Nieren en urinewegen Nefrologie Urologie Ren: Renale pathologie STRUCTUUR MACROANATOMIE ARTERIA RENALIS, VENA RENALIS, URETER, BLAAS Dit is de ruimte achter het peritoneum Blauwe ader: vena cava inferior Elke nier heeft een tak van de slagader (arteria renalis) en een tak van de ader (vena renalis) Nu geen galweg maar ureter (urineleider) verbinding nier en blaas (witte buisjes) Onderaan ligt de blaas CORTEX, MEDULLA, PYRAMIDEN, PAPIL, PYELON, KELKEN Één van de nieren overlangs doorgesneden Onder de blaas: kanaal: de uretera (verbinding blaas en buitenwereld). De uretera van de vrouw is korter dan die van de man. Praktisch belangrijk want hierdoor is een vrouw veel vatbaarder voor blaasinfecties. Blaasinfectie : ontstekingen ontstaan vanuit perineum. Als de man zijn prostaat zwelt gestoorde blaaslediging Hoe is de nier opgebouwd. Niercortex: schors, buitenste gestippelde deel Niermedulla: merg, speciale structuren (pyramiden) die eindigen op een papil (zwart op prent). Analoog aan zoutvat waarvan deksel gaatjes heeft. Papil is deksel waardoor urine sijpelt. Wordt opgevangen door een klein zakje, kelk. Die kelken komen toe op het bekken van de nier, het pyelon. Vanuit het pyelon stroomt de urine via de ureter naar de blaas. In uw pyramide allemaal parallelle lijnen. (te maken met micro anatomie) MICROANATOMIE NEFRON, GLOMERULUS, TUBULI Dit is een nefron, de structurele eenheid van de nier (zoals leverlob bij lever). Miljoenen nefronen in een nier. Een nefron is opgebouwd uit twee grote delen. Glomerulus: kopje vanboven links Tubuli: buisjes Verschillende tubuli: achter glomerulus proximale/grootste buis, dan lus: de lis van Henle met dalend en stijgend segment. Daarna het onderste/distale buisje en daarna de ductus colligens (verzamelbuisje waarin verschillende distale tubuli in uitkomen). De ductus colligens eindigt in de papil. Dus die gaatjes worden hierdoor gevormd. GLOMERULUS, GLOMERULAIRE EPITHEELCELLEN Doorsnede glomerulus. De onderkant is met een aantal windingen, heel onregelmatig membraan, ingestulpte en gekartelde wand. Elke glomerulus krijgt een takje van de slagader (aanvoerend bloedvat van arteria renalis) en er is ook een takje van de ader (afvoerend bloedvat van vena renalis). Hiertussen zitten allemaal capillairen, kleine bloedvaten. Als je hier een doorsnede van maakt dan heb je doorgesneden capillairen die in de windingen van de glomerulus zitten. Dus heel nauw contact van circulatie en glomerulus. Prachtige uitwisseling met bloed. Binnenste bekleding: ook bekleed met beschermende laag, platte cellen. Epitheelcellen die de glomerulus aflijnt. Onze bloedvaten zijn ook bekleed met epitheelcellen en dat zijn ook zulke platte cellen (endotheelcellen). (Ziet er hetzelfde uit zie volgende prent) GLOMERULO-CAPILLAIR MEMBRAAN Scheidingswand tussen circulatie en nier. Verticaal gestreept zeer fijn basaal membraan. Aan de binnenzijde ervan (boven dit membraan) rusten de glomerulaire epitheelcellen en er vlak onder endotheelcellen. Dus er is een goede circulatie mogelijk want cellen worden enkel van elkaar gescheiden door een zeer fijn membraan die filtratie toestaat. FUNCTIES GLOMERULAIRE FILTRATIE – 180 liter per dag wordt er gefilterd : voortdurend vocht vanuit bloedvaten naar nieren voor filtering (hoeveelheid bloed in een persoon 4-5l, dus ongeveer 40 keer per dag filtering van al uw bloed) – In dit vocht zit : Water Zouten Natrium Kleine moleculen: glucose, ureum (ammoniak), creatinine, … o Creatinine is een afvalstof bij de afbraak van spierweefsel. De hoeveelheid creatinine kan je meten in het bloed (zie laboblad): perfecte test voor nierfunctie als uw creatinine in het bloed stijgt (bv. 1mg/dl, wat normaal is, 3mg/dl) want creatinine wordt enkel via de nieren uitgescheiden. – Excretie