Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-13 Private Equity: Selected Issues De relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Ellen Vermeire Studentennr. 00802891 Promotor: Hans De Wulf Commissaris: Mattias Bruyneel VOORWOORD Time flies when you’re having fun… De voorbije vijf jaren zijn inderdaad voorbij gevlogen. Ik geef toe dat mijn tijd aan de Universiteit van Gent niet altijd even ‘fun’ is geweest. Soms was het zwoegen en zweten. Toch nemen de leuke en mooie momenten de overhand. Daarom kijk ik met een glimlach terug op dit hoofdstuk van mijn leven. Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn rechtenstudie en opent de poort naar een nieuw avontuur. In mijn derde bachelorjaar ben ik erachter gekomen dat vennootschapsrecht mij zeer interesseert. Deze interesse is in de masterjaren nog toegenomen. Ik was dan ook vastberaden om mijn masterproef te schrijven bij professor dr. De Wulf. Het onderwerp ‘private equity’ heb ik leren kennen in mijn cursus vennootschapsrecht. Aangezien dit slechts zeer kort werd aangehaald, wou ik er graag meer over te weten komen. Zo ben ik op het idee gekomen om mijn masterproef te schrijven over dit onderwerp. Professor dr. De Wulf heeft mij vervolgens geholpen om dit onderwerp vorm te geven. Vooraleer ik begin aan mijn uiteenzetting over private equity, zou ik graag nog een aantal mensen vermelden die voor mij belangrijk waren tijdens het schrijfproces. Eerst en vooral wil ik mijn promotor, professor dr. De Wulf en mijn commissaris, de heer Bruyneel, bedanken om mij de kans te geven dit onderwerp uit te diepen en mij vervolgens te begeleiden doorheen dit boeiende onderzoek. Vervolgens wil ik ook mijn ouders bedanken, omdat zij mij de kans hebben gegeven om mijn rechtenstudies aan te aan te vangen. Zij hebben mij steeds gesteund en waren ook tijdens het schrijven van dit werk mijn rots in de branding. Tot slot richt ik nog een woordje van dank aan mijn vriendinnen, die er steeds voor mij waren en mij motiveerden wanneer ik het nodig had. II Inhoudsopgave VOORWOORD ....................................................................................................................... II INLEIDING .............................................................................................................................. 1 DEEL I: INLEIDING TOT DE PRIVATE EQUITY........................................................... 3 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN ............................................................................................. 3 AFDELING 1 WAT IS PRIVATE EQUITY? ................................................................ 3 AFDELING 2 EVOLUTIE VAN DE PRIVATE EQUITY MARKT ............................ 4 AFDELING 3 KRITIEK OP DE SECTOR ................................................................... 6 HOOFDSTUK 2: DE PRIVATE EQUITY DEAL .............................................................. 10 AFDELING 1 SOORTEN PRIVATE EQUITY TRANSACTIES ............................... 10 §1. Durfkapitaal ............................................................................................................ 10 §2. Groei- of ontwikkelingskapitaal ............................................................................. 11 §3. Buy-outs ................................................................................................................. 12 §4. Reddingskapitaal .................................................................................................... 14 AFDELING 2 DE ACTOREN IN EEN PRIVATE EQUITY DEAL .......................... 14 §1. Het private equity fonds ......................................................................................... 14 §2. Het private equity huis ........................................................................................... 16 §3. De investeerders ..................................................................................................... 17 §4. De doelvennootschap ............................................................................................. 18 §5. Het management van de doelvennootschap .......................................................... 18 §6. De kredietverleners ................................................................................................ 20 AFDELING 3 DE STRUCTUUR VAN EEN BUY-OUT ........................................... 22 AFDELING 4 FINANCIERING VAN EEN PRIVATE EQUITY DEAL................... 24 §1. Eigen vermogen ...................................................................................................... 24 §2. Schuldfinanciering ................................................................................................. 25 AFDELING 5 MAATSTAVEN VOOR WAARDERING IN DE PRIVATE EQUITY SECTOR 27 §1. Multiples................................................................................................................. 27 §2. Internal rate of return .............................................................................................. 28 III DEEL II: DE RELATIE TUSSEN DE PRIVATE EQUITY INVESTEERDER EN HET MANAGEMENT VAN DE DOELVENNOOTSCHAP ..................................................... 29 HOOFDSTUK 1: HET PRINCIPAAL-AGENTPROBLEEM ............................................ 31 AFDELING 1 HET PRINCIPAAL-AGENTPROBLEEM IN PUBLIEKE VENNOOTSCHAPPEN ................................................................................................... 31 AFDELING 2 OPLOSSING VAN PRINCIPAAL-AGENTPROBLEMEN IN PUBLIEKE VENNOOTSCHAPPEN .............................................................................. 33 AFDELING 3 BUY-OUT PRINCIPAAL-AGENTPROBLEMEN IN HET KADER VAN EEN 34 HOOFDSTUK 2: RELATIONELE ASPECTEN ................................................................ 35 AFDELING 1 POSITIEVE INCENTIVES .................................................................. 35 §1. Het loonpakket van het management ..................................................................... 35 1. Vaste verloning en voordelen ........................................................................... 36 2. Bonusschema’s ................................................................................................. 37 §2. Het management incentive plan ............................................................................. 38 1. Gewone aandelen ............................................................................................. 38 1.1 Sweet equity ............................................................................................. 39 1.2 Envy ratio ................................................................................................. 40 1.3 Aandelen met restricties ........................................................................... 42 1.3.1 Stemrechten .......................................................................................... 42 1.3.1.1 Preferente aandelen ........................................................................ 42 1.3.1.2 Winstbewijzen ............................................................................... 44 1.3.1.3 Certificering van aandelen ............................................................. 46 1.3.2 Dividendrechten .................................................................................... 46 1.3.3 Overdraagbaarheidsbeperkingen .......................................................... 47 1.3.3.1 Lock-up clausules .......................................................................... 49 1.3.3.2 Goedkeurings- en voorkoopclausules ............................................ 50 1.3.3.3 Tag- en drag-along rechten ............................................................ 52 IV 1.3.4 Opstapclausules .................................................................................... 53 1.3.4.1 Good leaver.................................................................................... 54 1.3.4.2 Bad leaver ...................................................................................... 55 1.3.4.3 Waardering van de aandelen.......................................................... 55 1.4 Taxatie ...................................................................................................... 56 1.4.1 Meerwaarden op aandelen .................................................................... 56 1.4.2 Aandelen verkregen met korting .......................................................... 58 1.4.2.1 Belastbaar voordeel ....................................................................... 58 1.4.2.2 Belastbare gebeurtenis ................................................................... 60 1.4.3 Dividenden............................................................................................ 60 2. 3. Aandelenopties en warrants ............................................................................. 61 2.1 Algemeen ................................................................................................. 61 2.2 Taxatie van aandelenopties onder de wet van 26 maart 1999 .................. 63 Ratchets ............................................................................................................ 66 3.1 Algemeen ................................................................................................. 66 3.2 Redenen voor het gebruik van performance ratchets .............................. 67 3.2.1 Ratchets als trigger bij de onderhandelingen tussen de investeerder en het management ................................................................................................ 67 3.2.2 Ratchets als waarderingsmechanisme .................................................. 67 3.2.3 Ratchets als een incentive mechanisme voor het management ............ 68 3.2.4 Ratchets als aanmoediging om een exit te realiseren ........................... 68 3.3 De werking van een ratchet ...................................................................... 69 3.3.1 Bonus warrants ..................................................................................... 70 3.3.2 Overperformance bonus ....................................................................... 71 3.3.2.1 Aandelenopties .............................................................................. 72 3.3.2.2 Converteerbare aandelen ............................................................... 72 3.3.2.3 Taxatie van de overperformance bonus ......................................... 73 V 3.4 Reverse ratchets ........................................................................................ 75 AFDELING 2 NEGATIEVE INCENTIVES ................................................................ 77 §1. Controle door de private equity investeerder ......................................................... 77 1. Controle op de managers als aandeelhouders van Newco ............................... 78 1.1 De samenstelling van de raad van bestuur ............................................... 78 1.1.1 Het private equity huis als meerderheidsaandeelhouder ...................... 79 1.1.2 Het private equity huis als minderheidsaandeelhouder ........................ 81 1.1.2.1 Beperking van de wettelijke coöptatie........................................... 82 1.1.2.2 ‘Blockbusterclausule’ .................................................................... 83 1.2 Besluitvorming binnen Newco ................................................................. 84 1.2.1 Investor controls ................................................................................... 85 1.2.2 Investor controls in een Belgische naamloze vennootschap................. 86 1.2.2.1 Raad van bestuur ........................................................................... 86 1.2.2.2 Algemene vergadering ................................................................... 88 1.2.2.3 Management .................................................................................. 89 1.3 Restrictive covenants ................................................................................ 96 1.3.1 Angelsaksische praktijk........................................................................... 96 1.3.2 Belgische praktijk .................................................................................... 98 1.4 2. Personal covenants ................................................................................. 100 Controle op de managers als werknemers van de doelvennootschap ............ 101 2.1 Ontslag wegens dringende redenen ........................................................ 102 2.1.1 Angelsaksische praktijk ...................................................................... 102 2.1.2 Belgische praktijk .................................................................................. 103 2.2 Restrictive covenants .............................................................................. 104 2.2.1 Angelsaksische praktijk ...................................................................... 104 2.2.2 Belgische praktijk ............................................................................... 105 2.3 Interactie tussen de tewerkstelling en de opstapclausules ...................... 107 VI §2. Verklaringen ......................................................................................................... 109 1. Algemeen ....................................................................................................... 109 2. Verklaringen in de investment agreement ...................................................... 110 2.1 Algemeen ............................................................................................... 110 2.1.1 Inhoud ................................................................................................. 110 2.1.2 Functie ................................................................................................ 111 2.2 Beperkingen ........................................................................................... 112 2.2.1 Beperking in de tijd ............................................................................ 112 2.2.2 Financiële beperking........................................................................... 112 2.2.3 Hoofdelijke aansprakelijkheid ............................................................ 112 2.3 AFDELING 3 Disclosure ............................................................................................... 113 MOTIVATIE BIJ UNDERPERFORMANCE ................................... 115 §1. Algemeen ............................................................................................................. 115 §2. Gebruikte technieken ............................................................................................ 116 1. Herstructurering van de ‘loan stock’ .............................................................. 116 2. Herstructurering van de schuldfinanciering ................................................... 116 3. Aanpassing van de prestatiegerichte doelstellingen ....................................... 117 4. Toekenning van nieuw aandelenkapitaal aan het management...................... 117 5. Prijswijziging van bestaande opties ............................................................... 117 6. Toekenning van nieuwe opties ....................................................................... 118 7. De introductie van een cash plan.................................................................... 118 §3. Conclusie .............................................................................................................. 119 CONCLUSIE ........................................................................................................................ 120 BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................. 125 BIJLAGEN ........................................................................................................................... 133 VII INLEIDING 1. Wanneer ondernemingen nood hebben aan vers kapitaal, bestaan er verschillende manieren om deze nieuwe middelen te bekomen. Bedrijven kunnen naar de beurs trekken, waar ze het kapitaal van vele kleine investeerders zullen binnenhalen. Een andere optie is om een beroep te doen op het bankwezen, door middel van kredieten. Verder kan het ook voorkomen dat business angels voor de nodige financiering zorgen. In deze masterproef zullen we het echter hebben over de financiering van bedrijven door middel van private equity. 2. Private equity is een vorm van investeren, waarbij men privaat vermogen en managementexpertise ter beschikking stelt van het bedrijf waarin men investeert. Op die manier probeert men additionele waarde te creëren. Het private equity huis investeert niet met eigen middelen, maar met fondsen waarin het geld verzameld heeft van voornamelijk grote institutionele investeerders.1 3. Vooraleer we ingaan op de onderzoeksvraag van deze masterproef, zullen we in Deel 1 een algemeen beeld van de private equity sector proberen schetsen. Eerst een vooral gaan we in Hoofdstuk 1 na wat private equity is en hoe de private equity markt ontstaan en geëvolueerd is door de jaren heen. Gezien de sector al een tijd lang onder vuur ligt, zullen we ook een kort overzicht geven van de kritiek waaraan private equity investeerders onderhevig zijn. In Hoofdstuk 2 volgt een bespreking van de private equity deal. We overlopen de verschillende soorten deals en de belangrijkste actoren die eraan deelnemen. Vanaf dan zal deze masterproef enkel nog handelen over buy-outs. De andere soorten deals zijn dan niet meer van belang. We bespreken onder andere de structuur van een buy-out en de financiering ervan. Tot slot raken we ook nog kort aan de waarderingsmechanismen binnen de private equity sector. 4. Na deze algemene inleiding komen we in Deel 2 tot de eigenlijke onderzoeksvraag van deze masterproef. We onderzoeken hoe de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap eruit ziet. Hiertoe zullen we voornamelijk nagaan welke incentives de private equity investeerder aan de leden van het managementteam zal geven, teneinde hen te motiveren om het beste van zichzelf te geven gedurende de looptijd van de buy-out. 1 Zie infra randnr. 6. 1 Alvorens we overgaan tot het werkelijke onderzoek, zullen we in Hoofdstuk 1 kort ingaan op de principaal-agentproblematiek binnen zowel publieke vennootschappen als vennootschappen die gefinancierd worden via private equity. Op die manier kunnen we de relatie private equity investeerder – management beter kaderen. In hoofdstuk 2 zal de uiteenzetting waar deze masterproef echt om draait, aanvangen. De relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap zal besproken worden vanuit twee verschillende invalshoeken. In Afdeling 1 gaan we dieper in op de positieve incentives die de private equity investeerder geeft aan het management. We bespreken onder andere hoe het management beloond wordt en wat het management incentive plan inhoudt. Daarnaast zullen we ook de ratchets vanwege de private equity investeerder ten voordele van het management van naderbij bekijken. Vervolgens behandelen we in Afdeling 2 de negatieve incentives binnen de relatie private equity investeerder – management. Hier dienen we een onderscheid te maken tussen relatie met het management als aandeelhouder van Newco en de relatie met het management als werknemer van de doelvennootschap. De private equity investeerder zal proberen om het management, in die beide hoedanigheden, onder zijn controle te houden. De manieren waarop hij dit zal realiseren, zullen we uitgebreid bespreken. Tenslotte zullen we deze masterproef afronden met een korte behandeling van relatie private equity investeerder – management in het geval waarin de doelvennootschap niet presteert zoals verwacht. Het management zal dan gedemotiveerd geraken, omdat het management incentive plan hen geen significante meerwaarde meer zal kunnen opleveren. In Afdeling 3 zullen we bijgevolg nagaan hoe de investeerder dit probleem oplost en hoe hij de managers opnieuw zal motiveren, ondanks de minder goede of zelfs slechte vooruitzichten van de doelvennootschap. 2 DEEL I: INLEIDING TOT DE PRIVATE EQUITY HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN 5. In dit hoofdstuk geven we een algemene kijk op de private equity sector. Eerst en vooral zullen we bespreken wat onder ‘private equity’ verstaan wordt en wat de typische kenmerken van dergelijke investeringen zijn (Afdeling 1). Vervolgens overlopen we de evolutie van de private equity markt sinds de opmars van private equity in de jaren tachtig (Afdeling 2). Tenslotte zullen we ook dieper ingaan op de kritiek waaraan de sector onderhevig is (Afdeling 3). AFDELING 1 WAT IS PRIVATE EQUITY? 6. We zouden private equity kunnen omschrijven als “financiële investeringen gekoppeld aan managementexpertise in niet-beursgenoteerde bedrijven in de meest ruime zin”.2 Anders gesteld, wordt er dus privaat vermogen en managementexpertise ter beschikking van het bedrijf gesteld, met als doel waarde te creëren en grote winsten te genereren na afloop van de deal.3 Het gaat om een actieve investeringsstrategie.4 Private equity huizen investeren niet met eigen middelen, maar met fondsen die zij onder hun controle hebben. Bijgevolg moeten zij onderscheiden worden van industriële investeerders.5 7. Private equity wordt gekenmerkt door een aantal specifieke karakteristieken. Ten eerste betreft het illiquide investeringen. Het geld wordt geïnvesteerd gedurende middellange of lange termijn en kan niet zomaar worden opgevraagd gedurende de looptijd van de investering. Dit heeft tot gevolg dat men geen belang hecht aan rendement op korte termijn. Het rendement van private equity investeringen wordt pas zichtbaar bij de exit, wanneer het bedrijf verkocht wordt of op de beurs wordt aangeboden.6 Daarnaast worden de duur van de 2 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, in R. HOUBEN en S. RUTTEN, Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht, Antwerpen Intersentia, 2007, (273) 274 (hierna: C. MICHIELS, “Private equity – vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”). 3 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe: markets, techniques, and deals, Amsterdam, Academic Press, 2010, 4 (hierna: S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe). 4 K. VERHELST, “De management buy-out in België – Een reflectie over de juridische en fiscale aspecten van een leveraged management buy-out in Belgische context”, T.Fin.R. 2007, (216) 218 (hierna: K. VERHELST, “De management buy-out in België”). 5 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 275. 6 H.T.J. SMIT en W.A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”, MAB 2007, http://repub.eur.nl/res/pub/12269/DePrivateEquityGolf_2007.pdf, (303) 306-307 (hierna: H.T.J. SMIT en W.A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”). 3 deal en de exitvoorwaarden ook steeds op voorhand bepaald in de private equity overeenkomst. De private equity huizen hebben immers niet de bedoeling hun participatie te behouden en zullen deze dus na verloop van tijd verkopen. Een ander specifiek kenmerk is dat er een strikte relatie bestaat tussen het private equity huis en de ondernemer of het management van de doelvennootschap. Tot slot blijft de investering, zoals hierboven reeds vermeld, niet beperkt tot de terbeschikkingstelling van kapitaal. De managers van een private equity fonds beschikken doorgaans over expertise in de sector waarin ze investeren en bieden bijgevolg ook advies en bijstand aan om ervoor te zorgen dat het bedrijf vooruitgang boekt.7 AFDELING 2 EVOLUTIE VAN DE PRIVATE EQUITY MARKT 8. De eerste vormen van private equity dateren reeds van het einde van de tweede wereldoorlog. In Europa ging het om groepen zoals Charterhouse Development Capital in 1943 en 3i in 1945 en in de VS was er de American Research and Development Corporation in 1946. Deze ondernemingen brachten industriële expertise naar de bedrijven waarin ze investeerden.8 Pas sinds de jaren tachtig kunnen we echter spreken van een ware opmars. Sindsdien heeft private financiering zich ontplooid tot een gewichtig onderdeel van de ondernemingsfinanciering.9 9. De private equity markt is onderhevig aan een cyclisch verloop.10 Wanneer de sector te maken krijgt met goede resultaten van fondsen, trekt dit de aandacht van meer institutionele beleggers. Iedereen wil een graantje meepikken van het succes. Deze grote interesse zorgt voor een forse stroom van kapitaal naar de fondsen.11 Dergelijke periodes waarin financiering in hoge mate beschikbaar is, leiden tot grotere deals en een verhoogd gebruik van leverage. De doelvennootschappen zullen hoger gewaardeerd worden, omwille van de grote interesse vanwege verschillende fondsen. Dit heeft tot gevolg dat zij te duur betaald zullen worden door de private equity fondsen. Uiteindelijk zal dit alles resulteren in een groter aantal 7 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, 4-5. A. BANCE, “EVCA special paper: Why and how to invest in private equity”, EVCA, maart 2004, 3-4. 9 H.T.J. SMIT en W.A. VAN DEN BERG, “De private equitygolf”, (303) 306-307. 10 A. DI CARLO, “The private equity market in Europe: Rise of a new cycle or tail of the recession?”, European Investement Fund working paper 2010/003 http://www.eif.org/news_centre/publications/eif_wp_2010_003_private_equity_market.pdf, 3; S. MANIGART en M. MEULEMAN, Financing entrepreneurial companies: how to raise private equity as a high growth company, Gent, Larcier, 2004, 73. 11 P. ROOSENBOOM, “Kapitaal hoort schaars te zijn”, http://managementscope.nl/opinie/kapitaal-hoort-schaars. 8 4 verontrustende investeringen.12 Zolang de economie groeit, zijn er weinig complicaties, maar bij economische problemen zullen er onmiddellijk gevolgen zijn voor de sector.13 De evolutie van de private equity markt wordt bijgevolg gekenmerkt door periodes van sterke groei en behoorlijke inkrimping, waardoor de markt zelden in evenwicht is.14 Tot op heden hebben er zich drie cycli voorgedaan.15 10. De eerste cyclus ving aan in het midden van de jaren ’80. Op dat ogenblik deden leveraged buy-outs hun intrede in de kapitaalmarkten.16 De private equity activiteit vond voornamelijk plaats in volwassen bedrijfstakken. Door het grote succes en de hoge verwachtingen stroomde er steeds meer vermogen in de richting van private equity fondsen en werden er bijgevolg vele nieuwe fondsen opgericht.17 In 1999 stortte de junk bond markt echter in, wat leidde tot het einde van de eerste cyclus.18 Van 1993 tot 2000 waren leveraged buy-outs nog steeds aanwezig op de kapitaalmarkten, maar dan wel op kleinere schaal.19 De private equity industrie had haar focus verlegd van de herstructurering van conglomeraten naar de groei van nieuwe ondernemingen. Men begon ‘value added services’ te verlenen aan de bedrijven waarin men investeerde, zoals bijvoorbeeld advies wat betreft financiering of het personeelsbeleid. In deze economische groeiperiode was er duidelijk opnieuw meer vraag naar private financiering. Vooral in nieuwe ondernemingen, in het bijzonder in de technologische sector, was een grote vraag naar durfkapitaalfinanciering. 20 Aan het begin van het nieuwe millennium stagneerde de economie echter weer, door het instorten van de technologie- en telecomsector en het grote aantal faillissementen dat daarop volgde.21 De tweede cyclus kwam tot een einde. 11. De derde cyclus nam vervolgens aanvang in 2003. Gedurende een periode van vier en een half jaar vond een private equity boom plaats die zijn piek bereikte midden 2007. In Europa en de VS samen werd in die periode meer dan één biljoen dollar verzameld voor private equity investeringen.22 De deals bereikten groottes die nooit eerder vertoond waren23, zoals 12 S. BERNSTEIN, J. LERNER, M. SØRENSEN en P. STRÖMBERG, “Private equity and industry performance”, NBER Working Paper Series No. 15632, januari 2010, http://www.nber.org/papers/w15632, 6-9; P. ROOSENBOOM, “Kapitaal hoort schaars te zijn”, http://managementscope.nl/opinie/kapitaal-hoort-schaars. 13 P. ROOSENBOOM, “Kapitaal hoort schaars te zijn”, http://managementscope.nl/opinie/kapitaal-hoort-schaars. 14 H.T.J. SMIT en W. A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”, (303) 304-305. 15 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xii. 16 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xii. 17 H.T.J. SMIT en W. A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”, (303) 304-305. 18 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xiii. 19 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xiii. 20 H. SMIT en W. VAN DEN BERG, “De private equitygolf”, (303) 304-305. 21 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xiii. 22 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xiv. 5 bijvoorbeeld de buy-out deal van $45 miljard van Texas Public Utility door KKR en Texas Pacific Group of de buy-out deal van $52 miljard van de Canadese telefoongigant BCE door Providence Equity Partners.24 In 2007 kreeg de economische wereld echter te kampen met een kredietcrisis. Dit was uiteraard niet zonder gevolg voor de private equity sector. De daling van de waarde van de private equity markt werd ingezet in 2008. In 2009 bereikte ze haar dieptepunt en stagneerde de werving van fondsen. 2010 en 2011 brachten iets meer hoop. De private equity markt vertoonde tekenen van een licht herstel, voornamelijk in de secondary buy-out sector.25 Secondary buy-outs26 komen immers voornamelijk voor in tijden waarin het moeilijker wordt om een exit te realiseren via een initial public offering (IPO) of een verkoop van de onderneming. In tijden van economische crisis zal bijgevolg voor vele ondernemingen een exit gezocht worden via de secondary buy-out sector. De managers van deze secondary buy-out fondsen hopen hun slag te slaan door die ondernemingen te kopen aan een lage prijs en ze vervolgens te verkopen tegen een hogere prijs, wanneer de markt zich terug hersteld heeft.27 Dit heeft geleid tot een verhoogde activiteit op de secondary buy-out markt. Deze positieve evolutie was echter van korte duur, daar de markt in 2012 werd teruggeslagen tot het niveau van 2009.28 Het valt af te wachten hoe de markt verder evolueert in de loop van 2013. AFDELING 3 KRITIEK OP DE SECTOR 12. Zowel in de academische literatuur, als in de financiële pers wordt de private equity sector steeds vaker bekritiseerd. Al sinds de jaren tachtig heeft de sector te kampen met een imagoprobleem. Tegenstanders beschuldigen private equity huizen er immers van de doelvennootschappen op te zadelen met grote schuldenlasten en deze ondernemingen vervolgens in stukken te hakken om zo snel mogelijk grote winsten te boeken.29 Volgens hen wordt in deze sector groot geld verdiend door jobs te schrappen, schulden op te stapelen en 23 G. YATES en M. HINCHLIFFE , A practical guide to private equity transactions, New York, Cambridge University Press, 2010, 5-8 (hierna: G. YATES en M. HINCHLIFFE , A practical guide). 24 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, xiv. 25 ERNST & YOUNG, “Celebrating 25 years of private equity research: A quarter century of private equity and management buy-outs, past achievements, future challenges”, 5 maart 2013, www.ey.com/Publication/vwLUAssets/Centre_for_Management_Buyout_Research_25th_Anniversary/$FILE/C MBOR_25th_anniversary.pdf,4-5. 26 Infra randnr. 29. 27 S. BONINI, “Secondary Buyouts”, mei 2012, www.nhh.no/Files/Filer/CPE/symposium/2012/bonini.pdf,3-9. 28 ERNST & YOUNG, “Celebrating 25 years of private equity research: A quarter century of private equity and management buy-outs, past achievements, future challenges”, 5 maart 2013, http://www.ey.com/Publication/vwLUAssets/Centre_for_Management_Buyout_Research_25th_Anniversary/$FI LE/CMBOR_25th_anniversary.pdf, 4-5. 29 A. SCHMEITS, “Belangenconflicten in de private equity-markt”, MAB 2007, http://www.mabonline.nl/pdf/600/Schmeits.pdf, (312) 312-313. 6 vervolgens de overblijfselen van de doelvennootschappen, die gedoemd zijn om te mislukken, te verkopen. Daarbovenop zouden zij ook een stevige belastingvermindering krijgen op hun winsten.30 13. De laatste jaren worden private equity huizen er vaak van beschuldigd zich te richten op resultaten op korte termijn. Ze zouden erop gebrand zijn hun investeringen snel opnieuw te verkopen, in plaats van de bedrijven langer bij te houden en hun waarde ten volle te realiseren. KAPLAN en STROMBERG hebben dit onderzocht en zagen in hun analyse geen bewijs van het feit dat “quick flips”31 meer en meer gebruikelijk zouden worden. Volgens hun onderzoek vond slechts bij 12% van de deals binnen de 24 maand een exit plaats32.33 14. Een andere kritiek betreft de impact van private equity op de arbeidsmarkt. Volgens tegenstanders veroorzaken private equity huizen sociale bloedbaden door in groten getale werknemers van de doelvennootschap te ontslaan.34 Gezien de negatieve vooruitzichten op de arbeidsmarkt, komt deze kritiek niet uit onverwachte hoek. Op basis van een studie van DAVIS, HALTIWANGER, JARMIN, LERNER en MIRANDA35 moet deze commentaar echter genuanceerd worden. Uit deze studie blijkt dat het verlies van jobs voornamelijk geconcentreerd is binnen public-to-private buy-outs en transacties aangaande ondernemingen in de diensten- en kleinhandelssector. Daarnaast creëren de doelvennootschappen ook nieuwe jobs. Al bij al blijkt het te gaan om een nettoverlies van 1% van de oorspronkelijke tewerkstelling. In het Verenigd Koninkrijk wees een studie van AMESS en WRIGHT (2006) erop dat bedrijven die een LBO ondergingen, een groei van tewerkstelling hadden die gelijklopend was aan andere bedrijven. Zij ondervonden echter wel dat de lonen in die bedrijven trager stegen.36 15. Een meer gegronde bezorgdheid bestaat in verband met de schuldfinanciering waarvan men in grote mate gebruik maakt in de private equity sector. De doelvennootschap wordt vaak aangemoedigd om zo veel mogelijk te lenen en zo weinig mogelijk eigen geld te gebruiken, 30 THE WHARTON SCHOOL OF THE UNIVERSITY OF PENNSYLVANIA, “Private equity: fact, fiction and what lies in between”, http://knowledge.wharton.upenn.edu/article.cfm?articleid=2939. 31 Quick flips zijn exits die binnen de 24 maanden na het sluiten van de deal worden gerealiseerd. 32 Zie Bijlage 1. 33 S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, NBER Working Paper No. 14207, juli 2008, http://www.nber.org/papers/w14207, 10-12. 34 THE WHARTON SCHOOL OF THE UNIVERSITY OF PENNSYLVANIA, “Private equity: fact, fiction and what lies in between”, http://knowledge.wharton.upenn.edu/article.cfm?articleid=2939. 35 S. DAVIS, J. HALTIWANGER, R. JARMIN, J. LERNER en J. MIRANDA, “Private equity and employment”, NBER Working Paper No. 17399, september 2011, http://www.nber.org/papers/w17399. 36 S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 17-18. 7 gezien het rendement op de investering dan mogelijk groter zal zijn.37 Deze bergen schuldfinanciering verhogen echter het risico dat de onderneming overkop gaat.38 Dit brengt evenwel niet per se een systemisch risico met zich mee, daar noch de private equity fondsen, noch de portfoliobedrijven ‘cross-collateralized’ zijn. Dit betekent dat het faillissement van één portfoliobedrijf normalerwijze geen effect zal hebben op het fonds of de andere bedrijven in het portfolio van het fonds. Daarnaast zijn private equity fondsen doorgaans voldoende gediversifieerd samengesteld, zodat zij niet alleen maar blootgesteld worden aan één bepaalde sector.39 16. Een andere, sterk becommentarieerde praktijk is die van de ‘special dividends’. De laatste jaren komt het meer en meer voor dat private equity huizen hun portfoliobedrijven, bovenop de reeds hoge niveaus van schuldfinanciering, nog extra laten lenen teneinde zichzelf ‘special dividends’ uit te keren. Hierdoor kunnen zij hun initiële investering terugkrijgen, zonder hun aandeelhouderschap op te geven. Dergelijke praktijken creëren echter geen economische waarde en resulteren in het kaalplukken van de portfoliobedrijven. De private equity huizen genereren dus grotere winst ten koste van de doelvennootschappen, die hierdoor mogelijk failliet zullen gaan.40 17. Ten slotte is er ook grote tegenstand aangaande de belastingheffing in de private equity sector. Vooreerst kunnen de interesten, die betaald worden op de grote hoeveelheden geleend geld, afgetrokken worden van het belastbaar inkomen van de doelvennootschap. Daarnaast wordt de carried interest41 in de VS42 en in een aantal Europese landen43 slechts belast tegen het tarief van belasting op de meerwaarde (capital gains tax) in plaats van tegen het tarief van de inkomstenbelasting. In de VS wordt de carried interest bijvoorbeeld belast aan een tarief van 15% in plaats van het gebruikelijke tarief voor inkomsten van 35%. De belasting tegen het tarief voor belasting op de meerwaarde van 15% wordt verantwoord vanuit het opzicht dat de carried interest geen inkomen zou zijn, maar dat het zou gaan om een meerwaarde op lange termijn (long term capital gains). Volgens de private equity sector gaat het immers over 37 Infra randnr. 58. J. SUROWIECKI, “Private inequity”, The New Yorker, 30 januari 2012, http://www.newyorker.com/talk/financial/2012/01/30/120130ta_talk_surowiecki. 39 J. PAYNE, “Private equity and its regulation in Europe”, EBOR 2011, (559) 572-575. 40 J. SUROWIECKI, “Private inequity”, The New Yorker, 30 januari 2012, http://www.newyorker.com/talk/financial/2012/01/30/120130ta_talk_surowiecki. 41 Infra randnr. 37. 42 THE WHARTON SCHOOL OF THE UNIVERSITY OF PENNSYLVANIA, “Private equity: Fact, Fiction and What Lies in Between”, http://knowledge.wharton.upenn.edu/article.cfm?articleid=2939 . 43 EVCA, “Benchmarking European Tax and Legal environments”, December 2006, http://www.cvca.cz/files/a1_benchmark06.pdf, 18-148. 38 8 winsten op investeringen met een looptijd van meer dan één jaar. Critici zijn het hier echter niet mee eens. Zij wijzen erop dat de carried interest slaat op winst die gemaakt wordt met geld dat door institutionele beleggers geïnvesteerd wordt in het private equity fonds. De managers van het fonds lopen dus niet het risico om hun eigen geld te verliezen. Enkel het geld van de investeerders staat op het spel. Carried interest is volgens critici bijgevolg een inkomen dat de managers van het private equity fonds ontvangen voor het leiden van het fonds. Dit moet volgens hen getaxeerd worden als een gewoon inkomen en niet als een meerwaarde.44 44 THE WHARTON SCHOOL OF THE UNIVERSITY OF PENNSYLVANIA, “Private equity: Fact, Fiction and What Lies in Between”, http://knowledge.wharton.upenn.edu/article.cfm?articleid=2939 9 HOOFDSTUK 2: DE PRIVATE EQUITY DEAL 18. Een private equity deal is een ingewikkelde transactie, met een specifieke structuur en een groot aantal betrokken partijen. In dit hoofdstuk zullen we eerst overlopen welke soorten private equity transacties er bestaan (Afdeling 1). Dit wordt gevolgd door een bespreking van de actoren in een private equity deal (Afdeling 2). Daarna zullen we uitleggen hoe een buyout gestructureerd wordt (Afdeling 3) en hoe deze deal gefinancierd wordt (Afdeling 4). Tenslotte bespreken we kort welke maatstaven gebruikt worden om de prestaties van private equity fondsen te meten (Afdeling 5). AFDELING 1 SOORTEN PRIVATE EQUITY TRANSACTIES 19. Private equity transacties kunnen ingedeeld worden op basis van het ontwikkelingsstadium van de onderneming waarin geïnvesteerd wordt. Men kan grofweg vier categorieën onderscheiden: durfkapitaal, groei- of ontwikkelingskapitaal, buy-outs en reddingskapitaal. Het stadium waarin de onderneming zich bevindt, zal het risicoprofiel van de investering bepalen. Hoe vroeger men immers in een onderneming investeert, hoe groter het risico.45 In het verder verloop van deze masterproef zullen we ons uitsluitend toespitsen op buy-outs. §1. Durfkapitaal 20. Bij durfkapitaal, ook wel start-up investeringen of venture capital genoemd, wordt er geïnvesteerd in ondernemingen die zich in een prille ontwikkelingsfase bevinden. Vaak gaat het om ondernemingen die actief zijn in sectoren van technologische innovatie, zoals de biotech- en ICT-sector.46 In vergelijking met andere private equity deals wordt men bij durfkapitaal doorgaans aan grotere risico’s blootgesteld. Bij beginnende ondernemingen is een mislukking immers meer waarschijnlijk.47 Daarom is het bij dit soort investeringen niet ongewoon dat meerdere private equity maatschappijen elk een minderheidsparticipatie nemen, naast de initiële investering van de oprichters of het management, teneinde het 45 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 274. C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 274. 47 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4-5. 