8 - Samenvattingen vwo

advertisement
§1 Het Duitse keizerrijk
Het Duitse keizerrijk ontstond tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871).
Een belangrijke man was bij de Duitse eenwording in 1871 Otto von Bismarck
(Rijkskanselier van Pruisen). Rond 1800 ontstond er in het gebied Duitsland een zekere
vorm van nationalisme. Een natie heeft recht op een eigen staat. Dit lukt moeilijk vanwege de
vorsten die hun machten willen behouden. Otto von Bismarck, min-pres. van Pruissen, heeft
een goed bewapend leger en ook door hun grondstoffen waren ze superieur. Dit leidt tot het
willen vergroten van de macht. Maar niemand wil een verenigd Duitsland. Frankrijk is te
sterk, Oostenrijk is te groot. Pruissen zijn conservatieven en willen hun macht niet verliezen.
In 1864 wilde Denemarken onafhankelijk zijn. Pruissen en Oostenrijk vallen het zwakke
gebied Sleeswijk-Holstein in en ‘beschermen’. Maar daardoor ontstaat er een nieuwe oorlog
tussen Oostenrijk en Pruissen bij de landgrenzen. In 1866 Winnen de Pruissen m.b.v. Italië
van Oostenrijk. Oostenrijk blijft Oostenrijk maar de vechtende vorstendommen tegen Pruissen
behoren nu bij Pruissen en daardoor wordt Pruissen groter. Maar ze willen een Duitsland.
Alleen Frankrijk is tegenstander. Bismarck wil een oorlog uitlokken, maar Frankrijk moet
de agressor worden. De Spaanse troonopvolger wordt misschien een Pruis. In 1870 vraag
Frankrijk netjes Pruissen op te houden en Bismarck verknipt de telegram tot een andere
boodschap. De Fransen zijn gekwetst en willen een oorlog  aanleiding. De Pruissen winnen
van Frankrijk en Napoleon III wordt gevangen genomen. In 18 januari 1871 zijn alle
tegenstanders uit de weg zijn geruimd en wordt in Versailles door de koning Kaiser Wilhelm
I en Bismarck het Duitse Rijk uitgeroepen. !Ze wilden een verenigd Duitsland en geen
landen veroveren, daarom lieten ze Frankrijk en Oostenrijk verder met rust! Ze gebruiken
Realpolitik: Een manier van realistische, internationale politiek bedrijven waarbij het
vergroten van de macht centraal staat en emotie zo veel mogelijk moet worden vermeden. Nu
Duitsland verenigd is laat Wilhelm I het over aan Bismarck. Bismarck is passief want
behoudend, want ze hebben hun doel bereikt. Bismarck’s buitenlandse politiek is:
Alliantiepolitiek, het bestaande machtsevenwicht te behouden. Dit blijkt uit het congres in
Berlijn 1878 over de Balkan en 1884, De Conferentie van Berlijn (Verdeling Afrika).
Bismarck focust zich nu op het binnenland. Zoals de verschillende vorstendommen en
katholieken (Bismarck was zelf protestant en conservatief) Bismarck voert het
Kulturkampf om de katholieken en socialisten/communisten de kop in te drukken. Iedereen
most protestants worden. Bismarck was tegen: 1. de katholieken en 2.
socialisten/communisten. Socialisten/communisten mochten worden opgepakt. Bismarck
pakte de socialisten aan en ‘steelde’ hun uitgangspunten zoals een verzorgingsstaat. Hij 1.
nam ze gevangen 2. introduceerde sociale zekerheid en 3. introduceerde het ouderen pensioen.
Dit waren de oorspronkelijke agendapunten van de socialisten en Bismarck ging er met de
glorie vandoor. Otto von Bismarck was Junker (Duits/Pruisische adel) hij was tegen
gelijkheid en staken. Het Duitse parlement in het Duitse Keizerrijk heeft bijna geen macht in
de periode van 1871-1918. In 1888 Overlijdt Wilhelm I en zijn zoon Frederik de III neemt
het over en overlijdt snel aan keelkanker. De zoon van Frederik de III, Wilhelm II neemt het
over en in 1890 wordt Bismarck ontslagen en wordt Duitsland weer een agressieve staat.
Duitsland wil de belangrijkste van de wereld worden, belangrijker dan Engeland, die groot is
door haar koloniën. (oma van Wilhelm II is koningin van Engeland. De neef van Wilhelm II
is tsaar van Rusland). Duitsland vindt dat hij recht heeft op koloniën en voert Weltpolitik in
zeemacht, staalindustrie, vloten WOI. Na de Vlootwet van 1898, werd een oorlogsvloot
gebouwd die het tegen GB moesten gaan opnemen. GB en FR bleken te sterk Duitsland
focust zich meer op het Europese continent. In november 1918, de laatste week van WOI is
de novemberrevolutie, een democratische revolutie o.l.v. de socialisten en zetten keizer
Wilhelm II af en roepen de republiek (zonder monarch) uit in Weimar. In begin 1919 is er
een communistische revolutiepoging. De KPD proberen de macht te grijpen in Duitsland. De
revolutie heet de Spartakusopstand. Mislukte omdat de regering de Freikorps(ex-soldaten)
inschakelde en daardoor de revolutie de kop indrukte. “Als een democratie moet slagen, moet
meer dan de helft van de bevolking er in geloven” niet het geval bij de Weimarrepubliek
door de communisten en conservatieven. De ene helft wil niet een democratie en de andere
helft wil niet samenwerken (katholieken en socialisten). De Weimarrepubliek werkt dus niet.
