Lichaam en Geest van Christus. De theologie van de kerk en de Heilige Geest, Zoetermeer 2012 Spiegelteksten: Institutie van Joh. Calvijn Boek IV, Hoofdstuk 3.1 t/m Hoofdstuk 4.4 Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg (verder afgekort als WWW). Zingen Ps. 89:10; Lezing Op 12 ged. Korte samenvatting Hoewel Van de Beek het plastisch uitdrukt noemt hij kernachtig drie instrumenten om het getuigenis van Jezus betrouwbaar vast te houden: Ambt, Schrift en belijdenis. De drie elementen zijn in hun samenhang sterk, los van elkaar kunnen ze tot willekeur en verstarring leiden (195). Dit sterk zijn in onderlinge samenhang vindt ook onder gereformeerde theologen herkenning. Ik denk hierbij aan de argumenten tijdens de discussie die aan het begin van deze zomer onder titel met de gevleugelde woorden Sola Scriptura gevoerd werd in het RD. Ik noem enkele titels: “Uitdrukking Sola Scriptura uiterst problematisch” (Van de Belt), ”Sola Scriptura waardevol als belijdenis over de Schrift” (Vlastuin), “Bijbel niet enige, maar wel laatste autoriteit” (Huijgen). Is er een volgorde of sprake van een primaat bij de instrumenten: Ambt, Schrift en belijdenis? Van de Beek begint met het ambt (197) omdat hier chronologisch gezien eerder sprake van is dan de canonisatie van de Bijbel. Met dat laatste zou onze oud-mentor ds. C. den Boer het niet direct eens. In zijn artikelen grijpt hij primair terug op het NT als bron van oriëntatie. Mijn vraag is hier wel of VdB een sterk punt heeft wanneer we bedenken dat de NT-ische geschriften voor een deel ook weerslag zijn van die periode van de eerste generatie christengemeenten waar VdB over spreekt. Dat de formele canonisatie van later datum is, lijkt me daaraan ondergeschikt. Het Ambt blijkt bij Van de Beek een duidelijk tegenover (198)te zijn. Daarom maakt hij een duidelijke scheiding in zijn ambtsleer bij de grens met het ambt aller gelovigen. Dat laatste hoort z.i. niet thuis in de ambtsleer maar is expressie van wat de kerk uiteindelijk is. De aanzet tot het ambt ziet VdB in de overdracht van de verantwoordelijkheid van de apostelen aan opzieners of oudsten om de kerk bij het geloof te bewaren (200). Dat laatste is dan ook het kerndoel van het ambt. Deze taak wordt door het geven van onderwijs gestalte gegeven, waarbij de basis de woordverkondiging is (202). In de prediking geldt Christus als expressie van apostoliciteit en de wijdte van de Schrift als expressie van haar katholiciteit. Tussen twee haakjes: binnen deze ruime omschrijving valt nog veel inhoudelijks over de verkondiging te zeggen maar dat is hier nu niet aan de orde. Wel spreekt VdB nog verder over de vormen zoals catechetisch onderwijs en belangende het functioneren van het geleerde geloof: de plaats van huisbezoek. Vanwege de eerder genoemde overtuiging van de chronologie van ambt en canonisatie samen met enkele andere overwegingen kan VdB ook moeilijk overweg met de term VDM (203-205). De ambtsdrager representeert Christus door de gemeente te leiden (207). Die gedachte is naar mijn inschatting in grote delen van het gereformeerd leven niet aanwezig. Ambt en persoonlijk leven zijn sterk verweven, waar dat verloren dreigt te gaan wordt in het boek gewaarschuwd voor een docetische ambtstheologie (208).De gemeente leiden en weiden is wat anders dan dienst op afroep en het invullen van verlanglijstjes. Kerk zonder ambtsdrager is onvoorstelbaar acht VdB, daarin lijkt hij stelliger dan de nota WWW waarin gesproken wordt over huisgemeenten, kerkkringen en leefgemeenschappen met een informeel karakter. Bij het bewaren bij Christus is tucht soms noodzakelijk, bij een ambtsdrager is dit in het bijzonder van toepassing zowel op leer en leven (213). De positieve spits van de tucht bij ambtsdragers komt niet aan de orde, bij gemeenteleden overigens wel (217). Het wezen van ambt is geen management maar herdersschap: het gaat om zorg, het gaat om een leren en leven dat mensen meeneemt op de weg van