Inleiding

advertisement
Pedagogisch beleid
Hierin beschrijven we de algemene werkwijze van de peuterspeelzaalleidsters. Het
voornaamste doel, de peuter een zo veilig mogelijke basis voor een goede algemene
ontwikkeling te kunnen bieden.
Het bestuur is eindverantwoordelijke voor de kwaliteit van het pedagogisch beleid, op grond
waarvan de kinderen in een veilige en beschermde omgeving kunnen worden opgevangen.
Op dit onderdeel is naar de mening van het bestuur delegatie mogelijk naar de leidsters, die
vakinhoudelijk het pedagogisch beleid het beste vorm en inhoud kunnen geven.
De leidsters dragen zorg voor de uitvoering van het pedagogisch beleid. Zij dragen bij aan de
voorbereiding van dit beleidsterrein en zijn verantwoordelijk voor een professionele
uitvoering van de in het pedagogisch beleid vastgestelde normen en waarden.
Binnen het pedagogisch beleid onderscheiden we drie belangrijke deelgebieden:
de sociaal-emotionele ontwikkeling
de lichamelijke ontwikkeling
verstandelijke ontwikkeling
De verschillende deelgebieden worden hieronder elk afzonderlijk belicht.
De sociaal-emotionele ontwikkeling
Door positief in te gaan op verschillende emoties, zoals blijdschap, verdriet, woede, angst en
onverschilligheid, wordt:
de ontwikkeling van het leren kennen van de eigen gevoelens gestimuleerd
geleerd om met de eigen gevoelens om te gaan
geleerd de gevoelens aan anderen duidelijk te maken
De gevoelens van de peuter worden serieus genomen en er wordt naar hem geluisterd en
met hem meegeleefd. De leidsters denken vanuit het kind en laten de peuter merken dat ze
hem begrijpen. Er wordt op respectvolle wijze met elkaar omgegaan.
Hechting
Voor het eerst een peuterspeelzaal bezoeken is voor een kind een aangrijpende sociaalemotionele gebeurtenis. De peuter moet leren vertrouwen te krijgen in de nieuwe omgeving
en in de leidsters. Na een korte gewenningsperiode zal het kind in staat zijn zich veilig te
voelen in de groep en zich weten los te maken van de ouders. Het kind leert ook om het
vertrouwen te krijgen dat een van de ouders/verzorgers hem altijd weer op komt halen.
Ontwikkelen positief zelfbeeld
Door vooral complimentjes en opbouwende kritiek te geven, wordt een positief beeld bij een
peuter ontwikkeld. Op negatief gedrag wordt, indien het geen gevaar voor de peuter of zijn
omgeving oplevert, niet altijd ingegaan. Door niet te snel in te grijpen, leert het kind
de gevolgen van zijn gedrag te ervaren en leert hij zelf hiervoor verantwoordelijk te zijn.
Sociale houding
Een peuter moet nog leren in groepsverband te spelen en ontdekken wat hij met speelgoed
kan doen. Hij leert dit niet alleen door stimulering van de leidsters, maar ook doordat hij
andere kinderen ziet spelen. Omdat hij nog niet weet wat samenspelen is, ontstaan er vele
kleine conflicten. Ingrijpen door de leidsters is niet altijd nodig. De sociale houding die het
kind geleerd wordt, komt overeen met zijn ontwikkelingsniveau. Naarmate de peuter ouder
wordt, zal hem geleerd worden om meer rekening te houden met elkaar, en zorg te dragen
voor zijn omgeving.
De lichamelijke (motorische) ontwikkeling
De lichamelijke of motorische ontwikkeling is onder te verdelen in grove motoriek (lopen,
klimmen, kruipen e.d.) en fijne motoriek (puzzelen, kleuren, plakken e.d.). Om de lichamelijke
ontwikkeling te stimuleren, krijgen de kinderen de ruimte om zowel binnen als buiten bezig te
zijn met bewegen.
Grove motoriek
De grove motoriek wordt ontwikkeld door gebruik te maken van speelmaterialen als fietsen,
loopklossen, klim- en klautermateriaal, glijbaan. De activiteiten kunnen bestaan uit vrij spel,
geleid spel, fantasiespel en bewegingsspel met peuters.
Fijne motoriek
De ontwikkeling van de fijne motoriek wordt gestimuleerd door de volgende materialen:
blokjes, puzzels, duplo, kralen rijgen, tekenen, plakken, verven, kleien.