46 10 investeringsrisico te beperken.48 Daarnaast zal de investment agreement ook vaak voorzien in gefaseerde investeringen, gebaseerd op het bereiken van bepaalde doelstellingen.49 Ingeval de investering succesvol is, kan het rendement evenwel spectaculair hoog zijn.50 21. Vaak is het voor beginnende ondernemers moeilijk om de nodige fondsen te verwerven, teneinde hun business idea om te zetten in een operatief bedrijf. Banken zullen niet altijd bereid zijn om leningen te verstrekken. Zeker nu, in tijden van economische crisis, zullen zij doorgaans bijkomende garanties vragen, waaraan een beginnende ondernemer meestal niet tegemoet kan komen. Durfkapitaal kan hier een belangrijke rol spelen. Durfkapitalisten zullen in principe financiering verstrekken zonder zekerheden te vragen ter afdekking van de risico’s. In ruil voor deze financiering zullen zij aandelen en zeggenschap in de onderneming eisen.51 Daarnaast zullen ook de expertise en bijstand van de durfkapitalist een meerwaarde vormen voor het bedrijf waarin geïnvesteerd wordt. Voor startende ondernemingen kan het interessant zijn om geassocieerd te worden met een durfkapitalist die veel aanzien heeft in de sector. Daar de onderneming door het selectieproces geraakt is, zal ze doorgaans een goede reputatie genieten.52 Durfkapitalisten investeren immers niet zomaar in het eerste project dat zich aanbiedt. Zij selecteren enkel die projecten die volgens hen kans op slagen hebben.53 §2. Groei- of ontwikkelingskapitaal 22. De term ontwikkelingskapitaal (development capital) duidt op investeringen in relatief volwassen ondernemingen. Het gaat om ondernemingen die reeds break-even zijn of reeds winst realiseren en die bijkomende middelen nodig hebben om hun activiteiten verder te kunnen ontwikkelen en uit te breiden. Deze vorm van financiering kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een nieuw product op de markt te brengen of een nieuw filiaal te openen.54 23. Daarnaast behoort ook groeikapitaal (growth capital) tot deze groep. In principe zou men dit als een synoniem van ontwikkelingskapitaal kunnen zien. Toch bestaat er een nuance 48 V. FRIED, G. BRUTON en R. HISRICH, “Strategy and the board of directors in venture capital-backed firms”, Journal of Business Venturing 1998, (493) 494. 49 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 274. 50 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4-5. 51 M. LUCASSEN, “Private equity als redder in nood”, Finance & control 2010, http://www.tiincapital.nl/sites/default/files/Artikel%20Finance%20%26%20Control%20juni%202010.pdf., (10) 11. 52 H.T.J. SMIT en W. A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”, (303) 308-309. 53 EVCA, “Powering out of Europe’s malaise”, November 2011, http://www.evca.eu/publications/PBEVCAB2.pdf, 6-7. 54 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 274. 11 tussen beide vormen van private equity financiering. Waar het bij ontwikkelingskapitaal gaat om ondernemingen die de beginfase voorbij zijn, maar nog steeds relatief klein blijven, gaat het bij groeikapitaal eerder om zeer volwassen bedrijven.55 Vanuit het standpunt van deze volwassen bedrijven kan private equity een oplossing bieden wanneer zij hun groeimogelijkheden grotendeels hebben uitgeput. De expertise van een private equity huis kan de onderneming een hernieuwde focus bieden. Teneinde waarde te creëren in deze bedrijven, kan het steun bieden bij het uitbreiden van de onderneming naar nieuwe producten en sectoren of bij het herstructureren van het productieproces, teneinde de kosten te drukken. Daarnaast zullen private equity huizen doorgaans interessante connecties hebben, die kunnen helpen bij het introduceren van de ondernemingen op andere geografische markten.56 24. Bij groei- en ontwikkelingskapitaal deals neemt het private equity huis vaak een minderheidsaandeel in de doelvennootschap.57 §3. Buy-outs 25. Een buy-out is een transactie waarbij het private equity huis, in tegenstelling tot bij start-, groei- of ontwikkelingskapitaal, een meerderheidsparticipatie zal proberen verkrijgen in de doelvennootschap, teneinde controle te verwerven. Een ander groot verschil met startkapitaal, is dat er geen sprake zal zijn van gefaseerde investeringen. Vereist wordt dat de investeerders al hun fondsen in één keer ter beschikking stellen, teneinde de koopprijs te kunnen betalen aan de verkopers.58 26. Dergelijke investering wordt vaak samen met het management van de doelvennootschap ondernomen, waarbij men dan spreekt van een management buy-out (MBO). Hierop bestaan echter varianten, zoals de management buy-in (MBI), waarbij een extern managementteam, dat speciaal voor die bepaalde acquisitie werd samengesteld, samen met het private equity huis de onderneming overneemt. Een zuivere MBI is echter zeldzaam. Wanneer men niet over de kennis van een insider in het bedrijf beschikt, is er immers een verhoogd risico voor de financiers van de transactie. Daarom wordt bij een buy-out het bestaande managementteam vaak aangevuld door één of meerdere buitenstaanders. Deze mengeling van bovenstaande 55 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 5. EVCA, “Powering out of http://www.evca.eu/publications/PBEVCAB2.pdf, 6-7. 57 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 5. 58 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4. 56 Europe’s malaise”, November 2011, 12 vormen van een buy-out is de buy-in management buy-out (BIMBO), waarbij een intern managementteam gecombineerd wordt met een extern managementteam.59 27. Een leveraged buy-out is een buy-out waarbij niet alleen eigen middelen, maar ook een aanzienlijk deel schuldfinanciering gebruikt wordt om de acquisitie te financieren. Op die manier kan de deal gerealiseerd worden met relatief weinig eigen middelen (10% tot 40% van de overnameprijs).60 In principe wordt echter in elke buy-out schuldfinanciering aangewend, teneinde het gevraagde rendement (de internal rate of return61) te behalen. Daarom zou men kunnen stellen dat een LBO slaat op een buy-out, die in hoge mate met schuldfinanciering gefinancierd wordt.62 28. Daarnaast is er ook nog sprake van institutional buy-outs (IBO). Hierbij neemt het private equity huis de leiding bij de verwerving van de doelvennootschap en zal het een substantiële meerderheid aanhouden in het acquisitievehikel. Het management zal bijgevolg slechts een minderheidsaandeel verwerven.63 Doorgaans zal het private equity huis voorafgaand aan de acquisitie nog geen managementteam gekozen hebben. De managers zullen pas na de afronding van de deal gerekruteerd worden.64 De termen LBO en IBO worden vaak aan elkaar gekoppeld, daar men bij de toename van de grootte van de deal zowel meer schuldfinanciering zal gebruiken, als ook de controle in handen van het private equity huis zal leggen.65 29. Tot slot verdient ook de secondary buy-out een korte toelichting. Dit is een transactie waarbij een private equity huis het bedrijf waarin het geïnvesteerd heeft, verkoopt aan een ander private equity huis. Hierdoor eindigt zijn betrokkenheid in dit bedrijf.66 Secondary buyouts komen voornamelijk voor in tijden van economische laagconjunctuur. Het wordt dan moeilijker voor het private equity huis om tijdig een exit te realiseren.67 Een secondary buy- 59 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 3. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 221. 61 Infra randnr. 61. 62 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4. 63 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4. 64 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique: contraintes juridiques, typologie et application aux opérations de private equity, Brussel, Larcier, 2010, 144-146 (hierna : A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique). 65 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4. 66 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 4. 67 S. BONINI, “Secondary Buyouts”, mei 2012, www.nhh.no/Files/Filer/CPE/symposium/2012/bonini.pdf, 3-9. 60 13 out geeft het huis bijgevolg de kans om zich tijdig te onttrekken aan de deal en waarde te realiseren. Private equity fondsen hebben immers een begrensde looptijd.68 §4. Reddingskapitaal 30. Bij reddingskapitaal, ook wel rescue capital of vulture finance genoemd, investeert een private equity huis in een onderneming in moeilijkheden, waarvan men gelooft dat men haar er terug bovenop kan helpen door financiële middelen te injecteren en eventueel het managementteam te vervangen. Dit geloof is gegrond in het feit dat de fundamentele parameters van de onderneming nog steeds bemoedigend zijn, ondanks de moeilijkheden.69 31. De aangebrachte financiële middelen zullen gebruikt worden om de onderneming te herstructureren, haar financiële prestaties te verbeteren, nieuwe strategische kansen te exploiteren etc. Op die manier zal de onderneming de kans krijgen om haar kredietwaardigheid te herwinnen. In extreme gevallen kan het zelfs gaan om een ‘kwestie van leven of dood’, waarbij de herstructurering het verschil zal maken tussen herrijzen of failliet gaan. Reddingskapitaal is erg riskant, gezien men niet met zekerheid kan zeggen of de onderneming zal overleven dankzij de herstructurering. Het private equity huis zal een meerderheidsparticipatie verwerven in de onderneming, teneinde de herstructurering in goede banen te kunnen leiden.70 AFDELING 2 DE ACTOREN IN EEN PRIVATE EQUITY DEAL §1. Het private equity fonds 32. Een private equity fonds is een vehikel waarin beleggers geld investeren, waarmee de manager van het fonds (zijnde het private equity huis71) belegt in niet-genoteerde ondernemingen. Het wordt georganiseerd als een limited partnership (in België wordt dit doorgaans gestructureerd als een commanditaire vennootschap op aandelen), waarbij de limited partners (de stille vennoten of commanditairen) het fonds van geld voorzien en de 68 CCMI/049 Impact van beleggingsfondsen op de industriële reconversie, Europees Economisch en Sociaal Comité, Brussel, 5 november 2009, 5. 69 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 141-142. 70 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, 23-25. 71 Infra randnr. 35-37. 14 general partner (de onbeperkt aansprakelijke vennoot of gecommanditeerde) het fonds beheert.72 33. Het private equity fonds heeft meestal een beperkte levensduur. Doorgaans wordt deze op voorhand vastgelegd op tien jaar. In de eerste vijf jaren zullen de fondsmanagers het aan hen toevertrouwde kapitaal investeren in bedrijven. Gedurende de volgende vijf jaren zullen zij zich concentreren op de exit van die bedrijven.73 Private equity fondsen zijn closed-end fondsen. Dit betekent dat de investeerders enkel kunnen intekenen ten tijde van de fondsenwerving (de beginfase) en dat zij slechts bij het einde van het fonds er terug uit kunnen stappen.74 De investeerders of limited partners zullen evenwel, onder bepaalde voorwaarden75 en mits geschreven toestemming van de general partner, hun belang in de limited partnership kunnen overdragen gedurende de looptijd van het fonds.76 Deze overdracht is ook mogelijk in een commanditaire vennootschap op aandelen, daar de stille vennoten net zoals de aandeelhouders in een NV hun aandelen vrij kunnen overdragen.77 Dit type fonds is geschikt voor private equity aangezien men in deze sector nood heeft aan middelen, zonder dat er druk bestaat vanwege de investeerder om deze middelen terug te krijgen.78 34. Private equity fondsen kunnen in verschillende categorieën opgedeeld worden: captives, semi-captives en independents. Bij een captive zal de moedermaatschappij van het beherende private equity huis geldmiddelen investeren in het fonds. Deze zal als hoofd- of enige investeerder het fonds controleren.79 Het private equity huis zal het geld dus investeren namens haar moedermaatschappij (meestal een bank, verzekeringsmaatschappij, pensioenfonds…).80 ING Corporate Investments is een voorbeeld van een Belgische captive. Een semi-captive fonds wordt niet gecontroleerd door de hoofdinvesteerder. Deze zal echter 72 S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 4-6. S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 4-6. 74 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, 47-63. 75 Die voorwaarden zullen betrekking hebben op het bekomen van een juridisch advies dat besluit dat de overdracht van het belang de limited partnership niet ongunstig zal beïnvloeden en/of een juridisch advies betreffende de positie van de overnemer. Daarnaast zal overdrager alle relevante informatie betreffende de overnemer ter beschikking moeten stellen van de general partner. 76 BVCA, “Limited Partnership Agreement”, oktober 2002, http://admin.bvca.co.uk//library/documents/lpagreement.pdf, 3. 77 J. VAN BAEL, “De vennoten van een Commanditaire Vennootschap op Aandelen”, in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (Eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat: Liber amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (697) 699. 78 S. CASELLI, Private equity and venture capital in Europe, 47-63. 79 J.M. SCHELL, Private equity funds: business structure and operations, New York, Law Journal Press, 1999, I35 – I-36. 80 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 4. 73 15 wel vaak deelnemen in de organisatie van het fonds en zal doorgaans economisch gunstigere voorwaarden verkrijgen dan deze die men kan verwachten in de markt waarin men werkzaam is. Indien de hoofdinvesteerder de enige investeerder is, zullen deze economisch gunstige voorwaarden vaak een reductie van de carried interest inhouden. Indien ook andere investeerders in het fonds mogen investeren, zal de hoofdinvesteerder deze gunstige voorwaarden verkrijgen door een participatie in het private equity huis te nemen. Hierdoor wordt de carried interest immers indirect gereduceerd.81 EQT is een voorbeeld van een Europese semi-captive. Een independent is een fonds waarin geldmiddelen worden geïnvesteerd door onafhankelijke investeerders. Zij oefenen geen controle uit op het fonds. Het private equity huis dat het fonds beheert, investeert deze gelden onder de voorwaarden bepaald in de ‘investment management agreement’.82 We denken bijvoorbeeld aan KKR. §2. Het private equity huis 35. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen het private equity fonds en het private equity huis. Een private equity huis is een team van investment managers dat kapitaal verzamelt in de vorm van private equity fondsen om vervolgens te investeren in bedrijven.83 Het wordt ook wel de general partner genoemd en het is dus de onbeperkt aansprakelijke vennoot of gecommanditeerde binnen het private equity fonds. 36. Private equity huizen investeren het geld uit een fonds in bedrijven en beheren vervolgens deze investeringen.84 Hun doel is om de bedrijven waarin zij via het private equity fonds geïnvesteerd hebben, gedurende een aantal jaar (doorgaans 5 tot 7 jaar) te doen stijgen in waarde en deze vervolgens te verkopen aan een koper die deze gecreëerde waarde erkent.85 Private equity huizen investeren in een bedrijf met de gedachte een aanvaardbaar rendement te bekomen. Hun doelstellingen zijn bijgevolg voornamelijk van financiële aard.86 37. Het private equity huis wordt op drie manieren gecompenseerd voor het beheren van het private equity fonds en de investeringen. Eerst en vooral dienen de investeerders haar een 81 J.M. SCHELL, Private equity funds: business structure and operations, New York, Law Journal Press, 1999, I35 – I-36. 82 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 4. 83 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 8-10. 84 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 4. 85 EVCA, “Little book of private equity”, http://evca.eu/wp-content/uploads/2012/07/EVCAs-Little-book-ofPrivate-Equity.pdf, 6. 86 S. MILLER, Buyouts: success for owners, management, PEG’s, families and mergers and acquisitions, Hoboken, Wiley, 2012, 133-134 (hierna: S. MILLER, Buyouts). 16 jaarlijkse management honorarium te betalen. Dit is een bepaald percentage van het door de investeerders toegezegde kapitaal (meestal 1 à 2%). Dit honorarium is bedoeld als compensatie voor de kosten die het private equity huis zelf maakt bij het uitvoeren van haar taak, zoals de uitbetaling van lonen, uitgaven voor marketing etc. Daarnaast ontvangt zij ook een carried interest, dit is een deel van de winsten van het fonds. Deze carried interest is het resultaat van onderhandelingen tussen het private equity huis en haar investeerders. Meestal komt dit neer op 15 tot 20% van de winst die de hurdle rate (bijvoorbeeld 8%) overtreft. Deze hurdle rate is de internal rate of return (IRR) die het fonds moet bereiken alvorens ze aan het private equity huis een deel van de winst mag uitkeren. De carried interest wordt gerealiseerd bij de exit van een investering. Ten slotte is er ook nog de administration fee of deal fee. Dit is het honorarium dat het private equity huis aan de doelvennootschap rekent voor het opzetten van de deal en vervolgens ook voor de doorlopende diensten, zoals monitoring, die geleverd worden door de bestuurders die het private equity fonds vertegenwoordigen.87 §3. De investeerders 38. Investeerders zijn nodig om kapitaal aan te brengen in de private equity fondsen. Vaak gaat het hierbij niet om gewone individuen. Het geld is meestal afkomstig van institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen etc. Daarnaast zullen ook bedrijven, publieke instellingen en high net worth individuals88 hun geld ter beschikking stellen van private equity fondsen.89 De reden voor de interesse van institutionele beleggers in private equity is dat ze op zoek zijn naar winstgevende investeringen op lange termijn, die hun belanghebbenden een zo hoog mogelijk rendement zullen bieden. Doorgaans hebben zij zelf echter onvoldoende expertise in dit type investeringen. Daarom laten zij dit over aan private equity huizen, die als tussenpersoon zullen functioneren.90 39. Vaak worden de investeerders de limited partners (LP’s) genoemd. Zij zullen als stille vennoten of commanditairen het fonds enkel voorzien van het overgrote deel van de nodige middelen. Ze houden zich niet bezig met het beheren van de fondsen en investeringen. Nadat zij hun kapitaal toegezegd hebben, zullen zij bijgevolg weinig inspraak hebben in hoe de 87 S. MILLER, Buyouts, 130; S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 4-6; G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 63-64. 88 In de private banking business gaat het over individuen die een hoeveelheid financiële middelen kunnen investeren die meer dan $1 miljoen bedraagt. 89 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 2-5. 90 H.T.J. SMIT en W. A. VAN DEN BERG, “De private-equitygolf”, (303) 309. 17 general partner (GP) deze fondsen aanwendt, zolang dit gebeurt volgens de overeenkomst tussen de investeerders en het private equity huis.91 De investeerders krijgen per kwartaal of half jaar wel een rapport van het private equity huis, waarin het verslag brengt van de activiteiten. Daarnaast krijgen ze ook rapporten over elke investering die gedaan wordt.92 40. De investeerders verwachten uiteraard een bepaald rendement op hun investering. Teneinde deze zeker te stellen, komen zij doorgaans een hurdle rate overeen met het private equity huis. Dit is de rate of return die aan hen toekomt als limited partners. Deze wordt meestal gespecifieerd in de documenten van het fonds. Men varieert hierbij tussen 5 en 10%.93 Wanneer dit rendement niet bereikt wordt, zal er geen winst uitgekeerd worden aan de general partner.94 Dit wil zeggen dat de general partner geen carried interest zal ontvangen. Hij zal evenwel steeds aanspraak maken op de management fee. §4. De doelvennootschap 41. De doelvennootschap is de onderneming waarin het private equity fonds middelen investeert. Alvorens het een bepaald bedrijf van financiering voorziet, zal het de kandidaten uitgebreid onderzoeken. Het is van groot belang dat een kandidaat vooruitzichten heeft op winstgevende toekomstige groei.95 §5. Het management van de doelvennootschap 42. Het is belangrijk om af te bakenen wie er juist bedoeld wordt, wanneer in dit werk wordt gesproken over ‘het management’. In principe omvat de term ‘management’ in dit kader enkel het senior management van de doelvennootschap. Indien het junior management bij de analyse betrokken wordt, zal dit steeds expliciet vermeld worden. Het is echter niet eenvoudig om te bepalen welke personen precies deel uitmaken van dit senior management. Er bestaat heden ten dage geen wettelijke of feitelijke algemene definitie hieromtrent.96 De 91 S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 4-6. EVCA, “Private equity fund structures in Europe”, January 2006, http://www.evca.eu/publications/PBPEFUND06.pdf, 12. 93 H. LAMON, Financial buy-outs: value drivers, deal structuring, financial instruments and funds: analysis from investor and management standpoints in Belgian practice, Brussel, Larcier, 2005, 158 (hierna; H. LAMON, Financial buy-outs). 94 Supra randnr. 37. 95 S. MILLER, Buyouts, 139. 96 X. BAETEN, “De vergoeding van managers” in L. VAN DEN BERGHE en T. BAELDEN, Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, (227) 229. 92 18 Code Buysse II, een aanbeveling voor corporate governance in niet-beursgenoteerde bedrijven, definieert senior management als volgt: “Het geheel van alle uitvoerende bestuurders, de leden van het directiecomité (of managementcomité) en van het topmanagement, waarin men streeft naar optimale collegialiteit”.97 Senior managers kunnen dus deel uitmaken van het bestuur van de vennootschap als uitvoerend bestuurder, maar men moet steeds een onderscheid maken tussen het senior management en het bestuur. Een bestuurder maakt niet noodzakelijkerwijze deel uit van het senior managementteam en omgekeerd. 43. Het management van de doelvennootschap kan op twee manieren betrokken zijn bij een private equity deal. Vooreerst kan het gaan om een management buy-out, waarbij het management zelf de initiatiefnemer is van de transactie. Het zal dan een private equity huis uitnodigen om deel te nemen aan de buy-out, omdat het vaak zelf niet over voldoende middelen beschikt om de transactie te financieren. Deze situatie houdt meestal in dat het succes van het bedrijf grotendeels aan de capaciteiten van het managementteam toe te schrijven is. Het management zal zich bij dergelijke transactie bijgevolg vaak in een sterke onderhandelingspositie bevinden om een bepaald private equity huis uit te nodigen om deel te nemen, aangezien het succes van de transactie grotendeels afhangt van zijn aanwezigheid. Het management zal samen met het private equity huis de doelvennootschap kopen, teneinde er zelf samen de leiding over te nemen. Ten tweede is het ook mogelijk dat een verkoper zijn bedrijf aanbiedt aan een private equity huis en dat het bestaande managementteam een belangrijke rol zal spelen in die transactie, omdat het van grote waarde is voor het bedrijf in kwestie.98 Evenwel is de aanwezigheid van het huidige management in deze gevallen meestal niet essentieel. Het is mogelijk dat het private equity huis het management laat deelnemen in de winst of het verlies van de vennootschap, maar dit zal veel beperkter zijn dan in het geval van een management buyout.99 44. Vaak zal de samenstelling van het managementteam van belang zijn bij de investeringsbeslissing van het private equity huis. Het feit dat het management gelinkt wordt 97 Art. 6.1 Code Buysse II, 2009, http://www.codebuysse.be/downloads/CodeBuysseII_NL.pdf. S. MILLER, Buyouts, 127-142. 99 S. MILLER, Buyouts, 145. 98 19 aan het succes van de doelvennootschap is immers een gewichtig element in de transactie. Het draagt bij tot de zekerheid van het private equity huis met betrekking tot de slaagkansen van de deal.100 Daarom is het van belang de managers gemotiveerd te houden. Verschillende technieken worden gehanteerd om de managers voldoende incentives te geven.101 Deze technieken zullen verder in deze masterproef uitgebreid aan bod komen. §6. De kredietverleners 45. Kredietverleners zijn, afhankelijk van het soort deal, belangrijke actoren in de private equity sector. Zoals reeds vermeld, worden venture capital deals eerder niet dan wel gefinancierd met schuldfinanciering. Banken vinden dergelijke investeringen te risicovol. Het is gebruikelijk dat meerdere durfkapitaalfondsen de handen in elkaar slaan en elk een minderheidsparticipatie nemen in de doelvennootschap, teneinde het risico in te perken.102 Schuldfinanciering is vooral van belang bij buy-outs. Private equity huizen zullen doorgaans rekenen op kredietverleners voor een significant deel van de financiering van de acquisitie en voor de nodige middelen om ervoor te zorgen dat de doelvennootschap goed kan functioneren na de transactie.103 Het gebruik van schuldfinanciering zorgt ervoor dat het private equity huis het gevraagde rendement zal kunnen leveren aan haar institutionele beleggers104.105 46. Er zijn verschillende soorten schuldfinanciering die gebruikt worden in buy-outs. Hoe groter de deals en hoe meer men gebruikt maakt van hefboomwerking106, hoe meer lagen van verschillende soorten schuldfinanciering er zullen zijn.107 Sinds de kredietcrisis zijn de schuldfinancieringsstructuren evenwel opnieuw vereenvoudigd.108 Hier volgt een overzicht van de meest gebruikte types van schuldfinanciering. Senior leningen komen voor in bijna alle buy-outs. Deze leningen hebben het meeste kans op volledige terugbetaling, wanneer de schuldenaar met geldproblemen te maken krijgt.109 Voor 100 P.-O. MAHIEU, “Le ‘leveraged buy-out’ et les fonds de ‘private equity’ en Belgique”, Rev.banc.fin. 2007, (509) 512. 101 S. MILLER, Buyouts, 134. 102 Supra randnr. 20. 103 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 170. 104 Infra randnr. 58. 105 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 3-4. 106 Infra randnr. 58. 107 M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Old Woking, City & Financial publishing, 2009, 238-239. 108 C. HALL, A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 4. 109 M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Old Woking, City & Financial publishing, 2009, 238-239. 20 deze vorm van schuldfinanciering worden de beste zekerheden op de activa en de inkomsten van de doelvennootschap (en eventueel van Newco en de andere acquisitievehikels110) bedongen. De kredietverstrekker zal bij de terugbetaling voorrang hebben op alle andere kredietverstrekkers. Om die reden zal dit de minst risicovolle en dus de meest goedkope vorm van schuldfinanciering zijn.111 Deze leningen worden voornamelijk verstrekt door banken en institutionele investeerders.112 Mezzanine schuldfinanciering staat een trapje lager in de ranking ten aanzien van senior schuldfinanciering, zowel aangaande de terugbetaling, als wat betreft de zekerheden. Het betreft hier nog steeds leningen waarvoor zekerheden worden bedongen. Ze zullen evenwel, omwille van de ondergeschiktheid, duurder zijn dan senior leningen.113 Die ondergeschiktheid kan zowel bereikt worden via contractuele als structurele subordinatie114.115 Mezzanine leningen worden onder andere verstrekt door verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.116 High yield schuldfinanciering is erg risicovol en wordt sinds de kredietcrisis eerder stiefmoederlijk behandeld. Waarschijnlijk is dit fenomeen van voorbijgaande aard en zal dergelijke financiering opnieuw populairder worden wanneer de markten zich herstellen. Dergelijke lenigen worden voor lange termijn verstrekt en de schuldenaars betalen een hoge interest. Deze schuldproducten zijn genoteerd en kunnen dus makkelijk verhandeld worden. In normale marktomstandigheden is dit bijgevolg makkelijk verkrijgbare financiering. High yield leningen zullen zowel structureel als contractueel ondergeschikt zijn aan senior en mezzanine leningen. Gewoonlijk is er voor deze schuldfinanciering geen onderpand bedongen op de activa van de doelvennootschap. Het wordt meestal verstrekt door grote institutionele fondsen.117 In België wordt dit type van schuldfinanciering nagenoeg nooit gebruikt.118 110 Infra randnr. 49. M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Financial publishing, 2009, 239-240. 112 H. LAMON, Financial buy-outs, 4-8. 113 C. HALL, A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & 2009, 5-6. 114 Infra randnr. 49. 115 M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Financial publishing, 2009, 251. 116 H. LAMON, Financial buy-outs, 4-8. 117 M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Financial publishing, 2009, 254-257. 118 H. LAMON, Financial buy-outs, 4-8. 111 Old Woking, City & Financial Publishing, Old Woking, City & Old Woking, City & 21 Ten slotte worden acquisities soms ook gedeeltelijk gefinancierd door de verkoper van de doelvennootschap (vendor debt). Dit betekent dat de verkoper aanvaardt dat een deel van de verkoopprijs onbetaald blijft gedurende een bepaalde periode. Dergelijke lening is ondergeschikt aan de andere vormen van schuldfinanciering en kan doorgaans niet terugvallen op zekerheden.119 AFDELING 3 DE STRUCTUUR VAN EEN BUY-OUT 47. Een buy-out heeft een specifieke structuur. Doorgaans investeert het private equity huis het geld in het fonds niet rechtstreeks in de doelvennootschap. Er wordt een structuur opgezet, waarbij gebruik gemaakt wordt van een acquisitievehikel. Dit vehikel is meestal een nieuw opgerichte vennootschap waarin men het kapitaal (verschaft door het private equity huis en het management) en de schulden samenbrengt. Deze nieuw opgerichte vennootschap, die geen activa of aansprakelijkheden heeft, wordt gewoonlijk ‘Newco’ genoemd. Newco zal dan met de aangebrachte fondsen de doelvennootschap overnemen.120 Bron: zie voetnoot 120 48. Deze techniek heeft een aantal voordelen. Omdat Newco grotendeels met schulden gefinancierd wordt, kunnen het private equity huis en het management met een beperkte hoeveelheid kapitaal toch controle verwerven over de doelvennootschap. Dit noemt men ook wel ‘juridische leverage’.121 Daarnaast blijft hun aansprakelijkheid beperkt tot hun inbreng in Newco. Evenwel dient opgemerkt te worden dat deze structuur binnen het kader van de Belgische fiscale wetgeving niet zo efficiënt is. Newco zal de interesten op de 119 C. HALL, A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 5-6. 120 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 227-229. 121 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 221-222; A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 144-146. 22 schuldfinanciering niet kunnen aftrekken van haar inkomsten, daar zij initieel geen inkomsten heeft. Dit zal bijgevolg een negatieve impact hebben op het rendement van de investeerders. Men kan dit oplossen door een ‘debt push down’.122 Dit houdt in dat men zal proberen zo veel mogelijk schulden te verschuiven naar de doelvennootschap, zodat ze afgetrokken kunnen worden van haar belastbare inkomsten.123 Op deze problematiek zal hier echter niet ingegaan worden.124 49. In grote buy-outs worden verschillende acquisitievehikels gecreëerd om een rangschikking te organiseren onder de kredietverleners en de verschaffers van eigen vermogen (equity providers). De partijen die kapitaal aanbrengen, in dit geval het private equity huis en het management, zullen steeds ondergeschikt zijn aan de schuldeisers van de doelvennootschap in geval van faillissement. In een buy-outstructuur zullen de verstrekkers van senior leningen, door middel van structurele subordinatie, hoger staan in de rangschikking om als eerste terugbetaald te worden dan de verschaffers van mezzanine financiering. Dit houdt in dat men, door het invoegen van intermediaire holdco’s, de verschaffers van mezzanine schuldfinanciering achterstelt op de verschaffers van senior leningen.125 Het acquisitievehikel waarmee men uiteindelijk de doelvennootschap zal verwerven, zal dan Newco zijn. De mezzanine kredietverschaffers zullen moeten lenen aan de intermediaire holdco’s, terwijl de senior kredietverschaffers direct aan de Newco of zelfs aan de doelvennootschap mogen lenen. De ondergeschikte kredietverschaffers zullen dus enkel hun geld terug kunnen krijgen, wanneer Newco nog geld over heeft na het terugbetalen van de senior kredietverschaffers. De enige activa die de intermediaire holdco’s bezitten, zijn immers hun aandelen in Newco.126 In de Belgische praktijk past men echter eerder contractuele subordinatie toe, waarbij de kredietverleners in een contract de onderlinge rangschikking overeenkomen.127 122 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 227-229. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (226) 257. 124 In dit opzicht dient ook gewezen te worden op de kritiek vanwege de buitenwereld op deze belastingaftrek en de andere belastingvoordelen waarvan private equity huizen kunnen genieten. Supra randnr. 17. 125 H. LAMON, Financial buy-outs, 15-20. 126 M. SOUNDY, A. HAMPTON en T. SPANGLER, A practitioner’s guide to private equity, Old Woking, City & Financial publishing, 2009, 227-231. 127 H. LAMON, Financial buy-outs, 15-20. 123 23 AFDELING 4 FINANCIERING VAN EEN PRIVATE EQUITY DEAL 50. Een buy-out wordt doorgaans zowel met eigen vermogen als met schuldfinanciering gefinancierd. Typisch gebruikt men 10 tot 40% eigen vermogen en 60 tot 90% schuldfinanciering voor de acquisitie van het doelvennootschap.128 §1. Eigen vermogen 51. Het private equity huis zal met het geld van de institutionele investeerders, al dan niet via intermediaire holdco’s, intekenen op de aandelen van Newco. Teneinde de belangen van het management te aligneren met haar eigen belangen, zal het huis vaak ook aan de leden van het managementteam vragen om aandeelhouder te worden in Newco. Hierbij krijgen zij vaak de mogelijkheid om via een ratchet129 hun aandeel nog te verhogen bij de exit.130 128 S. KAPLAN en P. STROMBERG, “Leveraged buyouts and private equity”, 4-6. Infra randnr 153 et seq. 130 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 12-14. 129 24 52. Naast deze gewone aandelen zal het private equity huis ook via preferente aandelen en aandeelhoudersleningen investeren in Newco. Dergelijke instrumenten vallen onder de gezamenlijke noemer van ‘loan stock’.131 Economisch gezien geven zij beiden aanleiding tot een vast rendement en een hogere kans op het terugverdienen van een belangrijk deel van de totale investering, in vergelijking met de investering in gewone aandelen. De verschillen tussen beiden zijn dus voornamelijk van juridische en fiscale aard.132 53. Preferente aandelen133 kunnen als een nieuwe categorie van aandelen gecreëerd worden in de statuten van Newco. Deze aandelen zullen over extra vermogens- of lidmaatschapsrechten beschikken. Doorgaans geven ze recht op een preferent dividend, een cumulatief preferent dividend en/of een liquidatiepreferentie.134 Ze zullen evenwel geen stemrecht hebben.135 54. Een aandeelhouderslening zal meestal gestructureerd worden aan de hand van obligaties.136 Dergelijke lening is pas volledig terugbetaalbaar op de eindvervaldag. Ze wordt achtergesteld ten opzichte van alle andere schulden. Daarnaast heeft ze een looptijd die langer is dan die van elke andere schuldfinanciering, doorgaans 8 tot 10 jaar. Meestal wordt er een interest bedongen die gedefinieerd wordt als een marge van 5 tot 6% boven een referentieinterest, zoals de EURIBOR.137 55. Het private equity huis heeft zo zijn redenen om zijn investering te verdelen tussen loan stock en gewone aandelen. Enerzijds zal het op die manier een structuur kunnen uitwerken die haar een bepaald rendement zal opleveren. Anderzijds zal het de managers willen motiveren, door ervoor te zorgen dat zij een gepast rendement zullen ontvangen op hun gewone aandelen.138 De extra hefboomwerking die de loan stock creëert, zal er immers voor zorgen dat het management een hoger rendement kan realiseren.139 §2. Schuldfinanciering 56. Buy-outs worden gewoonlijk voor een groot deel met schulden gefinancierd. Door de juiste mix van schuldfinanciering en eigen vermogen, kan men de kosten van het kapitaal 131 H. LAMON, Financial buy-outs, 121-123. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 229-232. 133 Infra randnr. 96 et seq. 134 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 229-232. 135 H. LAMON, Financial buy-outs, 76-77. 136 H. LAMON, Financial buy-outs, 124-125. 137 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 229-232. 138 H. LAMON, Financial buy-outs, 126. 139 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 229-232. 132 25 minimaliseren.140 Private equity huizen hebben zo hun redenen om op grote schaal gebruik te maken van schuldfinanciering. 57. Eerst en vooral vergroten private equity huizen hun aankoopkracht door het gebruik van schuldfinanciering, waardoor ze meer of grotere deals kunnen sluiten. In samenhang hiermee geeft schuldfinanciering aan private equity huizen de mogelijkheid om hun investeringen te spreiden en te diversifiëren. Zo kunnen zij aan risicospreiding doen. Indien een investering mislukt, zal een private equity huis immers enkel het eigen vermogen verliezen dat het daarin geïnvesteerd heeft, terwijl zijn andere investeringen intact blijven. Het private equity huis en het private equity fonds kunnen immers niet aangesproken worden door de kredietverschaffers. De kredietverschaffers hebben enkel verhaal op Newco (die het geld geleend heeft) en de doelvennootschap.141 58. Daarnaast proberen private equity huizen via het hefboomeffect, dat door het gebruik van schuldfinanciering wordt gecreëerd, een hoger rendement te genereren. Het financiële hefboomeffect is het verschil tussen het rendement op het gebruikte eigen vermogen en het rendement op het gebruikte kapitaal (eigen vermogen en schulden). Bijvoorbeeld: Je koopt een bedrijf met €100.000 eigen vermogen. Wanneer je het vervolgens verkoopt voor €125.000, maak je €25.000 winst. Dit komt neer op een winstpercentage van 25% (25.000/100.000). Indien je het bedrijf daarentegen aankoopt met €50.000 eigen vermogen en €50.000 geleend geld, zal de winst in verhouding tot het geïnvesteerd kapitaal groter zijn. Je verkoopt het eveneens voor €125.000 en je maakt dus opnieuw €25.000 winst. Uiteraard moet je interesten betalen op het geleende geld. Stel dat de interestvoet 5% bedraagt, dan moet je €2.500 aftrekken van de winst van €25.000. Je hebt dus nog €22.500 winst over. Dit komt neer op een winstpercentage van 45% (22.500/50.000). Het hefboomeffect zal er dus voor zorgen dat je met minder eigen vermogen een hoger rendement kunt realiseren.142 Schulden zijn immers over het algemeen a pari terugbetaalbaar. De winsten zullen dus toebehoren aan het private equity huis. Dit effect werkt echter ook in de omgekeerde richting. Wanneer je verlies maakt, zal dit uitvergroot worden door het gebruik van schuldfinanciering.143 Indien we hetzelfde voorbeeld hernemen, waarbij het bedrijf verkocht wordt voor €75.000, dan zal bij financiering met eigen kapitaal een verlies van 25% geleden worden (25.000/100.000). In 140 H. LAMON, Financial buy-outs, 4. C. HALL, A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 1-9. 142 P. QUIRY, M. DALLOCCHIO, Y. LE FUR en A. SALVI, Frequently asked questions in corporate finance, Chichester, Wiley, 2011, 55-58. 143 C. HALL, A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 1-9. 141 26 het geval men €50.000 eigen vermogen en €50.000 geleend kapitaal investeert, zal bij een verlies van €25.000 tevens de €2.500 interest opgeteld moeten worden. Op een investering van €50.000 lijdt men bijgevolg een verlies van €27.500, wat neerkomt op een verlies van 55%. Het financieel hefboomeffect kan dus zorgen voor een hoger rendement, maar het kan even goed een groter verlies in de hand werken. AFDELING 5 MAATSTAVEN VOOR WAARDERING IN DE PRIVATE EQUITY SECTOR 59. Investeerders zullen hun geld enkel toevertrouwen aan private equity huizen als ze een beter rendement verwachten dan op de publieke markten.144 Bij het meten van prestaties in de private equity sector, zijn de cash flows van een fonds de belangrijkste indicatoren voor investeerders. Het is echter moeilijk om een vergelijking te maken tussen de cash flows van twee verschillende fondsen. Daarom heeft men maatstaven ontwikkeld om deze te kunnen vergelijken. De twee belangrijkste concepten die men hiervoor gebruikt, zijn multiples en de internal rate of return.145 §1. Multiples 60. Aan de hand van multiples kan men nagaan hoe efficiënt een investering is in vergelijking met een andere vergelijkbare investering. Dergelijke multiple duidt dan aan welk meervoud van het geïnvesteerde bedrag terugkeert naar de institutionele investeerders. Teneinde het resultaat te bekomen, dient men hetgene wat door het private equity fonds wordt teruggegeven aan de investeerders te delen door hetgeen dat door het private equity fonds bij hen werd opgevraagd.146 Bijvoorbeeld: het private equity fonds vraagt 100 op bij de investeerders en geeft hen op het einde van de investering 300 terug. De multiple zal dan gelijk zijn aan 3 (300/100). Multiples negeren echter volledig of de investering efficiënt is in de tijd. Het maakt dus niet uit of het geld gedurende één of tien jaar geïnvesteerd werd. 147 144 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 21. 145 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 21-22. 146 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 22. 147 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 22. 27 Indien men ook de tijd in acht wilt nemen, gebruikt men beter de internal rate of return om te berekenen hoe efficiënt een investering is. §2. Internal rate of return 61. De internal rate of return (IRR) is de maatstaf die het meest gebruikt wordt om het rendement van een fonds te berekenen in de private equity sector.148 Het betreft een samengestelde rentevoet die uitgewerkt wordt over de looptijd van het fonds.149 De IRR neemt alle cash flows in aanmerking die de investeerder ontvangt in samenhang met de investering en de tijdspanne, gedurende dewelke de cash flows worden ontvangen. Hij drukt het rendement uit in een gemiddeld jaarlijks percentage, gebaseerd op het bedrag van de oorspronkelijke investering.150 Hij is dus geen uitdrukking van het geld dat een fonds verdiend heeft, maar eerder van hoe efficiënt een fonds zijn kapitaal geïnvesteerd heeft over een bepaalde tijdspanne (‘time-efficient’). Hij zal dus hoger zijn wanneer de looptijd van een rendabele investering korter is.151 Om die redenen zijn private equity huizen erop gebrand om de fondsen zo snel mogelijk te investeren, nadat ze deze ingezameld hebben en hun investeringen vervolgens zo snel mogelijk terug van de hand te doen. Het rendement wordt verwacht hoog te zijn, aangezien private equity investeringen geacht worden een sterk risico in te houden.152 148 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 23. 