Christus (223). Iets wat m.i. de moeite waard is om voortdurend voor ogen te houden. Meerdere keren noemt de auteur de liturgie en daarin bijzonder de eucharistie als hart van het kerkelijke leven (239). Daarbij is ordinatie in het ambt vereist. Onder gereformeerden wordt als hart van het kerkelijk leven vaak de bediening van de verzoening genoemd. Is dit te verenigen vroeg ik me af of schampen we hier langs elkaar heen? Het is goed om bij de profilering van de ouderling ook de verschuivingen in culturele context in ogenschouw te nemen betoogt VdB op p. 242. Democratiserende invloeden zullen moeten worden onderkend en getaxeerd. De positie van een gezagsdrager is voor en na de Reformatie sowieso niet meer dezelfde. Hoofdstuk 2.1.10 is een lang gedeelte wat spreekt over de diversiteit in het ambt. Discussies die leiden tot het in onbruik raken van het bisschopsambt worden nadrukkelijk in het licht van de toen geldende situaties geplaatst. Samen met het noemen van het gevaar van een kerkelijke vergadercultuur, de positieve waardering van hiërarchie1 (zie bv. p. 251) en duidelijke reserves bij een aansluiting bij de hedendaagse cultuur presenteert de schrijver uiteindelijk zijn voorkeur voor een presbyteraal (niet presbyteriaal van presbyterium)-episcopaal model. In navolging van Kronenburg en met een eigen aanvulling 1 hiera archè (heilig bestuur / heilig beginsel of dominerende instantie) noemt hij een zestal motieven ten gunste van dit model: een pastoraal, een ecclesiologisch, een oecumenisch, een cultureel, een traditie en een openbaringsmotief. Juist Gereformeerden zouden ook Bijbelse aanzetten, in de Bijbelwetenschap vaak als Frühkatholizismus aangeduid, serieus moeten nemen (252). Hoewel VdB een Bijbelse grond voor het ambt van een paus ontkend (258) meent hij ook dat er geen verhindering moet zijn om zich onder een dergelijk ambt te voegen wanneer dit ambt althans maar leiding betekent t.b.v. het geloof in Christus (259). In dit kader spreekt VdB ook over successio personarum. Die gedachte is naar ik denk in gemeenten waar kerkelijk werkers actief zijn nog verder op de achtergrond geraakt. De canon wordt door VdB omschreven als een door de kerk extra aangebrachte zekering t.a.v. de waarheid van het geloof (276). Het diep geworteld verlangen naar eenheid lijkt ook weerspiegeld te worden in de verwoorde samenhang tussen OT en NT (282) en tussen de Evangeliën en de brieven van Paulus (285). Een canonical approach zoals bij Childs wordt met instemming vermeldt (310). In de keuze tussen Tenach of Septuagint komt ook de visie van de auteur naar voren. Septuagint als (heils)historische ordening tegenover Tenach als slechts een indeling naar genre, waarbij de laatste meer aansluit op een theologie met een historisch centrum en eventuele concentrische cirkels dan op theologie met een heilshistorisch verloop en een eschatologische climax (292 en 294). De voorkeur van de schrijver laat zich raden. In de verhandeling over het gezag van de Schrift komt de auteur uit bij de autopistie van de Bijbel (328). Soms moeten argumenten wijken voor een manifestatie van de diepste dingen in ons leven. Zoals liefde er gewoon is zullen argumenten om te bewijzen dat er liefde is altijd secundair of volgende zijn (330). Dat geldt ook de Schrift als Woord van God. Binnen dat Woord van God lopen overigens de tegenstellingen hoog op en zijn variaties volop aanwezig (330 2e alinea). Tot zover deze samenvatting waarbij aangetekend dat ik niet toegekomen ben aan de verwerking van H2.3 ‘Het Symbool’. Vragen: De persoonlijke verantwoordelijkheid van een ambtsdrager wordt door VdB apart genoemd (246) wanneer hij spreekt over een presbyteraal-episcopaal model. Is die bij een presbyterium dan niet aanwezig of niet goed mogelijk? Probeer een taxatie te geven van de zes genoemde motieven ten gunste van een bisschop (p. 247250). Pastoraal: Wat is nu het bisschop-specifieke in dit motief? Is pastoraat door ouderling of predikant