van geneesmiddelen – Grote moleculen (bv; albumine) gaan niet door filter – Normaal: geen proteïnurie: Normaal heb je geen proteïnen in de urine. Als er toch in zitten dan verder testen, wellicht zieke glomerulus (fungeert als filter, deze laat dan te grote stukken door). TUBULAIRE ABSORPTIE – Water: urineproductie ongeveer 1 liter per dag : Dus terug absorberen van 179l via tubulair systeem. – Natrium: variabele absorptie : Naargelang omstandigheden minder of meer natrium opnemen (ascitis: natrium vasthouden) (zie later). – Glucose : In je tubuli kan je ook suiker absorberen. Normaal geen suiker in urine, in geval van wel dan heb je suikerziekte. Dus glucose moet allemaal terug worden geabsorbeerd als je geen suikerziekte hebt. Normaal geen glucose in urine Glucosurie bij overschrijden van maximale absorptiecapaciteit Glucosurie bij diabetes mellitus Tekening die uitlegt waarom men met diabetes wel suiker in urine heeft en mensen zonder suikerziekte niet. Er is een maximale absorptie capaciteit (Tmax: maximale capaciteit van een proces) voor suiker. Stel je hebt insulinetekort en te veel suiker in het bloed dan is dus te veel glucose en wordt er veel meer suiker gefilterd in de nieren. Een deel wordt terug opgenomen via tubuli en gaan terug naar het bloed maar je hebt maar een maximale opnamecapaciteit en als die wordt overschreden dan wordt de rest uitgeplast. SECRETIE VAN ERYTHROPOIETINE (EPO) – Epo is een hormoon dat aangemaakt wordt in de nier en dan naar het beenmerg gaat en dan leidt tot verhoogde productie van rode bloedcellen (erytrocyten) – Antwoord op lage O2-spanning/concentratie in het bloed – « Hoogtestage »: sportmannen gaan op hoogtestage om op grote hoogte meer epo in het bloed te produceren. Als ze daarna aan een wedstrijd mee doen die op zeeniveau wordt gehouden dan hebben ze meer zuurstoftransportcapaciteit. – Gebruik « Epo » als doping – Gedaalde productie bij chronisch nierfalen: anemie want geen epo meer dus daling in rode bloedcellen. Hierbij mag je epo voorschrijven. REGELING VOLUME EXTRACELLULAIR VOCHT Eerste homeostatische functie Volume wordt geregeld door natrium (zout) secretie Volume Natrium Neurohormonale stimulatie: neuronen en hormonen worden gestimuleerd en deze regelen ons extracellulair vocht Renine wordt gestimuleerd door dalende filtratie die ontstaat door daling van extracellulair volume ACE (Angiotensine I Converterend Enzym) wordt gestimuleerd (is belangrijk in medicatie!): zet angiotensine I om in angiotensine II Angiotensine I (= hormoon) wordt omgezet in angiotensine II. Dit is de meest sterke vasoconstrictor. 2 gevolgen van de omzetting van angiotensine I naar angiotensine II 1) Vasoconstrictie: de bloedvaten trekken samen waardoor de bloeddruk stijgt. Het volume neemt toe. 2) Aldosterone wordt afgescheiden door de bijnier: Aldosterone reguleert de natrium-kalium pomp. Er wordt meer natrium terug opgenomen/geabsorbeerd door de tubuli waardoor het extracellulair volume toeneemt. = adequate compensatie NATRIUMPOMPEN IN TUBULI De drie zwarte bollen zijn natriumpompen 1e links op proximale 2e links op stijgend deel lis van Henle, belangrijke pomp Rechtse op verzamelbuisje, natriumabsorptie. Natrium-kalium uitwisseling: telkens natrium naar buiten, gaat er kalium naar binnen. Deze pomp wordt gestimuleerd door aldosterone. De nieren zijn verantwoordelijk voor kalium excretie. Stel bij nierfalen kalium toename in bloed en dit is gevaarlijk. Normaal verlies je kalium in de urine. Als deze pomp niet meer werkt dan blijft het in bloed. Als er te veel aldosterone is dan krijgt men te weinig kalium in het bloed want dan is er veel excretie van kalium via de urine. NIET-ADEQUATE COMPENSATIE Links : adequate regeling: Daling extracellulair volume