149 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 5-6. 150 M. HINCHLIFFE en G. YATES, A practical guide, 17-21. 151 U. GRABENWARTER en T. WEIDIG, Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 23. 152 S. BEDDOW, “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, http://corporate.practicallaw.com/6518-0998, 5-6. 28 DEEL II: DE RELATIE TUSSEN DE PRIVATE EQUITY INVESTEERDER EN HET MANAGEMENT VAN DE DOELVENNOOTSCHAP 62. In dit deel zullen we nagaan hoe de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap eruit ziet. 63. Vooraleer we met dit onderzoek aanvangen, dienen we een woordje uitleg te geven met betrekking tot het principaal-agentprobleem in publieke vennootschappen en in vennootschappen die het voorwerp uitmaken van een buy-out (Hoofdstuk 1). Vele van de relationele aspecten, die besproken worden in Hoofdstuk 2, zullen immers betrekking hebben op ofwel de afstemming van de belangen van het private equity huis en die van het management, ofwel de monitoring van de managers door het private equity huis. 64. Vervolgens zullen we in Hoofdstuk 2 de verschillende aspecten van de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap bespreken. Hierbij delen we deze aspecten op in positieve en negatieve incentives. De positieve incentives hebben te maken met de verloning van de managers en de uitwerking van het management incentive plan (Afdeling 1). De negatieve incentives hebben betrekking op de controle die de private equity investeerder uitoefent op het management en de verklaringen die de managers in het kader van een buy-out aan de private equity investeerder geven (Afdeling 2). Tot slot bespreken we in Afdeling 3 kort hoe de private equity investeerder de managers motiveert ingeval de doelvennootschap slechte resultaten boekt. 65. Met het oog op dit onderzoek dienen we twee zaken voor ogen te houden. Ten eerste worden Newco en de doelvennootschap steeds verondersteld een NV naar Belgisch recht te zijn. Ten tweede verdient de term ‘private equity huis’ in het kader van dit hoofdstuk nadere toelichting. Teneinde de uiteenzetting niet te ingewikkeld te maken, wordt de term ‘private equity huis’ gebruikt om de entiteit aan te duiden die samen met het management in Newco investeert. In principe klopt dit niet helemaal. Het is niet het private equity huis dat aandeelhouder wordt van Newco. Een aantal van de managers van het private equity huis zullen het private equity fonds beheren en het geld investeren. Vaak doen zij dit door middel van een intermediaire vennootschap. Het management komt bijgevolg nooit echt in contact 29 met het private equity huis als dusdanig, maar enkel met een aantal van haar managers. Gemakkelijkheidshalve zullen we hier toch de term ‘private equity huis’ hanteren. 30 HOOFDSTUK 1: HET PRINCIPAAL-AGENTPROBLEEM 66. In dit hoofdstuk zullen we kort ingaan op het principaal-agentprobleem. Eerst zullen we deze principaal-agentproblemen bespreken in het kader van publieke vennootschappen (Afdeling 1). Vervolgens zullen we nagaan hoe men die problemen tracht op te lossen in publieke vennootschappen (Afdeling 2). Tot slot gaan we kort in op hoe men in een buy-out omgaat met principaal-agentproblemen (Afdeling 3). AFDELING 1 HET PRINCIPAAL-AGENTPROBLEEM IN PUBLIEKE VENNOOTSCHAPPEN 67. In publieke vennootschappen is er vaak een scheiding tussen de eigendom en het management van een bedrijf. De aandeelhouders nemen meestal niet actief deel aan het dagelijks bestuur van hun vennootschap. Doorgaans vertrouwen zij dit toe aan professionele managers die weinig of geen aandelen in het bedrijf hebben. 68. Er zijn verscheidene redenen waarom deze scheiding zich voordoet. Eerst en vooral hebben grote bedrijven soms duizenden aandeelhouders. In dat geval zou het erg onpraktisch zijn dat zij allemaal zouden deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap. Daarnaast beschikken professionele managers vaak over meer expertise en ervaring om een bedrijf te leiden. De scheiding komt eveneens van pas wanneer een eigenaar zijn aandelen overdraagt en er dus een nieuwe eigenaar in de plaats komt. In dat geval zal de knowhow niet verloren gaan, ondanks de wijziging van eigenaar. Ten slotte zullen investeerders proberen hun investeringsportefeuilles te diversifiëren. Dergelijke diversificatie is enkel mogelijk wanneer de eigenaars niet per se ook de managers zijn.153 69. De scheiding tussen de eigendom en het management van een vennootschap geeft echter aanleiding tot principaal-agentproblemen. Dit betekent dat er mogelijk een belangenconflict zal ontstaan tussen de aandeelhouders en het management. Aandeelhouders delegeren de bevoegdheid om het bedrijf te leiden aan het management. Er ontstaat een principaalagentrelatie, waarin de aandeelhouders de principalen zijn die aan de managers toestemming geven om voor hen te handelen in de hoedanigheid van agent. 154 Hoewel de managers de belangen van de aandeelhouders moeten verdedigen, is het niet onwaarschijnlijk dat zij soms 153 P. CHANDRA, Financial Management, New Delhi, Tata McGraw-Hill Education, 2008, 13-14. H. KENT BAKER en G. POWELL, Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 14-15. 154 31 in hun nadeel zullen handelen. Zij krijgen immers een grote autonomie en zullen geneigd zijn hun eigen belangen na te streven.155 Er kunnen bijgevolg verschillende soorten principaalagentproblemen ontstaan. Zo kan het zijn dat de managers misbruik maken van de werknemersvoordelen (‘perquisites’) die zij krijgen naar aanleiding van hun werk, zoals bedrijfswagens, privéjets en het maken van dure zakenreizen die niet per se nodig zijn om het bedrijf te leiden.156 Dit misbruik zal leiden tot het opdrijven van de kosten en het dalen van de winst van het bedrijf en zal dus het rendement van de aandeelhouders aantasten.157 Daarnaast kunnen er ook problemen ontstaan omdat de managers persoonlijke doelen proberen realiseren die niet in het belang zijn van de vennootschap, zoals het besturen van een groot imperium, het uitwerken van pet projects158, etc.159 70. Het gebrek aan perfect gealigneerde belangen tussen de aandeelhouders en het management brengt agencykosten met zich mee voor het bedrijf. Men zal immers de kans op belangenconflicten zo goed als mogelijk proberen verminderen of zelfs uitsluiten. Agencykosten kunnen gedefinieerd worden als het verschil tussen de eigenlijke waarde van het bedrijf en de waarde van het bedrijf in het hypothetische geval waarin de belangen van de aandeelhouders en het management perfect gealigneerd zouden zijn.160 Men spreekt van directe en indirecte agencykosten. Directe kosten zijn de kosten die gemaakt worden door de aandeelhouders om agencyproblemen te voorkomen of te verminderen. We denken bijvoorbeeld aan monitoringkosten, om de handelingen van de managers in het oog te houden of te beperken, zoals bijvoorbeeld kosten om externe auditoren in te huren om de boekhouding te controleren. Indirecte kosten kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit verkeerde beslissingen van het management, zoals het doen van slechte investeringen of het niet doorvoeren van bepaalde winstgevende investeringen omdat het niet graag risico’s neemt.161 155 P. CHANDRA, Financial Management, New Delhi, Tata McGraw-Hill Education, 2011, 13-14. H. KENT BAKER en G. POWELL, Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 14-15. 157 J. MADURA, Introduction to Business, Mason, Thomson South-Western, 2007, 167-170. 158 Dit zijn projecten die worden gerealiseerd omdat de manager dit graag wilt doen en niet omdat het nuttig of nodig is voor het bedrijf. 159 P. CHANDRA, Financial Management, New Delhi, Tata McGraw-Hill Education, 2011, 13-14 160 P. CHANDRA, Financial Management, New Delhi, Tata McGraw-Hill Education, 2011, 13-14 161 H. KENT BAKER en G. POWELL, Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 14-15. 156 32 AFDELING 2 OPLOSSING VAN PRINCIPAAL- AGENTPROBLEMEN IN PUBLIEKE VENNOOTSCHAPPEN 71. Uiteraard bestaan er een aantal manieren om principaal-agentproblemen te voorkomen of (deels) op te lossen. Eerst en vooral kan het nuttig zijn om ervoor te zorgen dat de managers een significante participatie nemen als aandeelhouder in het bedrijf. Op die manier worden de belangen van de aandeelhouders en het management gealigneerd, aangezien het management zelf ook rijker zal worden wanneer de aandelen van het bedrijf in waarde stijgen.162 Indien het management geen aandelen bezit in de vennootschap, kan men hetzelfde resultaat proberen bekomen via het inrichten van incentive compensation systems. Dit betekent dat de managers beloond zullen worden wanneer het bedrijf goede resultaten boekt en dat ze bestraft zullen worden in geval van slechte resultaten. Beloningen kunnen inhouden dat men bonussen, performance shares163 of aandelenopties geeft aan het management.164 Dergelijk systeem zal er eveneens toe leiden dat de belangen van de aandeelhouders en het management gealigneerd worden. Tenslotte zal men ook via een monitoring systeem de principaal-agentproblemen kunnen beperken. Via interne controle binnen de vennootschap kan men het gedrag en de prestaties van het management in het oog houden. Op die manier kan men verzekeren dat de belangen van de aandeelhouders verdedigd worden. Het is gebruikelijk dat deze interne controle wordt uitgeoefend door de raad van bestuur. De bestuurders worden verkozen door de aandeelhouders en zullen hen bijgevolg vertegenwoordigen.165 Via hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur zullen de aandeelhouders het management kunnen beïnvloeden, aangezien de bestuurders bijvoorbeeld bevoegd zijn om de managers te benoemen en te ontslaan. Bijgevolg zullen zij een manager de bons kunnen geven wanneer hij niet voldoet aan de verwachtingen. Deze dreiging zal tot gevolg hebben dat managers meer rekening zullen houden met de belangen van de aandeelhouders.166 162 M. ANSON, Handbook of alternative assets, Hoboken, John Wiley & Sons, 2006, 670-671. Performance shares zijn aandelen die men aan de managers geeft op basis van hun prestaties, die op een bepaalde manier gemeten worden, bv. Earnings per share. 164 H. KENT BAKER en G. POWELL, Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 14-15. 165 M. ANSON, Handbook of alternative assets, Hoboken, John Wiley & Sons, 2006, 670-671. 166 H. KENT BAKER en G. POWELL, Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 14-15. 163 33 AFDELING 3 PRINCIPAAL-AGENTPROBLEMEN IN HET KADER VAN EEN BUY-OUT 72. Buy-outs worden vaak bestudeerd vanuit een principaal-agentperspectief. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het feit dat buy-outs het gedrag van de managers controleren en hen incentives geven om in het belang van de vennootschap te handelen, teneinde de prestaties van de doelvennootschap te verbeteren.167 Een buy-out impliceert doorgaans dat het management, naast het private equity huis, een belangrijk aandeel neemt in het kapitaal van Newco. Dit zal de doelstellingen van de managers wijzigen, daar hun claims op Newco in dat geval verbonden zijn aan de prestaties van de doelvennootschap. Newco bezit immers enkel aandelen in de doelvennootschap en de waarde van Newco zal bijgevolg stijgen als de waarde van de doelvennootschap stijgt en omgekeerd. Tevens zullen de managers gemotiveerd worden om elkaar onderling te controleren, aangezien handelingen van de andere managers hun eigen winst zullen kunnen aantasten.168 Daarnaast zal het private equity huis het management van de doelvennootschap van dichtbij monitoren door gedetailleerde informatie op te vragen en door te zetelen in de raad van bestuur van de vennootschap. Ten slotte zal ook het in hoge mate aangaan van schulden een disciplinerende werking hebben op het gedrag van de managers. Deze schulden leggen een enorme verplichting op aan de managers, aangezien zij ervoor moeten zorgen dat de leningen tijdig afbetaald kunnen worden.169 In wat volgt, zullen we dieper ingaan op de verschillende aspecten van de relatie tussen het management en het private equity huis. 167 M. MEULEMAN,, K. AMESS, M. WHRIGHT en L. SCHOLES, “Agency, strategic entrepreneurship and the performance of private equity backed buy-outs”, Vlerick Leuven Gent Working Paper Series 2008/05, https://public.vlerick.com/Publications/17afe26a-6aa9-e011-8a89-005056a635ed.pdf, 4-7. 168 M. MEULEMAN,, K. AMESS, M. WHRIGHT en L. SCHOLES, “Agency, strategic entrepreneurship and the performance of private equity backed buy-outs”, Vlerick Leuven Gent Working Paper Series 2008/05, https://public.vlerick.com/Publications/17afe26a-6aa9-e011-8a89-005056a635ed.pdf, 7-10. 169 R. HARRIS, D. SIEGEL en M. WRIGHT, “Assessing the Impact of Management Buyouts on Economic Efficiency: Plant-Level Evidence from the United Kingdom”, Rensselaer Working Papers in Economics, 2003, http://www.economics.rpi.edu/workingpapers/rpi0304.pdf, 5-6. 34 HOOFDSTUK 2: RELATIONELE ASPECTEN 73. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de verschillende aspecten van de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap. We lichten dit toe vanuit een opdeling in positieve en negatieve incentives die de private equity investeerder op directe of indirecte wijze - aan het management geeft gedurende de looptijd van een buyout. Onder positieve incentives vallen dan de aspecten betreffende de remuneratie van het management en de aspecten betreffende het management incentive plan (Afdeling 1). Negatieve incentives hebben betrekking op de controle die de private equity investeerder uitoefent op de managers, zowel in hun hoedanigheid van aandeelhouder in Newco, als in hun hoedanigheid van werknemer van de doelvennootschap. Daarnaast vallen ook de verklaringen of warranties, die het management moet geven aan het private equity huis, onder deze negatieve incentives (Afdeling 2). Tot slot zullen we ook nagaan hoe het private equity huis het management zal motiveren, indien de doelvennootschap slecht presteert en dit niet te wijten is aan een gebrek aan inzet vanwege het management (Afdeling 3). AFDELING 1 POSITIEVE INCENTIVES 74. De positieve incentives vormen een erg belangrijk onderdeel van de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap. Aan de hand daarvan probeert de private equity investeerder het management te motiveren om het beste van zichzelf te geven. Eerst en vooral zal hij ervoor zorgen dat het management over een aantrekkelijk, maar gematigd loonpakket beschikt (§1). De nadruk zal evenwel op het management investment plan liggen. Dit is één van de belangrijkste bouwstenen in een buyout. Het doel van dit plan is om de belangen van het private equity huis te aligneren met deze van het management.170 Dergelijk plan kan uit verschillende componenten opgebouwd zijn, naargelang het geval. De mogelijke componenten ervan zullen in deze afdeling behandeld worden (§2). §1. Het loonpakket van het management 75. In de algemene praktijk bevat het loonpakket van een manager verschillende componenten. Uiteraard is er steeds de vaste verloning, doorgaans aangevuld met extralegale voordelen. 170 Daarnaast worden managers vaak ook beloond aan de hand van K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249. 35 prestatiegerelateerde bonusschema’s. Een derde veel voorkomende component is de aandelengerelateerde remuneratie, die kan bestaan uit het toekennen van aandelenopties, aandelen met restricties, etc.171 In een buy-out wordt de remuneratie van de managers niet geheel op dezelfde wijze aangepakt. Het private equity huis streeft ernaar de managers een aandeelhoudersmentaliteit aan te meten, door meer nadruk te leggen op hun participatie in het kapitaal van de Newco. Dit kan tot gevolg hebben dat de lonen minder hoog en de bonusschema’s minder vrijgevig zullen zijn.172 Omwille van deze verschillende aanpak, wordt in deze paragraaf slechts kort ingegaan op het vaste salaris, de voordelen en de bonusschema’s. De nadruk zal gelegd worden op de participatie van het management in het kapitaal van de Newco, welke zal behandeld worden in de volgende paragraaf. 1. Vaste verloning en voordelen 76. Het loon en de voordelen die de managers zullen krijgen ingevolge hun tewerkstelling worden overeengekomen met de doelvennootschap in de arbeidsovereenkomst.173 In principe bepaalt de raad van bestuur het remuneratiebeleid met betrekking tot het management, eventueel op advies van het remuneratiecomité (indien dit bestaat in de vennootschap in kwestie174).175 Dit impliceert dat het private equity huis inspraak zal hebben in het remuneratiebeleid, daar het doorgaans vertegenwoordigd zal zijn in de raad van bestuur. Meestal zullen de vertegenwoordigers van het private equity huis zelfs de meerderheid hebben in de raad van bestuur, wat inhoudt dat zij in principe autonoom zullen kunnen beslissen over de remuneratie van de managers.176 77. De managers zullen vaak in de verleiding komen om een zo hoog mogelijk loon te onderhandelen. Dit kan echter op lange termijn nadelig zijn, daar hun loon de winst van de doelvennootschap zal verlagen. Hun loon vormt immers een kost voor de vennootschap. Zo 171 X. BAETEN, “De vergoeding van managers” in L. VAN DEN BERGHE en T. BAELDEN, Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, (227) 229-231. 172 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210-211. 173 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210-211. 174 In niet-beursgenoteerde vennootschappen is de instelling van een remuneratiecomité niet verplicht. 175 Art. 6.1 Code Buysse II, 2009, http://www.codebuysse.be/downloads/CodeBuysseII_NL.pdf ; X. BAETEN, “De vergoeding van managers” in L. VAN DEN BERGHE en T. BAELDEN, Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, (227) 236. 176 Infra randnr. 189 et seq. 36 zou een hoog loon een negatieve invloed kunnen hebben op het ratchetmechanisme177, dat rekening houdt met de waarde van de vennootschap op het tijdstip van de exit.178 78. De onderhandelingen over het loon en de voordelen vormen een gevoelige kwestie. Hoewel het private equity huis een verandering van de ingesteldheid van de managers zal willen bekomen, kan het niet verwachten dat zij dit zomaar zullen aannemen. Het huis moet er ten allen tijde voor zorgen dat het management eerlijk beloond wordt voor zijn werk. Daarnaast vormen de extralegale voordelen, zoals een bedrijfswagen, vaak een heikel punt voor de managers. Zij zullen immers niet graag afstand van doen van deze voordelen.179 2. Bonusschema’s 79. Doorgaans zal het loon van een manager ook bestaan uit bonussen die toegekend worden aan de hand van een bonusschema. De gebruiken hieromtrent in vennootschappen die gefinancierd worden door private equity huizen verschillen in grote mate van deze in publieke vennootschappen. Daarnaast zijn er ook binnen de private equity sector uiteenlopende scenario’s mogelijk. In principe zullen private equity huizen, zoals reeds vermeld, de werknemersingesteldheid van de managers willen omzetten in een aandeelhoudersingesteldheid. Mogelijk zullen de bonusschema’s dus minder vrijgevig zijn of zelfs afgeschaft worden. De managers zullen immers voor hun prestaties beloond worden op basis van hun deelname in het kapitaal van de doelvennootschap (uiteraard slechts indien een succesvolle exit plaatsvindt). Hoe vrijgevig de bonusschema’s (indien zij al bestaan) in de praktijk zullen zijn, is evenwel afhankelijk van de omstandigheden en het private equity huis dat betrokken is bij de buy-out.180 80. Bonusschema’s kunnen overeengekomen worden in de arbeidsovereenkomst, teneinde contractuele zekerheid te bieden. Dergelijke schema’s kunnen echter zeer complex zijn. Men komt jaarlijkse doelstellingen overeen die gelinkt zijn aan het businessplan. De resultaten van een onderneming zijn redelijk labiel en kunnen door één enkele tegenslag compleet in de war gestuurd worden, waardoor de doelstellingen plots onhaalbaar worden. Om die reden zal de vaststelling van de bonusschema’s soms overgelaten worden aan een remuneratiecomité 177 Infra randnr 153 et seq. D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, Londen, Sweet & Maxwell, 2008, 340 (hierna: D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice). 179 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210-211. 180 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210-211. 178 37 (wederom enkel wanneer dergelijk comité is ingericht binnen de doelvennootschap), dat de bonusschema’s zal kunnen aanpassen waar nodig.181 §2. Het management incentive plan 81. Het management incentive plan vormt, zoals reeds vermeld, één van de belangrijkste bouwstenen van een buy-out. Aan de hand van dit plan probeert het private equity huis de belangen van het management te aligneren met zijn eigen belangen, teneinde het principaalagent probleem op te lossen.182 82. Het management incentive plan bevat incentivemechanismen die gebaseerd zijn op de participatie van het management in het kapitaal van Newco (equity-based incentive mechanisms). Deze mechanismen zijn in de Belgische praktijk de meest gebruikte methoden om managers in een buy-out te belonen, uiteraard naast het gebruikelijke loonpakket. Het plan zal doorgaans inhouden dat het management de effecten met korting zal kunnen verwerven (‘sweet equity’).183 Daarnaast zal het management incentive plan ook vaak voorzien in een ratchetmechanisme. Via dergelijk mechanisme worden bijkomende aandelen toegekend aan het management bij het bereiken van bepaalde doelstellingen.184 1. Gewone aandelen 83. Omwille van de redenen die vermeld werden in het hoofdstuk betreffende principaalagentproblemen185 is het van belang dat de leden van het managementteam, naast het private equity huis, aandelen verwerven in Newco. Daarnaast bewijzen de managers, door aandeelhouder te worden van Newco, hun engagement en geloof in het businessplan.186 Indien bepaalde doelstellingen bereikt worden, zullen de managers grote winsten kunnen maken. Het is dus geen echte verloning, maar volgens sommigen eerder een ‘once in a lifetime’ kans.187 181 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210-211. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249. 183 S. DECKMYN en W. VANDE VELDE, “Chapter 2: Belgium” in K.A. RADKE (ed.), The private equity review – Second edition, Londen, Law Business Research Ltd, 2013, (179) 181-183. 184 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 312-314. 185 Supra randnr. 67 et.seq. 186 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-250. 187 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf, 17. 182 38 84. Wanneer het private equity huis om bovenstaande redenen de managers wil betrekken bij de deal, is de meest eenvoudige manier om dit te doen, hen aandelen te laten kopen in Newco. Het huis kan hen deze aandelen aanbieden aan de volle pot of aan een verminderde prijs. Meestal worden de managementaandelen beperkt wat betreft de rechten die eraan verbonden zijn. Doorgaans wordt voor de deelname van het management een specifieke categorie van aandelen gecreëerd waaraan dan bepaalde rechten vasthangen.188 85. De participatie van het management in Newco vormt bijgevolg een zeer belangrijke overweging voor het private equity huis bij het voorbereiden van een deal. Het is daarbij van belang dat het rekening houdt met de implicaties op belastinggebied. Men moet ervoor zorgen dat de incentive voor de leden van het managementteam ook na taxatie van de winst, verkregen uit hun participatie, voldoende groot is om hen te motiveren.189 86. Het private equity huis zal doorgaans zowel in gewone aandelen en preferente aandelen, als door middel van aandeelhoudersleningen investeren, teneinde de leveragecomponent nog te verhogen. Het management zal daarentegen meestal enkel in gewone aandelen investeren, die het hoogste rendement, maar ook het hoogste risico zullen opleveren.190 1.1 Sweet equity 87. Vaak biedt het private equity huis het management de mogelijkheid om aan gunstigere voorwaarden te investeren dan deze waaraan het zelf zal beleggen. Dergelijke deelname in het kapitaal van Newco door het management wordt ook wel sweet capital of sweat equity191 genoemd. Via deze gunstigere voorwaarden wilt het private equity huis de managers een extra drijfveer geven om te participeren in de transactie. Daarnaast is het ook van belang dat het private equity huis het management aan zijn kant heeft. De managers bevinden zich immers in een tweestrijd. Zij moeten de belangen van de vennootschap en van de verkopende aandeelhouders behartigen, maar tevens moeten zij rekening houden met de kopers die de nieuwe aandeelhouders van de vennootschap zullen worden.192 88. Deze gunstigere voorwaarden houden in dat de managers een korting krijgen op de aankoopprijs van de aandelen. Ze krijgen de kans om voor dezelfde investering een proportioneel grotere participatie dan het private equity huis te verwerven. Bij de exit zou dit 188 H. LAMON, Financial buy-outs, 130-131. H. LAMON, Financial buy-outs, 129. 190 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-250. 191 Men noemt dit “sweat equity” omdat het management grote druk voelt om te voldoen aan de verwachtingen van het private equity huis. 192 C. MICHIELS, “Private equity – vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. 189 39 hen een exponentiële meerwaarde kunnen opleveren.193 Deze proportioneel grotere participatie van het management kan verklaard worden doordat het private equity huis het grootste deel van haar investering zal doen via aandeelhoudersleningen en cumulatief preferente aandelen met een vast rendement. Deze zullen terugbetaald worden vooraleer de gewone aandeelhouders uitbetaald worden, maar daar staat tegenover dat zij niet meedelen in de overwinst op de gewone aandelen.194 89. Indien de leden van het management een korting krijgen op de prijs per aandeel, zal men goed moeten nagaan wat de belastingimplicaties hiervan zijn. De korting zou immers een voordeel van alle aard kunnen uitmaken in hoofde van het management op basis van art. 31 en 32 WIB ’92. Op de belastingimplicaties van deze korting wordt verder in deze masterproef ingegaan.195 90. Teneinde te berekenen hoe groot de participatie van het management dient te zijn, zal het private equity huis eerst bepalen welke IRR het verwacht van zijn investering en hoe het dit rendement verdeelt tussen jaarlijkse interest op de aandeelhouderslening of preferente aandelen (current yield) en winst op de gewone aandelen (capital gain). Op die manier kan het bepalen hoeveel eigen vermogen er nodig is (tegenover hoeveel schuldfinanciering). Op basis van die hoeveelheid eigen vermogen wordt dan gedetermineerd hoeveel het management zal investeren en hoeveel aandelen het zal krijgen. In de Angelsaksische praktijk is het gebruikelijk dat de manager gevraagd wordt om te investeren in gewone aandelen ter waarde van één jaar salaris. 196 1.2 Envy ratio 91. De envy ratio drukt het onevenwicht uit tussen de investering van het management en die van het private equity huis.197 Dit gebeurt aan de hand van de verhouding tussen de prijs betaald door het management en deze die betaald werd door het private equity huis.198 De envy ratio meet de relatieve opportuniteit van de deal voor het management.199 De formule ziet eruit als volgt: 193 C. MICHIELS, “Private equity – vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. S. DE LANGE, “Sweet of sweat equity? Toenemende bewustwording bij management buy-outs?”, Eye on Finance oktober 2008, (13) 13-14. 195 Infra randnr. 134 et seq. 196 M. DWYER, Management buyouts, Londen, Sweet & Maxwell, 1997, 88 (hierna: M. Dwyer, Management buyouts). 197 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 149-151. 198 C. MICHIELS, “Private equity – vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. 199 S. MILLER, Buyouts, 134-135. 194 40 “Envy ratio = (Investment by PEG200 / % of equity) / (Investment by management / % of equity)”201 Stel dat het private equity huis €10.000.000 investeert en daarvoor 80% van de aandelen van de vennootschap verwerft en het management slechts €500.000 investeert en 20% van de aandelen verkrijgt, dan zal de envy ratio gelijk zijn aan 5. 92. De envy ratio is dus een meetinstrument voor de vrijgevigheid van het private equity huis ten opzichte van het management. Deze vrijgevigheid zal afhangen van de begeleidende omstandigheden van de deal. Het huis zal sterkere incentives geven, wanneer het management van grotere waarde is voor de doelvennootschap. Zo kan het voor het private equity huis belangrijk zijn dat het management over bepaalde diploma’s (bv. geneeskundig diploma, ingenieursdiploma) beschikt of dat het management in het verleden reeds bewezen heeft een sterke leider te zijn en dat het steeds hoge financiële rendementen verwezenlijkt heeft.202 93. Hoe hoger de envy ratio, hoe aanlokkelijker het eventuele rendement voor de managers. Hierbij moet men evenwel voor ogen houden dat een hogere envy ratio duidt op een risicovollere investering of een relatief hoge liquidatiepreferentie voor het private equity huis, omdat het veel middelen geïnvesteerd heeft via preferente aandelen of aandeelhoudersleningen.203 Als de envy ratio te hoog is (hoger dan 15), betekent dit dat het management te weinig middelen geïnvesteerd heeft gelet op de grootte van de deal of dat hun investering hen een buitensporig rendement oplevert. Dit kan ertoe leiden dat de belangen van het management niet meer gealigneerd zullen zijn met die van het private equity huis. Mogelijk zullen de managers dan meer geneigd zijn om risicovolle beslissingen te nemen, die de investering van het private equity huis schade kunnen berokkenen. Wanneer de envy ratio daarentegen te laag is (lager dan 5), zal dit er op wijzen dat de investering van het management te groot is in verhouding met de grootte van de deal, ofwel dat hun rendement te laag is. Dit zou kunnen leiden tot een verminderde motivatie.204 Men zou dit kunnen oplossen 200 PEG = private equity group S. MILLER, Buyouts, 134-135. 202 S. MILLER, Buyouts, 134-135. 203 S. DE LANGE, “Sweet of sweat equity? Toenemende bewustwording bij management buy-outs?”, Eye on Finance oktober 2008, (13) 13-14. 204 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf, 17; H. LAMON, Financial buy-outs, 126-127. 201 41 door de loan stock component op te drijven. Op die manier verhoogt men immers het rendement op de gewone aandelen.205 1.3 Aandelen met restricties 94. Doorgaans zijn er een aantal beperkingen van toepassing op de rechten die verbonden zijn aan de aandelen van het management. Deze restricties kunnen zowel de persoonlijke als de economische rechten treffen. De marktwaarde van de aandelen wordt mede bepaald door de aard van de rechten die aan de aandelen vasthangen.206 In wat volgt, wordt een aantal van de meest voorkomende restricties besproken. 1.3.1 Stemrechten 95. Soms zal het private equity huis de leden van het managementteam laten investeren in effecten zonder stemrechten. Op die manier kunnen zij meedelen in de winst (of het verlies) van de doelvennootschap, zonder de zeggenschap van het private equity huis aan te tasten. Er bestaan drie mogelijkheden om dit te verwezenlijken: preferente aandelen, winstbewijzen en aandelencertificaten. 1.3.1.1 Preferente aandelen 96. Indien alle aandelen in de NV dezelfde nominale of fractiewaarde hebben, heeft in principe elk aandeel recht op één stem.207 Wanneer dit niet zo is, zal elk van de aandelen een bepaald aantal stemmen hebben dat proportioneel overeenstemt met het breukdeel van het kapitaal dat erdoor wordt voorgesteld. Het aandeel dat het kleinste breukdeel van het kapitaal voorstelt, krijgt in dat geval één stem.208 97. In een NV is het toegestaan om aandelen te creëren die geen stemrecht hebben, teneinde kapitaalverhogingen mogelijk te maken zonder dat de bestaande machtsverhoudingen gewijzigd worden De uitgifte van dergelijke aandelen vergt een statutenwijzing.209 In private equity transacties kunnen aandelen zonder stemrecht een middel zijn om het management mee 205 H. LAMON, Financial buy-outs, 126-127. H. LAMON, Financial buy-outs, 130-131. 207 Art. 476 W. Venn. 208 E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 17. 209 E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 7-8. 206 42 te laten participeren in de winst (en uiteraard ook in het verlies) van de doelvennootschap, zonder de absolute zeggenschap van het private equity huis aan te tasten.210 98. Deze aandelen zonder stemrecht zijn evenwel aan redelijk strenge voorwaarden onderworpen ingevolge de wet en zijn bijgevolg weinig flexibel.211 De voorwaarden worden opgesomd in art. 480 W. Venn. Eerst en vooral mogen zij niet meer dan één derde van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen.212 Daarnaast moeten zij recht geven op een preferent en overdraagbaar dividend, dat wordt vastgesteld bij de uitgifte en op een recht in de uitkering van het winstoverschot, waarvan het bedrag niet lager mag zijn dan dat, uitgekeerd aan de houders van aandelen met stemrecht. Dit alles uiteraard in de veronderstelling dat er uitkeerbare winst aanwezig is.213 Tot slot moeten deze aandelen een voorrecht verlenen op de terugbetaling van de kapitaalinbreng, alsook op een recht bij de uitkering van het na vereffening overblijvende saldo, waarvan het bedrag niet lager mag zijn dan dat uitgekeerd aan de houders van aandelen met stemrecht.214 Aandelen zonder stemrecht zijn bijgevolg bevoorrechte aandelen, zowel betreffende de dividenduitkering, als op het vlak van de terugbetaling van de kapitaalinbreng. Het bevoorrecht karakter wordt toegekend ter compensatie van het feit dat de aandelen geen stemrecht hebben.215 99. Volgens art. 480, 2° W. Venn. moet het aandeel naast het preferent dividend nog steeds recht geven op een gewoon dividend. De houders van aandelen zonder stemrecht hebben dus recht op een ‘super dividend’. Het preferentieel dividend wordt vóór het gewoon dividend uitgekeerd.216 Het zal evenwel enkel uitgekeerd worden, indien er uitkeerbare winst aanwezig is in de vennootschap. Wanneer dit niet zo is, kan het dividendrecht wel overgedragen worden naar de volgende boekjaren.217 100. Aandelen zonder stemrecht behouden al de rechten, die de aandelen met stemrecht hebben (bv. recht om de algemene vergadering bij te wonen en deel te nemen aan de 210 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. 212 Art. 480, 1° W. Venn. 213 Art. 480, 2° W. Venn. 214 Art. 480, 3° W. Venn. 215 J. TYTECA, “Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen – Converteerbare obligaties en warrants” in F. BOUCKAERT, K. GEENS, H. LAGA en J.-L. DUPLAT (eds.) , N.V. en B.V.B.A na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, 1992, (91) 100. 216 H. LAMON, Financial buy-outs, 80-82. 217 Art. 480, 2° W. Venn. ; J. TYTECA, “Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen – Converteerbare obligaties en warrants” in F. BOUCKAERT, K. GEENS, H. LAGA en J.-L. DUPLAT (eds.) , N.V. en B.V.B.A na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, 1992, (91) 102. 211 43 beraadslaging, recht op informatie, etc.).218 In een aantal situaties zullen zij zelfs hun stemrecht herwinnen. Die gevallen zijn bepaald in art. 481 W. Venn. Het gaat hier om het geval waarin219: - niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor hun creatie (art. 480 W. Venn.); - art. 560 W. Venn. van toepassing is, namelijk wanneer er in de vennootschap verschillende soorten aandelen of effecten gecreëerd zijn en de algemene vergadering beslist om de rechten van die aandelen of effecten te wijzigen of een bepaalde soort aandelen of effecten te vervangen door een andere soort220; - de algemene vergadering moet beslissen over fundamentele zaken, zoals een opheffing of een beperking van het voorkeurrecht, de toekenning van de bevoegdheid aan de raad van bestuur om het kapitaal te verhogen met opheffing of beperking van het voorkeurrecht, een vermindering van het maatschappelijk kapitaal, de wijziging van het doel van de vennootschap of de ontbinding, fusie of splitsing van de vennootschap; - de preferente en overdraagbare dividenden gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet volledig betaalbaar werden gesteld, waarbij het stemrecht dan herwonnen zal blijven tot de achterstallige dividenden volledig zijn uitbetaald. 1.3.1.2 Winstbewijzen 101. Winstbewijzen worden dikwijls aangewend in het kader van private equity transacties. Ze bieden immers een goed alternatief voor aandelen zonder stemrecht, waaraan (zoals hierboven reeds vermeld) redelijk wat beperkingen verbonden zijn. Door het uitgeven van winstbewijzen kan men het management bijkomende economische rechten geven, zonder de machtsverhoudingen binnen Newco te verstoren.221 102. In een NV is het toegestaan om winstbewijzen uit te geven.222 Deze vertegenwoordigen, in tegenstelling tot aandelen zonder stemrecht, het maatschappelijk kapitaal niet.223 Vroeger 218 J. TYTECA, “Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen – Converteerbare obligaties en warrants” in F. BOUCKAERT, K. GEENS, H. LAGA en J.-L. DUPLAT (eds.) , N.V. en B.V.B.A na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, 1992, (91) 99-100. 219 Art. 481 W. Venn. 220 J. TYTECA, “Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen – Converteerbare obligaties en warrants” in F. BOUCKAERT, K. GEENS, H. LAGA en J.-L. DUPLAT (eds.) , N.V. en B.V.B.A na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, 1992, (91) 108. 221 D. ROELENS en S. STEEVENS, “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, (283) 284. 222 Art. 483 W. Venn. ; E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 9-10. 223 J.-P. BLUMBERG, “Over participatiecertificaten (CPC) of de uitgifte van winstbewijzen voor een geldinbreng”, TRV 1991, (325) 328-329. 44 werd aangenomen dat zij enkel konden worden uitgegeven voor inbrengen die economisch niet of moeilijk in geld waardeerbaar waren, zoals knowhow, arbeid etc. Tegenwoordig kan men winstbewijzen ook verwerven in ruil voor een inbreng in geld of in natura.224 103. Winstbewijzen zijn zeer flexibele instrumenten, die amper aan wettelijke beperkingen onderworpen zijn. De statuten kunnen bijgevolg grotendeels vrij bepalen welke rechten eraan verbonden zijn. Gezien men niet echt kan terugvallen op wettelijke regels, zal men evenwel voorzichtig moeten zijn bij het uitwerken van de statutaire bepalingen aangaande de winstbewijzen.225 Ondanks de flexibiliteit zijn er toch ook een aantal beperkingen van toepassing op winstbewijzen.226 De statuten van een vennootschap kunnen vrij bepalen of er stemrecht verbonden is aan de winstbewijzen.227 Indien dit niet het geval is, zullen ze in een aantal wettelijk bepaalde gevallen toch over een stemrecht beschikken op de algemene vergadering.228 Bij wijze van illustratie gaat het bijvoorbeeld over een wijziging van het doel van de vennootschap 229, een beslissing over wijzigingen van de rechten verbonden aan effecten230, etc. Indien de statuten wel stemrecht toekennen aan de winstbewijzen, zal men rekening moeten houden met een aantal wettelijke beperkingen. Eerst en vooral mag men niet meer dan één stem per winstbewijs toekennen. Daarnaast mag het aantal stemmen dat in de statuten wordt toegekend aan de winstbewijshouders niet hoger zijn dan de helft van de stemmen toegekend aan de houders van kapitaalvertegenwoordigende effecten. Tot slot kunnen de winstbewijzen bij een stemming niet worden aangerekend voor meer dan twee derde van het aantal stemmen uitgebracht door de houders van de aandelen.231 Er is steeds een recht op deelname in de winst van de vennootschap verbonden aan winstbewijzen.232 Indien de statuten hieromtrent niets bepalen, heeft elke houder van winstbewijzen recht op een aandeel in de winst dat evenredig is aan zijn inbreng in de vennootschap.233 Er geldt ter zake dus een statutaire vrijheid die aan Newco de mogelijkheid biedt om de winstbewijzen vorm te geven zoals zij dit wenselijk acht. Teneinde het 224 D. ROELENS en S. STEEVENS, “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, (283) 285. D. ROELENS en S. STEEVENS, “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, (283) 283-284. 226 H. LAMON, Financial buy-outs, 82-83 ; C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 296-300. 227 Art. 542, eerste lid W. Venn. 228 E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 9-10. 229 Art. 559, vierde lid W. Venn. 230 Art. 560 W. Venn. 231 Art. 542, tweede lid W. Venn. 232 D. ROELENS en S. STEEVENS, “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, (283) 295. 