van minder kaliber? Ecclesiologisch: Een gezicht als presentatie van de eenheid van de kerk, een opgedragen verantwoordelijkheid met toevertrouwde taken als wapen tegen de bureaucratie. Is dit wellicht een noodzakelijke keus tegen de modellen die de wereld biedt zoals bv. good governance (met haar facetten Sturen, Verantwoorden, Toezicht, Beheersen)? Oecumenisch: aansluiting bij de wereldwijde kerk. Wordt voldoende rekening gehouden met het feit dat er in de geschiedenis ook diepgaande scheuren ontstaan zijn die mogelijk eerst verzoening vragen voordat dir motief weer uit de verf kan komen? Cultureel: Bisschop als identificatiefiguur. Wat is het genoemde “andere”? Is dat niet de wandel in de hemelen wat in het leven van elke gelovige een plaats heeft. Traditie: er is kritiek geuit op Lichaam en Geest als zou in het boek de Geest opgesloten worden in de kerk. Is dat hier van toepassing? En wie gaat bepalen welke tradities wel en welke niet doorgegeven gaan worden (denk aan VdB acceptatie van homoseksuele praktijken en vrouwelijke ambtsdragers)? Openbaringsmotief: Christusrepresentatie! Iets van Christus laten zien, de handen van Jezus laten zien klinkt allemaal veel bescheidener. Of is dat laatste te karig? Op welke institutionele gronden oriënteert de gereformeerde ambtstheologie zich het meest? Mogelijke Discussievragen Denk na over onderstaande binnenkomers: Waar zou het onderscheid in het begrip tussen kerk met een kleine ‘k’ en een grote ‘K’ zijn ontstaan? Hoe worden die begrippen in hedendaagse hervormd-gereformeerde gemeenten gehanteerd? Van den Brink en van der Kooi, p 521 In de loop der tijd zijn er kleine verschillen in de formulering van een zin in het Apostolicum ontstaan. Probeer de achtergrond en de consequenties van deze (soms informele) aanpassingen te bedenken. Ik geloof (in) één heilige, algemene, christelijke kerk, (dat is) de gemeenschap der heiligen; Waarin komt de zichtbaarheid van de pelgrimerende kerk tot uiting? Van den Brink en van der Kooi, p 522 Heeft Van de Beek een punt bij de tweeslachtige houding van protestanten t.a.v. de woorden van het bevestigingsformulier voor een dienaar van het Woord? P. 263 voorlaatste alinea. De ambtsdrager representeert Christus door de gemeente te leiden (p. 207). Kunnen we in lijn met Calvijn (zie o.a. het opgegeven gedeelte) ruimhartig in deze lijn meegaan? In de bijlage bevindt zich nog een krantenartikel (na de derde kolom scrollen naar pagina 2, en daarna weer terug). Daarin wordt gesteld dat de bestaande kerkstructuur blijkbaar niet meer voldoet. Hoe ervaar je zelf de gemeente-overstijgende kerkstructuur en wat zou daarin ten gunste veranderd kunnen worden? Wat vind je het meest waardevolle element uit het boek van Van de Beek wat ook te vinden is in de nota Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg? Lees KERK 2025: Waar een Woord is, is een weg, II A HET DNA VAN DE PROTESTANTSE KERK. Hoe beoordeel je deze typering? Waar ligt het grootste verschil met Van de Beek? En wat is je eigen positie? WWW: ‘De kerk is van de Heer en kerk zijn de gelovigen zelf. Ieder krijgt de gaven van God die nodig zijn voor de opbouw van het lichaam van Christus. Dat wordt ‘het ambt van alle gelovigen genoemd’. Daarbinnen kent de kerk bijzondere ambten. Zij krijgen de handen opgelegd ‘onder het aanroepen van de Geest’ en zo wordt hen dit ambt toevertrouwd.’ Bovenstaand fragment uit WWW spreekt niet van het ordineren in het ambt. Kun je uit de voeten met een dergelijke ‘ambtstheologie’? Hoe waardeer je de wijze van verkiezing van een mogelijke pastor pastorum (WWW p 17 laatste bullet). Is dit te verenigen met de successio personarum bij Van de Beek (P. 262)? Zo niet is de idee van bisschop dan nog wel waardevol in de Protestantse Kerk? Zo wel, zijn er ook aanknopingspunten in de Schrift? Veranderd er nog wat aan je visie op de voorgestelde pastor pastorum wanneer je in rekening brengt dat dit ook een vrouwelijke ambtsdrager kan zijn?