Het oerboek van de mens, gelezen door Filosofische Leeskring Blaricum. Recent hebben wij binnen de Filosofische Leeskring Blaricum gelezen en besproken: Het oerboek van de mens , geschreven door Carel van Schaik (Rotterdammer, hoogleraar biologische antropologie in Zurich) en Kai Michel (Duitser, historicus en wetenschapsjournalist) in een uitstekende vertaling uit het Duits. Het boek is een antropologische analyse van de Bijbel. Men is uitgegaan van drie hoofddrijfveren van de mens : zijn eerste natuur (zijn instinct), zijn tweede natuur (zijn culturele bagage) en zijn derde natuur (zijn rationeel vermogen, het bedenken van nieuwe dingen). Voorts heeft men stilgestaan bij de meest ingrijpende omwenteling in de menselijke geschiedenis: de overgang van het jager-verzamelaars bestaan in kleine rondzwervende stammen naar de landbouw maatschappij met grote groepen bij elkaar op vaste woonplekken. De verhalen in de Bijbel zijn duizend jaar lang bewerkt, verzonnen, aangepast door diverse auteurs. Van Schaik en Michel veronderstellen dat het verhaal van de overgang van de Hof van Eden naar het kille bestaan daarna , geïnspireerd is door de overgang van de warme, egalitaire jagers situatie naar de kille landbouw periode met onderlinge oorlogen, rampen en patriarchaat. Het Oude Testament gaat voornamelijk over deze laatste periode, waarin het joodse volk bijzonder te lijden had. De schrijvers laten de diverse religievormen de revue passeren, te beginnen het geestendom, daarna het meergodendom en tenslotte de monotheïstische, alleenheersende strenge God, voor de joden Jahwe. Met al deze rampen duiden de schrijvers deze monotheïstische joodse religievorm als cultureel rampenbestrijdingssysteem . Een manier om het leven grijpbaar en draaglijk te maken. Eerst in de vorm van onze derde natuur (het bedenken) en vervolgens wordt het onderdeel van de joodse cultuur (onze tweede natuur). God is de verklaring voor deze rampen, als het bestraffende wezen, de mensen zullen het er wel naar gemaakt hebben en moeten daarom hun leven aanpassen (de joodse wetten). In de achtergrond speelt steeds een stoorzender : onze eerste natuur, waarbij men gevoelsmatig moeite heeft met deze z.g. intellectuele en institutionele religie. Men heeft altijd behoefte gehad aan meerdere bovennatuurlijke actoren, voorvaderen en geesten zoals in het jagers bestaan. En niet alleen één strenge God zoals bij het monotheïsme . Met de komst van Jezus wordt hieraan tegemoet gekomen. Hij is vriendelijker, menselijker en uiteindelijk gaan in het christendom meerdere actoren aan het werk. De christenen voelen zich het beste thuis met God de vader, Maria de moeder en Jezus, de zoon. De intellectueel- institutionele religie blijft in het christendom aanvankelijk ook nog dominant aanwezig o.l.v. kerkelijke instituties en kerkvaders . Ook als onderbouwing en verklaring van de goddelijke Natuur. Echter, met name in de 19e eeuw, krijgt het wetenschappelijk denken de overhand. Wat thans resteert, met name in Europa met zijn ontkerkelijking, is de intuïtieve religie. Onze eerste natuur behoefte in de vorm van allerlei spirituele ondernemingen. Het is een lezenswaardig boek, voor de diepgelovige, want het spirituele aspect blijft kaarsrecht overeind staan, voor de atheïst om antropologische en historische reden en voor mensen zoals ik, die de klok hebben horen luiden en het Boek der Boeken nog een keer willen ervaren inclusief zijn indrukwekkende achtergrond . Henk de Zwart