Daarbij komt dat Duitsland bankroet is door het verdrag van Versailles. In 1925 is Duitsland
economisch weer opgebouwd door z’n industrie. Men begint weer te geloven in een
democratie. Maar in 1929 crasht de beurs in New York. Aandelen zijn niets meer waard
door een overschot en men haalt z’n geleende geld weer uit Duitsland.
Wilhelm II werd keizer. De keizer benoemde en ontsloeg de Rijkskanselier en was militair
opperbevelhebber. In de Rijksdag werd per kiesdistrict een afgevaardigde gekozen voor de
volksvertegenwoordiging door mannen. De Rijksdag zorgde voor de begroting,
belastingmaatregelen en keurde wetten goed of af. De keizer had de grootste macht en
benoemde de Rijkskanselier(leider van de regering). De Rijkskanselier benoemde de
ministers zonder invloed van de Rijksdag. De Rijksdag kon ook niemand tot verantwoording
roepen en kon ontbonden worden door de Rijkskanselier en de Bondsraad, de
afgevaardigden van de deelstaten in Berlijn. Had het recht de begroting, wetten, verdragen
met andere landen goed/af te keuren.
De belangrijkste politieke stromingen waren:
- de conservatieven en nationaal-liberalen (vooral aanhang vanuit hogere klasse)
- het Centrum (vooral aanhang onder katholieken)
- de socialisten (vooral aanhang onder industriearbeiders) viel uiteen in 1917 in
socialisten en communisten.
§2 Zwakke plekken van de Republiek van Weimar.
Tijdens de val van het keizerrijk in november 1918 ontstond er een machtsstrijd tussen de
socialisten (SPD, Sozialdemokratische Partei Deutschland) en communisten (KPD,
Kommunistischen Partei Deutschland). De SPD wilden meer ruimte voor politieke partijen,
de KPD wilden het parlement en politieke partijen afschaffen en vervangen door raden
bestaande uit vertegenwoordigers van arbeiders en soldaten. Sinds de mislukte
communistische revolutiepoging genaamd de Spartacusopstand, staan socialisten en
communisten tegenover elkaar. Een radicaal-conservatieve staatsgreep door een legereenheid,
de Kapp-Putsch mislukte door een algemene staking. In januari 1919 werd de Republiek
van Weimar uitgeroepen. In afwachting tot betere tijden deden de communisten mee aan de
verkiezingen. Het parlement zagen zij als goed propagandamiddel. De nationalisten en
conservatieven wilden terug naar een verzekerde machtspositie zoals in het keizerrijk. Ook
vonden ze dat de oorlog verloren was doordat de socialisten vrede hadden gesloten en
daarmee verweten ze ook de nadelige Vrede van Versailles. Herstelbetalingen, afstaan van
grondgebied en Duitsland werd ontwapend.
De dolkstootlegende.(ook een typisch idee van Hitler. Door de communisten, socialisten en
joden heeft Duitsland zich overgegeven. Voor Hitler was een jood hetzelfde als een
communist.) Nationalisten en conservatieven hadden angst voor communisten, wat volgens
hen niet goed werd bestreden door de Republiek. Niet overal (zoals in Engeland) waren
communisten tegen de democratie. De vele werkloze ex-soldaten herkenden niet het
Duitsland waarvoor ze hadden willen vechten. Ze wezen naar de parl. demo. en haar
vertegenwoordigers. Men sloot zich aan bij conservatieven, communisten en fascisme.
De coalitie van Weimar bestaande uit SPD, DDP(Deutsche Demokratische Partei
van vooruitstrevende liberalen) en de Centrumpartij (katholieken) zou ook in de toekomst
de ruggengraat v.d. Republiek blijven vormen. Ongunstig was dat de DDP veel zetels verloor.
Zo bleef de gespannen band tussen de katholieken en socialisten over.
§3 De economische crisis van 1929
In oktober 1929 klapte Wallstreet ineen. De crisis sloeg over naar andere landen in Europa en
de rest van de wereld die nauwe verbanden had met de VS. Roosevelt probeerde de crisis te
bestrijden met zijn New deal: Het afspraken maken met banken en grote \ werkgelegenheidsprojecten opzetten. Ook in Nederland greep de overheid steeds meer in en de binnenlandse
producten werden beschermd met invoerrechten. Als gevolg van de crisis ging de regering
van de VS leningen terugvragen. Dit was voor de meeste Duitse bedrijven te vroeg. Vele
bedrijven gingen failliet en anderen moesten veel mensen ontslaan en hun productie beperken.