Lichaamsbesef
Om het lichaamsbesef te bevorderen worden regelmatig zintuiglijke spelletjes zoals horen,
zien, ruiken en voelen, met peuters gedaan. Ook wordt gebruik gemaakt van liedjes en
opzegversjes, waarbij delen van het lichaam aangewezen kunnen worden, zoals “Dit zijn
mijn wangetjes” en “Hoofd, schouder, knie en teen”.
De verstandelijke (cognitieve) ontwikkeling
Kinderen leren spelenderwijs de wereld om zich heen te ontdekken. Thema’s en
voorleesboeken spelen hierbij een belangrijke rol. Puzzels, spelletjes, kleuren, vormen en
getallen stimuleren hierbij het denkvermogen. Het stimuleert de peuter waar te
nemen, ordenen en sorteren. Het zelfstandig bedenken van oplossingen voor problemen
door het kind is van groot belang voor de verstandelijke ontwikkeling.
Taal- en spraakontwikkeling
De taal- en spraakontwikkeling speelt een grote rol in de peuterspeelzaal. Zowel individueel
als groepsgericht stimuleren we de taal- en spraakontwikkeling. Een goede taal- en
spraakontwikkeling is de basis voor het lezen, schrijven en rekenen. Deze voorschoolse
aandacht voor taal is zeker ook belangrijk voor kinderen met andere culturele achtergronden
die thuis een andere “taal” spreken. Op de peuterspeelzalen wordt Nederlands gesproken.
Het aanleren van de Nederlandse taal gebeurt spelenderwijs en in de vorm van boekjes
voorlezen, verhaaltjes vertellen, liedjes zingen, voorwerpen benoemen, gesprekjes voeren
met de kinderen en in de alledaagse omgang met elkaar.
Ontwikkeling creativiteit
Deze ontwikkeling komt tot uiting door de kinderen te laten kennismaken en te laten
experimenteren met creatieve middelen zoals klei, verf, lijm, papier, lapjes, zand en water.
Deze activiteiten worden deels gestuurd en deels overgelaten aan het kind, door vrije
expressie.
Vrij spelen en expressieactiviteiten zijn een belangrijk onderdeel in de peuterspeelzaal. We
laten de kinderen zoveel mogelijk hun gang gaan tijdens de activiteiten. De leidster
stimuleert de kinderen. Zij zal de kinderen laten kennis maken met verschillende soorten
materialen en laten experimenteren met creatieve middelen. Daarnaast maken we gebruik
van andere expressiematerialen zoals muziekinstrumenten en CD’s.
Stimuleren identiteit en zelfredzaamheid
Om de identiteit te stimuleren gebruiken we regelmatig de voornaam en achternaam van
het kind. Zo leert de peuter wie hij is, hoe hij heet en dat hij iemand is. Wij trachten ook een
positief voorbeeld tot imiteren te geven. Mede door het aanwezige materiaal kan het
imitatiespel en de ontwikkeling van de identiteit van het kind goed tot zijn recht komen. Het
zelfvertrouwen vergroten we door het kind kleine opdrachten te geven die passen bij zijn
ontwikkelingsniveau, hem te laten ervaren wat hij kan, hem prijzen als hij iets goed
doet, of hem helpen waar dat nodig is. Dagelijks werken we aan de zelfstandigheids- en
zelfredzaamheidstraining, zoals zelfstandig handen wassen, jas aantrekken en broek
ophalen, maar ook zelfstandig een puzzeltje maken of iets opruimen. Hierbij letten we op wat
het kind kan en waar hij op dat moment aan toe is. Doordat we ruimte geven voor
zelfstandigheid en het kind laten weten dat hij fouten mag maken wordt de zelfstandigheid
gestimuleerd. Een kind dat uit ervaring weet dat hij fouten mag maken durft er voor uit te
komen dat hij iets niet weet of niet kan.
Uitvoering
Structuur
Peuters hebben nog geen begrip van tijd en hebben geen idee van wat het betekent als er
gezegd wordt: “Ik kom je straks weer halen.” Door het aanbieden van een pedagogische
dagindeling met een regelmatig en consequent programma en vaste regels wordt het
“straks” voor de peuter verduidelijkt.
Een vaste structuur van “eerst gaan we “dit” doen, dan gaan we wat drinken, dan gaan we
“dat” doen en dan komt mama,” leert het kind vertrouwen te krijgen in de omgeving en dat
mama hem/haar inderdaad weer komt halen.
