Felix Rottenberg interview - Joods Maatschappelijk Werk

advertisement
16
INTERVIEW: FELIX ROTTENBERG
Lef en gedrevenheid
tot na het pensioen
“Werk is mijn leven”
TEKST MARGALITH KLEIJWEGT FOTO'S PATRICK STERNFELD
Hij houdt van denken, praten, poneren, maar vooral vragen. Ja, zegt
hij, dat meer willen weten en dus begrijpen zou te maken kunnen
hebben met zijn Joodse roots. Vragen stellen zit nu eenmaal in de
Joodse traditie. Die nieuwsgierige genen hebben hem ook geholpen
in zijn werk: “Anders kan je geen goede moderator zijn.”
I
edereen die Felix Rottenberg wel eens aan het werk
heeft gezien weet hoe hij een zaal politici, advocaten
en bestuurders uit kan dagen, ze aan het denken kan
zetten, en hoe hij verbanden weet te leggen. Soms
vertelt hij tussendoor anekdotes, over politiek, de wereld,
maar als het te pas komt ook over hemzelf of zijn familie.
Wie Felix Rottenberg inschakelt als raadgever en moderator krijgt hem helemaal. Intens, soms bijna plechtig, maar
tegelijkertijd onconventioneel en direct. Hij wil tijdens
zo'n sessie iets bereiken, deelnemers tot inzichten laten
komen. Meestal lukt dat.
Rottenberg was onder andere oprichter en directeur van
debatcentrum De Balie in Amsterdam. In de jaren negentig was hij voorzitter van de PvdA, tegenwoordig is hij
voorzitter van de Amsterdamse Kunstraad en de Wiardi
Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de
PvdA, en schrijft hij wekelijks een column in het Parool.
invloed die ze op hem hebben gehad.
Hij praat vol trots over zijn vader Edwin Rottenberg die
tijdens de oorlog, net als zijn broer en zijn neven, een tijd
als ‘coder’ op Britse oorlogsschepen zat, en niet meer aan
studeren toekwam. Desondanks ziet zijn zoon hem als
historicus, “een wandelende encyclopedie.”
De boeken onder zijn arm die hij op de tafel uitstalt gaan
allemaal over geschiedenis, zijn vader was er door gefascineerd. Met name door de Palingoproer, de volksopstand
in de Jordaan in 1886, en door de commune van Parijs in
1871 en de revolutionaire regering die het daar een paar
maanden volhield. Van de affaire Dreyfus wist Rottenberg
sr. alles af; hij gaf, net als zijn zoon nu vaak doet, mini‐
colleges, hij dacht enorm associatief. Zijn vader, vertelt
Felix, was op een bepaalde manier anarchistisch, wat hem
betreft mocht het volk aan de macht. “De straatbijeenkomsten die sinds een paar weken iedere avond in Parijs
worden gehouden op de Place de la République, duizenden activisten die samen praten over de toekomst van de
Republiek, zou hij fantastisch hebben gevonden.”
In de nalatenschap van zijn vader zaten tientallen boeken
over de affaire Dreyfus en over Theodor Herzl. Zijn vader
wilde weten waar het antisemitisme in Frankrijk vandaan
Fascinatie met Dreyfus en Herzl
Als hij bij mij de trap opstommelt, iets minder kwiek
dan anders vanwege een aanhoudende rugpijn, heeft hij
een stapel boeken bij zich die in zijn ouderlijk huis in de
kast stond. Hij wil ze één voor één laten zien vanwege de
17
“Een drang van binnenuit”
Het boek 'Shoah' over de gelijknamige documentaire van
de cineast Claude Lanzmann ligt ook op tafel. Dit negen
uur durende epos dat destijds in zijn geheel gedraaid werd
in De Balie, maakte diepe indruk op Felix. Maar ook op
zijn ouders, ze zagen hem samen. “Mijn moeder kon zo'n
film uitmuntend analyseren. En mijn vader vond vooral de
scene waarin de kapper vertelt hoe het er in kamp Sobibor
aan toeging heel aangrijpend. De vreselijke dingen die je
moest doen om te overleven, dat kwam bij hem keihard
aan. Mijn beide ouders zagen de oorlog als een gitzwarte
tijd en hielden er een enorme alertheid voor fascisme en
antisemitisme aan over.”
Is je vader Joods opgevoed?