Vanaf 1930 groeide de werkloosheid enorm. De coalitieregering viel dan ook nog eens uiteen
door een discussie over werkloosheidsuitkeringen. Centrumleider Brüning werd op dat
moment Rijkskanselier. Toen er geen meerderheid behaald werd beriep hij zich op artikel 48:
Het kabinet kan bij noodtoestand regeren met noodverordeningen getekend door de
rijkspresident. Dit regeren met noodverordeningen hield in dat de macht in handen lag van de
Rijkskanselier én president. De president was uiteindelijk de machtigste omdat hij
noodverordeningen kon weigeren en goedkeuren. De partijen uit de Republiek van Weimar
kwamen er dus niet uit op economisch vlak (‘het lost zich van zelf op’) en de werklozen. Dit
bleek later een gunstige uitwerking te zijn voor de fascistische NSDAP(National
Sozialistische Deutsche Arbeiterpartei) en haar Führer Hitler. De aanhangers worden nazi’s
genoemd.
Bismarck heeft een agressieve en passieve politiek Kleindeutsch. Hitler heeft een
agressieve politiek groβdeutsch. Duitse nationalisten kun je verdelen over een klein- en
groβdeutsche stroming. Ze verschillen in mening over hoe groot ze Duitsland willen hebben.
De kleindeutschen willen een verenigd Duitsland. De groβdeutschen willen dat overal waar
Duitsers zijn, Duitsland moet zijn. Hitler geloofde in het Germaanse Ras. Nederland is
Germaans en behoort dus tot het ‘Duitse Ras’. Duitsland verovert in 1940 Frankrijk met als
rede wraak en om een belangrijke vijand uit te schakelen. Frankrijk is van oorsprong Keltisch.
Hitler bedacht dat de mythologie over de Ariërs, alle blanke Europeanen (niet-Joods! Joden
zijn een ras) een goede rede was om meer te veroveren. Joden en zigeuners hebben geen staat
en moeten worden vermoord. De Slavische volken staan tussen de Joden en de Ariërs en
Hitler wilde ze ook gebruiken als slaaf. Daarom probeert hij Rusland te veroveren.
Lebensraum is de kern van Hitlers ideologie: imperialisme. In 1920 was Italië fascistisch
o.l.v. Mussolini. In 1923 was de bierkellerputsch : In een bierkelder werd gedronken en
toespraken gehouden. Er was een idee over een revolutie ontstaan door enkele mensen
waaronder Hitler. Ze probeerden de leiders van Bayern Munchen af te zetten  mislukt en in
zijn cel schrijft Hitler ‘Mein Kampf’.
§4 De ideologie van het fascisme
Fascus is latijn voor takkenbundel. Vele takken zijn moeilijker te breken. Een symbool voor
samenwerking. Een Romeins symbool, want het fascisme ontstaat in Italië.
Hitlers ideologie: Joden horen niet in het Germaanse Rijk.
Mussolini’s ideologie: Romeinse Rijk laten herleven.
Rassenleer is echt iets van het Duitse nationaal socialisme en hoort dus niet echt tot het
fascisme. Hitler is erg bezig met de vormgeving van het nationaal socialisme. Toen de oorlog
aanbrak besloot Hitler Joden daadwerkelijk te kunnen vermoorden. Fascisten hadden een
politieke partij, maar je kan het ook zien als extreem conservatieven.
Joden die de wereld overnemen. De angst voor het trouwen tussen Joden en Arische vrouwen
waardoor er een onzuiver ras ontstaat. Joden hadden overigens in die tijd hoge banen en
werkten bij banken. “De economische crisis is de schuld van de Joden!”
Het fascisme is een totalitaire ideologie, dat is een duidelijk omschreven wereldbeschouwing
die betrekking heeft op alle aspecten van de maatschappij(totalitarisme).
(-Het fascisme is negatief
Aandacht naar waar men tegen is zoals parlementaire democratie, persoonlijke
vrijheid, alles wat een volk kan verdelen en dus de klassenstrijd. )
-Het belang van de groep wordt voorop gesteld
Kan een volk zijn, etnische groep of geloofsgroep.
-Het fascisme is ultra-nationalistisch
Hun staat is de beste van de wereld en heeft het recht andere volken te overheersen.
-Het fascisme wil een corporatieve staat
De staat georganiseerd in beroepsgroepen, onderlinge strijd tussen b.v. werkgevers en
werknemers kunnen dan worden voorkomen. Het privé-bezit mag blijven bestaan.
-De mensen zijn niet gelijk, hogeren moeten het volk leiden
Mensen zijn niet gelijkwaardig en hogeren moeten zich in een politieke partij
verenigen en het volk leiden.
-Aan het hoofd staat één leider
Hoe hoger je staat op de ladder, hoe minder vaak je vergissingen maakt.
-De fascistische partij beheerst alle uitingen van cultuur in de staat
Heeft te maken met het totalitarisme. De staat beheerst de cultuur en daarmee de
uitingen van goed en kwaad.
-Verstand als basis voor handelen minder geschikt dan het gevoel
Aan intellectuelen heb je niks, want die doen niets wat hun vreemd is.