Deze dagindeling is zeker géén “dwingende structuur.” Het geeft zowel de kinderen als de
leidsters houvast, maar er wordt voorkomen dat kinderen op welke manier dan ook
gedwongen worden om aan bepaalde activiteiten mee te doen. Wel geldt de regel dat, bij het
verlaten van het lokaal voor bijvoorbeeld het buitenspelen, elk kind met de groep mee gaat.
Ook hier bouwt het kind samen met de leidster het vertrouwen op dat hij na het buitenspelen
weer samen met de andere peuters teruggaat naar het lokaal.
Om te voldoen aan de pedagogische dagindeling wordt er uitgegaan van de volgende
structurele momenten:
het emotionele moment van afscheid nemen
het individuele moment van het beginnen met vrij spelen
het “rituele” moment van het naar de wc gaan en handen wassen
het collectieve moment van samenzijn om wat te eten en te drinken
het sociale moment van samen naar buiten gaan om te spelen of om met elkaar te plakken,
te verven enz.
het afsluitende moment van met elkaar liedjes zingen totdat ”mama komt.”
het vanzelfsprekende moment van het ophalen van de peuter,
Werken met thema’s
Door vanuit een thema te werken, kun je de aandacht van kinderen op één zaak richten:
stimuleren van het aanleren van begrippen
samenhang begrijpen en onthouden (herhaling)
bepaalde sfeer scheppen die kenmerkend is voor een thema (bijvoorbeeld herfst,
Sinterklaas, kapper, kikker).
Thema’s moeten aansluiten bij de leefwereld van het kind. Bijvoorbeeld actuele
gebeurtenissen, geboorte broertje/zusje, tijd van het jaar, verjaardagen. De thema’s worden
door de leidsters gezamenlijk vastgesteld.
Feesten en verjaardagen
Aan feesten, zoals Sinterklaas, het Kerstfeest en Pasen wordt aandacht besteed. De viering
wordt aangepast aan de leeftijd van de peuters. Bij het vieren van een verjaardag mag er
getrakteerd worden. Aan de ouders wordt gevraagd een kleine traktatie te laten uitdelen.
Ouders kunnen het verjaardagsfeest van hun peuter meevieren. In overleg met de leidsters
kan het moment van het feest worden vastgesteld.
Observatie
Als blijkt dat een kind zich minder goed ontwikkelt, kan het kind, door middel van extra
individuele aandacht van een leidster, meer gestimuleerd worden. Eventueel kan er een
(externe) observatie (door wijkverpleegkundige van het consultatiebureau) plaatsvinden in
overleg met de ouders. Als blijkt dat er achterstand of (externe) problemen worden vermoed
of gesignaleerd, wordt met medeweten en medewerking van de ouders getracht de
achterstand in te halen of het probleem te verminderen. Dit alles binnen de mogelijkheden
van de peuterspeelzaal. Zo nodig wordt het kind doorverwezen naar de huisarts, het
consultatiebureau, de logopedist(e) of andere instanties.
Bij het constateren of vermoeden van een geval van geestelijke of lichamelijke mishandeling
van het kind wordt de huisarts of het meldpunt kindermishandeling ingeschakeld.
Ziekte
Als het kind ziek is, dient de peuterspeelzaal hiervan zo snel mogelijk op de hoogte te
worden gebracht. Het kind kan in zo’n geval beter thuis gehouden worden.
Voor mogelijk besmettingsgevaar moet ook de aard van de ziekte worden doorgegeven. Bij
het constateren van een besmettelijke ziekte wordt ouders verzocht het kind zeker thuis te
houden, totdat het besmettingsgevaar is geweken. Bij het ziek worden tijdens schooltijd,
worden de ouders opgebeld met het verzoek het zieke kind zo snel mogelijk op te komen
halen. Bij een ongeval worden allereerst de ouders, huisarts, en/of ambulance gebeld. Met
betrekking tot ziekte worden de richtlijnen van de GGD aangehouden. Deze richtlijnen staan
vermeld in een map die op de peuterspeelzaal aanwezig is.
Veiligheid
Het creatief materiaal waarmee de kinderen omgaan is gifvrij. De schoonmaakmiddelen
staan op veilige hoogte. De interieurverzorgster zorgt ervoor dat de accommodatie schoon
is. De tafels, de stoelen en het speelgoed zijn van degelijke kwaliteit. Het speelgoed wordt
tweemaal per jaar goed gereinigd. In het lokaal is een ontruimingsplan aanwezig. Op de
gang is een brandblusapparaat aanwezig. Per dagdeel is er een leidster op de
peuterspeelzaal aanwezig die in het bezit is van een geldig EHBO-diploma.
Download