233 Art. 30 W. Venn. 225 45 management een grotere incentive te geven, zou men bijvoorbeeld in de statuten kunnen bepalen dat het bij een verkoop van de effecten van Newco een bevoorrecht dividend en een liquidatiebonus van een bepaald of progressief percentage zal bekomen.234 1.3.1.3 Certificering van aandelen 104. Certificering van aandelen houdt in dat de juridische en economische eigendom van de effecten van een vennootschap worden opgedeeld.235 De juridische eigendom komt in handen van de emittent van de certificaten of het administratiekantoor. Deze geeft in ruil hiervoor certificaten uit aan de certificaathouder. De certificaathouder behoudt bijgevolg de economische eigendom van zijn effecten.236 De emittent van de certificaten of het administratiekantoor zal het stemrecht uitoefenen, terwijl de certificaathouders nog steeds aanspraak maken op de patrimoniale rechten (zoals dividenden en meerwaarden) die verbonden zijn aan de effecten. Het nut hiervan is dat een vennootschap op die manier financiering kan verkrijgen via de inschrijving op effecten, zonder dat de nieuwe effectenhouders hierdoor zeggenschap verwerven. Zo wordt de negatieve invloed van bepaalde effectenhouders of de versnippering van de effecten en de besluitvorming binnen de algemene vergadering van aandeelhouders voorkomen.237 105. Ingeval vele managers participeren in het management incentive plan, zal het private equity huis eerder opteren om aandelencertificaten toe te kennen aan de second tier managers, in plaats van gewone aandelen. Certificering is een goede manier om de junior managers een economische incentive te geven, zonder hen enige zeggenschap binnen Newco toe te wijzen. Op die manier kan men een onderscheid maken tussen het senior en junior management.238 1.3.2 Dividendrechten 106. In principe delen de aandeelhouders evenredig in de winst en het verlies van de vennootschap. In de statuten kan men hier evenwel van afwijken239, hoewel dit niet onbeperkt kan gebeuren. Men moet steeds opletten dat er effectief een verdeling van winst en verlies is en dat men het verbod op het leonijns beding niet overtreedt.240 Dit verbod houdt in dat een 234 D. ROELENS en S. STEEVENS, “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, (283) 295. R. TAS, “De private stichting en de certificering van aandelen”, TRV 2004, (436) 440-441. 236 R. ACKERMANS en S. VAN BREEDAM, “Hoofdstuk 4: Certificering van effecten”, VENB 2007, (108) 110. 237 R. ACKERMANS en S. VAN BREEDAM, “Hoofdstuk 4: Certificering van effecten”, VENB 2007, 114. 238 S. DECKMYN en W. VANDE VELDE, “Chapter 2: Belgium”, in K. A. RADKE (ed.), The private equity review – Second edition, Londen, Law Business Research Ltd, 2013, (179) 181. 239 Art. 30 W. Venn. 240 E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 12-13. 235 46 overeenkomst, die aan één van de vennoten de gehele winst toekent, nietig is. 241 Daarnaast is het ook niet toegelaten om de rechten, die de wet toekent aan aandelen zonder stemrecht, te miskennen.242 107. Men zou het recht op een evenredig deel van de winst in hoofde van het management bijgevolg kunnen beperken in het voordeel van het private equity huis. Zo kan men bijvoorbeeld bepalen dat een eerste schijf van de winst toekomt aan het private equity huis, alvorens de rest van de winst verdeeld wordt onder alle aandeelhouders. Omgekeerd kan men uiteraard ook het recht op winst in hoofde van het private equity huis beperken in het voordeel van de leden van het managementteam, teneinde hen een grotere incentive te geven. 1.3.3 Overdraagbaarheidsbeperkingen 108. In principe zijn de aandelen in een NV vrij overdraagbaar. Op basis van art. 510 W. Venn. kan men echter steeds conventionele of statutaire overdrachtsbeperkingen opleggen.243 In een buy-out zullen de statuten van Newco of afzonderlijke (aandeelhouders)overeenkomsten doorgaans gedetailleerde bepalingen bevatten in verband met de overdraagbaarheid van de aandelen. Het is bijna ondenkbaar dat de aandeelhouders hun aandelen in Newco onbeperkt zouden kunnen overdragen. De precieze regeling zal afhangen van het private equity huis in kwestie, de grootte van de deal en de hoeveelheid aandelen die het private equity huis in handen heeft.244 109. Het private equity huis kan meerdere redenen hebben om de overdraagbaarheid van de aandelen te beperken. Ten eerste zal het de stabiliteit van het aandeelhouderschap willen bevorderen via blokkerings- of goedkeuringsclausules. Het is immers belangrijk dat het management de doelvennootschap niet zomaar zal verlaten. Daarnaast worden overdraagbaarheidsbeperkingen ook ingevoerd om de mobiliteit van de aandelen te stimuleren, bijvoorbeeld door middel van volgrechten en volgplichten. Indien het private equity huis zijn aandelen zou willen verkopen, is het van belang dat het de leden van het managementteam zou kunnen verplichten om hun aandelen te verkopen zo dit nodig blijkt. 241 Art. 32 W. Venn. E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 12-13. 243 B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze vennootschappen”, in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat: liber amicorum prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (255) 255-256. 244 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 147. 242 47 Een mogelijke koper zal doorgaans immers enkel geïnteresseerd zijn als hij alle aandelen kan verwerven.245 110. Op grond van art. 510 W. Venn. mogen de statuten, de authentieke akten betreffende de uitgifte van converteerbare obligaties of van warrants en alle andere overeenkomsten de overdraagbaarheid van aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen, warrants en alle andere effecten beperken.246 (aandeelhouders)overeenkomst Zowel kunnen dus de statuten, als een afzonderlijke overdraagbaarheidsbeperkingen bevatten. Wanneer ze opgenomen zijn in de statuten zullen, in tegenstelling tot deze opgenomen in een aandeelhoudersovereenkomst, ook derden er kennis van kunnen nemen na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Daarbovenop zullen statutaire overdraagbaarheidsbeperkingen tegenstelbaar zijn aan de vennootschap.247 Dit laatste vormt echter geen probleem, aangezien de vennootschap zelf vaak een partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst. Op die manier wordt de tegenwerpelijkheid van de overeenkomst ten aanzien van de vennootschap alsnog gegarandeerd.248 Aandeelhoudersovereenkomsten worden in dit opzicht voornamelijk gebruikt, wanneer de overdraagbaarheidsbeperkingen slechts gelden voor een bepaalde groep aandeelhouders of wanneer men bijkomend de confidentialiteit van de beperkingen wil garanderen.249 Een ander voordeel van overdraagbaarheidsbeperkingen, die bevat zijn in een aandeelhoudersovereenkomst, is dat deze gewijzigd kunnen worden zonder dat men aan de formaliteiten, die vereist zijn voor een statutenwijziging, moet voldoen. Daartegenover staat dan weer dat voor de wijziging van een aandeelhoudersovereenkomst de toestemming van alle partijen vereist is, terwijl voor een statutenwijziging slechts een drie vierde meerderheid nodig is.250 Zowel de statuten als een aandeelhoudersovereenkomst hebben dus hun voor- en nadelen. Het gebruik van de ene of de andere vorm wordt bepaald door de specifieke omstandigheden. 245 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 300-301. Art. 510, eerste lid W. Venn. 247 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 307-309. 248 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 34. 249 B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze vennootschappen”, in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat: liber amicorum prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (255) 257-259. 250 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 307-309. 246 48 111. De overdraagbaarheid van effecten kan op verschillende manieren gelimiteerd worden: lock-up clausules, goedkeuringsclausules, voorkoopclausules en tag- en drag-along clausules.251 1.3.3.1 Lock-up clausules 112. Lock-up clausules zijn een variant op onvervreemdbaarheidsclausules. Een onvervreemdbaarheidsclausule of blokkeringsclausule verbiedt de overdracht van aandelen gedurende een bepaalde termijn.252 Het is de meest extreme regel om de stabiliteit van het aandeelhouderschap te garanderen.253 113. Een lock-up clausule wordt in een buy-out aangewend om de partners gedurende een bepaalde tijd te binden aan de vennootschap, door hen te verbieden hun aandelen te vervreemden binnen die termijn.254 Deze clausule zal dus tot gevolg hebben dat het management zijn positie niet verlaat gedurende de looptijd van de deal.255 Het private equity huis zal immers binnen die termijn een exit willen realiseren en zal het management tot dan aan de vennootschap willen binden. Daarnaast zal het private equity huis doorgaans niet staan springen om de aandelen van het management over te nemen op basis van een voorkooprecht, nadat het zelf reeds een grote investering heeft gedaan om de doelvennootschap te verwerven samen met het management.256 114. Onvervreemdbaarheidsclausules moeten op basis van art. 510, tweede lid W. Venn. beperkt zijn in de tijd en moeten steeds het belang van de vennootschap dienen. De beperking in de tijd wordt niet verder gepreciseerd in de wet. Bijgevolg wordt aangenomen dat de duur die in de clausule overeengekomen wordt, redelijk dient te zijn, met het oog op het doel dat men in die concrete situatie nastreeft. Daar men steeds rekening moet houden met het vennootschapsbelang, is het niet mogelijk een algemeen geldende termijn vast te leggen.257 Een termijn van 5 jaar (of soms zelfs 10 jaar) wordt in de rechtsleer doorgaans aangenomen 251 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28. P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 253 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 303. 254 P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 255 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28. 256 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 35. 257 P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 252 49 als zijnde redelijk.258 De tijdsbeperking vormt in principe geen probleem bij een buy-out. Men zal immers steeds overeenkomen om binnen een vooraf bepaald tijdsbestek een exit te realiseren.259 Daar private equity huizen hun investeringen meestal te gelde maken na drie tot vijf jaar, zal het bijgevolg praktisch mogelijk zijn om het management voor de volledige duur van de investering aan de vennootschap te binden.260 115. Doorgaans zal de blokkering van de overdracht van aandelen evenwel niet absoluut zijn. In de meeste gevallen worden ook een aantal toegelaten overdrachten bepaald. Het kan bijvoorbeeld gaan om een overdracht bij het overlijden van een aandeelhouder of een overdracht aan een verbonden vennootschap (op basis van art. 11 W. venn.)261. Deze toegelaten overdrachten zijn meestal onderworpen aan de voorwaarde dat de overnemer partij wordt bij de aandeelhoudersovereenkomst.262 1.3.3.2 Goedkeurings- en voorkoopclausules 116. Goedkeurings- en voorkoopclausules zijn veelgebruikte mechanismen betreffende exitcontrole in een buy-out. Zij zullen gebruikt worden om de stabiliteit van het aandeelhouderschap te controleren.263 Op die manier kunnen de aandelen van Newco niet in verkeerde handen terechtkomen. Private equity huizen zijn evenwel geen grote voorstanders van dergelijke clausules in hun ‘voordeel’, aangezien zij (zoals hierboven reeds vermeld werd) na hun initiële investering doorgaans niet voldoende geld op overschot hebben om de aandelen van het management over te kopen op basis van een voorkooprecht. 264 Wel zal er soms een voorkooprecht bedongen worden tussen de managers onderling. 117. Een goedkeuringsclausule maakt de overdracht van aandelen afhankelijk van de goedkeuring van de overnemer door een orgaan van de vennootschap (de raad van bestuur of de algemene vergadering), een groep aandeelhouders of een bepaalde derde.265 Dankzij deze clausule zal men kunnen voorkomen dat de vennootschap onder controle komt van een 258 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 45. 259 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28. 260 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 303. 261 In dit geval kan het nuttig zijn om een terugvorderingsrecht (claw back) te integreren in de clausule voor het geval de vennootschap ophoudt verbonden te zijn met de oorspronkelijke aandeelhouder. 262 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 303. 263 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28; 36-37. 264 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 35. 265 P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 50 ongewenst persoon, bijvoorbeeld een concurrent.266 Goedkeuringsclausules worden vaak gecombineerd met een voorkoopclausule. Indien dit niet zou gebeuren, zou dergelijke clausule redelijk nutteloos zijn. In het geval waarin de goedkeuring geweigerd wordt, zouden de aandelen immers vrij overdraagbaar worden na zes maanden, op basis van de maximumtermijn voor onoverdraagbaarheid in art. 510, derde lid W. Venn.267. Door de koppeling met het voorkooprecht zullen de weigerende aandeelhouders de kans krijgen om zelf de aandelen te kopen, teneinde te vermijden dat de aandelen in handen van de ongewenste persoon zullen terechtkomen na verloop van die zes maanden.268 118. Een voorkoopclausule zorgt ervoor dat een aandeelhouder zijn aandelen eerst zal moeten aanbieden aan de andere aandeelhouders, aan een deel daarvan of aan een bepaalde derde, wanneer hij van plan is ze van de hand te doen. De prijs zal ofwel dezelfde zijn als deze die door de derde koper wordt aangeboden (voorkeurrecht), ofwel vastgelegd zijn in de statuten of een aandeelhoudersovereenkomst269 (voorkooprecht).270 Het is alleszins essentieel dat de prijs bepaald of bepaalbaar is.271 119. In tegenstelling tot bij onvervreemdbaarheidsclausules voorziet de wet voor goedkeurings- en voorkoopclausules wel een maximumtermijn voor de niet- overdraagbaarheid van de aandelen. Deze bedraagt zes maanden vanaf de datum van het verzoek om goedkeuring of vanaf de uitnodiging om het recht van voorkoop uit te oefenen.272 Wanneer dergelijke clausule toch een termijn bepaalt die de maximumtermijn overschrijdt, zal ze niet nietig zijn. De termijn zal evenwel van rechtswege herleid worden naar zes maanden.273 Daartegenover staat dat de clausule wel een strengere regeling zal mogen opleggen dan wat wettelijk bepaald is. Bijgevolg zal het dus mogelijk zijn om een termijn op te leggen van minder dan zes maanden. Indien het voorkooprecht niet uitgeoefend wordt of er 266 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 59-62. Infra randnr. 120. 268 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 59-62. 269 Bijvoorbeeld aan de hand van een vooraf bepaalde formule, door de beslissing over te laten aan de raad van bestuur of de algemene vergadering of door een derde hierover te laten beslissen. 270 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28 ; A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 59-62 ; J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 60-61. 271 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 305. 272 Art. 510, derde lid W. Venn. 273 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28 ; P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 267 51 geen goedkeuring plaatsvindt, zullen de effecten vrij overdraagbaar worden zodra de in de statuten bepaalde termijn verstreken is.274 1.3.3.3 Tag- en drag-along rechten 120. Volgrechten (tag-along) overdraagbaarheidsbeperkingen en die in volgplichten de statuten (drag-along) van Newco zijn of een aandeelhoudersovereenkomst worden opgenomen, teneinde de exit te vergemakkelijken.275 De clausules zijn toegelaten onder art. 510, eerste lid W. Venn. Dit artikel maakt evenwel geen uitdrukkelijke vermelding van tag-along en drag-along rechten. Bijgevolg gelden er voor deze bedingen geen specifieke wettelijke beperkingen.276 121. Tag-along of piggy back rechten worden bedongen in het voordeel van de minderheidsaandeelhouder (doorgaans het management). In het geval waarin het private equity huis zijn aandelen verkoopt, verzekeren deze rechten dat de koper tevens de aandelen van het management zal moeten kopen tegen dezelfde voorwaarden als deze van het private equity huis.277 Ze geven de leden van het managementteam dus het recht om hun aandelen te verkopen samen met het private equity huis, wanneer het zijn aandelen van de hand doet.278 Het zal bijgevolg op zoek moeten gaan naar een koper die naast zijn eigen aandelen, ook deze van het management zal willen kopen. Op die manier kan vermeden worden dat een nieuwe meerderheidsaandeelhouder zou worden opgedrongen aan het management279.280 Een volgrecht kan juridisch op verschillende wijzen gerealiseerd worden. In sommige clausules zal de overdrager van de aandelen verplicht worden om de aandelen van de begunstigde van het volgrecht over te kopen alvorens hij zijn eigen aandelen verkoopt aan de overnemer. Een andere mogelijkheid is om te voorzien in een middelen- of resultaatsverbintenis in hoofde van de overdrager om ervoor te zorgen dat de overnemer ook de aandelen van de begunstigde overneemt. In andere gevallen zal de overdrager zich sterk maken dat hij de overnemer zal overtuigen om de aandelen van de begunstigde over te nemen. 274 P. REMELS, “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm, 401-448. 275 M. DWYER, Management buyouts, 99-102. 276 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 81-85. 277 H. LAMON, Financial buy-outs, 37-38. 278 H. LAMON, Financial buy-outs, 26-28. 279 De omgekeerde situatie kan zich uiteraard ook voordoen. In het geval waarin het private equity huis een minderheidsbelang heeft, zal deze clausule in zijn voordeel spelen. Het huis krijgt dan het recht om zijn aandelen mee met die van het management te verkopen. 280 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306. 52 Afhankelijk van hoe het volgrecht gemoduleerd is, zullen de verplichtingen in de volgrechtclausule sterker of zwakker zijn.281 122. Drag-along of come along rechten worden dan weer overeengekomen in het voordeel van de meerderheidsaandeelhouder (doorgaans het private equity huis). Ingeval het private equity huis zijn aandelen in Newco wil verkopen, garandeert deze clausule dat het alle aandelen van Newco zal kunnen verkopen door de andere aandeelhouders te verplichten om hun aandelen ook van de hand te doen.282 Op deze manier sluit het private equity huis een aantal problemen uit bij het verwezenlijken van een exit. Ten eerste zullen de managers geen veto kunnen stellen tegen de exit door te weigeren hun aandelen te verkopen.283 Daarnaast zal de zoektocht naar een koper vergemakkelijkt worden, daar deze doorgaans liever alle aandelen van de onderneming zal aankopen. Hij zal immers willen voorkomen dat hij opgescheept zit met een minderheidsaandeelhouder waarmee hij niet door één deur kan.284 Ook hier zijn er verschillende modaliteiten mogelijk betreffende de juridische vormgeving. Men kan de volgplicht bijvoorbeeld inrichten als een onherroepelijk mandaat in hoofde van de overdrager om de aandelen van de lastgever te verkopen. Een andere mogelijkheid is om een aankoopoptie aan de overdrager toe te kennen op de aandelen van de aandeelhouder die zich tot de volgplicht verbonden heeft. Zo kan de overdrager eerst de aandelen van die andere aandeelhouder kopen, om vervolgens alle aandelen tezamen te verkopen aan de overnemer.285 1.3.4 Opstapclausules 123. Gedurende de looptijd van een buy-out kunnen zich situaties voordoen, waarin het niet langer wenselijk is dat een bepaalde manager aandeelhouder blijft in Newco. Het betreft voornamelijk die situaties waarin een einde komt aan de arbeidsovereenkomst van de manager.286 Denk bijvoorbeeld aan het geval waarin een manager geen deel meer wenst uit te maken van de doelvennootschap als bestuurder of manager, omdat hij zich niet langer verbonden voelt met de vennootschap. Het kan ook voorkomen dat een manager door een ongeluk of een ziekte niet meer in staat is om te werken. Nog een andere situatie is deze 281 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 84. 282 H. LAMON, Financial buy-outs, 37-38. 283 M. DWYER, Management buyouts, 99-102. 284 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306. 285 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 87. 286 H. UITTIEN en S.A. ALLEMAN, “Managementparticipatie bij private equity investeringen (II) – Over ‘alignment of interests’ en ‘conflicts of interests’”, Tijdschrift voor ondernemingsrechtspraktijk 2011, http://www.van-doorne.com/Global/Publicaties/2011/Ondernemingsrecht/TOPfebruari.pdf, 37-38. 53 waarin de manager ontslagen wordt, omdat hij niet naar behoren presteert of grof wangedrag heeft vertoond bij het de uitvoering van zijn taken. In al deze gevallen is het waarschijnlijk dat het private equity huis zal willen dat de manager in kwestie zijn aandelen in Newco verkoopt, teneinde de banden met hem te verbreken en de aandelen beschikbaar te maken voor een eventuele vervangende manager of voor de andere managers. Een belangrijke vraag die zich hierbij stelt betreft de prijs die de manager zal krijgen voor zijn aandelen. Het antwoord op deze vraag zal bepaald worden aan de hand van de manier waarop hij vertrokken is uit de vennootschap. Is hij een good of bad leaver?287 124. Dit probleem wordt geregeld in de opstapclausules in de investment agreement.288 Dit is de aandeelhoudersovereenkomst die door het private equity huis en het management gesloten wordt op het niveau van Newco. Hierin worden de voorwaarden overeengekomen op basis waarvan het private equity huis zal investeren in Newco.289 Deze clausules bepalen dat een manager verplicht is zijn aandelen in Newco te verkopen aan de andere aandeelhouders of de vervangende manager, indien hij de doelvennootschap verlaat. Ze kunnen gestructureerd worden als een calloptie met een variabele uitoefenprijs vanwege de managers ten voordele van de andere aandeelhouders. De uitoefenprijs zal dan bepaald worden op basis van hoe de manager de vennootschap heeft achtergelaten: als good of als bad leaver. Een andere mogelijkheid is om deze clausules te structuren als een ratchetclausule.290 1.3.4.1 Good leaver 125. Een good leaver zal doorgaans diegene zijn die de vennootschap verlaat omwille van overlijden, pensioen, invaliditeit, oneerlijk ontslag of ontslag omwille van herstructurering. Daarnaast worden soms ook familiale redenen aanvaard, bijvoorbeeld ziekte van de partner of van dichte familieleden. De gevallen worden meestal limitatief opgesomd in de clausule.291 Wanneer een manager de doelvennootschap verlaat als een good leaver, zal de uitoefenprijs van de optie doorgaans het hoogste bedrag zijn van de vergelijking tussen de prijs die hij initieel betaald heeft om de aandelen te verwerven en de marktwaarde van de aandelen op het ogenblik van zijn vertrek, eventueel verhoogd met een jaarlijkse interest.292 Men gaat er dus 287 M. DWYER, Management buyouts, 157-159. S. DECKMYN en W. VANDE VELDE, “Chapter 2: Belgium”, in K. A. RADKE (ed.), The private equity review, Londen, Law Business Research Ltd, 2013, 182. 289 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 116-117. 290 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 148-151 ; C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306-307. 291 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 280-284 ; C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306-307. 292 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306-307. 288 54 van uit dat een good leaver de volledige waarde van zijn aandelen zal kunnen recupereren bij vertrek.293 De aandelen zullen, zoals hierboven reeds vermeld, gekocht worden door de overige managers of door de eventuele vervanger. 1.3.4.2 Bad leaver 126. Vaak wordt een bad leaver gedefinieerd als een manager die de doelvennootschap verlaat in ‘alle andere dan de limitatief omschreven omstandigheden, waarin de persoon als good leaver de vennootschap verlaat’.294 Het kan bijvoorbeeld gaan om een manager die geen deel meer wil uitmaken van de doelvennootschap omdat hij zich niet langer verbonden voelt, een manager die ontslagen wordt wegens grove misdraging of eventueel ook slechte prestaties, etc. In geval van vrijwillig ontslag zal men vaak een onderscheid maken tussen een manager die de vennootschap verlaat binnen een bepaalde periode na de aanvang van de looptijd van de buy-out (bv. één of twee jaar) en hij die de vennootschap pas na deze initiële periode verlaat.295 Het bedrag dat bij de vergelijking van de initiële investering van de manager en de marktwaarde op het moment van zijn vertrek, het laagste blijkt te zijn, zal de uitoefenprijs van de calloptie zijn.296 1.3.4.3 Waardering van de aandelen 127. De waardering van de aandelen is van groot belang voor de toepassing van good- en bad leaver clausules. In een niet-beursgenoteerde vennootschap vormt dit een heikel punt. Er is immers geen markt aan de hand waarvan de waarde gemeten kan worden. Er moet bijgevolg een techniek bepaald worden op basis waarvan men de aandelen zal kunnen waarderen. Welke techniek men hiervoor gebruikt, zal niet alleen in het belang van de managers zijn, maar vaak ook in het belang van het private equity huis. Indien het huis een vervanger zoekt voor de vertrekkende manager, zal dit de prijs zijn die de aantredende manager moet betalen om zich in te kopen in Newco. Een te hoge prijs zal de zoektocht naar een geschikte vervanger bemoeilijken.297 128. In niet-beursgenoteerde vennootschappen moet de waardering van de aandelen gebeuren aan de hand van hun werkelijke waarde, op basis van objectieve elementen. In de gevallen waarin dit niet mogelijk is, zullen de aandelen gewaardeerd worden op grond van hun 293 M. DWYER, Management buyouts, 157-159. C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306-307. 295 M. DWYER, Management buyouts, 157-159. 296 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 306-307. 297 M. DWYER, Management buyouts, 157-159. 294 55 intrinsieke waarde, welke gelijk is aan het netto-actief van de vennootschap gedeeld door het aantal aandelen.298 Het private equity huis en het management zullen doorgaans wel bepalen of er een korting moet worden toegepast, indien het gaat om de verkoop van minderheidsaandelen. Het lijkt eerder logisch dat er een ‘level playing field’ wordt ingesteld tussen al de partijen in het buy-outproces. In navolging daarvan wordt gesteld dat alle aandelen op dezelfde manier gewaardeerd worden, ongeacht of het gaat om aandelen die een minderheidsbelang, dan wel een meerderheidsbelang vertegenwoordigen.299 1.4 Taxatie 129. De belasting op de aandelen vormt een belangrijke overweging met betrekking tot de participatie van het management in het kapitaal van Newco. Zoals reeds eerder vermeld300, moet men ervoor zorgen dat voor het management de incentive, ook na taxatie van de winst verkregen uit hun participatie, voldoende groot is om hen te motiveren.301 1.4.1 Meerwaarden op aandelen 130. Meerwaarden op aandelen zijn in principe belastbaar als diverse inkomsten op basis van art. 90, 9°, 1ste gedachtestreepje WIB 1992. Het gaat om “meerwaarden op aandelen die verwezenlijkt zijn naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van het beheer van een privévermogen”.302 Er wordt dus een uitzondering gemaakt voor de meerwaarden die gerealiseerd worden in het kader van een normale verrichting van beheer van een privévermogen. 131. Het is bijgevolg van belang te bepalen welke verrichtingen beschouwd kunnen worden als normaal beheer van het privé-patrimonium. In dit opzicht kunnen we besluiten dat speculatieve verrichtingen buiten dergelijk beheer vallen. De opbrengsten die hieruit voortkomen, zijn belastbaar als diverse inkomsten of als beroepsinkomen.303 De criteria die het onderscheid kunnen maken tussen een normaal beheer van het privévermogen en een 298 F. DESTERBECK, “Waardebepaling aandelen: Nominale waarde aandelen is geen aanwijzing voor werkelijke waarde”, Fisc Act. 1996, (7) 7-8. 299 M. DWYER, Management buyouts, 157-159. 300 Supra randnr. 86. 301 H. LAMON, Financial buy-outs, 129. 302 Art. 90, 9°, 1ste gedachtestreepje WIB 1992. 303 J. VANDENWYNGAERDEN,, Aandelen vanuit diverse fiscale hoeken bekeken, Mechelen, Kluwer, 2005, 119121. 56 speculatieve verrichting, zijn bepaald door de rechtspraak. Zo somde het Hof van Beroep van Brussel een hele waslijst op, waaronder de wanverhouding tussen de uitgifteprijs en de verkoopprijs van de aandelen, het grote verschil tussen de verkoopprijs van de aandelen en hun intrinsieke waarde, de zakelijke relaties tussen de belastingplichtige en de vennootschap van wie hij de aandelen verkocht heeft en het feit dat er tussen de aankoop en wederverkoop geen enkel dividend werd geïnd door de belastingplichtige.304 Daarnaast gaat men ook vaak na of de belastingplichtige de intentie heeft tot wederverkoop, wat beoordeeld wordt aan de hand van het korte tijdsbestek tussen de aan- en verkoop.305 Tot slot besteedt men ook aandacht aan de aangewende hoeveelheid geld in vergelijking met het totale eigen vermogen, het feit dat de gelden geleend zouden zijn en het feit dat een belastingplichtige georganiseerd tewerk gaat. Indien verscheidene van deze criteria aangevinkt kunnen worden, zullen de meerwaarden op de aandelen omwille van hun speculatief karakter belast worden als divers of beroepsinkomen.306 132. In dit kader is het tevens van belang om de theorie van het ‘actief aandeelhouderschap’ te vermelden. Deze theorie is door de fiscus ontwikkeld en houdt in dat meerwaarden gerealiseerd door een aandeelhouder, die nauw betrokken is bij de vennootschap waarvan hij de aandelen verkoopt, steeds belast worden als diverse inkomsten.307 Deze theorie werd in het verleden echter afgewezen door de rechtbanken van Antwerpen en Brussel.308 Daarnaast heeft ook de minister van Financiën bevestigd dat het niet volstaat dat een aandeelhouder een actievere rol vervult in de vennootschap, teneinde de meerwaarden die hij realiseert, te belasten als diverse inkomsten.309 133. In hoofde van de leden van het managementteam is het bijgevolg niet helemaal zeker dat de meerwaarden, die zij realiseren bij de verkoop van hun aandelen, belastingvrij zullen zijn. Dit hangt af van de beslissing van de fiscus en eventueel achteraf van de beslissing van de rechtbanken. Het nauw betrokken zijn bij de vennootschap zal, ondanks de theorie van het 304 Brussel 9 februari 2006, TFR 2006, 754 ; TIBERGHIEN ADVOCATEN, Tiberghien handboek voor fiscaal recht 2011-2012, Mechelen, Kluwer, 2011, 269-272. 305 W. NIEMEGEERS, “Blijvende rechtsonzekerheid m.b.t. de fiscale behandeling van meerwaarden op aandelen”, A.F.T 2005, (4) 6. 306 J. VANDENWYNGAERDEN, Aandelen vanuit diverse fiscale hoeken bekeken, Mechelen, Kluwer, 2005, 119121. 307 TIBERGHIEN ADVOCATEN, Tiberghien handboek voor fiscaal recht 2011-2012, Mechelen, Kluwer, 2011, 272. 308 Rb. Brussel 16 februari 2011, Fisc. Koer. 2011, 193-198 ; Rb. Antwerpen 23 februari 2011, Fisc. Act. 2011, 6-10; K. SPAGNOLI, “De theorie van het ‘actief aandeelhouderschap’ gewogen en te licht bevonden”, Fisc. Act. 2011,(6) 6-10. 309 “Mond. Vr. 14447 en 14707 Van De Velde 7 oktober 2009, Kamercommissie Financiën en Begroting, Criv 52 Com 652, 17”; X, “Kort nieuws van de fiscus: minister: actief aandeelhouderschap is geen criterium”, Fisc. Act. 2009, 11. 57 ‘actief aandeelhouderschap’, waarschijnlijk niet doorslaggevend zijn om het speculatief karakter van de verrichtingen van de managers te bepalen. Het is evenwel niet uitgesloten dat de fiscus en de rechtbanken zullen besluiten dat de verrichtingen niet vallen binnen het normaal beheer van hun privévermogen. Vaak zullen de managers immers een grote investering doen in vergelijking met hun eigen vermogen. Bovendien gaan zij dikwijls leningen aan om hun investering te bekostigen. Veel hangt dus af van de grootte van de gerealiseerde meerwaarde en de periode gedurende dewelke de aandelen in het vermogen van de managers zijn gebleven. 1.4.2 Aandelen verkregen met korting 1.4.2.1 Belastbaar voordeel 134. Zolang de leden van het management de aandelen kopen aan een prijs die de marktwaarde weerspiegelt, zullen zij geen voordeel genieten en zal er bijgevolg geen inkomstenbelasting geheven worden. Indien zij daarentegen in het kader van de sweet equity aandelen kunnen kopen met korting of indien de beperkingen op hun aandelen opgeheven worden gedurende de looptijd van de private equity deal, kan het voorvallen dat er toch een inkomstenbelasting wordt geheven. Dit vloeit voor uit de brede definitie van het loon in art. 31 en 32 WIB 1992.310 135. Op basis van art. 31 en 32 WIB 1992 is niet alleen het salaris belastbaar in hoofde van de bedrijfsleider, ook de “voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid”311 zullen belastbare inkomsten uitmaken. De mogelijkheid om aandelen te verkrijgen tegen een verminderde prijs kan een dergelijk voordeel van alle aard zijn voor een bedrijfsleider. Bijgevolg zal deze korting mogelijk belastbaar zijn onder art. 32, lid 2, 2° WIB 1992.312 De grootte van dit belastbaar voordeel wordt bepaald door een vergelijking te maken tussen de marktwaarde van het aandelen en de prijs die betaald werd door het management. Aangezien Newco doorgaans een niet-beursgenoteerde vennootschap zal zijn, is de marktwaarde van de aandelen gelijk aan hun intrinsieke waarde. Deze wordt bepaald aan de hand van het netto310 H. LAMON, Financial buy-outs, 131. Art. 32, lid 2, 2° j° art. 31, lid 2, 2° WIB 1992. 312 M. DE WOLF en J. MALHERBE, “Le cadre fiscale et comptable de l’actionnariat des salariés” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, (241) 242-243 ; C. MOESKOPS, Alternatieve beloning en fiscus : Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 136. 311 58 actief van de vennootschap.313 Het belastbare voordeel is bijgevolg gelijk aan de waarde van de korting ten tijde van de aankoop van de aandelen.314 136. De korting dient dus in principe beschouwd te worden als loon voor zowel de belastingen als de sociale zekerheid en zal bijgevolg belast worden onder de inkomstenbelasting.315 Dit dient echter genuanceerd te worden in het licht van de beperkingen die verbonden kunnen zijn aan de aandelen van het management. Men aanvaardt immers dat het financieel voordeel, dat voortvloeit uit de korting, een compensatie kan zijn voor de beperking van de overdraagbaarheid van de aandelen of de andere beperkingen die eraan verbonden zijn.316 Zo zal men, indien de aandelen gedurende minstens twee jaar vanaf de toekenning onoverdraagbaar worden gemaakt, mogen uitgaan van 100/120 van de marktwaarde van de aandelen, teneinde het belastbaar voordeel te bepalen.317 Wanneer de aandelen niet over een stemrecht beschikken, zal een korting op de prijs in acht moeten genomen worden die gebruikelijk 5 tot 8% zal bedragen. In de praktijk moet elke beperking afzonderlijk gewaardeerd worden, teneinde de waarde van de beperkte aandelen te bepalen. Enkel wanneer het management een lagere prijs heeft betaald dan de waarde van de beperkte aandelen, zal de korting belastbaar zijn als voordeel van alle aard.318 137. Kort samengevat betekent dit dat de managers, die in het kader van de sweet equity, aandelen verkrijgen tegen een verminderde prijs, in principe belast zullen worden op basis van art. 32, lid 2, 2° j° art. 31, lid 2, 2° WIB 1992. Evenwel dient men een onderscheid te maken tussen aandelen zonder beperkingen en aandelen met beperkingen. Indien de aandelen niet beperkt zijn in hun rechten, zal de korting sowieso belast worden als loon. Zo er daarentegen wel beperkingen opgelegd zijn, zal men moeten nagaan of de korting de waarde van die beperkingen reflecteert. Wanneer dit niet het geval is, zal de korting alsnog beschouwd worden als loon en bijgevolg belast worden onder de inkomstenbelasting. 313 M. DE WOLF en J. MALHERBE, “Le cadre fiscale et comptable de l’actionnariat des salariés” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, (241) 243. 314 C. MOESKOPS, Alternatieve beloning en fiscus : Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 137138. 315 H. LAMON, Financial buy-outs, 132-133. 316 M. DE WOLF en J. MALHERBE, “Le cadre fiscale et comptable de l’actionnariat des salariés” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, (241) 244. 317 C. MOESKOPS, Alternatieve beloning en fiscus : Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 137138. 318 H. LAMON, Financial buy-outs, 134-135. 59 1.4.2.2 Belastbare gebeurtenis 138. In de context van de belasting van beperkte aandelen is het van belang te weten op welk ogenblik de toegekende korting mogelijk zal worden belast. Hierbij moet men een onderscheid maken tussen twee situaties. In het eerste geval worden de managers onmiddellijk eigenaar van de aandelen, maar zijn deze wel geblokkeerd en kunnen zij deze nog verliezen dankzij de aanwezigheid van een opschortende voorwaarde.319 Denk bijvoorbeeld aan een good of bad leaver clausule, waarbij de manager in kwestie verplicht zal zijn om de aandelen te verkopen in geval hij niet langer tewerkgesteld wordt door de doelvennootschap.320 In dit geval is er sprake van een toekenning en zal de belasting niet uitgesteld kunnen worden. De blokkering van de aandelen zal evenwel een invloed hebben op de waardering ervan. De toegekende korting wordt bijgevolg slechts belast wanneer zij hoger is dan de waarde van de beperkingen.321 In het andere geval zal eerst aan een aantal opschortende voorwaarden voldaan moeten zijn alvorens de aandelen eigendom worden van de managers. Dit heeft tot gevolg dat het belastbaar moment wordt uitgesteld tot op het ogenblik van de vesting, zijnde het moment waarop de aandelen onvoorwaardelijk eigendom zijn geworden van de managers. Indien de aandelen na dit moment niet verder geblokkeerd of beperkt zijn, zal men de opgeheven beperkingen bijgevolg niet in acht mogen nemen bij het berekenen van het belastbaar voordeel. De gehele korting zal dus belast worden als loon in hoofde van de managers.322 1.4.3 Dividenden 139. Indien de managers gedurende de looptijd van de investering dividenden zouden ontvangen (wat evenwel niet altijd het geval zal zijn, daar dit de waarde van de vennootschap bij de exit verkleint), zullen zij hierop belast worden. Volgens art. 18 WIB 1992 omvatten dividenden ‘alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen’323. Dit is een uitgebreide omschrijving die ook betrekking heeft op winstbewijzen en preferente aandelen.324 319 C. MOESKOPS, Alternatieve beloning en fiscus : Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 140. Supra randnr. 124 et seq. 321 Supra randnr. 137. 322 C. MOESKOPS, Alternatieve beloning en fiscus : Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 140. 323 Onze cursivering. 324 H. LAMON, Financial buy-outs, 131-138. 320 60 140. Op basis van art. 269, lid 1, 2° WIB 1992 zal de roerende voorheffing op dividenden afkomstig van een Belgische onderneming 25% bedragen. Dividenden worden geacht van Belgische herkomst te zijn, indien de vennootschap die ze uitbetaalt haar fiscale woonplaats in België heeft. Sinds 1994 kan deze roerende voorheffing in bepaalde gevallen gereduceerd worden tot 21%.325 De situatie verandert wanneer de dividenden afkomstig zijn van een buitenlandse onderneming, wat zo zal zijn wanneer de vennootschap die ze uitbetaalt haar fiscaal domicilie in het buitenland heeft. In dit geval zullen zowel de bronstaat als de Belgische Staat (als woonstaat) bevoegd zijn om deze dividenden te belasten. Om dergelijke dubbele belasting te voorkomen, heeft België met verscheidene staten dubbelbelastingverdragen afgesloten.326 Omwille van deze mogelijke dubbele belasting zullen Belgische managers steeds prefereren dat Newco een Belgische vennootschap is.327 2. Aandelenopties en warrants 2.1 Algemeen 141. Een aandelenoptie is een contract tussen twee partijen, waarbij de ene partij het recht heeft om de aandelen van de andere partij te kopen (calloptie) of om haar aandelen aan de andere partij te verkopen (putoptie) vóór een bepaalde datum (de maturity date) en tegen een bepaalde prijs (de exercise of strike price). Opties hebben enkel betrekking op bestaande aandelen.328 Ze kunnen afzonderlijk voorkomen als uitgestelde overdracht van aandelen. Daarnaast kunnen ze ook gekoppeld worden aan een ander financieel instrument, zoals een obligatie of een lening, teneinde een conversiemechanisme in te richten.329 142. Warrants geven de houder het recht om aandelen te verwerven in een vennootschap in het raam van een kapitaalverhoging. De voorwaarden waartegen de warrants kunnen worden uitgeoefend, zoals de uitoefenprijs, zullen vooraf bepaald zijn.330 Warrants hebben betrekking op nieuw uitgegeven aandelen en zullen bijgevolg kunnen leiden tot de verwatering van het 325 A. MEYUS, Beleggingen en fiscus, Mechelen, Kluwer, 2012, 207. A. MEYUS, Beleggingen en fiscus, Mechelen, Kluwer, 2012, 218-219. 327 H. LAMON, Financial buy-outs, 137-138. 328 H. LAMON, Financial buy-outs, 67. 329 H. LAMON, Financial buy-outs, 68-70. 330 R. HOUBEN, “De duurtijd van warrants uitgegeven ten behoeve van één of meer bepaalde externe investeerders”, TRV 2012, (649) 649. 326 61 aandeelhouderschap van de bestaande aandeelhouders.331 Net zoals opties, kunnen ze zowel afzonderlijk, als verbonden aan aandelen of obligaties uitgegeven worden.332 143. Opties en warrants zijn juridisch gezien erg verschillend. Zoals reeds vermeld is een optie een contract tussen twee partijen, dat niet aan specifieke regels onderworpen is. Uiteraard moet het steeds voldoen aan de gemeenrechtelijke regels voor contracten en aan de vennootschapsrechtelijke regels, zoals het vennootschappelijk belang en het verbod op leonijnse bedingen.333 Een warrant daarentegen is een effect dat enkel kan worden uitgegeven door een vennootschap, meer bepaald door een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen.334 Aangezien de uitgifte van warrants een uitgestelde kapitaalverhoging en daarmee gepaard gaand een verwatering van het aandeelhouderschap van de bestaande aandeelhouders met zich mee kan brengen, worden deze warrants streng gereguleerd door het Wetboek van Vennootschappen.335 144. In het kader van private equity deals worden opties en warrants voor verschillende doeleinden aangewend. Opties worden vaak gebruikt als een exit control mechanism, teneinde het management te motiveren. Het private equity huis geeft de managers de kans om bij de exit een aantal van zijn aandelen in Newco te kopen tegen een gunstige prijs, ingeval bepaalde doelen bereikt worden. Deze techniek wordt later behandeld in het kader van de bespreking van ‘ratchets’336. Daarnaast zullen opties soms ook gebruikt worden om de vooruitgang van de buy-out te controleren, door het private equity huis het recht te geven om de aandelen van de managers terug te kopen in geval de resultaten niet aan zijn verwachtingen voldoen. Ook dit komt later aan bod bij de behandeling van ‘reverse ratchets’337.338 Ook warrants kunnen gebruikt worden met het oog op het voorzien in een verhoogde return voor het management bij de exit. De managers zullen dan het recht krijgen om in te schrijven op een bepaald aantal nieuwe aandelen, indien de vooropgestelde doelen bereikt worden. 