“Een beetje ja, hij heeft wel zijn bar mitswa gedaan. In
zijn latere leven is hij voorzitter geweest van de Joodse
roei‐ en zeilvereniging Poseidon, in die tijd zat hij altijd
aan de telefoon. Pas later begreep ik waarom. Een flink
deel van de leden was getraumatiseerd en die hadden
behoefte aan begrip en steun. Op een dag ging het gerucht
dat de nieuwe beheerder fout zou zijn geweest in de
oorlog. Dat bleek waar. Toen is mijn vader 's ochtends
vroeg op de fiets gestapt om hem te vertellen dat hij niet
langer beheerder kon zijn. "U weet", zei hij, “dit is Joodse
vereniging en u kunt maar beter vertrekken." Hij voelde
ook mee met deze man die misschien het product was van
een verkeerde opvoeding. Die tolerante houding is hem
door anderen van Poseidon nagedragen.”
Zijn grootvader was ondernemer. Hij was voor de oorlog
fabrikant van sigaretten en plastic pijpjes en had na
de oorlog een fabriek in pipetten voor kunstmatige
inseminatie van varkens. “Mijn vader was binnen
het familiebedrijf een bevlogen verkoopdirecteur en
bezat een enorme talenknobbel, ik heb zelf meer het
strategisch talent van mijn Russische grootvader. Mijn
vaders rol binnen het bedrijf liep uiteindelijk vast in
onderlinge ruzies. In '69 is hij eruit gestapt en ambtenaar
bij de gemeente geworden, hij organiseerde reizen voor
onder meer ouderen. Hij bracht ze naar weinig voor
de hand liggende plaatsen als Leningrad, organiseerde
ontmoetingen met oud‐strijders, want in die bussen zaten
altijd wel mensen uit het verzet.”
kwam. Hij heeft het altijd onbegrijpelijk gevonden hoe
Dreyfus, de Joodse legerofficier die van landverraad werd
beschuldigd en daarvoor levenslange gevangenisstraf
kreeg, zo kon worden vernederd, ook al werd zijn naam
later gezuiverd. Dat antisemitisme in die tijd zo openlijk
werd beleden. Felix: “Mijn vader bewonderde Emile Zola
die het met zijn pamflet 'J'accuse' voor Dreyfus opnam en
toen zelf moest vluchten. Hij verdiepte zich ook in Herzl,
die als correspondent in Parijs voor een Weense krant als
reactie op de affaire meteen begon aan 'Der Judenstaat',
zijn pleidooi voor het vestigen van een Joodse Staat.” En
alsof Felix zich schatplichtig aan zijn vader voelt: “Als ik
met pensioen ben ga ik wat met die geschiedenis en al die
nagelaten boeken doen.”
“Na afloop kwam Den Uyl
naar me toe”
Wat vond je vader van Israël?
“Hij is daar in '77 geweest, belde me vanuit een telefooncel, hij vond het een heel vrijzinnig land zei hij. Dat moet
je wel in die tijd zien. Het liberale Israël dat hij meemaakte, is niet meer het Israël van nu. Hij voelde zich er thuis,
vooral in de kibboetsiem. Weet je wat hij ook zo bijzonder
vond? Dat informele, dat trof mij trouwens ook. Ik was
er in de jaren '70 als voorzitter van de jonge socialisten.
We waren er uitgenodigd bij een of ander departement
en dat bleek niet meer dan een barak te zijn. Geen enkele
poespas. En van die hoge ambtenaren die je in een klein
kamertje ontvingen met opgestroopte hemdsmouwen.
Dat was heel bijzonder.”
Hoe ben je opgegroeid?
“Al op de lagere school had ik een enorme drive, ik nam
voortdurend initiatieven. Toen ik een jaar of tien was,
had ik mijn eigen blaadje 'Muziekplezier', en dat bracht
ik persoonlijk langs de veertien abonnees. De inhoud was
gevarieerd, het ging over kamperen, muziek, ik had mijn
eigen redactielokaaltje beneden. Ik was de enige redacteur
maar ik had gelukkig wel een medewerker. Ik was een heel
actief kind. Ik zat op de Openluchtschool, dat was een
18
school voor bevoorrechte kinderen in Amsterdam Zuid,
met heel goed onderwijs. Mijn moeder heeft heel goed
nagedacht naar welke middelbare school ik vervolgens zou
moeten. Niet naar het Amsterdams Lyceum, dat was te
bekakt en niet creatief. Ze besloten voor het Montessori
Lyceum, een hele goede keuze. Daar kon ik mijn gang
gaan, organiseren, dat was een drang van binnenuit.”
Is lef niet een rode draad in je leven?
“Ja, dat kan je wel zeggen, maar dat te tonen is vaak niet
makkelijk en niet vanzelfsprekend.”
