Woorden met -ng en -nk

advertisement
Woorden met -ng en -nk
Onderstreep de woorden met –ng blauw en de woorden met –nk geel.
Henk is de weg kwijt
Henk gaat naar de winkel om een hengel te kopen.
Hij loopt langs de banketbakkerij.
Daarna gaat hij linksaf.
Hij maakt een lange wandeling.
Opeens weet Henk niet meer welke richting hij op moet.
Hij wordt een beetje bang.
Dadelijk wordt het al donker.
Plotseling ziet hij een buurjongen op een bankje zitten.
“Wat doe jij zo ver van huis?” vraagt de buurjongen.
“Ik ben de weg kwijt.” zegt Henk. “Waar is de winkel waar ik een hengel kan kopen?”
“Ik help je wel.” zegt de buurjongen.
“Dank je wel.” zegt Henk.
Vul het juiste rijmwoord in.
Ik loop door een gang. Die is heel erg
…………………….
Fons slaat op zijn pink. Hij huilt niet, hij is
…………………….
Onze buurman, meneer de Koning, houdt bijen voor de
…………………….
Hansje zakte door de bank, want er brak opeens een
…………………….
Karel gaat naar de winkel. Hij doet de deur open en hoort
…………………….
De dokter zegt tegen de jongen. “Blaas eens flink wat lucht uit je …………………….
Zet een streep onder het woord dat niet in het rijtje thuis hoort.
1
dank
plank
stronk
longen
planken
2
wang
eng
sprank
jongen
gezang
3
lang
gang
geschenk
wangen
mengen
4
ding
vonk
klanken
bedanken
klinker
www.juf-hannah.nl
5
wang
gang
streng
longen
linker
6
flink
blank
stronk
tong
winkel
Download