-Het fascisme verheerlijkt de dood
Daden die kracht en geweld gebruiken, staan hoog aangeschreven.
-Vrouwen moeten veel kinderen voortbrengen en voor hun gezin zorgen
Ieder kind is als een veldslag die de moeder doorstaat in het belang van het zijn of het
niet zijn van haar volk.
Aanvullende kenmerken van het Duitse fascisme
-De rassenleer, de ongelijkheid van de wereld is onderverdeeld in drie groepen:
1. één hoogwaardig ras
Tot het Arische Ras behoren alle blanke volken van Europa behalve de Slavische
volken(niet zuiver). Onder het Germaanse Ras was het Duitse het belangrijkste. Alleen
het Arische Ras helpt de mensheid vooruit.
2. minderwaardige mensen
De Slaven in Oost-Europa, gekleurde bevolking zijn dienstbaar aan de hoogwaardige
volken.
3. verderfelijke mensen
Zigeuners en Joden. Werkten voor de hoogwaardige volken of werden vernietigd.
‘parasietenrassen’. Deze haat tegen Joden heet antisemitisme.
-Lebensraum in Oost-Europa
Eerste doel was het verenigen van alle Duitsers in één staat. Z’n tweede doel was het
veroveren van leefruimte voor het Germaanse Ras en in het bijzonder het Duitse volk. OostEuropa en Rusland hadden genoeg ruimte en de minderwaardige mensen zouden goed dienen
als slaven.
Het fascisme kenmerkt zich door hun vormgeving, totaliteit en dictatuur met katholieke
invloeden. In Nederland was de fascistische partij de NSB, eerst gingen de joden uit de partij,
en werd het een nationaal socialistische partij. In Spanje had je het zelfde o.l.v. Franco. en in
Italië o.l.v. Mussolini.
§5 Nationaal-socialisten maken zich meester van de macht
Traditioneel fascisme: Mussolini. Verschil in nationaal-socialisme en fascisme is de
rassenpolitiek die centraal staat bij het nationaal-socialisme. Darwin ontwikkelde de
evolutietheorie en deze ‘survival of the fittest’ betekent dat het dier die het beste past in
bepaalde natuurlijke omstandigheden leeft en zich daar aan aanpast. Het darwinisme leidt tot
het sociaal Darwinisme. Het verschil is dat de principes van het darwinisme worden
toegepast op de maatschappij en dus de mensen (=soc.darwinisme). Bij deze theorie hoort het
begrip sociale hygiëne, radicale hygiëne. De mens moet puurder worden. Iemand met b.v.
het downsyndroom, die genetisch zwak is, mag zich niet kunnen voortplanten. Bij radicale
hygiëne: er mag geen rassenmenging zijn. Dit zijn de 19de eeuwse wetenschappers aan het
woord. Ook iemand met psychische problemen laten castreren en steriliseren. Dit is het eerste
wat Hitler doet als hij aan de macht komt is de sociale hygiëne invoeren, eugentica. Als je
een diagnose had met een psychische ziekte (was al voor de nazi-tijd) dan werd je
gesteriliseerd. Bij lichamelijke beperkingen werd dat niet doorgevoerd (een leider had een
korter been). 1939 was Aktion T4: geestelijk gehandicapten werden geëuthanaseerd.
Jodenhaat was groot in Duitsland vanwege dat 1. Duitse Joden verdienen het meeste geld. 2.
De dolkstootlegende. 3. De Oktoberrevolutie o.l.v. joodse leiders in de SU.
Doordat de president dankzij artikel 48 het machtigste bleef, ontsloeg Rijkspresident von
Hindenburg Brüning en verving hem door conservatief Von Papen. In de daarop volgende
verkiezingen behaalde de NSDAP 37% v.d. zetels. Hitler eiste toen het Rijkskanselierschap
voor zich op. Dit ging even te ver volgens von Hindenburg en Von Papen en ze riepen nieuwe
verkiezingen, met weinig verandering voor de NSDAP 30 januari 1933 een coalitie
waarbij Hitler Rijkskanselier is, von Hindenburg vice-kanselier en waarin de conservatieven
de meerderheid zou hebben. Op 1 februari 1933 ontbond Hitler de Rijksdag en schreef hij
nieuwe verkiezingen uit. M.b.v. terreur van de SA(Sturm Abteilung) , benoemd als
hulppolitie door Göring in deelstaat Pruissen waar hij minister-president was. Op 27
februari 1933 stond de Reichstagsgebäude in brand. Het was volgens Göring (leider van het
onderzoek) een communistische revolutie door de KPD en de Komintern: organisatie van
alle communistische partijen in de wereld. Op 28 februari 1933 kreeg de politie vrij spel in
het oppakken van communisten ter bescherming van volk en staat. Op 5 maart 1933 behaalt
de NSDAP 44%. Hij wilde niet afhankelijk zijn van anderen en een wet moest de Rijksdag én
de grondwet buiten spel zetten. Deze Machtigingswet telde 5 artikelen:
1. Wetten kunnen behalve op de in de grondwet beschreven wijze ook door de regering
worden uitgevaardigd.