331 H. LAMON, Financial buy-outs, 67. H. LAMON, Financial buy-outs, 72-74. 333 H. LAMON, Financial buy-outs, 67. 334 P. ERNST en D. HERBOSCH, “De uitgifte van warrants of de wondere wereld van de warrant: financieringsmiddel, beschermingsconstructie, instrument voor “stock option”-plannen en personeelsparticipatie” in B. TILLEMAN, Onderneming en effecten, Brugge, Die Keure, 2001, (71) 74-79. 335 H. LAMON, Financial buy-outs, 67. 336 Infra randnr. 167 et seq. 337 Infra randnr. 178 et seq. 338 H. LAMON, Financial buy-outs, 68-70. 332 62 Deze techniek zal eveneens besproken worden in het onderdeel van deze masterproef dat handelt over ‘ratchets’339 145. Daarnaast kunnen Stock option-plannen gebruikt worden als vergoedingsmechanisme, teneinde de belangen van het management en het private equity huis te aligneren.340 Private equity huizen uit de VS zijn fervente gebruikers van dergelijke aandelenoptieplannen. Hier bij ons worden ze ook gebruikt in de private equity industrie. Evenwel betreft dit voornamelijk het junior of middle management.341 Voor hen is een aandelenoptieplan een goed alternatief voor het geval zij geen zin en vooral onvoldoende middelen hebben om op duurzame wijze aandeelhouder te worden van Newco.342 Senior managers zullen liever rechtstreeks deelnemen in het kapitaal van de vennootschap, tenzij dit ook voor hen een te hoge kost zou inhouden.343 146. Een aandelenoptieplan heeft uiteraard alleen maar nut wanneer de managers de aandelen die zij verkregen hebben na de uitoefening van de opties of warrants, opnieuw kunnen verkopen.344 Aangezien Newco niet op de beurs genoteerd zal zijn, kan dit moeilijkheden opleveren. Daarom zal men in de praktijk een soort van markt creëren waarop de aandelen kunnen verhandeld worden. Men zal bijvoorbeeld het private equity huis een calloptie geven om de aandelen terug te kopen. De terugkoop zal dan doorgaans quasi onmiddellijk gebeuren tegen de reële waarde van de aandelen op dat moment. Op die manier kan het private equity huis voorkomen dat de aandelen in ongewenste handen terechtkomen.345 2.2 Taxatie van aandelenopties onder de wet van 26 maart 1999 147. De Wet van 26 maart 1999346 stelt een gunstig fiscaal regime in voor de toekenning van aandelenopties aan werknemers en bedrijfsleiders. Dit heeft aandelenoptieplannen zeer geliefd gemaakt als remuneratievorm. De wet bepaalt dat de begunstigden van de opties slechts belast zullen worden op een forfaitair vastgesteld voordeel dat berekend wordt op basis van de marktwaarde van de onderliggende aandelen ten tijde van de toekenning van de 339 Infra randnr. 163 et seq. P. MALHERBE, “Les plans d’options sur actions” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, (251) 251-253. 341 H. LAMON, Financial buy-outs, 142-144. 342 P. MALHERBE, “Les plans d’options sur actions” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, (251) 251-253. 343 H. LAMON, Financial buy-outs, 142-144. 344 P. MALHERBE, “Les plans d’options sur actions” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998,(251) 256-257. 345 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 14. 346 Wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, BS 1 maart 1999, 10904 (hierna: Aandelenoptiewet). 340 63 optie.347 Vanaf de toekenning, zal de optie een onderdeel vormen van het privévermogen van de begunstigde. Men zal dus geen belasting heffen op de uitoefening van de opties of op de latere realisatie van een meerwaarde, indien dit een normale verrichting van het beheer van een privévermogen uitmaakt.348 De aandelenoptiewet is van toepassing op aandelenopties toegekend vanaf 1 januari 1999.349 148. In de Aandelenoptiewet wordt een optie wordt gedefinieerd als: “het recht om, gedurende een welbepaalde termijn een bepaald aantal aandelen aan te kopen of, naar aanleiding van de verhoging van het kapitaal van een vennootschap op een bepaald aantal aandelen in te schrijven tegen een vastgestelde of een nog vast te stellen prijs”350.351 De definitie omvat dus zowel contractuele aandelenopties als warrants, die vooral gebruikt worden indien het niet mogelijk is voor de vennootschap om haar eigen aandelen in te kopen teneinde de aandelen ter beschikking van de werknemers te stellen, noch om contractuele opties te creëren via de bestaande aandeelhouders.352 Met ‘aandelen’ bedoelt men niet alleen aandelen in de strikte zin van het woord, maar ook winstbewijzen.353 De optie kan kosteloos of tegen betaling toegekend worden. Indien de toekenning tegen betaling geschiedt, dient de prijs niet per se overeen te komen met de waarde van het onderliggende aandeel.354 149. De regeling in de Aandelenoptiewet is van toepassing op natuurlijke personen die opties of warrants verkrijgen uit hoofde of naar aanleiding van hun beroepswerkzaamheid. Het kan dus gaan om werknemers, bedrijfsleiders of zelfstandigen.355 Indien de managers van de doelvennootschap opties verwerven, zullen zij dus onder deze regeling ressorteren. 150. De aandelenopties zullen belast worden op het ogenblik van de toekenning.356 Betreffende het tijdstip van toekenning heeft de wetgever een fiscale fictie ingevoerd. De optie wordt immers geacht toegekend te zijn op de zestigste dag volgend op de datum van het aanbod.357 Ook wanneer er een opschortende of ontbindende voorwaarde verbonden is aan de 347 S. VAN BREEDAM, “Aandelenopties voor werknemers en bedrijfsleiders”, T.Fin.R. 2002, (151) 151. B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 8. 349 Art. 47, §1 Aandelenoptiewet. 350 Onze cursivering. 351 Art. 41, 3° Aandelenoptiewet. 352 M. TRUYEN, “Aandelenoptie- en warrantplannen: de impact van “exit”-gebeurtenissen” in C. GRENSON, 10 jaar na het wetboek vennootschappen: waar staan we?, Gent, Larcier, 2010, (93) 98-99. 353 Art. 41, 2° Aandelenoptiewet. 354 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 7. 355 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 8. 356 Art. 42, lid 2 Aandelenoptiewet. 357 Art. 42, §1, tweede lid Aandelenoptiewet. 348 64 opties, zullen ze geacht worden te zijn toegekend op die dag.358 Dit is van belang in private equity transacties, aangezien bijvoorbeeld in het kader van bonus warrants359 de uitoefenbaarheid afhankelijk zal zijn van bepaalde doelstellingen. Het management zal dus belast worden op de toegekende warrants, los van de vraag of de opschortende voorwaarden al dan niet gerealiseerd worden.360 Opdat de opties toegekend zouden zijn, dient de begunstigde het aanbod evenwel schriftelijk te aanvaarden binnen een termijn van zestig dagen.361 Indien dat niet gebeurd is, zal hij geacht worden de opties te weigeren.362 151. De belastbare grondslag wordt forfaitair vastgelegd op een bepaald percentage van de waarde van de onderliggende aandelen ten tijde van het aanbod.363 Voor de waardebepaling van die aandelen dient men een onderscheid te maken tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen. In het kader van een private equity transactie zijn uiteraard enkel niet-genoteerde aandelen van belang. In dat geval wordt de waarde van het aandeel bepaald op basis van de werkelijke waarde op het ogenblik van het aanbod, waarbij de waardering moet gebeuren op eensluidend advies van de commissarisrevisor van de vennootschap in kwestie of bij gebrek hieraan, door een bedrijfsrevisor of een boekhouder aangeduid door de vennootschap.364 De waarde van de aandelen zal in casu overeenkomen met de netto-actiefwaarde van Newco.365 De berekening van de waarde van de optie zal vervolgens gebeuren op basis van een forfaitair vastgesteld percentage.366 Het basispercentage bedraagt 18% van de waarde van de onderliggende aandelen. Dit betreft opties met een looptijd van vijf jaar. Indien de looptijd langer is dan vijf jaar, zal het basispercentage vermeerderd worden met 1% per jaar (of deel van een jaar) boven die vijf eerste jaren.367 Indien aan de in art. 43, §6 Aandelenoptiewet bepaalde voorwaarden voldaan is, kunnen deze percentages gehalveerd worden (9% voor de eerste vijf jaar + 0.5% per jaar boven de eerste vijf jaar).368 152. Hoewel dit belastingregime vroeger erg interessant was, ziet het er naar uit dat dit vandaag de dag niet meer het geval is. In geval van economische laagconjunctuur zal de 358 S. VAN BREEDAM, “Aandelenopties voor werknemers en bedrijfsleiders”, T.Fin.R. 2002, (151) 152. Infra randnr. 163 et seq. 360 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 251-252. 361 Art. 42, §1, tweede lid Aandelenoptiewet. 362 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 9. 363 Art. 43, §3 Aandelenoptiewet. 364 Art. 43, §4, 2°, eerste lid Aandelenoptiewet. 365 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 251-252. 366 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012, (5) 11-14. 367 Art. 43, §5 Aandelenoptiewet. 368 Art. 43, §6 Aandelenoptiewet. 359 65 waarde van de onderliggende aandelen immers vaak onder de uitoefenprijs dalen. Dit heeft tot gevolg dat het niet langer interessant is om de opties uit te oefenen. Op die manier verliezen de werknemers of bestuurders niet alleen een voordeel, maar ook de reeds bij toekenning betaalde belastingen.369 Dit kan tot grote frustratie leiden bij de ‘begunstigden’ in kwestie. 3. Ratchets 3.1 Algemeen 153. Een ratchet is: “een techniek om het aantal effecten (veelal aandelen) in handen van één of meerdere effectenhouders aan te passen, in plus of in min, in functie van een vooraf bepaalde formule afhankelijk van de doelstelling van de ratchet”.370 Private equity huizen kunnen verschillende redenen hebben om een ratchetmechanisme in werking te stellen in het kader van een deal. Ten eerste zal het private equity huis zijn investering willen indekken tegen een eventuele waardevermindering van de doelvennootschap en vervolgens tegen een verwatering van zijn participatie, bij een uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lagere prijs dan de oorspronkelijke uitgifteprijs van de aandelen.371 Een ratchet of antiverwateringsmechanisme zal in deze gevallen bescherming bieden.372 Dergelijk anti-dilutiemechanisme houdt in dat er een categorie van aandelen wordt gecreëerd waarbinnen, ingeval men nieuwe aandelen uitgeeft tegen een lagere prijs, ofwel elk van die beperkte aandelen geniet van een automatische omzetting naar gewone aandelen, ofwel het bestaand aantal aandelen wordt vermenigvuldigd. Die omzetting of vermenigvuldiging is gebaseerd op de verhouding tussen de oorspronkelijke uitgifteprijs en de nieuwe uitgifteprijs.373 Dergelijke mechanismen vallen echter buiten het kader van dit werk en zullen bijgevolg niet verder behandeld worden. Daarnaast worden ratchets ook gebruikt als incentive mechanisme voor de leden van het managementteam, waarbij men hen op basis van het bereiken van bepaalde doelstellingen 369 S. VAN BREEDAM, “Aandelenopties voor werknemers en bedrijfsleiders”, T.Fin R. 2002, (151) 151. C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 312. 371 V. SIMONART en T. TILQUIN, “Le « ratchet »” in J. KIRKPATRICK, Mélanges John Kirkpatrick, Brussel, Bruylant, 2004, (875) 875-876. 372 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 312-314. 373 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 370 66 bijkomende aandelen zal toekennen. Dit zijn ‘incentive based ratchets’ of ‘performance ratchets’.374 In wat volgt, zullen we deze performance ratchets van naderbij bekijken. 3.2 Redenen voor het gebruik van performance ratchets 154. Er zijn vier redenen waarom private equity huizen performance ratchets zullen gebruiken in het kader van een buy-out.375 3.2.1 Ratchets als trigger bij de onderhandelingen tussen de investeerder en het management 155. Voor het management kan het bekomen van een ratchetmechanisme een zeer belangrijk onderdeel van de onderhandelingen vormen. Doorgaans zullen zij ervan op de hoogte zijn dat zij gedurende de looptijd van de buy-out geen noemenswaardig dividend moeten verwachten en dat hun verloning waarschijnlijk niet erg veel zal stijgen. Een ratchet kan in hun ogen de enige mogelijkheid lijken om een bijkomend voordeel te verkrijgen naast hun verloning als werknemer.376 156. Indien het private equity huis een aantrekkelijk ratchetmechanisme aanbiedt, zal dit een goede manier zijn om zich te onderscheiden van andere private equity huizen tijdens de onderhandelingen.377 Het komt immers regelmatig voor dat er verschillende private equity huizen interesse tonen om te participeren in één en dezelfde buy-out. In dergelijke situatie zal het aanbieden van een ratchet een doorslaggevende factor kunnen zijn voor het management, bij het kiezen van een bepaalde investeerder.378 De aantrekkelijkheid van de ratchet zal bepaald worden aan de hand van de haalbaarheid van de doelstellingen waarop deze gebaseerd is.379 3.2.2 Ratchets als waarderingsmechanisme 157. Ratchets worden gebruikt als een prijsaanpassingsmechanisme, dat tijdens de onderhandeling van de buy-out wordt ingesteld als compromis tussen het private equity huis en het management. Doorgaans zullen zij van mening verschillen betreffende de waarde van de onderneming en de waarde van de bijdrage die het management aan de investering zal leveren. Het management zal vaak een meer optimistische visie hebben dan het private equity 374 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 312-314. D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 376 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 377 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 378 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293. 379 M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 375 67 huis. De kloof die tussen hen bestaat, zal dan opgevuld worden door een ratchet. De verdeling van het kapitaal zal initieel gebaseerd zijn op de waardering van het bedrijf volgens het private equity huis, waarbij het een proportioneel groter deel van het kapitaal in zijn bezit zal hebben. Naarmate de gestelde doelen worden bereikt, zal het huis bereid zijn om een deel van het kapitaal op te geven en dit, via de ratchet, door te schuiven naar het management. Ratchets zijn dus een vorm van ‘contingency pricing’.380 Uiteraard zal dit mechanisme ook in de tegengestelde richting werken, aan de hand van een reverse ratchet.381 3.2.3 Ratchets als een incentive mechanisme voor het management 158. De belangrijkste reden waarom private equity huizen gebruik maken van ratchets, is om de managers een incentive te geven om nog beter te presteren en zo het rendement van de doelvennootschap te verhogen.382 Men gaat er vanuit dat managers harder zullen werken, wanneer ze een doel hebben om naar te streven (zijnde een gewichtig financieel voordeel in de vorm van bijkomende aandelen bij het realiseren van bepaalde financiële of prestatiegebonden doelstellingen). Men moet hierbij rekening houden met het feit dat de incentives duurzaam (en dus niet op korte termijn gericht) dienen te zijn. Zo niet, kan men net zo goed een bonusschema opstellen.383 3.2.4 Ratchets als aanmoediging om een exit te realiseren 159. Er zijn twee soorten performance ratchets die men gebruikt in private equity deals: prestatiegerelateerde (performance-related) ratchets en exit ratchets. Bij de eerste soort wordt het mechanisme gekoppeld aan het halen van bepaalde prestatiegebonden doelstellingen, terwijl de andere de ratchet in werking treedt bij het bereiken van een exit met een bepaald rendement binnen een bepaald tijdsbestek. Exit ratchets worden meer gebruikt dan ratchets die gebaseerd zijn op de winsten, daar zij het managementteam verplichten om een exit te realiseren en zij makkelijker bruikbaar zijn in de praktijk.384 Prestatiegebonden ratchets kunnen immers gemakkelijker het voorwerp uitmaken van manipulatie, in de zin dat het management een beetje kan sleutelen aan de resultaten van Newco. Het zal bijgevolg van groot belang zijn dat men zorgvuldig te werk gaat bij het opstellen van de ratchetclausule, 380 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. Infra randnr. 178 et seq. 382 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293. 383 M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 384 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 381 68 zodat de beweegruimte voor het management om de resultaten te beïnvloeden zo klein mogelijk is.385 160. Private equity huizen hebben reeds van bij de aanvang van een deal de realisatie van de exit, binnen een vooraf bepaald tijdsbestek (drie tot zeven jaar), voor ogen. Voor de leden van het managementteam is de exit daarentegen meestal geen prioriteit. Doorgaans bevinden zij zich in een comfortabele positie, aangezien zij normalerwijze goed hun boterham zullen verdienen met hun managementfunctie in de doelvennootschap. Wanneer de vennootschap wordt verkocht of op de beurs wordt verhandeld, bestaat er een kans dat zij in een minder comfortabele positie zullen worden geduwd.386 Om te vermijden dat het management de realisatie van een exit zou tegenwerken, hangt men er ratchets aan vast. Dit wil zeggen dat het management bijkomende aandelen zal ontvangen, wanneer een exit wordt gerealiseerd binnen een welbepaald tijdsbestek. De hoeveelheid bijkomende aandelen zal berekend worden in verhouding tot de waarde van de doelvennootschap bij de exit. Wanneer er daarentegen geen exit wordt gerealiseerd binnen die tijdspanne, zal de ratchet het management minder of zelfs geen bijkomende aandelen opleveren.387 3.3 De werking van een ratchet 161. Ratchets worden gebruikt om controle uit te oefenen op de prestaties van het management.388 Het private equity huis zal bepaalde doelen voorop stellen. Wanneer het management deze doelstellingen bereikt, zal het bijkomende aandelen verwerven op basis van een vooraf bepaalde formule.389 Een andere mogelijkheid bestaat erin dat men een cash systeem inricht, waarbij het private equity huis een deel van de meerwaarde boven een vooraf bepaalde rendementsdrempel aan het management uitbetaalt.390 Een ratchetmechanisme kan op verschillende manieren gestructureerd worden. Welke juridische techniek men hiertoe juist zal aanwenden, wordt bepaald rekening houdend met het juridische en fiscale klimaat van het land in kwestie. In België zal men doorgaans overgaan tot het toekennen van bonus warrants 385 M. DWYER, Management buyouts, 120. Bijvoorbeeld omdat de doelvennootschap hierdoor de dochtervennootschap wordt van een groter bedrijf, waardoor de bewegingsvrijheid van het management wordt inperkt. 387 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 291-293 ; M. DWYER, Management buyouts, 110-112. 388 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 389 C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 312-314. 390 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 386 69 of een overperformance bonus, waarbij men gebruik maakt van warrants, aandelenopties of converteerbare aandelen om het gewenste effect te bereiken.391 3.3.1 Bonus warrants 162. Bonus warrants worden aan de managers toegekend, teneinde hen in staat stellen om kort voor de exit een aantal bijkomende aandelen te verkrijgen tegen een favorabele prijs. Daar deze warrants uitgegeven worden om het management te stimuleren, zal hun uitoefenbaarheid gekoppeld worden aan het realiseren van bepaalde doelstellingen. Zo kan men bijvoorbeeld bepalen dat het management een bepaald aantal extra aandelen zal kunnen verwerven, wanneer binnen de overeengekomen tijdspanne na het sluiten van de deal een bepaalde cumulatieve EBITDA392 wordt verwezenlijkt. Daarbij kan men eventueel een target range instellen, waarbij de bonus warrants uitoefenbaar worden pro rata van bijvoorbeeld de gerealiseerde cumulatieve EBITDA binnen een bepaalde vork393.394 163. De warrants worden door Newco uitgegeven bij het sluiten van de buy-outdeal. Men zal een plan opstellen, waarbij men overeenkomt om een bepaald percentage van de aandelen (bv. 5%) voor het warrantplan te reserveren. De warrants worden in ieder geval niet direct toegewezen aan de leden van het management. De uitoefenprijs van de warrants zal gelinkt worden aan de transactieprijs van de buy-outdeal. Deze prijs vormt immers een goede indicatie voor de fair market value, welke van belang zal zijn in het kader van de Aandelenoptiewet. Daar de uitoefenprijs vastgeklikt wordt op de transactiewaarde, zal deze normalerwijze gunstig zijn voor het management, aangezien het de bedoeling is dat de waarde van de aandelen daaropvolgend zal stijgen.395 164. Dergelijk mechanisme impliceert een investering vanwege het managementteam. Zij zullen de warrants wel tegen een gunstige prijs kunnen uitoefenen, maar dit betekent uiteraard nog steeds dat zij geld op tafel zullen moeten leggen. Doorgaans zal dit evenwel een risicoloze investering zijn, aangezien het management op dat ogenblik reeds goed zal kunnen beoordelen in welke prijsklasse de exitprijs zal zitten en hoe groot de meerwaarde zal zijn die 391 P.-O. MAHIEU, “Le ‘leveraged buy-out’ et les fonds de ‘private equity’ en Belgique”, Rev.banc.fin. 2007, (509) 509-514 ; K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. 392 Earnings before interest, taxes, depreciation and amortization. 393 Bijvoorbeeld: men stelt voorop dat het management een cumulatieve EBITDA tussen €30 en €35 miljoen moet realiseren, alvorens de warrants uitoefenbaar worden. Als er bij €35 miljoen 100 warrants uitoefenbaar worden, dan zullen dat er bij €34 miljoen 80 zijn, bij €33 miljoen 60 etc. 394 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 250-252. 395 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 70 men kan realiseren op de investering.396 Hierbij dient evenwel benadrukt te worden dat de managers steeds het recht en niet de plicht hebben om de warrants uit te oefenen. 165. Het voordeel van deze bonus warrants is dat zij fiscaal interessant zijn, aangezien zij onderworpen zijn aan het gunstige belastingregime voor opties en warrants van de Aandelenoptiewet (Wet van 26 maart 1999). Dit regime werd reeds besproken in het deel dat over aandelenopties en warrants handelt.397 Ondanks dat deze regeling fiscaal interessant is, kan er zich toch een probleem voordoen. Indien de aandelen in waarde gedaald zijn op het ogenblik van de uitoefening, zullen de managers de warrants niet uitoefenen. Evenwel hebben zij dan reeds de belasting betaald, aangezien deze geheven wordt op het ogenblik van de toekenning. In dat geval lijden de managers verlies, i.p.v. er winst uit te halen. Zeker bij een combinatie van gewone en reverse ratchets vormt dit een probleem, daar ofwel het private equity huis, ofwel het management de bij toekenning betaalde belastingen kwijt zal zijn, zonder dat het hiervoor bijkomende aandelen in de plaats krijgt. 3.3.2 Overperformance bonus 166. Een andere manier om het management te belonen met bijkomende aandelen, ingeval bepaalde doelstellingen bereikt worden, is het aanbieden van een overperformance bonus. Het management en het private equity huis kunnen overeenkomen dat, wanneer een succesvolle exit gerealiseerd wordt, de meerwaarde boven een bepaalde drempel (de hurdle rate) herverdeeld zal worden in het voordeel van het management.398 De toekenning van de overperformance bonus zal dus gekoppeld worden aan het behalen van een vooraf bepaalde minimum IRR.399 In dit opzicht zal men een verdeelsleutel bepalen, die in functie van het bereikte resultaat stapsgewijs progressieve percentages van de winst zal toekennen aan het management.400 167. Juridisch gezien kan men dergelijke overperformance bonus op verschillende manieren structureren. Het private equity huis kan een optie toekennen aan het management op een deel van zijn aandelen, die uitoefenbaar wordt bij het realiseren van een bepaalde IRR. Een andere mogelijkheid bestaat erin om het management oorspronkelijk te laten investeren via converteerbare aandelen, die automatisch vermenigvuldigd worden met een te bepalen factor, 396 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 250-252. Supra randnr. 148 et seq. 398 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 399 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 253-254. 400 P.-O. MAHIEU, “Le ‘leveraged buy-out’ et les fonds de ‘private equity’ en Belgique”, Rev.banc.fin. 2007, (509) 509-514. 397 71 indien bij de exit een bepaald rendement verwezenlijkt wordt. Naast deze twee mogelijkheden worden er in de praktijk nog vele andere constructies uitgewerkt, die doorgaans niet altijd even goed werken en tevens geen rekening houden met de fiscale gevolgen.401 Dergelijke constructies zullen minder zinvol zijn, aangezien het management hiervoor hoogst waarschijnlijk belast zal worden alsof het om een inkomen gaat. 3.3.2.1 Aandelenopties 168. De overperformance bonus kan in de praktijk omgezet worden door het toekennen van aandelenopties. Het private equity huis zal het management gratis een calloptie geven op een aantal van zijn aandelen, die pas uitoefenbaar wordt bij de realisatie van de exit. Wanneer de exit zich voordoet, zal het private equity huis een bepaald aantal van zijn aandelen aan de managers aanbieden. Hoeveel aandelen er aangeboden worden, zal gedetermineerd worden aan de hand van een formule die gebaseerd is op de verwachte IRR. Onder een bepaalde IRR (de hurdle rate) zal de optie niet uitoefenbaar zijn. Vanaf de hurdle rate zullen de managers steeds meer aandelen kunnen verwerven, naarmate de IRR hoger is.402 169. Indien de optie uitoefenbaar wordt en een bepaalde manager ze vervolgens ook uitoefent, zal hij een vooraf bepaalde of bepaalbare prijs moeten betalen (bijvoorbeeld de prijs ten tijde van de uitgifte de aandelen).403 Meestal wordt de uitoefenprijs vastgesteld op een redelijk laag bedrag. De overperformance bonus zal dan gelijk zijn aan de exitprijs van de aandelen min de optieprijs.404 Net zoals de bonus warrants vergt deze constructie een bijkomende investering van het management. Men kan echter opnieuw argumenteren dat het om een risicoloze investering gaat, daar de managers reeds kennis hebben van de exitprijs en bijgevolg van de meerwaarde die ze zullen realiseren op hun investering. Uiteraard is de optie steeds vrijblijvend en zal een individuele manager zelf bepalen of hij van zijn recht gebruik wenst te maken.405 3.3.2.2 Converteerbare aandelen 170. Het gebruik van converteerbare aandelen vormt een tweede manier om het management te laten genieten van een overperformance bonus bij het behalen van een bepaald rendement bij de exit. Dit mechanisme houdt in dat men een categorie converteerbare aandelen creëert 401 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 253-254. A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 168-169. 403 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 168-169. 404 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 405 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 168-169. 402 72 voor het management. Deze converteerbare aandelen zullen automatisch vermenigvuldigd worden met een te bepalen factor, indien een bepaalde IRR gerealiseerd wordt bij de exit.406 Op die wijze zal het rendement dat de hurdle rate overtreft, herverdeeld worden in het voordeel van het management. 171. Dit mechanisme leidt ertoe dat de vennootschap, omwille van de vermenigvuldiging, nieuwe aandelen zal uitgeven zonder een bijkomende inbreng vanwege het management.407 De geldigheid van dergelijke regeling werd onderzocht door SIMONART en TILQUIN in het kader van anti-dilutieratchets. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat in het Belgisch recht de mogelijkheid bestaat om een categorie van aandelen te creëren die de betrokken aandeelhouders het recht verlenen om bijkomende aandelen te verkrijgen, indien bepaalde omstandigheden (in casu de realisatie van een exit) zich voordoen.408 Opdat deze constructie geldig zou zijn, dient het vermenigvuldigingsmechanisme bij de eerste uitgifte van de converteerbare aandelen te worden opgenomen in de statuten van Newco. De bevoegdheid aangaande deze constructie komt toe aan de algemene vergadering, die zich erover mag uitspreken bij toepassing van de regels in verband met een kapitaalverhoging.409 172. Concreet komt dit erop neer dat men twee klassen van aandelen creëert. De aandelen in één van die twee klassen zullen dan gesplitst worden, indien een bepaalde opschortende voorwaarde, zijnde het behalen van een bepaalde IRR bij exit, zich voordoet. Er is hier dus m.a.w. sprake van een voorwaardelijke aandelensplitsing. In dit kader zal art. 582 W. Venn. van toepassing zijn.410 3.3.2.3 Taxatie van de overperformance bonus 173. De vraag stelt zich of de toekenning van een overperformance bonus een belastbare gebeurtenis uitmaakt in hoofde van het management, in de zin dat de waarde van hun participatie erdoor wordt verhoogd.411 174. De aandelenopties die in dit kader worden toegekend, zullen in tegenstelling tot de bonus warrants niet belast worden volgens de regeling in de Wet van 26 maart 1999. Men weet immers niet hoeveel bijkomende aandelen het management zal verwerven, daar dit bepaald 406 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 107-108. 408 V. SIMONART en T. TILQUIN, “Le « ratchet »” in J. KIRKPATRICK., Mélanges John Kirkpatrick, Brussel, Bruylant, 2004, (875) 879-884 ; C. MICHIELS, “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten”, (273) 330-331. 409 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 107-108. 410 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 411 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 407 73 wordt aan de hand van de IRR bij exit en men deze IRR niet op voorhand zal kunnen voorspellen. Indien men de overperformance bonus zou beperken tot een bepaald bedrag, zouden deze aandelenopties eventueel wel onder het toepassingsgebied van de Wet van 26 maart 1999 kunnen vallen. Indien de opties niet binnen het toepassingsgebied van de Wet van 26 maart 1999 vallen, doet men er goed aan om het management een prijs te laten betalen bij de toekenning van de opties. Op die manier zullen de bijkomende aandelen niet als inkomen gekwalificeerd worden.412 175. Converteerbare aandelen kunnen op geen enkele manier onder de regeling van de Wet van 26 maart 1999 vallen, daar zij niet kunnen worden beschouwd als opties. Omwille van de duidelijke band tussen de tewerkstelling en de overperformance bonus zullen de bijkomende aandelen, die de managers verkrijgen op het ogenblik van de conversie van hun aandelen, in principe als inkomen beschouwd worden.413 De oplossing zit bijgevolg in de juiste waardering van de aandelen, teneinde bij hun uitgifte de correcte prijs te bepalen. Bij die waardering moet men de waarde van de ratchet en tevens ook de beperkingen op die aandelen in acht nemen.414 Indien de ratchet aan de aandelen verbonden is en van bij het begin een recht creëert in hoofde van de aandeelhouder in kwestie, zal de belastbare gebeurtenis plaats hebben bij de uitgifte. Dit alles komt erop neer dat men het management ten tijde van haar oorspronkelijke investering een premie laat betalen, die verwijst naar de mogelijke toename van haar participatie op basis van de toekenning van de overperformance bonus bij exit. Door het betalen van die premie zullen de bijkomende aandelen niet als salaris beschouwd worden.415 Ingeval de ratchet daarentegen een recht creëert dat pas verkregen wordt bij de toekenning van de overperformance bonus, zal de belastbare gebeurtenis zich voordoen op het moment van de conversie van de aandelen. Er zal dan een groot risico bestaan dat de bijkomende aandelen als inkomen gekwalificeerd worden voor belastingdoeleinden.416 176. We kunnen dus besluiten dat een overperformance bonus dankzij de band met de tewerkstelling gevaar loopt om belast te worden als salaris. Teneinde dit te voorkomen dient men voorzorgen te nemen. Ingeval men aandelenopties gebruikt om de overperformance bonus te structureren, dient men het management een prijs te laten betalen voor de toekenning 412 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256 ; H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 414 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 415 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 416 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 413 74 van deze opties. Indien de overperformance bonus wordt uitgewerkt bij wijze van converteerbare aandelen, dient de maximale potentiële participatie gereflecteerd te worden in de prijs van de aandelen bij uitgifte. Enkel in deze gevallen zullen de bijkomende aandelen mogelijk niet als loon in aanmerking genomen worden door de fiscus. 3.4 Reverse ratchets 177. Een reverse ratchet is een manier om het private equity huis te beschermen tegen negatieve ontwikkelingen binnen de doelvennootschap. Indien de vooropgestelde IRR niet wordt gerealiseerd, zal de het huis door middel van een reverse ratchet een bepaald rendement veilig willen stellen. Deze techniek houdt in dat men het omgekeerde mechanisme van een overperformance bonus toepast.417 Het managementteam wordt bestraft, omwille van de ontgoochelende resultaten. Als gevolg van het toepassen van de reverse ratchet, zal de participatie van het management verwateren in het voordeel van de investeerder. 418 Het is evenwel ook mogelijk dat het private equity huis een compensatie krijgt in cash. In deze context speelt het risico van de kwalificatie als beroepsinkomen immers niet.419 Deze techniek wordt echter niet zo vaak gebruikt in het kader van MBO’s, maar eerder bij investeringen in jonge, groeiende bedrijven.420 178. Net zoals een overperformance bonus zal dit mechanisme in de praktijk uitgewerkt worden door middel van aandelenopties of converteerbare aandelen (tenzij men met een compensatie in cash werkt). In het geval men aandelenopties gebruikt, zal het private equity huis het recht hebben om een deel van de aandelen van het management te kopen tegen een vooraf bepaalde, lage prijs indien de resultaten van de doelvennootschap teleurstellend zijn. De procedure en de voorwaarden voor het uitoefenen van de opties dienen te worden opgenomen in de investment agreement.421 De tweede mogelijkheid houdt in dat het private equity huis investeert in een categorie van converteerbare aandelen. Deze aandelen worden vermenigvuldigd in geval een bepaalde minimum IRR niet wordt gerealiseerd. De conversie van die aandelen heeft dan tot gevolg dat 417 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 148-151. 419 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 420 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. 421 H. LAMON, Financial buy-outs, 68-70. 418 75 de minimum IRR alsnog wordt gerealiseerd in hoofde van het private equity huis, ten koste van het rendement van het management.422 179. Bij reverse ratchets dient men steeds op zijn hoede te zijn dat dit geen leonijns beding uitmaakt in de zin van art. 32 W. Venn. Indien de volledige opbrengst van de exit dankzij de reverse ratchet zou toekomen aan het private equity huis, dan zal dit mechanisme strijdig zijn met art. 32 W. Venn. Daarom is het belangrijk dat men steeds bepaalt dat de participatie van het management op basis van dit mechanisme niet mag dalen beneden een bepaalde drempel (bijvoorbeeld een bepaald percentage van hun oorspronkelijke participatie).423 180. Op het vlak van de belastingen zal het verlies van kapitaal in hoofde van een bepaalde manager niet aftrekbaar zijn van diens belastbare basis.424 422 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 249-256. 424 H. LAMON, Financial buy-outs, 144-147. 423 76 AFDELING 2 NEGATIEVE INCENTIVES 181. Naast de positieve incentives, zullen private equity investeerders ook via negatieve incentives invloed proberen uitoefenen op het gedrag van de leden van het managementteam. Vooreerst zal een private equity investeerder op verschillende manieren controle proberen uitoefenen over de managers, zowel in hun hoedanigheid van aandeelhouder, als in hun hoedanigheid van werknemer (§1). Daarnaast zal de private equity investeerder de leden van het managementteam verplichten om hem een aantal warranties te verschaffen met betrekking tot de doelvennootschap. Op die manier vergroot hij hun verantwoordelijkheid. De managers kunnen immers aansprakelijk gesteld worden, indien deze warranties achteraf niet waar blijken te zijn (§2). §1. Controle door de private equity investeerder 182. Private equity investeerders worden gekenmerkt door hun actieve manier van investeren. Ze proberen op verschillende manieren waarde te creëren voor hun portfoliobedrijven.425 Naast de (hierboven besproken) positieve incentives die zij aan het management geven, zullen zij tevens nauw betrokken zijn bij het bestuur van de doelvennootschap. Ze zullen zich niet bezighouden met het dagelijks bestuur, dat overgelaten wordt aan het management. Wel zullen zij actief mee de strategie van de onderneming bepalen.426 Daarnaast zullen zij ook op de hoogte willen blijven van de ontwikkelingen binnen de doelvennootschap, zodat zij tijdig kunnen ingrijpen indien dit nodig blijkt te zijn.427 183. De private equity investeerder zal willen verzekeren dat zijn investering verloopt zoals het management het heeft voorgespiegeld in het business plan. Om dit te bereiken, zal hij de managers aan allerlei vormen van controle onderwerpen, die doorgaans formeel op papier worden vastgelegd. Er zijn verschillende redenen waarom een private equity investeerder dergelijke controle noodzakelijk acht. Eerst en vooral neemt hij een groot risico door te investeren in een bedrijf dat hij, ondanks een grondige due diligence, nauwelijks kent en door te vertrouwen op een managementteam waar hij weinig van afweet. Door een regelmatige stroom van informatie te eisen en door zich de mogelijkheid toe te eigenen om, wanneer nodig, de controle over te nemen, zal de investeerder trachten dit risico te minimaliseren. Daarnaast bestaan er, in tegenstelling tot bij publieke vennootschappen, geen strenge 425 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, 225. 427 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 426 77 informatieverplichtingen die de honger naar informatie kunnen stillen. Tot slot houdt de private equity investeerder zich niet bezig met het dagelijks bestuur van de vennootschap. 428 Door controle uit te oefenen op de personen die met dit dagelijks bestuur belast zijn, blijft het huis op de hoogte van wat er omgaat in de doelvennootschap. 184. In wat volgt, gaan we na op welke manieren de private equity investeerder controle uitoefent op de leden van het managementteam. Ten eerste zal hij ervoor willen zorgen dat hij de touwtjes in handen heeft op het niveau van Newco. Hij zal controle uitoefenen op de leden van het management in hun hoedanigheid van aandeelhouder in Newco. Dergelijke controle wordt doorgaans verworven via bepalingen in de investment agreement of eventueel via de statuten van Newco. Daarnaast zal hij ook via de arbeidsovereenkomst tussen de managers en de doelvennootschap een bepaalde vorm van controle hebben over de managers. 1. Controle op de managers als aandeelhouders van Newco 185. De private equity investeerder zal aan de hand van de samenstelling van de raad van bestuur (1.1) en de organisatie van de besluitvorming (1.2) binnen Newco controle uitoefenen op de managers in hun hoedanigheid van aandeelhouder. Daarnaast zal de investment agreement een aantal bepalingen bevatten die de managers beperken in hun doen en laten. De restrictive covenants zullen hen verbieden om, bij het verlaten van Newco als aandeelhouder, concurrentie te voeren tegen Newco en de doelvennootschap (1.3). Vervolgens zullen de managers in de personal covenants een aantal persoonlijke verbintenissen aangaan ten opzichte van Newco (1.4). 1.1 De samenstelling van de raad van bestuur 186. Via het bestuur van Newco zal het private equity huis controle proberen uitoefenen op het management van de doelvennootschap. Ongeacht of het een meerderheidsbelang heeft in Newco, zal de investment agreement doorgaans bedingen bevatten, die handelen over de mogelijkheid voor het huis om bestuurders te benoemen en te ontslaan.429 Meestal zal het ook eisen dat het één of meerdere bestuurders mag aanduiden. Dit zijn dan niet-executieve bestuurders, die zich niet bezighouden met het dagdagelijkse management van de doelvennootschap. Hun taak bestaat erin om de investering van het private equity huis te 428 429 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 222-223. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 132-134. 78 beschermen en te monitoren.430 Vaak zal het huis ook de mogelijkheid hebben om, op basis van de investment agreement, een waarnemer aan te duiden. Hoewel deze waarnemer geen deel uitmaakt van het bestuur, zal hij toch de vergaderingen mogen bijwonen en zal hij doorgaans het recht hebben om daar het woord te nemen. Hij mag echter niet deelnemen aan de stemming. Deze mogelijkheid kan nuttig zijn wanneer de investeerder zijn verkozene niet wil belasten met het ambt van bestuurder, maar toch van dichtbij betrokken wil blijven bij de bestuurdersvergaderingen.431 187. In wat volgt, bespreken we hoe een private equity huis de samenstelling van de raad van bestuur zal controleren in een Belgische NV. Hierbij is het van belang of het private equity huis een meerderheids- of minderheidsbelang heeft binnen Newco. 