Je uitspreken, niet bang zijn maar juist onafhankelijk,
Rottenberg zag die eigenschappen bij zijn ouders en hij
nam ze als bijna vanzelfsprekend over. Maar hij deed er in
zijn loopbaan iets anders mee.
“Ik wilde niet meemaken wat mijn ouders hadden
meegemaakt. Ik heb het toch heel droevig gevonden dat
ze door de oorlog niet konden worden wat ze wilden. Mijn
moeder die heel intelligent was, had bij wijze van spreken
internist moeten worden. Ze was journalist bij 'Week
in beeld' de voorloper van Margriet. Ze moest van mijn
vader ook nog eens thuis voor de kinderen zorgen en dus
ontslag nemen. En mijn vader, die historicus had moeten
Hoezo?
“Mensen bij elkaar brengen vind ik zo leuk. Ik ging er
altijd vanuit dat iedereen daar enthousiast over was.
Ons huis vroeger kwam uit op boerenland, op een dag
besloot ik fietskampioenschappen te organiseren. Ik
maakte een groot affiche met de aankondiging van twee
afstanden en welke geweldige prijzen er te winnen waren.
Dat hing ik op.” Met een lachje: “Maar er kwam niemand
op af... Mijn moeder troostte me. Het leek me geweldig
zo'n gebeurtenis in de buurt. Ik had een niet te stuiten
enthousiasme.”
‘Onverwacht’ snelle carrière
In zijn jeugd had Felix last van concentratieproblemen
en dat compenseerde hij door heel actief te zijn. “Op de
middelbare school deed ik weinig aan mijn schoolwerk,
maar heel veel andere dingen. Me concentreren, uren in de
boeken zitten, lukte me toen nog niet. Ik organiseerde me
wel helemaal suf, feesten, debatten, protesten. Vaak zat ik
tot zeven uur 's avonds op school, maar niet om te leren.
Docenten en de leiding hebben me er doorheen gematst.'
Hoe ging het toen verder met je?
'Ik ging naar de sociale academie, deed daar 'de harde
kant', arbeidsverhoudingen. Daarna studeerde ik kort
politicologie. De werkgroepen vond ik geouwehoer
maar colleges waren hoogst interessant, zoals die van
politicoloog Lucas van der Land. Daar ben ik begonnen
met lezen en dat is nooit meer opgehouden. Als jongen
van achttien raakte ik betrokken bij de jonge socialisten.
Ik werd onverwacht snel voorzitter en kwam daardoor bij
het partijbestuur, een enorme leerschool.
worden, is via een enorme omweg de laatste tien jaar van
zijn leven nog gelukkig geworden in zijn werk. Ik heb
me al jong voorgenomen dat mij dat nooit zou gebeuren
en dat is me tot op de dag van vandaag gelukt, dat geldt
ook voor mijn zusje. Ik heb best pech gehad onderweg en
fouten gemaakt, maar voor mij is werk nooit werk. Werk
is mijn leven.”
“Ik voel me in een Joodse
traditie staan, die van
wijsheid en leren.”
Soms word je in publicaties, op internet bijvoorbeeld,
neergezet als 'de Jood' Rottenberg. Vind je dat vervelend?
Ik kan niet ontkennen dat ik Rottenberg heet, het is een
Joodse naam die in Polen overigens net zo gewoon is
als Jansen of Bakker hier, vertelde mijn zusje die samen
met mijn nichtje Hella Rottenberg een boek schrijft over
onze grootvader Jsay. Ik voel me in een Joodse traditie
staan, die van wijsheid en leren. Met dat laatste hoop
ik eindeloos door te gaan. Ik ben niet bang om oud te
worden, soms verheug ik me zelfs op mijn pensioen, er
is zoveel te lezen en te doen. Eén ding staat vast. Ik zal
me verdiepen in de boeken die mijn vader achterliet over
Dreyfus en Herzl, dat project gaat zeker tot iets leiden.” •
Met een enthousiasme alsof het gisteren gebeurde
vertelt hij: “Ik herinner me die eerste vergadering waar
ik bij was in maart '76. Den Uyl had voorgeschreven
dat alle bewindslieden altijd aanwezig moesten zijn.
Dat was iets ongelofelijks, al die kennis en ervaring bij
elkaar rond de tafel. Ik schreef alles op, ik dacht: zo blijf
ik geconcentreerd. Aan het eind wilde ik wel even laten
weten dat ik er was en stelde vragen aan Vredeling, de
toenmalig minister van Defensie. Na afloop kwam Den Uyl
naar me toe om zich aan mij voor te stellen. De premier!
Dat is toch ongekend. Die kennismaking was het begin
van een verbond tussen ons.”
19
Download