2. Door de regering uitgevaardigde wetten kunnen van de grondwet afwijken.
De Centrumpartij vroeg garanties voor de vrijheid van de Kerk en van de rechtspraak, wel
beloofd maar nooit zwart op wit. Stemde uiteindelijk toch voor. Toen werden er verschillende
dingen opgeheven, veranderd en vervangen ten behoeve van de nationale eenheid:
De vakbonden werden vervangen door een nationaal-socialistische organisatie: Deutsche
Arbeitsfront (DAF). De overige politieke partijen worden vrijwillig onder druk opgeheven en
in juli 1933 was Duitsland een officieel een éénpartijstaat geworden met ‘de wet tegen de
oprichting van partijen’. Een deel van de SA nam socialisme zéér serieus en Hitler was bang
voor een socialistische revolutie o.l.v. Ernst Röhm. De SS, onderafdeling van de SA, wilde
Hitler wel helpen in de Nacht van de lange messen, 30 juni 1934. Toen werden hoge SAmannen in Duitsland vermoord en was het met de macht gedaan. President Hindenburg
overleed en Hitler werd Führer. Het leger moest een eed van trouw aan hem als staatshoofd en
opperbevelhebber afleggen. De Kerken maakte Hitler tot bondgenoot.
Nu was het Derde Rijk officieel(middeleeuwen I, Bismarck II).
1925: Hitler komt uit de gevangenis. Hij zat daar vanwege de Bierkellerputsch. Hitler bedenkt
dat er nationaal-socialistisch voor de Duitse Arbeiders Partij moet staan omdat DAP links
klinkt.
1928: NSDAP wint 2,6% van de stemmen in de verkiezingen
1929: De politieke situatie is instabiel door de Wallstreetcrash. Presidentiële verkiezingen:
1,1%.
1930: Verkiezingen. Minder vertrouwen in kapitalisme  18,3% voor NSDAP, communisme
groeit en socialisten winnen. Conservatieven willen met Hitler samenwerken zolang de
communisten worden bedrukt. Conservatieven willen namelijk geen revolutie die de standen
in de war zou schoppen.
1932: Verkiezingen. NSDAP 37,3%, communisten 15% De meerderheid is antidemocratisch!
Franz van Papen: Je mag wel vice-kanselier worden maar geen Rijkskanselier, dat ben ik.
Nov. 1932: Verkiezingen: NSDAP 33%
30 jan 1933: Hitler wordt Rijkskanselier
Feb 1933: Rijksdag vliegt in brand, de communisten krijgen de schuld, nazi’s vermoeden een
poging tot een communistische revolutie. Hitler kondigt de noodtoestand aan. Politie mag
iedereen arresteren, communistische leiders worden opgepakt
1933: Verkiezingen. Hitler wil de volmacht en de grondwet aanpassen. NSDAP 44%
Hitler is wel/niet democratisch aan de macht gekomen. Niet: m.b.v. de conservatieven en
katholieken grondwetswijziging.
1933: Verkiezingen NSDAP 93%
1934: Hindenburg, leider van het leger gaat dood en Hitler wordt alleenheerser
1936: Verkiezingen NSDAP 99%
1938: Verkiezingen NSDAP 99%
SA/Brunhemden is een paramilitair, onofficieel leger van de NSDAP. Roter Frontkämpfer
Bund is de paramilitaire vleugel van de KPD
SS, schutz(bescherming)schaffel, oorspronkelijke tak van de SA die partijbijeenkomsten
organiseerden en Hitler beschermden. Je mocht geen joodse voorouders hebben en 1,75 zijn
om bij de SS te komen. Baas van de SS is Heimlich Himmler. Baas van de SA: Ernst
Röhm.
Doodshoofd is ’t symbool van de SA. Ze zijn links, nationaal socialistisch(soc voor blanke
niet-joodse duitsers). De SS maakt Hitler wijs dat Röhm de macht wil grijpen en geld van
Frankrijk zou hebben gekregen. In de nacht van de lange messen(nacht van de wraak) wordt
de SA uitgenodigd op een ‘Feest’, beschoten, gevangengenomen en geëxecuteerd. De SA
wordt veracht door de SS vanwege homoseksuele handelingen, De SS staat bekend als elite
groep, het volgt meer een ideologie.
Hitler was tegen de vakbonden. Hij verenigd ze in de DAF met als aan het hoofd een vriend.
Er werd weinig geprotesteerd vanwege de enorme werkgelegenheid, staatsbetaalde vakantie
en loonstijgingen, mits je een ras-Duitser was. 1933: Leni Riefenstaal, er wordt duidelijk
gebruik gemaakt van massamedia voor propaganda. Fascisme is een esthetische beweging.