1.1.1 Het private equity huis als meerderheidsaandeelhouder 188. Gewoonlijk zal het private equity huis het grootste deel van de investering op zich nemen en zal het bijgevolg de meerderheid van de aandelen in zijn bezit hebben. Volgens art. 518, §2 W. Venn. worden de leden van de raad van bestuur benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders. De benoeming gebeurt bij gewone meerderheid.432 Het Belgisch vennootschapsrecht biedt geen wettelijke regel die minderheidsaandeelhouders vertegenwoordiging verzekert binnen de raad van bestuur.433 De facto houdt dit in dat het private equity huis, ingeval het een meerderheidsbelang aanhoudt in Newco, de samenstelling van de raad van bestuur volledig zelfstandig zal kunnen bepalen. Gezien het huis tracht zijn belangen te aligneren met die van het management, lijkt dit echter niet opportuun. Om deze reden zal men meestal een clausule van bindende voordracht inlassen in de investment agreement. Deze clausule heeft tot doel om de proportionele vertegenwoordiging van de minderheidsaandeelhouders, doorgaans het management, in de raad van bestuur te garanderen.434 189. Het systeem van bindende voordracht houdt in dat één of meer bepaalde aandeelhouders, een groep van aandeelhouders of zelfs derden het recht hebben om kandidaat-bestuurders voor te dragen voor alle of een bepaald aantal bestuursmandaten. Bij het inlassen van dergelijke clausule wordt steeds ook het maximum aantal bestuursmandaten statutair 430 M. DWYER, Management buyouts, 96-97. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 132-134. 432 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 148. 433 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 141-142. 434 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147 ; K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 240. 431 79 vastgelegd. De algemene vergadering zal dan beslissen welke van deze kandidaten tot bestuurder worden benoemd. Hierbij moet ze een redelijke keuzemogelijkheid hebben, wat in de praktijk betekent dat per mandaat minstens twee kandidaat-bestuurders voorgedragen moeten worden.435 De algemene vergadering zal niet kunnen eisen dat andere kandidaten worden voorgedragen.436 190. De principiële geldigheid van deze clausule wordt in de rechtspraak en de rechtsleer algemeen aangenomen. De dwingende en exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering betreffende de benoeming van de bestuurders blijft immers intact, daar enkel de voordracht van de kandidaten (en de dus niet de benoeming) exclusief wordt voorbehouden aan de houders van welbepaalde categorieën van aandelen. Er zijn echter twee voorwaarden waaraan voldaan moet zijn opdat deze clausule geldig is. Ten eerste moet de algemene vergadering ten allen tijde haar keuzevrijheid bewaren.437 Men moet dus steeds minimaal twee kandidaten voordragen per vacant ambt, zodat de algemene vergadering niet gedwongen kan worden om één bepaalde persoon te benoemen.438 Ten tweede mag deze clausule geen miskenning inhouden van de affectio societatis439, het gelijkheidsbeginsel of het vennootschapsbelang.440 191. In de rechtsleer bestaat er discussie over de vraag of een clausule van bindende voordracht in de statuten of in een aandeelhoudersovereenkomst dient te worden opgenomen. Volgens de ene strekking dient dergelijke clausule verplicht in de statuten opgenomen te worden.441 De aanhangers van deze strekking voeren aan dat dergelijke clausule geen stemovereenkomst betreft, die in een aandeelhoudersovereenkomst mag worden opgenomen. Een clausule van bindende voordracht handelt over de organisatie van de specifieke modaliteiten van beraadslaging, namelijk de voorwaarden en modaliteiten waaronder de algemene vergadering bestuurders kan benoemen. Dergelijke clausules worden geviseerd door art. 63 W. Venn., waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat het moet gaan om 435 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 148-150 ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 142145. 436 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 144-145. 437 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 145-151. 438 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 240. 439 Dit is de ingesteldheid tot samenwerking op gelijke voet tussen de contractspartijen, waardoor een vennootschapsovereenkomst onderscheiden wordt van andere overeenkomsten. 440 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 145-151. 441 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 92-96. 80 “andersluidende statutaire bepalingen”.442 Volgens een andere kunnen deze clausules dan weer wel in een aandeelhoudersovereenkomst worden opgenomen. Een derde en laatste strekking stelt dat ze in de statuten dan wel in een aandeelhoudersovereenkomst moet worden opgenomen, afhankelijk van hun oogmerk. Indien de clausule bedoeld is als belofte van de aandeelhouders om de raad van bestuur op een bepaalde wijze samen te stellen door hun stemrecht op een specifieke manier uit te oefenen, dan zal ze in een aandeelhoudersovereenkomst kunnen worden opgenomen. Zo de clausule daarentegen de besluitvorming van de algemene vergadering tracht vorm te geven of zo er categorieën van aandelen worden aangemaakt, zal de clausule in de statuten moeten worden opgenomen.443 Gezien de eerste twee strekkingen nogal rechtlijnig zijn, ben ik eerder geneigd me aan te sluiten bij de laatste strekking. 192. Teneinde de uitvoering van de clausule van bindende voordracht te vergemakkelijken, worden vaak verschillende categorieën aandelen in het leven geroepen. In dergelijk geval zal men groepen maken door te verwijzen naar de hoedanigheid van de aandeelhouders.444 De categorieën zullen gebaseerd zijn op het onderscheid tussen het private equity huis en het management. Beide categorieën krijgen dan het recht om kandidaten voor te dragen voor een bepaald aantal bestuursmandaten. Daarbij kan het voorkomen dat zij ook één of meer bestuurders gezamenlijk moeten voordragen.445 Op die manier wordt vermeden dat de namen van de aandeelhouders, die het recht krijgen om bepaalde bestuurders te benoemen, in de statuten verschijnen. Zo blijft men discreet en hoeft men niet steeds de statuten te wijzigen bij een overgang van de aandelen.446 1.1.2 Het private equity huis als minderheidsaandeelhouder 193. Soms zal het private equity huis slechts een minderheidsbelang nemen in de Newco.447 In dat geval zal de investering afhankelijk zijn van een voorwaarde, namelijk dat het huis vertegenwoordigd is in de raad van bestuur.448 Wederom zal deze eis in de praktijk omgezet worden door het invoegen van een clausule van bindende voordracht in statuten. 442 X. DIEUX en D. WILLERMAIN, “L’acquisition de l’entreprise par des cadres – actualisation des contraintes applicables à ce type d’opérations, au regard du droit des sociétés commerciales” in X. DIEUX (ed.), Legal tracks : Essays on contemporary corporate & finance law, Brussel, Bruylant, 2003, (333) 356-358. 443 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 152-153. 444 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 143. 445 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 240-241. 446 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 93. 447 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 240. 448 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 81 194. Gezien het private equity huis geen meerderheid zal hebben in de raad van bestuur, is het van belang een aantal versterkingen in te lassen in de statuten, zoals de beperking van de wettelijke coöptatie, teneinde de clausule van bindende voordracht ten volle tot zijn recht te laten komen. Daarnaast kan het ook nuttig zijn om het huis in bepaalde gevallen het recht te geven om de controle over te nemen.449 1.1.2.1 Beperking van de wettelijke coöptatie 195. Een private equity huis dat een minderheidsbelang aanhoudt, zal behoedzaam moeten zijn voor de regel van de wettelijke coöptatie. Deze zou er immers voor kunnen zorgen dat het zijn vertegenwoordiging in de raad van bestuur kwijtspeelt.450 196. Het is aan te raden dat het private equity huis een regeling treft voor het geval zich een voortijdige vacature voordoet (bijvoorbeeld door een overlijden of een ziekte van een bestuurder etc.). Indien dit niet gebeurt, zal de wettelijke coöptatie van toepassing zijn. Dit wil zeggen dat de overige bestuurders een opvolger mogen aanduiden voor de afgetreden bestuurder. Zo het mandaat van de vertegenwoordiger(s) van het private equity huis wegvalt, kan dit het einde van zijn vertegenwoordiging in de raad van bestuur betekenen.451 Daarom is het van belang om de wettelijke coöptatie via een statutaire clausule aan voorwaarden te onderwerpen, te beperken of af te schaffen. Op die manier zal een nieuwe bestuurder, bij het vrijkomen van een mandaat, verkozen worden op voordracht van de aandeelhouders die de vorige bestuurder hebben voorgedragen.452 In de praktijk wordt dit vaak verwezenlijkt door de wettelijke regeling van toepassing te laten en hieraan toe te voegen dat de nieuwe bestuurder uit de categorie van de uittredende bestuurder gekozen moeten worden.453 197. Daarnaast is het ook van belang om een regeling te voorzien voor het geval een bestuurder ontslagen wordt. Ook in dit geval kan men in de statuten bepalen dat het vacante ambt dient te worden ingevuld door een bestuurder uit dezelfde categorie als de ontslagen bestuurder. Een andere oplossing bestaat erin het ontslag van een bestuurder te koppelen aan 449 B. CALLEWIER, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/32n1/callewier.htm#N_52_, 11-45. 450 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241. 451 B. CALLEWIER, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/32n1/callewier.htm#N_52_,11-45. 452 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241. 453 B. CALLEWIER, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/32n1/callewier.htm#N_52_ ,11-45. 82 een ontbindende voorwaarde, namelijk dat indien één bestuurder ontslagen wordt, het hele bestuur moet aftreden.454 1.1.2.2 ‘Blockbusterclausule’ 198. Indien het private equity huis ten gevolge van haar minderheidsbelang niet in staat is om de meerderheid van de leden van de raad van bestuur te benoemen, zal het weinig invloed hebben binnen Newco. Dit heeft tot gevolg dat het moeilijker kan ingrijpen in het dagelijks bestuur van de doelvennootschap. Indien alles vlot verloopt, is er geen vuiltje aan de lucht. Ingeval het slecht gaat met de doelvennootschap, zal het private equity huis echter meer actief willen tussenkomen.455 Om die reden zal het zich een middel achter de hand houden dat toelaat om in te grijpen wanneer zijn investering gevaar loopt. Vaak zal men overeenkomen dat het huis de meerderheid in de raad van bestuur zal kunnen verwerven via een aanpassing van de statuten, indien het businessplan niet verwezenlijkt wordt.456 Dergelijk mechanisme wordt in het leven geroepen door middel van een stemovereenkomst op het niveau van de algemene vergadering.457 Dergelijke overeenkomst zal het private equity huis toelaten om bepaalde maatregelen door te voeren, die het nodig acht om zijn investering te redden en het businessplan alsnog uit te voeren, alvorens de situatie hopeloos wordt.458 199. In de praktijk komt dergelijke regeling er op neer dat men op voorhand een stemovereenkomst sluit betreffende de statutenwijziging die zal gestemd worden op de buitengewone algemene vergadering. Bij zo’n stemafspraken moet men steeds rekening houden met artikel 551, §1 W. Venn.459 Dit artikel bepaalt dat een dusdanige overeenkomst beperkt moet zijn in de tijd en steeds verantwoord moet zijn op grond van het belang van de vennootschap.460 Volgens de rechtsleer moet de duur van dergelijke stemafspraak ‘redelijk’ zijn, wat volgens de meerderheid neerkomt op een duur van tien à twintig jaar. 461 Daarnaast worden er drie gronden gesteld op basis waarvan de overeenkomst nietig zou zijn. Ten eerste mag de overeenkomst niet strijdig zijn met de bepalingen van het wetboek van vennootschappen, noch met het belang van de vennootschap. Ten tweede mag de 454 B. CALLEWIER, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/32n1/callewier.htm#N_52_,11-45. 455 M. DWYER, Management buyouts, 107-109. 456 Dit zal men meten aan de hand van bepaalde financiële parameters, zoals de EBITDA-doelstellingen etc. 457 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 458 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147 ; K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 239-249. 459 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 240-241. 460 Art. 551, §1, tweede lid W. Venn. 461 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 83 overeenkomst er niet toe strekken dat een aandeelhouder zich ertoe verbindt te stemmen overeenkomstig de richtlijnen van de vennootschap, dochtervennootschap of de organen van deze vennootschappen. Tot slot mogen aandeelhouders zich niet verbinden tegenover de (dochter)vennootschap of haar organen om de voorstellen van de organen van de vennootschap goed te keuren. Volgens paragraaf drie van dit artikel zullen de stemmen die uitgebracht zijn met miskenning van de drie bovenstaande voorwaarden nietig zijn.462 In de rechtsleer bestaat er discussie over de vorm van de overeenkomsten tussen aandeelhouders die betrekking hebben op de uitoefening van het stemrecht. Uit de letterlijke lezing van art. 551 W. Venn. blijkt het enkel over aandeelhoudersovereenkomsten te gaan, en dus logischerwijze met uitsluiting van statutaire clausules. Volgens de meerderheidsvisie in de rechtsleer echter worden zowel aandeelhoudersovereenkomsten als de statuten geviseerd door art. 551 W. Venn. Elke andere interpretatie zou het nut van deze bepaling immers ontnemen. Teneinde te bepalen of een stemafspraak onder art. 551 W. Venn. valt, moet men bijgevolg naar het voorwerp van deze afspraak kijken en niet naar de vorm.463 Stemafspraken mogen dus zowel in de statuten van Newco, als in de investment agreement geïntegreerd worden. 200. We kunnen deze clausule vergelijken met een clausule die private equity huizen in de UK gebruiken om de controle over de vennootschap te verwerven in geval van moeilijkheden, met name de ‘blockbusterclausule’. Deze clausule houdt in dat het private equity huis, wanneer het niet tevreden is met de prestaties van de doelvennootschap, een team van boekhouders kan aanduiden om de financiële situatie van de doelvennootschap te onderzoeken. Als het management naar aanleiding van het rapport van de boekhouders niet al het mogelijke doet om deze aanbevelingen in de praktijk uit te voeren, dan zal de macht van de bestuurder die het private equity huis vertegenwoordigt, versterkt worden. Indien hij tegen een voorstel stemt, terwijl de rest van de bestuurders voor stemt, zal het voorstel toch verworpen worden en omgekeerd.464 1.2 Besluitvorming binnen Newco 201. Het private equity huis zal tevens controle proberen verwerven via het besluitvormingsproces binnen Newco. Indien het een meerderheidsbelang aanhoudt in Newco, 462 Art. 551, §1, derde lid W. Venn. D. WILLERMAIN, “Les pactes d’actionnaires: principes fondamentaux – clauses relatives à l’exercice du pouvoir”, DAOR 1999 (n°49), (5) 15-17 ; A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 464 M. DWYER, Management buyouts, 107-109. 463 84 zal het zowel op aandeelhoudersniveau als op bestuurdersniveau het besluitvormingsproces kunnen bepalen. Om zeker te zijn dat bepaalde beslissingen niet zonder zijn toestemming kunnen genomen worden, zal het in de investment agreement en in de statuten een aantal controlemechanismen in het leven roepen. 1.2.1 Investor controls 202. Doorgaans wordt overeengekomen dat bepaalde, belangrijke beslissingen niet zonder voorafgaande toestemming van het private equity huis kunnen worden genomen. Dergelijke investor controls zorgen ervoor dat zaken die buiten de reikwijdte van het dagdagelijks bestuur van de doelvennootschap vallen of zaken die een negatieve invloed kunnen hebben op de prestaties van de doelvennootschap, eerst aan het private equity huis moeten worden voorgelegd. Het is belangrijk dat men hier een juist evenwicht vindt. Enerzijds kan het niet de bedoeling zijn dat het management het private equity huis voortdurend lastigvalt met de vraag tot goedkeuring van beslissingen die eerder een dagdagelijks karakter hebben, anderzijds moet het huis voldoende controle hebben over belangrijke beslissingen, zodat het zijn investering kan beschermen.465 203. Wie mag nu deze investor controls uitoefenen? Omwille van praktische redenen mag de toestemming door eender welke bestuurder of vertegenwoordiger, die benoemd werd door het private equity huis, gegeven worden. Het is niet wenselijk voor het vlotte verloop van het dagdagelijks bestuur dat de managers steeds het private equity huis moeten contacteren, teneinde uitsluitsel te krijgen over zijn toestemming of weigering. Er zijn echter wel een aantal zaken waarover enkel beslist kan worden door de aandeelhouders. Hierbij mag het management dus niet afgaan op de beslissing van een niet-executieve bestuurder. Het gaat bijvoorbeeld om een kapitaalverhoging, het benoemen of ontslaan van bestuurders etc.466 204. Investor controls kunnen aan beperkingen onderworpen zijn, zoals financiële drempels. Zo kan men bepalen dat het management leningen onder 50.000 euro mag aangaan. Van zodra deze drempel overschreden wordt, zal men de toestemming van het private equity huis nodig hebben.467 Het is ook mogelijk dat er een speciale regeling bestaat voor het geval waarin het management een hoogdringende beslissing moet nemen. Zo zou de bestuurder, die 465 G. YATES en M. HINCHLIFFE , A practical guide, 135-137. D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 228-230. 467 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241-243. 466 85 het private equity huis vertegenwoordigt, in dat geval bijvoorbeeld per e-mail toestemming kunnen geven.468 1.2.2 Investor controls in een Belgische naamloze vennootschap 205. In wat volgt, wordt besproken hoe een private equity huis in een Belgische NV het besluitvormingsproces naar zijn hand kan zetten. We moeten hierbij een onderscheid maken tussen de besluitvorming binnen de raad van bestuur en de besluitvorming binnen de algemene vergadering van aandeelhouders. Daarnaast zullen we ook bespreken welke bevoegdheden het management mag uitoefenen zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur. 1.2.2.1 Raad van bestuur 206. Als algemene regel geldt dat de meerderheid van de leden van de raad van bestuur aanwezig of vertegenwoordigd moet zijn op de vergaderingen, zodat er geen mogelijkheid bestaat voor een minderheid van de bestuurders om de vennootschap te verbinden in afwezigheid van de andere bestuurders. De raad van bestuur kan slecht besluiten nemen bij instemming van de meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders. Men heeft echter steeds de mogelijkheid om af te wijken van deze regels.469  Aanwezigheidsquorum 207. Ingeval de raad van bestuur van een vennootschap samengesteld is op basis van een clausule van bindende voordracht, zal men vaak eisen dat tenminste één bestuurder van elke categorie aandeelhouders aanwezig is op de vergaderingen, alvorens men geldig kan beraadslagen.470 208. Doorgaans zal het private equity huis afwijken van de algemene regels betreffende het aanwezigheidsquorum en eisen dat er steeds minstens één van de bestuurders, die zijn belangen behartigen, aanwezig of vertegenwoordigd moet zijn op de vergaderingen. Dergelijke bepaling is bedoeld om ervoor te zorgen dat er binnen de raad van bestuur geen beslissingen genomen worden in afwezigheid van een vertegenwoordiger van het private equity huis.471 Uiteraard zullen ook de managers kunnen eisen dat zij steeds vertegenwoordigd 468 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 135-137. B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 513-514. 470 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 513-514. 471 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241. 469 86 zijn op de vergaderingen van de raad van bestuur en dat de raad niet geldig zal kunnen beraadslagen, indien dit niet het geval is.  Vetorechten 209. In bepaalde gevallen zal het private equity huis willen afwijken van de besluitvorming bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders. Een aantal beslissingen zijn voor het private equity huis te belangrijk om aan het lot van deze meerderheidsregel over te laten. Daarom zal het vetorechten bedingen voor deze materies. Het gaat hier om beslissingen die een significante invloed kunnen hebben op de doelvennootschap en bijgevolg schade kunnen toebrengen aan de investering van het huis.472 Dankzij de vetorechten behoudt het een zekere vorm van controle over de doelvennootschap. Daarnaast kan het management uiteraard ook vetorechten eisen voor bepaalde beslissingen.473 210. Dergelijke vetorechten zijn vooral van belang wanneer het private equity huis een minderheidsbelang aanhoudt in de doelvennootschap. Ingeval het de meerderheid van de aandelen bezit (wat meestal het geval zal zijn in een buy-out), zal het immers de meerderheid van de stemmen in de raad van bestuur hebben en bijgevolg in de praktijk reeds beschikken over een vetorecht. Evenwel is het niet onbelangrijk om ook in dit geval vetorechten te bedingen in de investment agreement en de statuten. Mocht het private equity huis ooit zijn meerderheid in de raad van bestuur verliezen, zal het op basis van de bedongen vetorechten toch nog kunnen beslissen over bepaalde, belangrijke materies.474 211. Deze vetorechten worden in de praktijk omgezet via het instellen van een versterkte meerderheid voor de in de investment agreement bepaalde beslissingen.475 De bijzondere meerderheden op het niveau van de raad van bestuur dienen in de statuten van de vennootschap te worden opgenomen. Het lijkt immers niet aangewezen om de bijzondere meerderheden op te nemen in de investment agreement, aangezien een aandeelhoudersovereenkomst niet tegenstelbaar is aan de vennootschap en dus niet zal kunnen voorkomen dat een beslissing, waarvoor een bijzondere meerderheid geldt op basis van de investment agreement, toch als geldig wordt aangenomen.476 472 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241-243. K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241-243. 474 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241-243. 475 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147. 476 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 165-168. 473 87 212. Bij wijze van voorbeeld kan het hier gaan om de goedkeuring van het businessplan, het aangaan van een lening, de beslissing tot kapitaalverhoging in het kader van het toegestaan kapitaal, transacties met een aandeelhouder van de doelvennootschap of een aan hem gelieerde partij, etc.477 1.2.2.2 Algemene vergadering 213. Op de algemene vergadering geldt er in principe geen aanwezigheidsquorum. Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige aandeelhouders. Wederom zijn er hier afwijkingen mogelijk in de statuten.478 214. De beslissingen van de algemene vergadering zullen, net zoals deze van de raad van bestuur, een belangrijke invloed kunnen hebben op de verdere evolutie van de doelvennootschap.479 Uiteraard bevat het Wetboek van Vennootschappen reeds een aantal artikelen die verplicht voorzien in een bijzondere meerderheid voor bepaalde belangrijke beslissingen, teneinde de minderheidsaandeelhouders te beschermen. Die bescherming zou men nog kunnen opdrijven, door de meerderheidsvereisten ten aanzien van andere belangrijke beslissingen strenger te maken. Dit kan men op verschillende manieren verwezenlijken. Men zou bijvoorbeeld een aanwezigheidsquorum kunnen inlassen of het bestaande aanwezigheidsof meerderheidsquorum kunnen verstrengen. Daarnaast is het ook mogelijk om een categorie van aandelen te creëren waarbinnen voor bepaalde beslissingen een gewone of gekwalificeerde meerderheid vereist is bij de stemming. Tot slot zou men ook een vetorecht kunnen toekennen.480 Bij wijze van voorbeeld zou het private equity huis kunnen eisen dat de gewone meerderheid voor een bepaalde beslissing voor de helft zal bestaan uit stemmen die door vertegenwoordigers van het huis werden gegeven.481 Op die manier heeft het private equity huis meer vat op beslissingen over fundamentele zaken. 215. Afspraken aangaande de verstrenging van de meerderheidsvereisten dienen in de statuten te worden opgenomen. Indien de afspraken in een aandeelhoudersovereenkomst vervat zijn, zullen deze niet tegenwerpelijk zijn aan de vennootschap zelf en bijgevolg niet beletten dat een beslissing, die deze afspraken miskent, toch geldig zal zijn.482 Wanneer men dergelijke afspraken evenwel als een stemovereenkomst interpreteert, zal de beslissing als niet477 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 242-243. H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, 150-151. 479 H. LAMON, Financial buy-outs, 31-33. 480 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 165-166. 481 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 239-249. 482 Zoals aangaande de vetorechten in de raad van bestuur reeds werd vermeld: Supra randnr. 212. 478 88 aangenomen gelden, indien men de voorziene meerderheid niet haalt. Volgens PATTYN moeten de afspraken inzake de verstrengde meerderheidsvereisten niet per se in de statuten worden ingeschreven, maar zal dat evenwel aangewezen zijn om redenen van efficiëntie.483 216. Een aantal mogelijke onderwerpen waarvoor verstrengde meerderheidsvereisten gevraagd kunnen worden: de wijziging van de statuten, de benoeming van bestuurders, de uitgifte van effecten, de beslissing tot kapitaalvermindering etc.484 1.2.2.3 Management 217. In het kader van de investor controls is het van belang om de controlerechten in de relatie tussen het management en de raad van bestuur te behandelen. Het management kan immers niet zomaar elke handeling stellen die het nodig acht. Voor bepaalde gewichtige beslissingen zal het de voorafgaande toestemming van de raad van bestuur nodig hebben. In een NV kan het management twee verschillende vormen aannemen. Ofwel zal men een directiecomité inrichten (art. 524bis - 524ter W. Venn.), ofwel zal de raad van bestuur een aantal van haar bevoegdheden overdragen aan het orgaan van dagelijks bestuur (art. 525 W. Venn.). In de ondernemingspraktijk zal de CEO doorgaans gekwalificeerd worden als dagelijks bestuurder.485 In wat volgt, zullen we de bevoegdheid bespreken van het management als directiecomité en als orgaan van dagelijks bestuur. Eveneens is het belangrijk om even stil te staan bij de informatieverplichtingen die het management aan het private equity huis verschuldigd is.  Directiecomité 218. De statuten van een NV kunnen - het is geen verplichting - voorzien in de mogelijkheid om een directiecomité op te richten. In dat geval kan de raad van bestuur van die vennootschap beslissen om dergelijk comité te creëren en zijn bestuursbevoegdheid hieraan te delegeren. De delegatie mag evenwel geen betrekking hebben op het algemeen beleid van de vennootschap, noch op de handelingen die op grond van de wet aan de raad van bestuur zijn voorbehouden.486 483 J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Gent, Larcier, 2012, 165-166. 484 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 241-243. 485 H. BRAECKMANS, “Actualia Vennootschapsrecht 2012” in H. BRAECKMANS, S. BRIJS, C. DE MUYNCK, R. HOUBEN, M. MAUS, J. MEESE, P. TRAEST, A. VAN OEVELEN, M. VANMEENEN en S. VOET, CBR Jaarboek 20112012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (163) 165. 486 Art. 524bis, eerste lid W. Venn. 89 219. Het directiecomité kan bijgevolg nooit bevoegd zijn voor het bepalen van het algemeen beleid van de vennootschap. Dit houdt in dat het geen beslissingen kan nemen betreffende “de bepaling van de strategische krachtlijnen van de vennootschap, de goedkeuring van projecten waarin richting wordt gegeven aan het beleid van de onderneming, de goedkeuring van de begrotingen en belangrijke structuurhervormingen en tot slot de omschrijving en de invulling van de relatie tussen de vennootschap en haar aandeelhouders”.487 Wat dit algemeen beleid concreet inhoudt, zal evenwel steeds geval per geval beoordeeld worden.488 Een aantal voorbeelden van materies die tot het algemeen beleid horen, zijn het aanvangen van een nieuwe bedrijfsactiviteit (die sterk verschilt van de huidige bedrijfsactiviteit), overnames of sluitingen van belangrijke divisies, de verkoop van gewichtige deelnemingen etc.489 220. Daarnaast kan de bevoegdheid van het directiecomité zich ook niet uitstrekken tot de handelingen die door de wet aan de raad van bestuur voorbehouden zijn. Het gaat hier onder meer om het toezicht op het directiecomité (art. 524bis, eerste lid in fine W.Venn.), het doorvoeren van een kapitaalverhoging in het kader van het toegestaan kapitaal (art. 603 W. Venn.), het bijeenroepen van de algemene vergadering op verzoek van de aandeelhouders die één vijfde van het kapitaal vertegenwoordigen (art. 532 W. Venn.), de bevoegdheid om de goedkeuring van de jaarrekening uit te stellen met drie weken (art. 555 W. Venn.), etc.490 Bovenstaande opsomming is uiteraard niet-limitatief. Deze wettelijke beperkingen kunnen worden tegengeworpen aan derden. De vennootschap zal dus niet verbonden zijn ten opzichte van die derden, wanneer het directiecomité daden stelt die tot de exclusieve wettelijke bevoegdheid van de raad van bestuur behoren.491 487 Deze invulling van het begrip ‘algemeen beleid’ is gebaseerd op de omschrijving, opgenomen in de Overeenkomst over de autonomie in de bankfunctie, die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (nu de ‘FSMA’) wordt geïntroduceerd aan de banken in uitvoering van artikel 26 van de Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. Bij de bepaling van de bevoegdheden van het directiecomité heeft de wetgever zich op dit artikel gesteund ; D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 24. 488 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 678. 489 E. WYMEERSCH, “Het directiecomité naar huidig en toekomstig Belgische recht” in H. OLIVIER, Liber amicorum Henri Olivier, Brugge, Die Keure, 2000, (671) 678. 490 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 679 ; D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 24. 491 D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 24. 90 221. Bijgevolg kunnen alle overblijvende bevoegdheden wel aan het directiecomité worden overgedragen. Deze bevoegdheden betreffen de gehele operationele werking van de vennootschap, zijnde de personeelszaken, de interne organisatie, het commercieel management, het toezicht binnen de vennootschap etc.492 Het dagelijks bestuur valt bijgevolg binnen de bevoegdheden van het directiecomité.493 Zowel de statutaire machtiging tot het oprichten van een directiecomité, als het besluit van de raad van bestuur om een directiecomité in te stellen, kunnen de bevoegdheid van dat comité evenwel inperken ten aanzien van wat wettelijk toegestaan is. Deze inperkingen zullen, zelfs wanneer ze gepubliceerd zijn in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, echter niet tegenwerpelijk zijn aan derden.494 222. In de rechtsleer bestaat er discussie of de overgedragen bevoegdheden exclusief aan het directiecomité toebehoren, dan wel concurrentieel worden uitgeoefend met de raad van bestuur.495 Volgens een aantal auteurs blijft de raad van bestuur bevoegd om beslissingen te nemen betreffende de overgedragen materies.496 Volgens VAN GERVEN worden de overgedragen bevoegdheden evenwel exclusief door het directiecomité uitgeoefend. Hij steunt zich hierbij op de voorbereidende werken van de wet en op de Nederlandstalige tekst van art. 524bis W. Venn., volgens dewelke de raad van bestuur de bevoegdheden ‘overdraagt’ aan het directiecomité, daar waar hij in art. 525 W. Venn. bepaalt dat het dagelijks bestuur wordt ‘opgedragen’ aan één of meer personen. Tenslotte zou de bepaling volgens dewelke de raad van bestuur verplicht is om toezicht uit te oefenen op het directiecomité volgens VAN GERVEN overbodig worden, indien de bevoegdheden niet exclusief zouden zijn.497 Ikzelf sluit me eerder aan bij de visie van VAN GERVEN. Het lijkt me inderdaad overbodig om een verplicht toezicht te organiseren, wanneer de raad van bestuur ook steeds zelf de mogelijkheid heeft om op te treden in de desbetreffende materies en bijgevolg verder kan gaan dan louter toezicht uitoefenen. 492 E. WYMEERSCH, “Het directiecomité naar huidig en toekomstig Belgische recht” in H. OLIVIER, Liber amicorum Henri Olivier, Brugge, Die Keure, 2000, (671) 679. 493 M. WYCKAERT, “Het directiecomité: de dubbelzinnigheid voorbij” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat - Liber Amicorum Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (513) 521. 494 Art. 524bis, vijfde lid W. Venn. 495 D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 24-26. 496 P. ERNST en L. VAN DEN EYNDEN, “Het directiecomité in de Corporate Governance Wet. Een eerste analyse”, TRV 2002, (547) 567 ; O. CAPRASSE, “ Personne morale administrateur et comité de direction”, DAOR 2002, (328) 340. 497 D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 24-26. 91 223. De raad van bestuur is belast met het toezicht op het directiecomité.498 In geval de raad van bestuur deze verplichting niet nakomt, zal de algemene vergadering de bestuurders hiervoor ter verantwoording kunnen roepen. Opdat het bestuur dit toezicht behoorlijk zou kunnen uitoefenen, is het directiecomité verplicht om op regelmatige tijdstippen verslag te geven over zijn werkzaamheden. Daarnaast kan de raad van bestuur ook bepaalde regels in het leven roepen en het directiecomité verzoeken om verslag uit te brengen wanneer dit wenselijk is.499 In het kader van private equity transacties is het niet ongebruikelijk om dergelijke informatieverplichtingen te creëren in hoofde van het management. Deze komen verderop in dit werk nog aan bod.500  Dagelijks bestuur 224. Op basis van art. 525 W. Venn. kan het dagelijks bestuur in een NV worden opgedragen aan: “één of meer personen, al dan niet aandeelhouder, die gezamenlijk of alleen optreden.”501 Deze personen dienen niet per se lid te zijn van de raad van bestuur. 502 De wet verduidelijkt evenwel niet wat het begrip ‘dagelijks bestuur’ inhoudt. 225. In zijn arrest van 17 september 1968 heeft het Hof van Cassatie het begrip dagelijks bestuur gedefinieerd.503 De definitie bevat drie criteria. Het eerste heeft betrekking op handelingen of verrichtingen die de dagelijkse werking en de normale gang van zaken binnen de vennootschap betreffen. Dit hangt nauw samen met het doel van de vennootschap in kwestie, wat tot gevolg heeft dat een bepaalde handeling in de ene vennootschap wel en in de andere niet tot het dagelijks bestuur behoort.504 Het gaat bijgevolg over handelingen die een recurrent karakter hebben binnen die vennootschap.505 Het tweede criterium slaat op het geringe belang van de handeling of verrichting in kwestie. Tot slot betreft het derde criterium de urgentie of de noodzaak tot een snelle oplossing. 498 Art. 524bis, eerste lid in fine W. Venn. D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 26. 500 Infra randnr. 230 et seq. 501 Art. 525, eerste lid W. Venn. 502 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 662. 503 Cass. 17 september 1968, Pas. 1969, 66. 504 H. BRAECKMANS, “Actualia Vennootschapsrecht 2012” in H. BRAECKMANS, S. BRIJS, C. DE MUYNCK, R. HOUBEN, M. MAUS, J. MEESE, P. TRAEST, A. VAN OEVELEN, M. VANMEENEN en S. VOET, CBR Jaarboek 20112012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (163) 166-167. 505 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 664. 499 92 Ten aanzien van het tweede en derde criterium heeft het Hof van Cassatie in zijn arrest van 26 februari 2009 geoordeeld dat zij cumulatief vervuld moeten zijn, opdat een bepaalde handeling onder de bevoegdheid van het orgaan van dagelijks bestuur zou ressorteren. 506 De visie van het Hof van Cassatie wordt in de rechtsleer echter bekritiseerd, aangezien de meerderheid ervan uitgaat dat het alternatieve en geen cumulatieve voorwaarden betreft.507 Zij voeren aan dat deze zienswijze in de praktijk moeilijk werkbaar is. De dagelijkse bestuurders zullen voor de overgrote meerderheid van hun niet-urgente en weinig belangrijke handelingen en beslissingen immers de goedkeuring van de raad van bestuur moeten vragen. Bijgevolg zal de raad van bestuur overbelast worden met niet-belangrijke zaken. Daarnaast zullen dringende handelingen van een niet-gering belang eveneens de goedkeuring van de raad van bestuur vereisen.508 In de praktijk kan enig uitstel in dergelijke situaties echter aanleiding geven tot grote schade voor de vennootschap in kwestie.509 226. Het dagelijks bestuur zal bijgevolg bevoegd zijn voor (1) de uitvoering van besluiten van de raad van bestuur510, (2) de handelingen die een recurrent karakter hebben en (3) handelingen die een minder belang vertonen én een spoedige oplossing vereisen en om die reden de tussenkomst van de raad van bestuur niet rechtvaardigen. Concreet betekent dit dat de dagelijkse bestuurders bewarende handelingen kunnen stellen, wanneer deze van gering belang zijn voor de vennootschap. Het kan bijvoorbeeld gaan om dringende herstellings- en onderhoudswerken aan de gebouwen of de machines van de vennootschap, het sturen van een ingebrekestelling etc.511 Daarnaast zullen ook de lopende zaken onder het dagelijks bestuur vallen. Dit zijn: “alle handelingen waartoe de noodzaak zich dag na dag kan voordoen voor de normale gang van de onderneming”.512 Of een bepaalde handeling onder de lopende zaken ressorteert, zal men telkens in concreto moeten nagaan. Zo zullen typische administratieve handelingen doorgaans aanvaard worden 506 H. BRAECKMANS, “Actualia Vennootschapsrecht 2012” in H. BRAECKMANS, S. BRIJS, C. DE MUYNCK, R. HOUBEN, M. MAUS, J. MEESE, P. TRAEST, A. VAN OEVELEN, M. VANMEENEN en S. VOET, CBR Jaarboek 20112012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (163) 167. 507 W. GOOSSENS en B. CAFMEYER, “Bevoegdheden dagelijks bestuurder beperkt door het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 26 februari 2009), RW 2009-10, 1131 ; zie bijvoorbeeld B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 663-666. 508 W. GOOSSENS en B. CAFMEYER, “Bevoegdheden dagelijks bestuurder beperkt door het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 26 februari 2009), RW 2009-10, 1132. 509 C. CLOTTENS, “De omvang van het dagelijks bestuur van de NV bij vertegenwoordiging in rechte” (noot onder Cass. 26 februari 2009), TRV 2009, 450-451. 510 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 665. 511 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 666-667. 512 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 667. 93 als handelingen van dagelijks bestuur, bijvoorbeeld het in ontvangst nemen en lezen van briefwisseling. Doorgaans neemt men aan dat de aanwerving en het ontslag van lager personeel een handeling van dagelijks bestuur is. Daarentegen zullen de aanwerving en het gedwongen ontslag van de kaderleden niet verondersteld worden deel uit te maken van de bevoegdheden van de dagelijkse bestuurders.513 Veel zal evenwel afhangen van de grootte en de aard van de onderneming in kwestie. 227. De statuten kunnen de bevoegdheid van het dagelijks bestuur niet op een aan derden tegenwerpelijke wijze beperken of uitbreiden. De vennootschap zal enkel verbonden zijn ten aanzien van derden, wanneer de dagelijkse bestuurders binnen de grenzen van hun wettelijke bevoegdheid handelen. De statutaire bepaling van de bevoegdheden van de dagelijkse bestuurders zal bijgevolg enkel intern toegepast worden. Dit neemt evenwel niet weg dat onbevoegd gestelde handelingen achteraf bekrachtigd kunnen worden door de raad van bestuur.514 De dagelijkse bestuurder zal deze interne bepalingen evenwel moeten naleven op straffe van aansprakelijkheid.515 228. Ondanks de benoeming van een dagelijks bestuur, zal de raad van bestuur de dagdagelijkse bevoegdheden steeds zelf kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft de raad van bestuur de verplichting om toezicht te houden op het dagelijks bestuur en zal de vennootschap de raad aansprakelijk kunnen stellen voor een gebrekkig toezicht.516  Informatieverplichtingen 229. Voor het private equity huis is het van belang om over voldoende informatie te beschikken aangaande de gang van zaken in de doelvennootschap. Naast de informatie die het verkrijgt via de raad van bestuur, zal het nog een aantal andere informatiekanalen met het management inrichten. Vooreerst zullen formele informatiekanalen ingelast worden, zoals een periodieke informatiebundel die zal bestaan uit financiële inlichtingen (bv. de management accounts, cash flow analyses, het vooropgestelde budget aan het begin van elk financieel jaar, etc.). Daarnaast zal men ook een aantal informele kanalen uitbouwen. Deze kunnen erg uiteenlopend zijn. Het gaat bijvoorbeeld om een wekelijkse conference call met het management of regelmatige bijeenkomsten buiten de raad van bestuur. Op basis van de 513 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 666-678. C. CLOTTENS, “De omvang van het dagelijks bestuur van de NV bij vertegenwoordiging in rechte” (noot onder Cass. 26 februari 2009), TRV 2009, 447-448. 515 F. CLEEREN, “Het orgaan van dagelijks bestuur”, RW 1996-97, 213. 