oppervlaktewater. Vroeger ging dit “vanzelf”, tegenwoordig is er een technische voorziening voor nodig. Inrichting Van een gangbaar agrarisch grasland is de bovenste laag grond door langdurige bemesting (en op veen ook ontwatering) zo voedselrijk geworden dat afgraven altijd nodig is. Bodemchemisch onderzoek kan uitwijzen tot op welke diepte er moet worden afgegraven. Voordeel van afgraven is ook dat het grondwater dichter naar het maaiveld komt. Met stuwtjes of dammen kan water worden vastgehouden. Om kwelwater in het perceel te krijgen (en niet in de sloten) moeten diepe sloten ondieper gemaakt worden of gedempt. Bij afgraven en vernatten is het wel zaak om er voor te zorgen dat het grasland in de zomer maaibaar blijft. Zeer ondiepe greppeltjes moeten er voor zorgen dat regenwater kan afstromen naar de sloten. Hierdoor wordt het oppervlakkige, zure regenwater afgevoerd en kan basenrijk grondwater in de wortelzone van de planten komen. Beheer na afgraven Na afgraven moet er vanaf het eerste groeiseizoen worden gemaaid om boomopslag en pitrus (“biezen”) onder controle te houden. Beide kiemen namelijk snel op de kale bodem. Bij veel boomopslag en/of pitrus is zelfs twee ker peer jaar maaien noodzakelijk, en bij veel pitrus nogmaals in de winter over bevroren grond. Instandhoudingsbeheer Een bestaand nat schraalland wordt een keer per jaar gemaaid omstreeks eind augustus/september en niet bemest. Het maaien moet met een lichte machine worden uitgevoerd. Het maaisel heeft geen voederwaarde voor vee. Voorwaarden voor beheersubsidie: Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Uitvoeren van het noodzakelijke beheer en geen handelingen verrichten die afbreuk doen aan het type Ten minste een keer per jaar maaien en afvoeren Inrichting: Afgraven van voedselrijke bovengrond Hoog, natuurlijk fluctuerend waterpeil, in kwelgebieden sloten verondiepen In veenweidegebieden voorziening treffen voor bevloeiing met basenrijk maar voedselarm water Instandhoudingsbeheer: Een keer per jaar maaien en afvoeren Niet beweiden Niet bemesten Fosfaat: P-Olsen max. 500 μmol/l bodem, onder ijzerrijke omstandigheden tot 700 μmol/l bodem Gemiddelde Voorjaars Grondwaterstand: 0 (veengronden) tot 30 (zandgronden) cm onder maaiveld Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland NB foto met copyright