§6 Nazificatie van de samenleving
Nazificatie is het organiseren van de samenleving volgens de leer van de nazi’s. De
industriëlen mochten winst blijven maken, maar moesten zich neerleggen bij de leiding van
de NSDAP. De staat was de voornaamste opdrachtgever van de (oorlogs)industrie. Boeren
stonden hoog aangeschreven bij de nazi’s omdat op het platte land het Germaanse ras het
zuiverst was gebleven. In praktijk moesten boeren zich, ondanks de verheerlijking,
onderwerpen aan het naziregime. Moeders werden ook verheerlijkt, maar in het werk ook
gediscrimineerd. Geen functies bij de overheid en getrouwde vrouwen werden ontslagen. In
oorlogsjaren waren vrouwen meer nodig dan ooit te voren. De school moest de jeugd
opvoeden met de geest van het nationaal-socialisme. De jeugdverenigingen werden
opgeheven/gingen op in die van de nazi’s: de Hitlerjugend en de Bund deutscher Mädel. In
1936 werd lidmaatschap voor jongeren 10-18 verplicht. Na HJ was er de Rijksarbeidsdienst,
een half jaar arbeidsplicht in werkkampen. In maart 1933 werd het ministerie voor
volksvoorlichting en propaganda opgericht o.l.v. Joseph Goebbels. Hij bracht verandering in
het gebruik van radio’s door goedkope radiotoestellen. Hij introduceerde ook de
Rijkscultuurkamer waarvan iedereen op het gebied van publiciteit en kunst lid moest worden
en was onderverdeeld in aparte ‘kamers’. Joden en onbetrouwbare personen mochten geen lid
worden(beroepsverbod!
Sudetenland is bevolkt met Duitsers. Hitler: het hoort bij Duitsland. Volkerenbond: is goed.
München EU leiders bij elkaar. Hitler stelt het idee voor. GB denkt nee, zegt ja uit angst voor
een oorlog. 1938 Hitler neemt militair een deel van Tsjechië in. 1938 Oostenrijk wordt
ingelijfd De Anschluss. 1939 Hitler neemt heel Tsjechië in.
Nazificatie: Gleichschaltung. Iedereen moet in de maatschappij functioneren volgens de
Nazi-partij. Reichskulturkammer: De hele Duitse cultuur moet gecontroleerd worden door
de Reichskulturkammer, de staat. Goede kunst is: volkskunst. Slechte kunst is: Entartete
kunst, zoals joodse kunst en abstracte kunst. Als kunstenaar moest je lid worden van de
Kulturkammer. 1937. Hitler is nu 4 jaar aan de macht. Alle entartete kunst wordt verzamelt.
De volkskunst werd tentoongesteld in het museum, daar tegenover staat het museum met
entartete kunst, dat veel meer bezocht werd. Sommige kunst werd door b.v. Herman Göring
gestolen en bewaard. De rest werd verbrand. Jazz was entartete musik.
Vrouwen in Nazi-Duitsland. Meiden werden net zo getraind als jongens, militaire discipline.
“De veldslag van de vrouw is de geboorte van het kind”. Als je als vrouw een baan had en je
trouwde, dan werd je ontslagen. Sommige vrouwen, geselecteerd op hun Arisch-heid werden
gekoppeld aan een SS’er en moesten een kind produceren. De vrouw moest moeder zijn, een
soort heiligheid. 4=brons, 6=zilver, 8=goud. Leni Riefenstaal was een van de weinige hoge
vrouwen in het Naziregime. De vrouw wordt gediscrimineerd, geen hoge positie, weinig naar
de universiteit, wel bij leger als ondersteunende functie. Hitler vindt vrouwen niet minder, ze
hebben simpelweg een andere rol. 1936 Propagandaspelen in Duitsland(olympische spelen).
Fakkeloptocht is bedacht door Hitler. De SU mag/wil niet komen omdat het niet erkend wordt
als land. De olympische groet van Frankrijk lijkt veel op de Hitlergroet. Hitler wil Owens
geen hand geven omdat hij zwart is, de waarheid is dat hij van het olympisch comité niet
alleen Duitsers een hand mag geven, maar USA was op dat moment even wat racistischer.
§7 De terreur van de nazi’s
Twee doelen die de nazi’s willen bereiken d.m.v. terreur: gevaarlijke tegenstanders direct
uitschakelen en weifelaars en toekomstige tegenstanders bang maken, zodat ze zich niet
gingen verzetten. De SS (=Schutz-Staffel) werd in 1925 opgericht ter bescherming van de
leiders van de NSDAP en Hitler. De SS werd uitgebracht na de nacht van de lange messen
door de functie om de nationaal-socialistische staat te beschermen van tegenstanders. De
leider van de SS werd in 1936 de één na machtigste man in Duitsland doordat hij, Heinrich
Himmler, de leiding kreeg over de politie. Om meer macht te vergaren bouwde de SS een
eigen troepenmacht: de Waffen-SS, wat als een elite groep werd beschouwd. De
concentratiekampen waren eerst gebruikt en gemaakt door de communisten in de periode van
de Reichtagsbrand, de gevangenissen bleken toen te klein. Toen in 1934 de SS de SA
overnam, kwamen ook de concentratiekampen onder de harde hand van de SS te staan.
Action T4: steriliseren van zwakzinnigen
1933: Concentratiekampen: eerst voor communisten na de brand in de Reichstag.