516 F. CLEEREN, “Het orgaan van dagelijks bestuur”, RW 1996-97, 215-216. 514 94 informatie die het private equity huis op deze manier verkrijgt, zal het kunnen nagaan of de doelvennootschap voldoet aan de verwachtingen. Indien de omstandigheden het vereisen, zal het huis tijdig kunnen ingrijpen.517 230. De informatieverplichtingen worden doorgaans opgenomen in de investment agreement, teneinde niet voor onaangename verrassingen komen te staan. Het private equity huis wil immers verzekeren dat de informatiestroom niet plots onderbroken zal worden. Ingeval er een conflict ontstaat met het management, zal het zeer waarschijnlijk zijn dat dit gebeurt. Daarom wil het private equity huis een schriftelijke bevestiging van de informatieverplichtingen bekomen.518 231. Tot slot dienen we nog te wijzen op art. 166 W. Venn. Dit artikel bepaalt het volgende: “Wordt er geen commissaris benoemd, dan heeft, niettegenstaande enige andersluidende statutaire bepaling, iedere vennoot individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris.”519 Private equity huizen zullen vaak van dit artikel afwijken. Het is zeer ongewoon dat er geen commissaris benoemd wordt in de doelvennootschap van een private equity deal. Het private equity huis zal echter zijn onderzoeksbevoegdheid wensen te behouden naast deze van de commissaris. Bijgevolg zal men in de investment agreement vaak afwijken van art. 166 W. Venn.520  Conclusie 232. In welke mate het management van de doelvennootschap kan optreden zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur, zal afhankelijk zijn van de vorm die het heeft aangenomen. De bevoegdheden zullen immers verschillen naargelang het gaat om een directiecomité of een orgaan van dagelijks bestuur. Indien alles goed gaat, zal dit allemaal niet zo belangrijk zijn. Het is pas wanneer er problemen optreden binnen de doelvennootschap, dat de raad van bestuur de managers op het matje zal roepen, omdat zij hun bevoegdheid te buiten zijn gegaan. De raad van bestuur is immers bevoegd om toezicht te houden op het directiecomité/orgaan van dagelijks bestuur. Via zijn vertegenwoordiging in de raad van 517 A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, 146-147; G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 135 ; K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 243-244. 518 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 243-244. 519 Art. 166 W. Venn. 520 K. VERHELST, “De management buy-out in België”, (216) 243-244. 95 bestuur zal het private equity huis bijgevolg toezicht kunnen uitoefenen op het doen en laten van het management. 233. Bovendien zal het private equity huis een aantal informatieverplichtingen opleggen aan het management. Op basis van formele en informele informatiekanalen zal het huis op de hoogte blijven van de gang van zaken binnen de doelvennootschap. 1.3 Restrictive covenants 1.3.1 Angelsaksische praktijk 234. In de Angelsaksische praktijk zal de investment agreement doorgaans restrictieve bepalingen bevatten, waarin het management verbintenissen aangaat ten voordele van het private equity huis en soms ook ten voordele van Newco. Deze vullen de restrictieve bepalingen in de arbeidsovereenkomst van de managers met de doelvennootschap aan. Daarnaast zal ook de koop-verkoopovereenkomst bij een secondary buy-out, waarin het management optreedt in de hoedanigheid van verkoper, dergelijke bepalingen bevatten. Op het eerste zicht lijkt het nogal overbodig om deze bepalingen op twee of drie verschillende plaatsen te hernemen. Dit is het echter niet. De managers verbinden zich in de drie voornoemde gevallen immers telkens in een verschillende hoedanigheid, ten voordele van verschillende partijen. Bovendien beschermen de bepalingen in elk van die gevallen verschillende belangen. Ze beschermen altijd de goodwill van een onderneming, maar wel steeds vanuit een andere invalshoek.521 In deze sectie worden de restrictieve bepalingen in het kader van de investment agreement besproken.522 235. De restrictieve bepalingen in de investment agreement bevatten verbintenissen vanwege de managers om aandeelhouderschap de doelvennootschap in Newco. Bovendien niet te mogen beconcurreren de managers gedurende gedurende hun de overeengekomen periode geen werknemers, klanten of toeleveranciers van de vennootschap afsnoepen.523 De restrictieve bepalingen bevatten dus zowel niet-concurrentiebedingen, als niet-wervingsbedingen (non-solicitation clauses). Op die manier tracht het private equity huis 521 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 128-129. Aangaande de bespreking van de restrictieve bepalingen in de arbeidsovereenkomst van de manager: Infra randnr. 251 et seq. 523 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 245 ; G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 128131. 522 96 zijn investering te beschermen tegen oneerlijke concurrentie vanwege zijn (ex)managers/aandeelhouders.524 236. Het is niet ongebruikelijk in de Angelsaksische praktijk dat het private equity huis de leden van het managementteam verzoekt om te erkennen dat de restrictieve bepalingen niet onredelijk zijn. Bovendien zullen zij in dat geval moeten verklaren dat, indien de bepalingen toch onredelijk worden bevonden door de rechtbank, enkel het onredelijke deel zal worden geschrapt.525 237. In principe zou de inhoud van de restrictieve bepalingen in de investment agreement en in de arbeidsovereenkomst moeten verschillen. Beide overeenkomsten strekken immers tot een verschillend doel. De bepalingen in de investment agreement dienen enkel gericht te zijn op de bescherming van de goodwill ten tijde van het aandeelhouderschap van de manager in kwestie en zal gelinkt zijn aan de periode gedurende dewelke het private equity huis van plan is zijn participatie in de doelvennootschap aan te houden. Bijgevolg is het niet de bedoeling dat de restrictieve bepalingen ook voor bescherming zorgen tegen concurrentie vanwege de managers na het beëindigen van hun tewerkstelling in de doelvennootschap. Desalniettemin is dit in de praktijk vaak toch het geval.526 Private equity huizen hebben zo hun redenen om restrictieve bepalingen, die betrekking hebben op de beëindiging van de tewerkstelling van een manager, zowel in de arbeidsovereenkomst als in de investment agreement te incorporeren. Indien de bepalingen in een aandeelhoudersovereenkomst vervat zijn, zullen ze doorgaans immers gemakkelijker afdwingbaar zijn voor de Angelsaksische rechtbanken.527 Een andere reden heeft betrekking op de situatie waarin een manager op onregelmatige wijze ontslagen wordt. In de praktijk komt het regelmatig voor dat het private equity huis een bepaalde manager zo snel mogelijk aan de deur wil zetten, omdat hij schade toebrengt aan de doelvennootschap en bijgevolg aan zijn investering. Om praktische redenen zal het private equity huis de manager in dat geval soms ontslaan zonder zich hierbij aan de bepalingen in de arbeidsovereenkomst of aan de wet te houden. Hoewel er mogelijk een goede reden bestaat voor het ontslag, zal het evenwel onregelmatig zijn. Omwille hiervan zal de werkgever zich niet kunnen beroepen op de restrictieve bepalingen in de arbeidsovereenkomst. In dergelijk geval komt het dus van pas dat die bepalingen ook opgenomen zijn in de investment agreement. Ondanks het onregelmatige 524 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 128-129. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 128-131. 526 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 233. 527 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 245. 525 97 karakter van het ontslag, blijven de restrictieve bepalingen in de investment agreement immers van kracht. Voor het management is het bijgevolg van belang om te bedingen dat de restrictieve bepalingen in de investment agreement eveneens geen uitwerking zullen hebben bij een onregelmatige beëindiging van de tewerkstellingsovereenkomst. Het management zal het private equity huis alleen maar zo ver krijgen, wanneer het zich in een bijzonder sterke onderhandelingspositie bevindt (wat meestal niet het geval zal zijn).528 1.3.2 Belgische praktijk 238. Naar Belgisch recht is het in principe mogelijk om een niet-concurrentiebeding in de statuten of een aandeelhoudersovereenkomst te integreren, teneinde de concurrentie vanwege de managers, in de hoedanigheid van aandeelhouder, te beperken. In een NV houdt dit dan in dat men een intuitu personae-element invoert.529 In dit geval zullen de contractspartijen een grotere contractvrijheid genieten dan in het geval waarin men een niet-concurrentiebeding integreert in een arbeidsovereenkomst530. Evenwel dient dergelijk beding, omwille van de vrijheid van mededinging, in ieder geval restrictief geïnterpreteerd te worden531. 239. Een niet-concurrentiebeding met uitwerking na de afloop van het aandeelhouderschap dient aan twee voorwaarden te voldoen, opdat het redelijk en geldig zou zijn. Enerzijds hoort de bedinger, zijnde het private equity huis, een legitiem belang te hebben bij dergelijk beding. Er moet werkelijk sprake zijn van een gevaar voor concurrentie. Indien dit niet zo is, zal het private equity huis geen wettig belang hebben. Anderzijds mag een niet-concurrentiebeding geen onevenredige beperking van de vrijheid van de getroffene, zijnde het management, inhouden. In dit opzicht dient het beding aan drie cumulatieve voorwaarden te voldoen. Het beding moet beperkt worden in de tijd, in de ruimte en wat betreft de uitgesloten activiteit. Hoe ver die beperkingen dienen te gaan, zal nader gepreciseerd worden door het eerste vereiste van het legitiem belang. De draagwijdte van een niet-concurrentiebeding mag bijgevolg niet ruimer zijn dan het belang van het private equity huis kan verantwoorden.532 528 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 130-131. S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 654. 530 V. THIELMAN, “Juridische problematiek van de oneerlijke concurrentie gepleegd door (ex-)werknemers/zelfstandige medewerkers/-(werkende) vennoten”, DAOR 1990, (43) 50 ; Infra randnr. 253 et seq. 531 S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 648-650. 532 R. VAN BOVEN, “Niet-concurrentie als bestuurder of aandeelhouder”, Acc. & Tax 2002, (23) 24 ; S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. 529 98 Een niet-concurrentiebeding dat niet voldoet aan de twee bovenstaande vereisten, zal absoluut nietig zijn. Het beginsel van vrijheid van handel is immers van openbare orde. Deze absolute nietigheid zal tot gevolg hebben dat de rechter het beding niet kan reduceren, noch partieel kan vernietigen.533 In tegenstelling tot de Angelsaksische praktijk, zal het hier geen nut hebben om het management op voorhand te laten erkennen dat het beding niet onredelijk is. Absolute nietigheid is immers niet vatbaar voor bevestiging en kan door de rechter ambtshalve worden uitgesproken.534 Indien het beding evenwel geldig is in het licht van deze vereisten, maar de gevorderde schadevergoeding buitensporig is, zal dit niet gesanctioneerd worden met nietigheid, maar met de rechterlijke matiging van het strafbeding (art. 1231, §1 BW).535 Ook de geldigheid van niet-concurrentiebedingen die hun uitwerking hebben tijdens het aandeelhouderschap, dienen te worden getoetst aan de twee hierboven vermelde vereisten. DE DIER en PARREIN zijn van mening dat dit op een minder strikte wijze dient te gebeuren dan bij niet-concurrentiebedingen die uitwerking hebben na afloop van het aandeelhouderschap. Evenwel is het mogelijk dat ook deze bedingen nietig worden verklaard wegens schending van de geldigheidsvoowaarden.536 240. Tot slot dienen we nader in te gaan op de situatie waarin het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst geen uitwerking heeft, omwille van een onregelmatig ontslag. In de Belgische praktijk zal het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst geen uitwerking hebben, wanneer ofwel tijdens de proefperiode, ofwel na deze periode door de werkgever zonder dringende reden of door de werknemer wegens dringende reden een eind wordt gemaakt aan de arbeidsovereenkomst.537 In deze gevallen zal het concurrentiebeding op dwingende wijze geen uitwerking hebben. Op voorwaarde dat de bovenstaande wetsbepaling TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 648-650. 533 R. VAN BOVEN, “Niet-concurrentie als bestuurder of aandeelhouder”, Acc. & Tax 2002, (23) 24 ; S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 648-650. 534 H. BOCKEN, S. LUST, P. TAELMAN, G. VERSCHELDEN en A. WYLLEMAN, Inleiding tot het privaatrecht, Leuven, Acco, 2008, 40-41. 535 S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 648-650. 536 S. DE DIER en F. PARREIN, “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, (635) 648. 537 Art. 65, §2, 9e lid Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978, 9277 (hierna: Arbeidsovereenkomstenwet). 99 niet geschonden wordt, zullen de partijen bijgevolg vrij zijn om tot een onderling akkoord te komen betreffende de gevallen waarin het concurrentiebeding uitwerking heeft.538 Wanneer we dit vergelijken met de Angelsaksische praktijk, komen we tot de vaststelling dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst niet alleen geen uitwerking heeft in geval van een onregelmatig ontslag, maar ook in de andere gevallen bepaald in de wet. Zelfs wanneer de arbeidsovereenkomst van de manager op regelmatige wijze wordt opgezegd door de doelvennootschap, zal het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst geen uitwerking kunnen hebben. In die gevallen zal het bijgevolg van pas komen dat de doelvennootschap beroep kan doen op het concurrentiebeding in de statuten of de investment agreement. Dankzij de opstapclausules zal een ontslagen manager doorgaans verplicht worden om zijn aandelen te verkopen. In dat geval eindigt niet alleen de tewerkstelling, maar ook het aandeelhouderschap.539 Indien aan de twee hierboven vermelde voorwaarden voldaan is, zal het concurrentiebeding geldig zijn en bijgevolg uitwerking hebben bij de beëindiging van het aandeelhouderschap van de manager ten gevolge van een opstapclausule. Op die manier zal het verbod op concurrentie na de beëindiging van de tewerkstelling onrechtstreeks toch blijven gelden. 1.4 Personal covenants 241. De investment agreement zal vaak ook een aantal persoonlijke verbintenissen bevatten vanwege het management in het voordeel van het private equity huis. Ze vormen een aanvulling op de restrictieve bepalingen. Het zijn verbintenissen, die betrekking hebben op de persoonlijke activiteiten van de managers, via dewelke het private equity huis hoopt om de toewijding van de managers ten opzichte van Newco en de doelvennootschap te versterken.540 Het private equity huis zal immers willen dat de managers zich voor de volle 100% inzetten in het kader van de buy-out. Het private equity huis zal bijvoorbeeld vragen aan de managers om er zich toe te verbinden om belangenconflicten met Newco of haar dochtervennootschappen uit de weg te gaan.541 538 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Kluwer, 2008, 263. Supra randnr. 124 et seq. 540 M. DWYER, Management buyouts, 106. 541 M. DWYER, Management buyouts, 106. 539 100 2. Controle op de managers als werknemers van de doelvennootschap 242. De relatie tussen de managers, in de hoedanigheid van werknemer, en de doelvennootschap wordt geregeld in de arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst vormt een belangrijk onderdeel van het investeringspakket en is het voorwerp van stevige onderhandelingen tussen het management en het private equity huis (door middel van zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur van Newco).542 De managers gaan echter best niet te ver in deze onderhandelingen. De voor hen zeer gunstige voorwaarden, kunnen hen later mogelijk nog zuur opbreken. Een manager die wordt ontslagen omwille van slechte prestaties zal dan bijvoorbeeld een hoge ontslagpremie krijgen, die een kost uitmaakt voor de doelvennootschap. Bijgevolg zal dit een invloed hebben op het rendement van de aandelen van de andere managers in Newco. Het is van belang dat de managers bij de onderhandelingen het evenwicht bewaren tussen hun positie van aandeelhouder in Newco en deze van werknemer van de doelvennootschap.543 243. Naar Belgisch recht dient te worden opgemerkt dat de leden van het dagelijks bestuur zijnde de managers - tewerkgesteld kunnen worden krachtens een arbeidsovereenkomst. Dit kan echter alleen op voorwaarde dat de persoon in kwestie het dagelijks bestuur waarneemt onder gezag.544 Hetzelfde geldt voor de leden van het directiecomité. Indien de raad van bestuur enkel toezicht kan uitoefenen op het directiecomité, zonder dat hij bevoegd is om zich te mengen in het dagelijks bestuur, zal er geen sprake zijn van gezag. Bijgevolg zal het directiecomité in dat geval niet tewerkgesteld kunnen worden krachtens een arbeidsovereenkomst.545 Veel hangt dus af van de feitelijke omstandigheden. 244. In wat volgt, zullen we nagaan hoe het private equity huis op een negatieve wijze incentives geeft aan de leden van het managementteam, teneinde hen te ‘motiveren’ om beter te presteren. In dit kader zullen we een vergelijking maken tussen de Angelsaksische en de Belgische praktijk. Eerst en vooral zal het private equity huis zich, via zijn vertegenwoordiging in de raad van bestuur, kunnen uitspreken over het ontslag van de managers. Zeker wanneer het een meerderheid heeft in de raad van bestuur, vormt dit een gewichtige overweging voor de managers. Indien het private equity huis van oordeel is dat een bepaalde manager niet naar behoren presteert, zal het immers kunnen overgaan tot het 542 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 340. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 203-204. 544 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Wolters Kluwer, 2008, 226227. 545 D. VAN GERVEN, “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, (22) 26. 543 101 ontslag van de desbetreffende manager. In sommige gevallen zal het private equity huis in de arbeidsovereenkomst bepalen welke omstandigheden een dringende reden tot ontslag kunnen uitmaken in hoofde van de managers (2.1). Daarnaast zal de arbeidsovereenkomst, net zoals de investment agreement, een aantal concurrentiebeperkende bepalingen bevatten in de restrictive covenants (2.2) Tot slot zullen de opstapclausules in de investment agreement ervoor zorgen dat de manier waarop een manager de vennootschap achter zich laat (als good of als bad leaver) een invloed heeft op de prijs die hij zal ontvangen voor zijn aandelen. De manager heeft er dus alle belang bij om de vennootschap niet te verlaten als bad leaver (2.3).. 2.1 Ontslag wegens dringende redenen 2.1.1 Angelsaksische praktijk 245. In de Angelsaksische praktijk bevatten de arbeidsovereenkomsten vaak een clausule volgens dewelke het private equity huis het recht heeft om de manager in bepaalde omstandigheden op staande voet te ontslaan. Dit betekent dat men geen opzeggingstermijn in acht zal moeten nemen.546 Die ‘bepaalde omstandigheden’ houden dan in dat de manager zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig vergrijp, dat nader gedefinieerd wordt in deze clausule.547 246. In de meeste gevallen zullen de gronden voor ontslag wegens dringende redenen (summary dismissal) overeenkomen met deze die van toepassing zijn buiten de private equity sector. Men denke hierbij aan fraude, contractbreuk van de arbeidsovereenkomst, ernstige misdragingen of nalatigheden bij het uitvoeren van de taken als manager, etc.548 Vaak wordt ook een clausule opgenomen die ontslag op staande voet mogelijk maakt wanneer een manager verantwoordelijk is voor een wezenlijke breuk van een warranty of van een bepaling in de investment agreement. Dergelijke bepaling heeft tot doel om de focus van het management te verscherpen betreffende de warranties en zijn verplichtingen in de investment agreement.549 De managers zullen zich doorgaans verzetten tegen dergelijke clausules. Gelet op het uitgebreide karakter van de investment agreement en de daarin vervatte warranties, zal een contractbreuk immers snel gebeurd zijn, met alle mogelijke gevolgen van dien.550 546 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 208-209. D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 342. 548 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 208-209. 549 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 342. 550 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 208-209. 547 102 2.1.2 Belgische praktijk 247. In de Wet op de Arbeidsovereenkomsten wordt voorzien in de mogelijkheid om een werknemer wegens dringende redenen te ontslaan. Een dringende reden kunnen we volgens de wet definiëren als: “een ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt”.551 Het betreft bijgevolg feiten die een ernstige en zwaarwichtige fout kunnen uitmaken in hoofde van de werknemer.552 De werkgever moet dan geen opzeggingstermijn in acht nemen.553 Ontslag wegens dringende redenen is evenwel slechts mogelijk wanneer alle voorwaarden strikt vervuld zijn.554 248. De vraag stelt zich nu of het - zoals in de Angelsaksische praktijk – mogelijk is om in de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement een clausule te voorzien, waarin men op voorhand reeds vastlegt welke tekortkomingen een dringende reden tot ontslag kunnen uitmaken. De wetgeving op het arbeidsreglement bepaalt hieromtrent dat het arbeidsreglement een omschrijving of een opsomming dient te geven van de dringende redenen die de verbreking van de arbeidsovereenkomst zonder opzegging rechtvaardigen.555 Daarnaast kan ook de arbeidsovereenkomst zelf bepalen welke tekortkomingen als dringende reden beschouwd zullen worden.556 Dit alles doet echter geen afbreuk aan het soevereine oordeel van de rechter die zich ten gronde over de ernst van de dringende reden moet uitspreken. Bij deze beoordeling zal hij niet gebonden zijn door de conventionele aanduiding van welke gevallen een dringende reden kunnen uitmaken.557 Evenwel zal de rechter zich in bepaalde gevallen wel laten leiden door deze overeengekomen dringende redenen.558 Het feit dat ze zijn 551 Art. 35, tweede lid Arbeidsovereenkomstenwet W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Wolters Kluwer, 2008, 348349. 553 Art. 35, eerste lid Arbeidsovereenkomstenwet. 554 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Wolters Kluwer, 2008, 348349. 555 Art. 6, §1, 4°, b) Wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, BS 5 mei 1965. 556 H. BUYSSENS, “Ontslag om dringende redenen” in W. RAUWS en M. RIGAUX (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht: Actualia van het ontslagrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, (181) 202-203. 557 H. BUYSSENS, “Ontslag om dringende redenen” in W. RAUWS en M. RIGAUX (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht: Actualia van het ontslagrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, (181) 202-203. 558 A. VANDERSCHRAEGHE, Ontslag om dringende reden: van procedure tot praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, 27-29. 552 103 opgenomen in de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement, bewijst immers het belang dat de partijen aan deze aangehaalde verplichtingen hechten.559 249. In principe is het bijgevolg mogelijk om een clausule in te lassen in de arbeidsovereenkomst, die bepaalt dat de manager wegens dringende redenen kan worden ontslagen, indien hij een warranty of een bepaling in de aandeelhoudersovereenkomst kennelijk heeft verbroken. Zo de rechter in een concreet geval oordeelt dat dergelijke omstandigheden geen dringende reden tot ontslag uitmaken, zal het ontslag toch onmiddellijk en definitief uitwerking hebben. De doelvennootschap zal de manager evenwel een schadevergoeding verschuldigd zijn wegens onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.560 2.2 Restrictive covenants 2.2.1 Angelsaksische praktijk 250. Zoals we hoger reeds besproken hebben561, bevatten de arbeidsovereenkomsten van de managers, net zoals de investment agreement, restrictieve bepalingen aangaande de concurrentie vanwege de managers. De reden waarom de restrictieve bepalingen in beide soorten overeenkomsten vaak dezelfde of een gelijkende inhoud hebben, werd eveneens overlopen in de desbetreffende passage. De managers verbinden zich hier echter niet ten opzichte van het private equity huis, maar ten opzichte van hun werkgever, zijnde de doelvennootschap. 251. . De restrictieve bepalingen in de arbeidsovereenkomst verbieden de leden van het managementteam om de doelvennootschap te beconcurreren, zowel gedurende hun tewerkstelling als na het verbreken van de arbeidsovereenkomst. De managers zullen bijvoorbeeld geen belang mogen hebben in een concurrerende onderneming, noch mogen zij er tewerkgesteld worden. Daarnaast wordt hen verboden om de klanten of de werknemers, evenals de leveranciers van de doelvennootschap aan te spreken en vervolgens weg te kapen.562 De bepalingen bevatten dus, net zoals in de investment agreement563, zowel nietconcurrentiebedingen, als niet-wervingsbedingen. 559 H. BUYSSENS, “Ontslag om dringende redenen” in W. RAUWS en M. RIGAUX (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht: Actualia van het ontslagrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, (181) 202-203. 560 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Wolters Kluwer, 2008, 355. 561 Supra randnr.235. 562 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210. 563 Supra randnr. 236. 104 252. De beperkende bepalingen in de arbeidsovereenkomst zullen vaak op een andere manier beoordeeld worden door de rechtbanken, dan deze in de investment agreement. De bepalingen zullen immers rekening moeten houden met de doctrine van de ‘restraint of trade’.564 Daarom zullen zij slechts afdwingbaar zijn wanneer ze redelijk en in het legitieme belang van de werkgever opgesteld zijn. Dit betekent dat zij beperkt moeten zijn qua draagwijdte en duur.565 De geografische zone waarin het beding uitwerking zal hebben, wordt bepaald door de aard van het belang dat beschermd wordt. Zo zal een grotere radius toegestaan zijn, wanneer het gaat om de bescherming van confidentiële informatie, dan wanneer het gaat om bescherming van de goodwill van de onderneming. Wat de duur betreft, wordt een periode van langer dan 12 maanden doorgaans niet aanvaard. Uiteraard dient men steeds te kijken naar de aard van het bedrijf waarin de manager werkzaam is. Zo zal in de sector van technologie en innovatie een kortere periode aan de orde zijn, daar informatie in deze business snel verouderd is.566 Indien de clausule niet beperkt is qua draagwijdte of duur, is het mogelijk dat deze niet afdwingbaar zal zijn. De rechter zal in sommige gevallen bereid zijn om onredelijke stukken uit de clausule weg te laten, maar hij zal doorgaans niet overgaan tot de aanpassing van deze onredelijke passages. Wanneer bijvoorbeeld de duur van het beding onredelijk lang is, zal de rechter geen kortere periode opleggen, maar zal hij oordelen dat het beding niet afdwingbaar is.567 253. We kunnen besluiten dat de restrictieve bepalingen in de arbeidsovereenkomst beperkter zijn dan deze in de investment agreement. Hoewel hun inhoud en hun definitie van concurrentie gelijkend zullen zijn, zal het concurrentieverbod in arbeidsovereenkomsten vaak van kortere duur zijn.568 2.2.2 Belgische praktijk 254. De Wet op de Arbeidsovereenkomsten voorziet in art. 65 j° art. 86, §1 de mogelijkheid om een concurrentiebeding in te lassen in de arbeidsovereenkomst. Op basis van de contractsvrijheid zijn de partijen vrij om te bepalen hoe zij dit concurrentiebeding invullen. Evenwel dienen zij hierbij steeds rekening te houden met de vrijheid van arbeid. Dit principe 564 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 340-347. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210. 566 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 340-347 567 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 340-347 ; G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210. 568 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 210. 565 105 zal hun contractsvrijheid beperken, wanneer het ernstig bedreigd wordt. De partijen zullen slechts van de vrijheid van arbeid kunnen afwijken, in zoverre de wet dat toelaat.569 255. Het beding moet voldoen aan de in de wet bepaalde bestaans- en geldigheidsvoorwaarden.570 De bestaansvoorwaarden bepalen dat het om een beding moet gaan waarin het de werknemer verboden wordt om na zijn vertrek uit de onderneming soortgelijke activiteiten uit te oefenen die de onderneming kunnen benadelen, door de kennis, die eigen is aan de onderneming en die hij heeft verworven op industrieel of handelsgebied, aan te wenden.571 Dit beding moet op schrift staan, ten laatste op het ogenblik van de verbreking van de arbeidsovereenkomst.572 In dit document dient men dan de modaliteiten te bepalen waaronder het beding in concreto uitwerking zal hebben.573 Er zijn een aantal geldigheidsvoorwaarden waaraan een niet-concurrentiebedingbeding moet voldoen. Ten eerste dient het jaarloon van de werknemer in kwestie op het einde van de overeenkomst bepaalde grenzen te overschrijden.574 Doorgaans zal deze voorwaarde bij een manager vervuld zijn. Ten tweede moet het beding op een aantal domeinen beperkt worden: (1) het moet gaan om soortgelijke activiteiten575, (2) het moet geografisch beperkt zijn tot de plaats waar de werknemer de werkgever concurrentie kan aandoen en in ieder geval tot aan de grenzen van het Belgisch grondgebied576 en (3) het mag niet langer lopen dan 12 maanden na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.577 Tot slot bepaalt de laatste voorwaarde dat het beding dient te voorzien in de betaling van een forfaitaire compensatoire vergoeding door de 569 A. VAN BEVER, “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving; op de grens van civiel recht en arbeidsrecht” in F. HENDRICKX en D. SIMOENS (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, (3) 67. 570 A. VAN BEVER, “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving; op de grens van civiel recht en arbeidsrecht” in F. HENDRICKX en D. SIMOENS (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, (3) 816. 571 Art. 65, §1 j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. 572 Arbrb. Brussel, 3 september 1990, JTT 1991, 13-15 ; A. VAN BEVER, “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving; op de grens van civiel recht en arbeidsrecht” in F. HENDRICKX en D. SIMOENS (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, (3) 9. 573 P. MAERTEN en O. WOUTERS, “Concurrentiebeding: overzicht rechtspraak 2000-2004”, TSR 2004, (255) 260-261. 574 Art. 65, §2, eerste, tweede en vierde lid j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. 575 Art. 65, §2, vijfde lid, 1° j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. 576 Art. 65, §2, vijfde lid, 2° j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. 577 Art. 65, §2, vijfde lid, 3° j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. 106 werkgever.578 Deze vergoeding wordt gezien als een compensatie voor de verbintenis van de werknemer om de vennootschap niet te beconcurreren.579 De schending van deze geldigheidsvoorwaarden wordt met relatieve nietigheid gesanctioneerd. De werknemer kan zich op deze nietigheid beroepen, maar is hiertoe niet verplicht. Hij beschikt over een keuzerecht. Indien hij ervoor kiest om de nietigheid in te roepen, zal hij zijn vrijheid van arbeid volledig terugkrijgen. Zo hij daarentegen verzaakt aan de nietigheid, zal het beding ten volle uitwerking hebben en zal hij bijgevolg gebonden zijn. Dit betekent dat hij zich zal moeten houden aan de beperkingen, maar ook dat hij recht zal hebben op de compensatoire vergoeding, uiteraard indien de werkgever niet afziet van de toepassing van het beding.580 256. Concurrentiebedingen zijn naar Belgisch recht strenger gereguleerd dan in de Angelsaksische praktijk. Het concurrentiebeding zal ook beperkt moeten zijn qua draagwijdte en duur, maar in België zijn deze voorwaarden veel strikter geregeld. Naar Belgisch recht zijn de bedingen in de arbeidsovereenkomst, net zoals in de Angelsaksische praktijk, beperkter dan deze in de aandeelhoudersovereenkomst. 2.3 Interactie tussen de tewerkstelling en de opstapclausules 257. Zoals reeds eerder besproken, zal er doorgaans een regeling worden getroffen aangaande de aandelen ingeval een manager de vennootschap verlaat. Het is gebruikelijk dat de manager zijn aandelen zal moeten verkopen en dat de prijs die hij daarvoor krijgt, bepaald zal worden aan de hand van het feit of hij een good of bad leaver is.581 De reden voor dergelijke regeling is dat de aandelen aan de managers worden toegekend om hen te motiveren. Wanneer ze vertrekken, zullen ze geen motivatie meer nodig hebben en zullen ze bijgevolg hun aandelen van de hand moeten doen. Vervolgens kunnen de aandelen ter beschikking worden gesteld van de vervangende manager of de rest van het management.582 578 Art. 65, §2, vijfde lid, 4° j° art. 86 Arbeidsovereenkomstenwet. A. VAN BEVER, “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving; op de grens van civiel recht en arbeidsrecht” in F. HENDRICKX en D. SIMOENS (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, (3) 11. 580 A. VAN BEVER, “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving; op de grens van civiel recht en arbeidsrecht” in F. HENDRICKX en D. SIMOENS (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, (3) 11-12 ; P. MAERTEN en O. WOUTERS, “Concurrentiebeding: overzicht rechtspraak 2000-2004”, TSR 2004, (255) 260-261. 581 Supra randnr. 124 et seq. 582 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 212-213. 579 107 258. De reden waarom een manager ontslag neemt of de manier waarop hij ontslagen wordt, kan soms mee bepalen of hij een good of bad leaver is. Indien een manager vrijwillig ontslag neemt, zal hij in principe een bad leaver zijn, tenzij een voortijdig ontslag om bepaalde redenen was voorzien in de arbeidsovereenkomst. In het geval de manager ontslagen wordt, zal de situatie gecompliceerder zijn.583 Het komt voor dat een manager op oneerlijke wijze ontslagen wordt. Dit kan zowel betrekking hebben op de procedure als op de redenen voor het ontslag. In het geval de werkgever een bepaalde manager wil ontslaan, zal hij niet altijd de te volgen procedure naleven. Deze houdt immers in dat hij de manager een opzegtermijn moet geven. Vaak zal dit niet wenselijk zijn, aangezien de samenwerking niet meer naar behoren verloopt. Daarom zal de werkgever in dit geval graag een vergoeding betalen aan de manager voor het oneerlijke ontslag, aangezien hij dan niet meer met de manager zal moeten samenwerken. Hij moet hierbij echter opletten dat het feit dat de manager op oneerlijke wijze werd ontslagen niet tot gevolg heeft dat hij een good leaver is. Dit zou immers financiële implicaties kunnen hebben, waar hij niet op gerekend heeft. De prijs die de manager in dat geval zal ontvangen, zal dan immers overeenkomen met de marktwaarde van de aandelen op dat moment. Het is bijgevolg van belang dat het private equity huis bedingt dat oneerlijkheid in de procedure voor het ontslag niet tot gevolg heeft dat de manager een good leaver is.584 Het onrechtmatig ontslag van een manager (zijnde wanneer de werkgever geen opzegtermijn noch een ontslagvergoeding heeft gegeven) zal doorgaans niet impliceren dat hij een good leaver is. Het zal er eerder toe leiden dat de manager een schadeclaim kan instellen tegen de doelvennootschap. Dit gezegd zijnde, is het evenwel niet ongewoon dat men overeenkomt dat een onrechtmatig ontslagen manager een good leaver zou zijn.585 Indien een manager ontslagen wordt om dringende redenen, zal dit bijna altijd impliceren dat die manager een bad leaver is. Doorgaans zullen managers zich niet verzetten tegen de koppeling van ontslag om dringende redenen aan een bad leaver status.586 Het vrijwillig ontslag van een manager houdt in principe in dat de manager een bad leaver is. Indien de manager echter ontslag neemt wegens dringende redenen, zijnde een misdraging van de werkgever, zou dit kunnen leiden tot een good leaver status. Het is alleszins aan te 583 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 212-213. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 213-214. 585 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 214. 586 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 214-216. 584 108 raden aan het management om te bedingen dat wanneer zij ontslag nemen wegens dringende redenen, dit van hen een good leaver maakt.587 Omwille van de koppeling van de opstapclausules aan de wijze van beëindiging van tewerkstelling, hebben de managers er alle belang bij om de vennootschap niet te verlaten op een wijze die hen een bad leaver status bezorgt. In dat geval zullen zij immers een lagere prijs ontvangen voor hun aandelen. De koppeling vormt bijgevolg een drijfveer voor de managers om zich in te zetten en goed te presteren, teneinde een minderwaarde op hun aandelen te vermijden. §2. Verklaringen 1. Algemeen 259. Verklaringen (warranties) hebben tot doel om op een formele wijze de situatie te beschrijven, waarin een onderneming zich bevindt op het ogenblik van de verkoop. De verklaring kan zowel de juridische, de patrimoniale, de financiële, de economische als de operationele toestand van het bedrijf betreffen.588 Men dient een onderscheid te maken tussen de verklaringen die de verkoper geeft in het kader van een koop-verkoopovereenkomst en deze die de leden van het managementteam geven in de investment agreement in het kader van een buy-out. 260. Over het algemeen zien de verklaringen, die de managers geven in de investment agreement, er hetzelfde uit als deze die gegeven worden in het kader van de koopverkoopovereenkomst. De functie van beide soorten verklaringen is echter niet dezelfde.589 Er zijn grote verschillen in afdwingbaarheid, aansprakelijkheid en wat betreft de commerciële overwegingen.590 De verklaringen die de verkoper van de doelvennootschap geeft aan Newco, zijn bedoeld als prijsaanpassingsmechanisme, ingeval er een kennelijke schending is van een bepaalde verklaring.591 De verklaringen van het management, bevat in de investment agreement, hebben een meer beperkte waarde. Het private equity huis zal zelden het managementteam voor de rechter dagen. Enkel wanneer er sprake is van fraude of wanneer 587 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 216-217. D. LECLERCQ, Les conventions de cession d’actions: Analyse juridique et conseils pratiques de rédaction, Brussel, Larcier, 2009, 153. 589 M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 590 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 199. 591 M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 588 109 het huis een precedent wil creëren voor andere managementteams zal het werkelijk tot een rechtszaak komen.592 2. Verklaringen in de investment agreement 2.1 Algemeen 261. De facto zal het private equity huis steeds eisen dat het management een aantal verklaringen geeft in de investment agreement.593 In dit kader kunnen de onderhandelingen met het management soms stroef verlopen. De managers halen immers zelf geen voordeel uit het geven van deze verklaringen. Daarnaast zijn zij vaak niet in staat om een mogelijke claim, die voortvloeit uit de verklaringen, financieel tegemoet te komen. Toch zal het private equity huis erop staan deze verklaringen te bekomen, teneinde de managers erop attent te maken dat zij bepaalde zaken aan hem openbaar moeten maken.594 2.1.1 Inhoud 262. Sommige verklaringen zullen betrekking hebben op het persoonlijk verleden van de managers. Voor het private equity huis is het bijvoorbeeld belangrijk dat een manager een deugdelijk ondernemersverleden heeft en dat hij door zijn investering in Newco en tewerkstelling in de doelvennootschap geen niet-concurrentiebeding met zijn vorige werkgever verbreekt. Vaak laat men de managers een vragenlijst invullen, de ‘manager’s declaration’. In de investment agreement geven de managers dan een korte verklaring over de juistheid en volledigheid van de ingevulde vragenlijst.595 De vragenlijst zal peilen naar informatie in verband met criminele veroordelingen, faillissement, ontslag van een managementpositie, etc. Vaak vraagt men ook naar het persoonlijk vermogen van de manager, teneinde te beoordelen of hij over de nodige middelen beschikt om samen met het private equity huis te investeren in de doelvennootschap en of hij tegemoet zal kunnen komen aan mogelijke claims, voortvloeiend uit de verklaringen.596 Daarnaast zullen de verklaringen ook betrekking hebben op de voorbereiding en de betrouwbaarheid van het businessplan. Bovendien moeten de managers vaak ook een back-to592 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 199. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. 594 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 200. 595 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. 596 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 190-195. 