Boycot op Joodse winkels etc. Ook alle Joden die voor de staat werkten werden
ontslagen (veel joden verlaten het land)
1935: Neurenbergwetten: hoofdstad van het racisme, eerste echte rassen wet. Geen
trouwverbond tussen Jood en niet-Jood. En rassenstatus werd ingevoerd. Er wordt
vastgesteld, wettelijk, of je Joods bent of niet. Het gaat niet om religie, maar om het
ras. Heel ingewikkeld was het als je al getrouwd was met een Jood.
1938: Alle openbare voorzieningen gesloten voor Joden.
Nov. 1938: Parijs, een Duitse diplomaat wordt vermoord door een Poolse Jood “Joodse ras
pleegt de aanslag”
9 Nov 1938: SS vreest een Joodse opstandde kristalnacht. Dit gebeurt in Duitsland tegen de
Joden. Bij elke Joodse winkel worden de ramen ingeslagen. Veel doden, 30.000 Joden
worden gearresteerd en naar concentratiekampen gezonden om te werken. Er is nog
niet de intentie om ze te vermoorden. Er is een plan om ze naar Madagascar te
verplaatsen of naar Palestina, maar WOII breekt uit.
Sept 1939: Duitsland valt Polen binnen voor Lebensraum. De Poolse Joden worden
gedwongen om in bepaalde delen van de stad te wonen, waar de tyfus heerste: de
Ghetto
Juni 1941: Duitsland valt de SU binnen, mensen van de SS rijden achter de frontlinies en
vermoorden elk untermensch en vijand. Kogels blijken te duur en men gaat mobiele
gaskamers gebruiken(uitlaten in vrachtwagens)
7 Dec 1941: Pearl Harbor, USA v.s. Japan.
Dec 1941: Het idee om de joden te vergassen, Holo(geheel)cast(verbranding) van de joden en
zigeuners. De joden noemen het Shoa.
Jan 1942: Wannsee Conferentie het idee over de Endlösung wordt bekend gemaakt aan de
top.
1943: De SU trekt op bij Stalingrad. Alle Joden in het gebied van de Russen…deze moeten
lopen naar Duitsland: de Dodenmarsen beginnen.
§8 De rassenpolitiek
Voor de oorlog was de rassenpolitiek gericht op Joden in Duitsland, ze werden steeds meer
geterroriseerd en geïsoleerd om ze tot migratie te dwingen. Al in april 1933 brachten nazi’s
antisemitische ideeën in praktijk.
- April 1933 Joodse winkels, onderwijzers, overheid medewerkers en Joodse mediapubliceerders waren verboden en werden ontslagen.
- 1935: De Neurenberger wetten verboden joden met Duits bloed te trouwen. Het Duitse
staatsburger rechten werden voor de joden ontnomen.
- 1938: De openbare voorzieningen werden voor joden verboden
Verzetconcentratiekampen.
Toen de oorlog daadwerkelijk uitbrak, richtte de rassenpolitiek zich ook op de bezette
gebieden. Door de vele joden was emigreren en doodschieten door de Einsatzgruppen van
de SS geen optie meer en kwam de oplossing, de Endlösung, vergassing. Er waren
verschillende vernietigingskampen:
 Kampen met als doel zoveel mogelijk Joden en zigeuners te vermoorden d.m.v.
vergassing
 Kampen die zowel vernietigingskamp als werkkamp waren
 Kampen waar je moest werken totdat je er dood bij neer viel
 Kampen waarin krijgsgevangenen werden ondergebracht (veel weg van
vernietigingskampen)
§9 Verzet in Duitsland
Verzet begint met het niet eens zijn met. Dit doe je met antipropaganda, dingen verspreiden
met de echte boodschappen van de oorlog d.m.v. affiches. In het begin werden executies stil
gehouden omdat Hitler niet wilde dat naar buiten kwam dat er verzet was in 1933. In NaziDuitsland waren geen stakingen omdat aan het hoofd van de grote vakbond DAF een Nazi
stond. Wel werden er mensen ondergedoken. 1944, een jonge officier, graaf Von
Stauffenberg, plaatste een tijdbom in Hitlers hoofdkwartier. Er was weinig verzet omdat de
meeste mensen, aanhanger of niet, blij waren met de welvaart. De Gestapo (geheime
staatspolitie) ongeveer 30.000 mensen pakten verzettende mensen op onder een bevolking van
80.000.000. Statie agenten na de oorlog in Oost Duitsland waren 90.000 over een bevolking
van 9.000.000.