593 110 back verklaring geven. Dit betekent dat zij garanderen dat ze niet op de hoogte zijn van enige situatie die aanleiding zou kunnen geven tot een claim op basis van de verklaringen die gegeven werden in de koop-verkoopovereenkomst.597 2.1.2 Functie 263. Verklaringen hebben in principe twee functies: het risico verdelen tussen het private equity huis en het management en openbaarmakingen uitlokken.598 De verklaringen in de investment agreement moeten er voornamelijk voor zorgen dat het management zo goed als mogelijk al de relevante feiten en cijfers bekend maakt aan het private equity huis. Bovendien moeten zij het management aanzetten om een realistisch beeld te geven van hoe de doelvennootschap in de toekomst zal evolueren.599 264. Hoewel de verklaringen ook een contractuele verdeling van het risico in het leven zullen roepen, zal dit in de praktijk doorgaans tot een zeer beperkt herstel leiden. Het private equity huis zal zelden overgaan tot de dagvaarding van het management.600 Dit heeft meerdere redenen. Vooreerst beschikken de managers doorgaans over te weinig middelen om tegemoet te komen aan een dergelijke warranty claim. Daarnaast zal het private equity huis een managementteam uitzoeken dat de kneepjes van het vak kent. Eens het een geschikt team gevonden heeft, wordt het verondersteld dit team te steunen. Doet het dit niet, dan zal het in de toekomst moeilijkheden ondervinden om andere managementteams te vinden.601 Tot slot moet het private equity huis ook voor ogen houden dat de managers nog steeds van belang kunnen zijn voor de doelvennootschap. Het instellen van een claim tegen een belangrijke manager kan een ongunstige invloed hebben op de evolutie van de investering.602 Bijgevolg zal het private equity huis meestal niet terugvallen op de verklaringen in de investment agreement om herstel te bekomen, ingeval er iets fout loopt met de investering. Men zal eerst kijken welke andere mogelijkheden tot herstel er zijn. Indien nodig zal men bijvoorbeeld een manager vervangen of zal men een beroep doen op de verklaringen in de koop-verkoopovereenkomst. Dit betekent echter niet dat de verklaringen in de investment 597 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 122-124. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. 599 M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 600 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. 601 M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 602 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. 598 111 agreement verwaarloosbaar zijn. Ze vormen immers een belangrijke motivatie voor het management om de informatie, waarover zij beschikken, openbaar te maken.603 2.2 Beperkingen 265. Aan de basis van deze verklaringen ligt een wederzijds vertrouwen tussen het private equity huis en het management van de doelvennootschap. Het management stelt zich kwetsbaar op door een hele reeks verklaringen te geven. Daar tegenover staat dat het private equity huis moet aanvaarden dat het management niet onbeperkt aansprakelijk kan zijn voor de breuk van deze verklaringen, ingeval zij op correcte wijze de informatie openbaar gemaakt hebben. Het huis zal een redelijke beperking van hun aansprakelijkheid moeten aanvaarden.604 2.2.1 Beperking in de tijd 266. In principe zal de periode waarbinnen een claim kan ingesteld worden op basis van de investment agreement 12 tot 18 maanden bedragen.605 2.2.2 Financiële beperking 267. Aangezien de managers vaak niet over voldoende middelen beschikken om aan een claim te voldoen, wordt doorgaans een financiële beperking van hun aansprakelijkheid overeengekomen. De limiet moet voldoende hoog liggen, zodat de managers hun uiterste best zullen doen om alle belangrijke informatie, waarover zij beschikken, openbaar te maken aan het private equity huis. Langs de andere kant mag deze limiet niet zo hoog liggen, dat een claim ervoor kan zorgen dat de leden van het managementteam failliet gaan.606 Vaak wordt deze limiet bepaald op een veelvoud van het salaris van de desbetreffende manager (gewoonlijk varieert dit van één tot drie keer het jaarsalaris). Een andere mogelijkheid is dat de limiet wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarvoor de managers hebben ingeschreven op aandelen (of een veelvoud hiervan).607 2.2.3 Hoofdelijke aansprakelijkheid 268. Het private equity huis zal doorgaans eisen dat het management hoofdelijk aansprakelijk zal zijn voor de breuk van de business verklaringen (niet de persoonlijke verklaringen). Op 603 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 120-122. M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 605 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 124-128. 606 M. DWYER, Management buyouts, 102-105. 607 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 124-128; D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 205-206. 604 112 die manier zal het herstel kunnen vorderen van eender wie van de managers, wanneer het kan aantonen dat één van de managers weet had van het voorwerp van de claim. Zo wordt het risico, dat een manager onvindbaar of insolvent is, van het private equity huis naar de andere managers verschoven.608 De hierboven besproken financiële limieten zijn echter persoonlijk. Elke manager kan dus slechts aangesproken worden ten beloop van zijn eigen limiet. Men zal bijgevolg nooit verwachten dat een individuele manager aansprakelijk is voor het gehele bedrag. Zelfs niet, gelet op zijn recht om de delen van de andere managers terug te vorderen.609 2.3 Disclosure 269. Verklaringen en openbaarmakingen (disclosures) staan in nauw verband met elkaar. Teneinde aansprakelijkheid op basis van een breuk van een verklaring te vermijden, is het belangrijk dat de managers alle belangrijke informatie waarover zij beschikken, meedelen aan het private equity huis. Deze bekendmaking van informatie gebeurt in de vorm van een disclosure letter. Dit is een zeer belangrijk document in het investeringsproces. Gewoonlijk is het opgedeeld in twee delen: de algemene openbaarmakingen en de specifieke bekendmakingen. Aan de disclosure letter wordt dan een bundel gehecht, die de kopieën van de bekendgemaakte documenten bevat, de ‘disclosure bundle’.610 270. De managers zullen proberen om zo veel mogelijk informatie in te sluiten in de disclosure letter. Dit zullen zij doen via algemene openbaarmakingen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar alle publieke informatie over het bedrijf of alle informatie beschikbaar in het vennootschapsregister ter griffie, etc. Dit impliceert dat het private equity huis wordt verondersteld om van al deze info kennis te hebben genomen. Tenzij het effectief al deze documenten heeft onderzocht, zal het doorgaans geen zulke algemene openbaarmakingen accepteren.611 271. Zowel voor het private equity huis als voor de managers, is het belangrijk dat de openbaarmakingen volledig zijn. Op die manier kan het private equity huis, ten tijde van de openbaarmaking, andere voorwaarden onderhandelen met het management. Dit is beter dan te riskeren om in een later stadium het management te moeten aanspreken aangaande een breuk van een verklaring. Voor het management zal een volledige openbaarmaking het risico op 608 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 205-206. G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, 124-128. 610 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice,, 215-222. 611 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 215-222. 609 113 breuk van verklaringen verkleinen. Als de openbaarmaking niet voldoende precies gebeurt, is het mogelijk dat de rechter later oordeelt dat de openbaarmaking niet volstaat om een claim uit te sluiten.612 612 D. J. COOKE, Private Equity: Law and Practice, 215-222. 114 AFDELING 3 MOTIVATIE BIJ UNDERPERFORMANCE §1. Algemeen 272. Het management incentive plan klinkt vaak veelbelovend en kan het management een hoog rendement opleveren bij de exit. Men moet echter rekening houden met het feit dat de doelvennootschap niet per se op succesvolle wijze zal evolueren. Vroeger werd het management doorgaans als schuldige aangewezen, wanneer de doelvennootschap niet naar behoren presteerde en de gehoopte exit niet werd bereikt. Het private equity huis ging in die gevallen normalerwijze dan ook niet over tot de aanpassing van het management incentive plan. De tijden zijn echter veranderd. Ook voor vele private equity huizen is er geen ontkomen aan de gevolgen van de economische crisis. Dit heeft ertoe geleid dat velen onder hen hun verwachtingen betreffende het vooropgestelde rendement moeten verlagen. De economische crisis betekent voor de private equity sector immers lagere exitprijzen en langere investeringsperiodes.613 273. Dergelijke ontwikkelingen zijn niet zonder gevolg voor de managers, die hun verdiensten onder het management incentive plan aanzienlijk zullen zien slinken. Ingeval zij bijvoorbeeld geïnvesteerd hebben in gewone aandelen, komen zij laatst in de rij bij de verdeling van de winst bij exit. Het management incentive plan bepaalt vanaf welke exitwaarde zij meedelen in die winst. Indien de economische crisis het onmogelijk maakt om die bepaalde exitwaarde te halen, zullen de managers geen winst maken. Het management incentive plan zal in dat geval niet meer in staat zijn om de managers te motiveren en hen in de vennootschap te houden. Op zo’n moment kan het private equity huis ervoor opteren om het management incentive plan bij te stellen. Zo creëert men opnieuw winstverwachtingen voor het management, teneinde hun motivatie te herstellen.614 613 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 614 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf, 17. 115 §2. Gebruikte technieken 274. Het private equity huis beschikt over verschillende mogelijkheden om het management incentive plan te resetten, waarbij men meestal zal overgaan tot de herstructurering van het eigen vermogen van Newco.615 Het huis kan afzien van de aandeelhouderslening, de aandeelhouderslening omzetten in aandelenkapitaal, aandelenopties toekennen aan het management, nieuwe ratchets creëren, nieuwe categorieën van aandelen creëren, de rangschikking bij de verdeling van de winst wijzigen zodat de aandelen van het management vóór de aandeelhouderslening ranken, etc.616 275. Welke techniek men het best gebruikt, wordt bepaald aan de hand van het land waar Newco gevestigd is, omwille van de belastingimplicaties. In wat volgt, bespreken we kort een aantal technieken. 1. Herstructurering van de ‘loan stock’ 276. Men kan het management incentive plan opnieuw aantrekkelijk maken door wijzigingen door te voeren met betrekking tot de preferente aandelen en de aandeelhouderslening van het private equity huis. Men zou bijvoorbeeld de coupons op de preferente aandelen kunnen reduceren of men zou afstand kunnen doen van (een deel van) de aandeelhouderslening. Een andere mogelijkheid bestaat erin om de aandeelhouderslening om te zetten in aandelenkapitaal. Indien een kleiner deel van de exitwaarde naar de aandeelhouderslening en de preferente aandelen vloeit, zal mogelijk een additionele waarde aan de sweet equity van het management toekomen.617 2. Herstructurering van de schuldfinanciering 277. Soms zal men de banken, die de senior schuldfinanciering verschaffen, proberen overtuigen om een deel van hun bestaande leningen om te zetten in aandelenkapitaal. In het 615 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 616 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf, 17. 617 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf ,17. 116 Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld hebben dergelijke ‘debt for equity swaps’ zich al voorgedaan in de nasleep van de bankencrisis van 2008.618 Mogelijks zullen de banken hiermee instemmen om te vermijden dat de getalenteerde leden van het managementteam de doelvennootschap verlaten. De voorwaarden van de leningen worden in dat geval aangepast op een manier waartoe banken normalerwijze nooit zouden instemmen.619 3. Aanpassing van de prestatiegerichte doelstellingen 278. Vaak zal de definitieve toekenning van aandelenkapitaal in het kader van het management incentive plan gebaseerd zijn op het bereiken van prestatiegerichte doelstellingen. Men kan de toekenning bijvoorbeeld linken aan een bepaalde EBITDA of IRR. Het private equity huis kan het management opnieuw motiveren door die doelstellingen te verlagen, indien het gelooft dat het rendement van de doelvennootschap in de toekomst opnieuw zal stijgen tot een aantrekkelijke hoogte, maar de investeringsperiode langer zal zijn.620 4. Toekenning van nieuw aandelenkapitaal aan het management 279. Het private equity huis zou ook kunnen overwegen om nieuwe aandelen toe te kennen aan de managers. Het nadeel van deze techniek is dat het een verwatering van de aandelenparticipatie van het private equity huis met zich meebrengt.621 5. Prijswijziging van bestaande opties 280. Indien er reeds opties toegekend zijn, die nog uitgeoefend moeten worden, zal men de uitoefenprijs van die opties kunnen wijzigen. Men zal de prijs dan resetten naar de fair market 618 G. YATES en M. HINCHLIFFE, A practical guide, supra noot 6, 203-204. S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 620 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 621 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 619 117 value van de onderliggende aandelen. Eventueel kan men hierbij het aantal uitstaande opties verminderen ter compensatie van de prijsvermindering.622 281. Rekening houdend met belastingimplicaties is dit naar Belgisch recht geen efficiënte techniek. Zoals we reeds besproken hebben, worden opties belast op het ogenblik van hun toekenning. Evenwel wordt elke wijziging van de voorwaarden van de opties na het aanbod gezien als een nieuwe toekenning van opties.. Deze nieuwe toekenning zal dus ook belastbaar zijn, waarbij het belastbaar bedrag niet verminderd mag worden met de waarde van de ‘oude’ aandelenopties.623 Dergelijke prijswijziging zal in hoofde van een Belgische manager bijgevolg tot een dubbele belasting van dezelfde optie leiden. 6. Toekenning van nieuwe opties 282. Het private equity huis kan ook beslissen om nieuwe opties toe te kennen aan het management, teneinde een additionele waarde te creëren voor de sweet equity. Dit is naar Belgisch recht de meest interessante techniek om de verplaatsing van de waarde van het private equity huis naar het management te structureren, omwille van de voordelige regeling betreffende de taxatie van aandelenopties624.625 7. De introductie van een cash plan 283. Deze techniek is een buitenbeentje, aangezien hij geen betrekking heeft op het creëren van een additionele waarde voor de participatie van het management. Dergelijke cash plannen kunnen zeer doeltreffend zijn ingeval de doelvennootschap moeite heeft met de aflossing van haar schuldfinanciering. De uitbetaling van het geld dient immers niet onmiddellijk plaats te hebben, maar kan uitgesteld worden tot op het ogenblik waarop de doelvennootschap opnieuw een financieel evenwicht heeft gevonden.626 622 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 623 B. ENGELEN, “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012/12, 11. 624 Supra randnr. 148 et. seq. 625 PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equitybelgium-pwc-09.pdf, 17. 626 S. RIMMER en A. SANANDRES, “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, http://www.pwc.com/en_US/us/hr-management/assets/pwc-how-us-private-equatycompansates-management.pdf, 5-6. 118 §3. Conclusie 284. Slechte prestaties van de doelvennootschap kunnen ertoe leiden dat het management incentive plan niet meer in staat is om de managers te motiveren, omwille van de lage of onbestaande winsten onder dit plan. Indien de slechte prestaties te wijten zijn aan het management zelf, zal het private equity huis niet ingrijpen. In tijden van economische laagconjunctuur zal het management doorgaans geen schuld treffen en zal het private equity huis hen een bijkomende motivatie en een reden om te blijven, willen verschaffen. Dit gebeurt doorgaans via een aanpassing van het management incentive plan, waarbij men een additionele waarde laat overvloeien naar de sweet equity van het management. 119 CONCLUSIE 285. De analyse van de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap leert ons dat deze zich manifesteert op drie verschillende niveaus. Ten eerste wordt de relatie geregeld in de investment agreement. Dit is de aandeelhoudersovereenkomst tussen de aandeelhouders van Newco, zijnde het private equity huis en de leden van het managementteam. In deze overeenkomst treden de partijen rechtstreeks in relatie met elkaar. Ten tweede zullen ook de statuten van Newco een aantal aspecten van de relatie vastleggen. Deze worden door de oprichters opgesteld bij de oprichting van Newco, waarbij de oprichters doorgaans het private equity huis en de leden van het managementteam zullen zijn Die statuten moeten dan nageleefd worden door de vennootschap zelf en de aandeelhouders, zijnde eveneens het private equity huis en het management. Via de statuten wordt de relatie bijgevolg op onrechtstreekse wijze geregeld, met Newco als tussenschakel. Tot slot zal ook de arbeidsovereenkomst tussen het management en de doelvennootschap bepalend zijn voor bepaalde elementen van de relatie. De voorwaarden in de arbeidsovereenkomst worden overeengekomen tussen de raad van bestuur en het management. Bovendien zal de raad van bestuur bevoegd zijn om de leden van het managementteam te ontslaan. Aangezien het private equity huis één of meerdere vertegenwoordigers zal hebben in de raad van bestuur, zal het mee deze voorwaarden kunnen bepalen en mee kunnen beslissen om een specifieke manager de deur te wijzen. In de gevallen waarin het huis een meerderheid heeft in de raad van bestuur, zal het zelfs autonoom de arbeidsvoorwaarden in de arbeidsovereenkomst kunnen bepalen en tot ontslag beslissen. Net zoals de statuten, regelt de arbeidsovereenkomst op onrechtstreekse wijze de relatie, in dit geval met de doelvennootschap als tussenpersoon. 286. De verschillende aspecten binnen de relatie tussen de private equity investeerder en het management kunnen opgedeeld worden in positieve en negatieve incentives vanwege de investeerder, teneinde het management te motiveren om het beste van zichzelf te geven gedurende de looptijd van de buy-out. 287. De positieve incentives kunnen we opdelen in twee categorieën. Eerst en vooral zal de private equity investeerder de managers proberen motiveren aan de hand van het loonpakket, dat overeengekomen wordt in hun arbeidsovereenkomst met de doelvennootschap. Dit 120 loonpakket zal echter niet gelijken op dat van een manager buiten de private equity sector. De investeerder zal immers trachten om de werknemersmentaliteit van de managers om te zetten in een aandeelhoudersmentaliteit. Wat doorgaans tot gevolg heeft, dat men de nadruk legt op de participatie van de leden van het managementteam in het kapitaal van Newco. De managers zullen het bijgevolg moeten stellen met een lager loon en geen of minder vrijgevige bonusschema’s. 288. Onder de tweede categorie van positieve incentives valt het management incentive plan. Dit is een van de belangrijkste bouwstenen van een buy-out. Het bevat de incentivemechanismen die gebaseerd zijn op de participatie van het management in het kapitaal van Newco. Ten eerste zal het private equity huis de leden van het managementteam bij de deal willen betrekken door hen mee te laten investeren in Newco. De managers worden dan aandeelhouder, wat tot gevolg heeft dat de prestaties van de doelvennootschap (als dochtervennootschap van Newco) invloed zullen hebben op de waarde van hun aandelen. Zo worden belangen van het private equity huis en van het management gealigneerd. Vaak wordt aan de managers de mogelijkheid geboden om aan gunstigere voorwaarden te investeren dan het private equity huis zelf. Ze krijgen met andere woorden een korting op de aankoopprijs van de aandelen. Dit is een extra drijfveer om te participeren in het kapitaal van Newco. In ruil daarvoor zullen die aandelen doorgaans beperkt zijn wat betreft de rechten die eraan vasthangen. Deze beperkingen kunnen zeer divers zijn van aard. Zo opteren sommige private equity huizen ervoor om de managers te laten investeren in effecten zonder stemrecht, zoals preferente aandelen, winstbewijzen of aandelencertificaten. Op die manier neemt het management deel in de winst (en uiteraard het verlies) van de doelvennootschap, zonder dat de zeggenschap van het private equity huis wordt aangetast. Een andere mogelijkheid bestaat erin om de dividendrechten van het management (of eventueel van het private equity huis) te beperken. Steevast legt men daarenboven de overdraagbaarheid van de managementaandelen aan banden. De statuten of de investment agreement bevatten doorgaans een lock-up clausule, die de managers gedurende de looptijd van de buy-out aan Newco bindt. Ook tag along en drag along clausules zijn geliefd bij private equity huizen. Ze worden gebruikt om de exit te vergemakkelijken, door ofwel de managers het recht te geven, ofwel hen te verplichten om hun aandelen mee met het private equity huis te verkopen. Ten slotte verdienen ook de opstapclausules nog een vermelding. Deze treden in werking wanneer een manager de 121 doelvennootschap verlaat. De manager in kwestie wordt in dat geval verplicht om zijn aandelen in Newco te verkopen. De manier waarop hij de doelvennootschap verlaat, bepaalt of hij een good of bad leaver is. Een bad leaver zal een lagere prijs krijgen voor zijn aandelen, dan een good leaver. Ten tweede zal het management incentive plan vaak ook een ratchetmechanisme omvatten. Op basis van een ratchet zullen de managers, bij het bereiken van bepaalde prestatie- of exitgerelateerde doelstellingen, bijkomende aandelen of een cash bonus in de wacht kunnen slepen. Hierbij is de praktische uitwerking van de ratchet van groot belang. De structuur zal immers gevolgen hebben voor de taxatie van de bijkomende aandelen of de cash bonus, welke in bepaalde gevallen een grote kost kan uitmaken voor het management. 289. Naast positieve incentives zullen private equity investeerders ook negatieve incentives aanwenden om het gedrag van de managers te beïnvloeden. Vooreerst zullen zij controle proberen uitoefenen op de managers, zowel in hun hoedanigheid van aandeelhouder, als in die van werknemer. Het private equity huis zal aan de hand van de samenstelling van de raad van bestuur en de besluitvorming binnen Newco de touwtjes stevig in handen proberen houden. Op basis van verschillende clausules in de investment agreement en de statuten van Newco, zal het ervoor zorgen dat het steeds vertegenwoordigd is in de raad van bestuur en dat bepaalde beslissingen binnen de raad van bestuur en binnen de algemene vergadering niet kunnen worden genomen zonder zijn toestemming. In dit kader verdienen ook de controlerechten tussen de raad van bestuur en het management een vermelding. Het management zal immers niet zomaar elke beslissing mogen nemen die het noodzakelijk acht. Het moet steeds handelen binnen zijn bevoegdheid. Deze bevoegdheid zal verschillen naargelang het gaat om een directiecomité of een orgaan van dagelijks bestuur. Gezien de raad van bestuur belast is met het toezicht op het management, zal het private equity huis via zijn vertegenwoordiging in de raad controle kunnen uitoefenen op het doen en laten van het management. Daarnaast bevat de investment agreement nog een aantal verbintenissen vanwege het management in het voordeel van het private equity huis. Zo zullen de restrictieve bepalingen een niet-concurrentiebeding en een niet-wervingsbeding bevatten voor de periode gedurende dewelke de managers aandeelhouder zijn in Newco (en eventueel een bepaalde periode na de beëindiging van het aandeelhouderschap). De personal covenants zullen dan weer betrekking 122 hebben op de persoonlijke activiteiten van de managers. Hierin zullen zij hun engagement ten opzichte van Newco en de doelvennootschap bevestigen. Tot slot zal ook de arbeidsovereenkomst tussen de managers en de doelvennootschap een aantal clausules bevatten, die effect hebben op het gedrag van de managers. Het private equity huis zal bijvoorbeeld bedingen in welke omstandigheden de manager om dringende redenen kan worden ontslagen. Zo’n beding is geldig naar Belgisch recht, maar kan evenwel niet afgedwongen worden voor de rechter. Tevens zullen de restrictieve bepalingen herhaald worden in de arbeidsovereenkomst. Ditmaal hebben ze echter betrekking op de beëindiging van de tewerkstelling van de managers. Als laatste bevat de arbeidsovereenkomst soms ook een clausule waarin een bepaalde wijze van ontslag gekoppeld wordt aan good of bad leaver status. 290. Naast al deze vormen van controle, zijn er ook nog de warranties of verklaringen. In het kader van een buy-out geven de managers in de investment agreement een aantal verklaringen aan het private equity huis. Deze verklaringen zijn bedoeld om het risico te verdelen tussen het management en het private equity huis en vooral om openbaarmakingen uitlokken. Indien een bepaalde verklaring niet juist blijkt te zijn, zullen de managers immers aansprakelijkheid kunnen oplopen. Om die reden zullen ze alle relevante informatie die zij ter beschikking hebben, openbaar maken aan het private equity huis. 291. Ter afsluiting van deze masterproef zijn we kort ingegaan op de motivatie van het management ingeval de doelvennootschap slechte resultaten boekt. Indien dit niet te wijten is aan de onkunde van het managementteam, zal het private equity huis doorgaans het management incentive plan aanpassen in het voordeel van de managers. Meestal komt dit neer op een herstructurering van het kapitaal van Newco. Op die manier zal het management opnieuw gemotiveerd worden om zich in te zetten in de doelvennootschap. 292. Het is duidelijk dat de relatie tussen de private equity investeerder en het management van de doelvennootschap gekenmerkt wordt door elementen die ervoor zorgen dat de belangen van het management zo veel als mogelijk gealigneerd zijn met die van de private equity investeerder. In de private equity sector zoekt men actief naar oplossingen voor het principaal-agentprobleem. De motivatie van het management vormt de rode draad doorheen al de besproken relationele aspecten. 123 124 BIBLIOGRAFIE Rechtspraak Cass. 17 september 1968, Pas. 1969, 61-66. Brussel 9 februari 2006, TFR 2006, 754-756. Rb. Brussel 16 februari 2011, Fisc. Koer. 2011, 193-198. Rb. Antwerpen 23 februari 2011, Fisc. Act. 2011, 6-10. Arbrb. Brussel 3 september 1990, JTT 1991, 13-15. Rechtsleer 1. Boeken ANSON, M., Handbook of alternative assets, Hoboken, John Wiley & Sons, 2006, 708 p. BAETEN, X., “De vergoeding van managers” in VAN DEN BERGHE, L. en BAELDEN, T. (eds.), Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 227-243. BOCKEN, H., LUST, S., TAELMAN, P., VERSCHELDEN, G. en WYLLEMAN, A., Inleiding tot het privaatrecht, Leuven, Acco, 2008, 185 p. BRAECKMANS, H., “Actualia Vennootschapsrecht 2012” in BRAECKMANS, H., BRIJS, S., DE MUYNCK, C., HOUBEN, R., MAUS, M., MEESE, J., TRAEST, P., VAN OEVELEN, A., VANMEENEN, M. en VOET, S., CBR Jaarboek 2011-2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, 163-200. BUYSSENS, H., “Ontslag om dringende redenen” in RAUWS, W. en RIGAUX, M. (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht: Actualia van het ontslagrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 181-228. CASELLI, S., Private equity and venture capital in Europe: markets, techniques, and deals, Amsterdam, Academic Press, 2010, 342 p. CHANDRA, P. Financial Management, New Delhi, Tata McGraw-Hill Education, 2011, 1067 p. COIBION, A., Les conventions d’actionnaires en pratique: Contraintes juridiques, typologie et application aux opérations de private equity, Brussel, Larcier, 2010, 185 p. COOKE, D.J., Private Equity: Law and Practice, Londen, Sweet & Maxwell, 2008, 652 p. 125 DECKMYN, S. en VANDE VELDE, W., “Chapter 2: Belgium” in RADKE, K.A. (ed.), The private equity review – Second edition, Londen, Law Business Research Ltd, 2013, 179-192. DE DIER, S. en PARREIN, F., “Niet-concurrentieverplichtingen in de vennootschap” in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.-L. (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber amicorum prof. dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 635-664. DE WOLF, M. en MALHERBE, J., “Le cadre fiscale et comptable de l’actionnariat des salariés” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, 241-249. DIEUX, X. en WILLERMAIN, D., “L’acquisition de l’entreprise par des cadres – actualisation des contraintes applicables à ce type d’opérations, au regard du droit des sociétés commerciales” in DIEUX, X. (ed.), Legal tracks : Essays on contemporary corporate & finance law, Brussel, Bruylant, 2003, 333-359. DWYER, M., Management buyouts, Londen, Sweet & Maxwell, 1997, 306 p. ERNST, P. en HERBOSCH, D., “De uitgifte van warrants of de wondere wereld van de warrant: financieringsmiddel, beschermingsconstructie, instrument voor “stock option”-plannen en personeelsparticipatie” in TILLEMAN, B., DU LAING, B., BEYAERT, S. en CROES, C. (eds.), Onderneming en effecten, Brugge, Die Keure, 2001, 71-123. GEINGER, H. en HEIJERICK, N., Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, 264 p. GRABENWARTER, U. en WEIDIG, T., Exposed to the J-curve: understanding and managing private equity fund investments, Londen, Euromoney Books, 2005, 183 p. HALL, C., A practitioner’s guide to European leveraged finance, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 387 p. JANSSENS, E. en KESKIN, F., Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen, Gent, Larcier, 2010, 69 p. KENT BAKER, H. en POWELL, G., Understanding Financial Management: A Practical Guide, Oxford, Blackwell Publishing, 2005, 483 p. LAMON, H., Financial buy-outs: value drivers, deal structuring, financial instruments and funds: analysis from investor and management standpoints in Belgian practice, Brussel, Larcier, 2005, 198 p. LECLERCQ, D., Les conventions de cession d’actions: Analyse juridique et conseils pratiques de rédaction, Brussel, Larcier, 2009, 587 p. MADURA, J., Introduction to Business, Mason, Thomson South-Western, 2007, 745 p. 126 MALHERBE, P. ; “Les plans d’options sur actions” in UCL. DÉPARTEMENT DE DROIT ÉCONOMIQUE ET SOCIAL, La participation financière des travailleurs, Brussel, Bruylant, 1998, 251-268. MANIGART, S. en MEULEMAN, M., Financing entrepreneurial companies: how to raise private equity as a high growth company, Gent, Larcier, 2004, 131 p. MEYUS, A., Beleggingen en fiscus, Mechelen, Kluwer, 2012, 436 p. MICHIELS, C., “Private equity – Vennootschapsrechtelijke aandachtspunten” in HOUBEN, R. en RUTTEN, S. (eds.), Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 273-332. MILLER, S., Buyouts: success for owners, management, PEG’s, families and mergers and acquisitions, Hoboken, Wiley, 2012, 327 p. MOESKOPS, C., Alternatieve beloning en fiscus: Hoe houdt u netto meer over?, Mechelen, Kluwer, 2012, 275 p. PATTYN, J., Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke nv, Brussel, Larcier, 2012, 183 p. QUIRY, P., DALLOCCHIO, M., LE FUR, Y. en SALVI, A., Frequently asked questions in corporate finance, Chichester, Wiley, 2011, 506 p. SCHELL, J.M., Private equity funds: business structure and operations, New York, Law Journal Press, 1999, 550 p. SIMONART, V. en TILQUIN, T., “Le « ratchet »” in KIRKPATRICK, J., Mélanges John Kirkpatrick, Brussel, Bruylant, 2004, 875-890. SOUNDY, M., HAMPTON, A. en SPANGLER, T., A practitioner’s guide to private equity, Old Woking, City & Financial Publishing, 2009, 723 p. TIBERGHIEN ADVOCATEN, Tiberghien handboek voor fiscaal recht 2011-2012, Mechelen, Kluwer, 2011, 1779 p. TILLEMAN, B., Bestuur van vennootschappen, Brugge, Die Keure, 2005, 806 p. TILLEMAN, B., “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze vennootschappen”, in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.-L. (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat: liber amicorum prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 255-259. TRUYEN, M., “Aandelenoptie- en warrantplannen: de impact van “exit”-gebeurtenissen” in GRENSON, C., 10 jaar na het wetboek vennootschappen: waar staan we?, Gent, Larcier, 2010, 93-109. 127 TYTECA, J., “Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen – Converteerbare obligaties en warrants” in BOUCKAERT, F., GEENS, K., LAGA, H. en DUPLAT, J.-L. (eds.), N.V. en B.V.B.A na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, 1992, 91-163. VANDENWYNGAERDEN, J., Aandelen vanuit diverse fiscale hoeken bekeken, Mechelen, Kluwer, 2005, 350 p. VANDERSCHRAEGHE, A., Ontslag om dringende reden: van procedure tot praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, 84 p. VAN BAEL, J., “De vennoten van een Commanditaire Vennootschap op Aandelen”, in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.-L. (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat: Liber amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 697-712. VAN BEVER, A., “Confidentialiteit, concurrentie en afwerving: op de grens van civiel recht en aarbeidsrecht” in HENDRICKX, F. en SIMOENS, D. (eds.), Arbeids- en sociale zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2010-2011, 3-46. EECKHOUTTE, W., Handboek Belgisch Arbeidsrecht – editie 2008, Mechelen, Kluwer, 2008, 591 p. VAN WYCKAERT, M., “Het directiecomité: de dubbelzinnigheid voorbij” in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.-L. (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat - Liber Amicorum Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 513-527. WYMEERSCH, E., “Het directiecomité naar huidig en toekomstig Belgische recht” in OLIVIER, H., Liber amicorum Henri Olivier, Brugge, Die Keure, 2000, 671-683. YATES, G. en HINCHLIFFE, M. , A practical guide to private equity transactions, New York, Cambridge University Press, 2010, 402 p. 2. Tijdschriften ACKERMANS, R. en VAN BREEDAM, S., “Hoofdstuk 4: Certificering van effecten”, VENB 2007, 108-235. BLUMBERG, J.-P., “Over participatiecertificaten (CPC) of de uitgifte van winstbewijzen voor een geldinbreng”, TRV 1991, 325-338. CALLEWIER, B., “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 19951996, 11-45 en http://www.law.kuleuven.be/jura/art/32n1/callewier.htm#N_52_. CAPRASSE, O., “ Personne morale administrateur et comité de direction”, DAOR 2002, 328342. CLEEREN, F., “Het orgaan van dagelijks bestuur”, RW 1996-97, 209-220. 128 CLOTTENS, C., “De omvang van het dagelijks bestuur van de NV bij vertegenwoordiging in rechte” (noot onder Cass. 26 februari 2009), TRV 2009, 446-451. DESTERBECK, F., “Waardebepaling aandelen: Nominale waarde aandelen is geen aanwijzing voor werkelijke waarde”, Fisc Act. 1996, 7-8. “Sweet of sweat equity? Toenemende bewustwording bij management buyouts?”, Eye on Finance oktober 2008, 13-14. DE LANGE, S., ENGELEN, B., “De fiscale en sociale behandeling van aandelenopties”, AFT 2012/12, 5-25. ERNST, P. en VAN DEN EYNDEN, L., “Het directiecomité in de Corporate Governance Wet. Een eerste analyse”, TRV 2002, 547-575. FRIED, V., BRUTON, G. en HISRICH, R., “Strategy and the board of directors in venture capitalbacked firms”, Journal of Business Venturing 1998, 493-503. GOOSSENS, W., en CAFMEYER, B., “Bevoegdheden dagelijks bestuurder beperkt door het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 26 februari 2009), RW 2009-10, 1130-1132. HOUBEN, R., “De duurtijd van warrants uitgegeven ten behoeve van één of meer bepaalde externe investeerders”, TRV 2012, 649-654. LUCASSEN, M., “Private equity als redder in nood”, Finance & control 2010, 10-13 en http://www.tiincapital.nl/sites/default/files/Artikel%20Finance%20%26%20Control%20juni %202010.pdf. MAERTEN, P. en WOUTERS, O., “Concurrentiebeding: overzicht rechtspraak 2000-2004”, TSR 2004, 255-299. MAHIEU, P.-O., “Le ‘leveraged buy-out’ et les fonds de ‘private equity’ en Belgique”, Rev.banc.fin. 2007, 509-514. NIEMEGEERS, W., “Blijvende rechtsonzekerheid m.b.t. de fiscale behandeling van meerwaarden op aandelen”, AFT 2005, 4-14. PAYNE, J., “Private equity and its regulation in Europe”, EBOR 2011, 559-585. REMELS, P., “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falconis 1997-1998, 401-448 en http://www.law.kuleuven.be/jura/art/34n3/remels.htm ROELENS, D. en STEEVENS, S., “Winstbewijzen praktisch bekeken”, TRV 2010, 283-303. SCHMEITS, A., “Belangenconflicten in de private equity-markt”, MAB 2007, 312-322 en http://www.mab-online.nl/pdf/600/Schmeits.pdf. SMIT, H.T.J. en VAN DEN BERG, W.A., “De private-equitygolf”, MAB 2007, 303-311 en http://repub.eur.nl/res/pub/12269/DePrivateEquityGolf_2007.pdf. 129 SPAGNOLI, K., “De theorie van het ‘actief aandeelhouderschap’ gewogen en te licht bevonden”, Fisc. Act. 2011 (nr. 23), 6-10. TAS, R., “De private stichting en de certificering van aandelen”, TRV 2004, 436-456. THIELMAN, V., “Juridische problematiek van de oneerlijke concurrentie gepleegd door (ex)werknemers/- zelfstandige medewerkers/-(werkende) vennoten”, DAOR 1990, 43-70. UITTIEN, H. en ALLEMAN, S.A., “Managementparticipatie bij private equity investeringen (II) – Over ‘alignment of interests’ en ‘conflicts of interests’”, Tijdschrift voor ondernemingsrechtspraktijk 2011, 36-41 en http://www.vandoorne.com/Global/Publicaties/2011/Ondernemingsrecht/TOPfebruari.pdf. VAN BOVEN, R., “Niet-concurrentie als bestuurder of aandeelhouder”, Acc. & Tax 2002, 2329. VAN BREEDAM, S., “Aandelenopties voor werknemers en bedrijfsleiders”, T.Fin.R. 2002, 151158. VAN GERVEN, D., “De bevoegdheden van het directiecomité in de naamloze vennootschap in verhouding tot de raad van bestuur”, TRV 2004, 22-27. VERHELST, K., “De management buy-out in België – Een reflectie over de juridische en fiscale aspecten van een leveraged management buy-out in Belgische context”, T.Fin.R. 2007, 216-287. WILLERMAIN, D., “Les pactes d’actionnaires: principes fondamentaux – clauses relatives à l’exercice du pouvoir”, DAOR 1999 (n°49), 5-23. X, “Kort nieuws van de fiscus: minister: actief aandeelhouderschap is geen criterium”, Fisc. Act. 2009, 11. 3. Overige BANCE, A., “EVCA special paper: why and how to invest in private equity”, EVCA, maart 2004, 20 p. en www.evca.eu/publications/PBWHI.pdf. BEDDOW S., “Private equity and buyouts: overview”, Practice Note PLC, 26 p. en http://corporate.practicallaw.com/6-518-0998. BERNSTEIN, S., LERNER, J., SØRENSEN, M. en STRÖMBERG, P., “Private equity and industry performance”, NBER Working Paper Series No. 15632, januari 2010, 38 p. en www.nber.org/papers/w15632. BONINI, S., “Secondary Buyouts”, mei 2012, 53 p. en www.nhh.no/Files/Filer/CPE/symposium/2012/bonini.pdf. 130 BVCA, “Limited Partnership Agreement”, oktober 2002, 23 p. en http://admin.bvca.co.uk//library/documents/lpagreement.pdf. DAVIS, S., HALTIWANGER, J., JARMIN, R., LERNER, J. en MIRANDA, J., “Private equity and employment”, NBER Working Paper No. 17399, september 2011, http://www.nber.org/papers/w17399. DI CARLO, A., “The private equity market in Europe. Rise of a new cycle or tail of the recession?”, European Investement Fund working paper 2010/003, 41 p. en www.eif.org/news_centre/publications/eif_wp_2010_003_private_equity_market.pdf. ERNST & YOUNG, “Celebrating 25 years of private equity research: A quarter century of private equity and management buy-outs, past achiements, future challenges”, 5 maart 2013, 9 p. en www.ey.com/Publication/vwLUAssets/Centre_for_Management_Buyout_Research_25th_An niversary/$FILE/CMBOR_25th_anniversary.pdf. EVCA, “Benchmarking European Tax and Legal environments”, December 2006, 172 p. en http://www.cvca.cz/files/a1_benchmark06.pdf. EVCA, “Little book of private equity”, 11 p. en content/uploads/2012/07/EVCAs-Little-book-of-Private-Equity.pdf. http://evca.eu/wp- EVCA, “Powering out of Europe’s malaise”, November 2011, 10 p. en http://www.evca.eu/publications/PBEVCAB2.pdf. EVCA, “Private equity fund structures in Europe”, January 2006, 234 p. en http://www.evca.eu/publications/PBPEFUND06.pdf. HARRIS, R., SIEGEL, D. en WRIGHT, M. “Assessing the Impact of Management Buyouts on Economic Efficiency: Plant-Level Evidence from the United Kingdom”, Rensselaer Working Papers in Economics, 2003, 28 p. en http://www.economics.rpi.edu/workingpapers/rpi0304.pdf. KAPLAN, S. en STROMBERG, P., “Leveraged buyouts and private equity”, NBER Working Paper No. 14207, juli 2008, 35 p. en http://www.nber.org/papers/w14207. MEULEMAN, M., AMESS, K., WHRIGHT, M. en SCHOLES, L. “Agency, strategic entrepreneurship and the performance of private equity backed buy-outs”, Vlerick Leuven Gent Working Paper Series 2008/05, 45 p. en https://public.vlerick.com/Publications/17afe26a-6aa9-e011-8a89-005056a635ed.pdf PRICEWATERHOUSECOOPERS, “Rewards in the Private Equity Industry – Including insight on how to retain and motivate talented fund managers and portfolio company executives in the financial and economic downturn – Belgium”, PwC, 2009, 20 p. en http://www.pwc.be/en/mergers-acquisitions/assets/reward-practices-private-equity-belgiumpwc-09.pdf 131 RIMMER, S. en SANANDRES, A., “How US private equity compensates management through the investment lifecycle”, PwC, 2012, 9p. en http://www.pwc.com/en_US/us/hrmanagement/assets/pwc-how-us-private-equaty-compansates-management.pdf. ROOSENBOOM, P., “Kapitaal hoort schaars te zijn”, http://managementscope.nl/opinie/kapitaal-hoort-schaars. SUROWIECKI, S., “Private inequity”, 30 januari 2012, http://www.newyorker.com/talk/financial/2012/01/30/120130ta_talk_surowiecki. THE WHARTON SCHOOL OF THE UNIVERSITY OF PENNSYLVANIA, “Private equity: Fact, Fiction and What Lies in Between”, http://knowledge.wharton.upenn.edu/article.cfm?articleid=2939. Andere CCMI/049 Impact van beleggingsfondsen op de industriële reconversie, Europees Economisch en Sociaal Comité, Brussel, 5 november 2009, 5. Mond. Vr. 14447 en 14707 Van De Velde 7 oktober 2009, Kamercommissie Financiën en Begroting, Criv 52 Com 652, 17 Interview met Nele Govaert, advocate bij Stibbe CVBA, op 9 augustus 2013. 132 BIJLAGEN Bijlage 1 Bron: KAPLAN, S. en STRÖMBERG, P., “Leveraged Buyouts and Private equity”, NBER Working Paper Series W14207, http://www.nber.org/papers/w14207, 35p. 133