Door het nationaal-socialisme ontstaat er verdeeldheid binnen Duitsland. Verzet in Duitsland
was moeilijk door:
 De gewone leden van de NSDAP en SA en SS hielden de bevolking in de gaten
 Een zeer groot deel stond achter Hitler, waardoor kans op verraad ook groot was
 Men, ook de twijfelaars en mensen die tegen het nazi-regime waren, zag mensen die
zich verzetten als landverraad
Toch kwam er verzet op gang in de manier van door de politie gezochte personen laten
onderduiken en het verspreiden van anti-Hitler pamfletten zoals Die Weisse Rose deed en het
doorgeven van informatie aan de tegenstander. De kerken waren bang om te worden opgeven,
maar Hitler wilde ze tot bondgenoot maken. In Duitsland was de Rooms-Katholieke kerk en
de Evangelisch-lutherse die uiteenviel in Duitse christenenen(nationaal-socialistisch) en de
Belijdende kerk(anti-nationaalsocialistisch). Maar Hitler sloot het Concordaat waarin de
katholieke godsdienst vrij konden worden beoefend, wanneer de kerk de Hitlerregering
erkende, juli 1933. Toen hij zich er niet bleek te houden, veroordeelde de Kerk de nationaalsocialistische leer in 1937.
Het leger was het meest bedreigend. De meeste officieren waren conservatief, maar voelden
zich verbonden met Hitler door de eed van trouw. Toch hebben mensen wel plannen gemaakt
om Hitler ten val te brengen uit angst voor de ondergang van het Duitse Rijk. De pogingen
om een staatsgreep mislukten en Hitler nam bloedig wraak: ruim 5000 verraders werden
gevangen genomen en geëxecuteerd. Desertie, weglopen, was ook een vorm van verzet en
werd bestraft met de doodstraf.
§10 Na de oorlog Duitsland tijdelijk in twee staten gesplitst
1945: Russen veroveren Berlijn. Duitsland heeft verloren. De winnaars haten de winnaar
Rusland, de wereld wordt verdeeld in twee blokken, start koude oorlog.
1949: Duitsland wordt in tweeën gedeeld. West-Duitsland beslist dat ze een staat zijn. Ook
Oost-Duitsland wordt officieel een staat.
1950: De Statsi wordt in Oost-Duitsland opgericht.
1953: Men moet 10% harder werken voor hetzelfde geld opstand van het volk
Stalin gaat dood
Men wil bij het echte Duitsland horen de Russische tanks, het leger uit WOII zorgt
voor de controle, om de rust te herpakken.
1961: De Berlijnse muur wordt gebouwd
1989: Gorbatsjov: we vallen geen aanvallende landen aan. Opstanden en massaprotest in
heel Oost-Duitsland. * vrije verkiezingen *SED(communistische partij) wordt opgeheven *
bij West-Duitsland
Duitsland werd na de oorlog verdeeld in vier bezettingszones van Frankrijk, USA, Engeland,
Rusland. Duitsland verloor gebied aan Polen. Hoogste leiders worden in Neurenberg berecht.
Het land werd verdeeld in twee staten, de BDR Bondsrepubliek Duitsland in 1949 en DDR
Duitse Democratische Republiek een paar maanden na BDR, toen de geallieerden er niet
uitkwamen over de toekomst.
De BDR is een federatie, die bestaat uit deelstaten.
Die deelstaten hebben een eigen regering en mogen bepaalde terreinen zelf regelen.
De Bondsdag, parlement, is het hoogste orgaan van de BDR
De bondsregering, die houdt zich bezig met buitenlandse politiek en defensie, bestaat uit een
bondskanselier, heeft de grote macht en bondsministers en een bondspresident, de
staatshoofd.
De DDR werd een eenpartijstaat. De macht kwam in handen van de communistische SED
o.l.v. Walter Ulbricht, Erich Honecker volgde hem op in 1971. “verzorging van wieg tot
graf”, met uitzondering van dure luxe goederen. Iedere openlijke vorm van oppositie werd
voorkomen/onderdrukt door de Staatsicherheid, Stasi.
Konrad Adenauer, later opgevolgt door Ludwig Erhard, werd de eerste bondskanselier van de
BDR en werkte met Erhard samen aan Wirtschaftswunder. Hij profiteerde hierbij van de
Marshallhulp. Democratie bleek de oplossing voor de economie. Het stond wel voor hevige
vuren door de RAF. Pas in 1969 werd de deling tussen Duitsland en Polen erkend door de
SPD, Willy Brandt, maar ook door hem werd de DDR niet erkend. Relaties met de DDR
waren erg koud. In 1985 begon Gorbatsjov met hervormingen in Rusland, waarbij de macht
van de staat en de communistische partij kleiner werd. En pas in 1989 gebeurde dit ook bij het
aftreden van Honecker. Op 9 november ging de muur open en 3 december trad de hele
communistische partijleiding af. Op 18 maart 1990 werden er vrije verkiezingen gehouden
met als hoofddoel de aansluiting bij de BDR. Helmut Kohl wist uiteindelijk Gorbatsjov zo ver
te krijgen dat de nieuwe Duitse staat lid mocht blijven van de NAVO en de Amerikaanse
troepen mochten blijven waar ze waren. Dat de Russische troepen zich zouden terugtrekken
en dat de SU daarvoor 5 miljard mark voor zal krijgen. 3 oktober 1990 werd de DDR
officieel opgeheven. De economische eenwording voor de DDR ging stroef, ze moesten
overschakelen van een plateconomie naar een markteconomie.
Download