extracellulair volume stijgt als adequaat antwoord Rechts: fout in regelmechanisme: Stel dat er een normaal volume is maar het mechanisme wordt toch in gang gezet en het extracellulair volume neemt toe overvulling circulatie. Dit is een inadequaat antwoord. Er is iets fout in het regelmechanisme en hierdoor krijgt men vochtopstapeling. NIET ADEQUATE COMPENSATIE BIJ CIRROSE ONTSTAAN VAN ASCITES Bij levercirrose krijgt men ascites. De lever stuurt een signaal naar de nieren om natrium te absorberen. Er ontstaat een stijging van angiotensine en aldosterone. Hierdoor ontstaat ascites. Een tweede gevolg is oedeem. Bv. dikke voeten maar ook vocht in hart (zie bij hartfalen later). NATRIUMPOMPEN IN TUBULI EN MEDICATIE DIURETICA Om het te hoog extracellulair volume te doen dalen, worden vaak plaspillen gebruikt. Meest frequent gebruikte plaspillen. Lasix: blokkeert de pomp in de lis van Henle. De bedoeling is om meer natrium uit te plassen. Er wordt meer natrium uitgeplast dus minder vochtophoping. Ascites en oedeem verdwijnt. Doordat er meer natrium in de buisjes terecht komt, wordt er minder kalium geproduceerd. Bij chronisch geven van lasix, krijgt men een serieus kalium tekort, wat mogelijks fataal is. Aldactone. Blokkade natrium-kaliumpomp in buisjes. Dan blijft kalium in bloed en stijgt kalium in bloed. Dus combinatie van beide geven (bij ascites bv.) ANGIOTENSINE II EN MEDICATIE ACE enzyme angiotensine II stijgt vasoconstrictie bloeddruk stijgt ACE inhibitor (meest gebruikte medicijn in maatschappij bv. coversyl) angiotensine II daalt (angiotensine I kan niet meer omgezet worden hierin) vasodilatatie bloeddrukdaling want bloedvaten zetten uit het hart moet minder hard werken. Deze drie zijn de grootste indicaties voor het gebruik van ACE inhibitoren. Bij hoge bloeddruk Hartfalen Na een hartinfarct Meest gebruikte geneesmiddel in maatschappij want hartproblemen zijn frequent. REGELING OSMOLARITEIT EXTRACELLULAIR VOCHT Osmolariteit ~ H2O Osmolariteit: dichtheid van de opgeloste deeltjes. Dichtheid van uw bloed. Stel je pakt een tas water en je doet daar een klontje suiker in. In een andere tas met evenveel water doe je twintig klontjes suiker in dus deze heeft een 20x hogere osmolariteit. Dit moet in het bloed hetzelfde blijven! Duldt geen afwijkingen. Men gaat de variabele waterabsorptie reguleren. Niet door natriumabsorptie bepaald. Normale osmolariteit plasma: 290 mosm/l Constant gehouden door (de concentratie – en dilutatiefunctie v/d) nier Variabele waterabsorptie Concentratiefunctie: uw nier kan geconcentreerde urine maken. Deze is weinig en donker. S ochtends bv. Donkerder want 8 uur niet gedronken Dilutiefunctie: je kan sterk gediluteerde urine maken. Bv. Veel liters water gedronken dus heldere urine dienen samen om de concentratie constant te houden Rol van Anti-diuretisch hormoon (ADH) van hypofyse In de eerste situatie de urine concentreren. In tweede situatie urine diluteren. Voorbereiding (zelfde bij beide situaties): Je start in de glomerulus. 100% filtraat (180l) komt toe en het vocht dat daar toe komt heeft normale osmolariteit. In de proximale tubulus wordt naast natrium ook water opgenomen en dit is evenredig aan elkaar. Men krijgt een isotonische oplossing. Op het einde van deze tubulus nog altijd normale osmolariteit maar nog maar 30% van het filtraat. Dus in deze proximale tubulus alleen wordt al 70% van de 180l geabsorbeerd. In de lis van Henle in het dalend deel wordt enkel water geabsorbeerd. De vloeistof wordt denser, de osmolariteit van de vloeistof in de buis stijgt. In het stijgend deel van lis van Henle wordt natrium eruit gehaald en blijft water verplaatsen. Osmolariteit van de vloeistof in de buis daalt tot een sterk verdunde vloeistof, 100 mos mol/l. Eerste situatie. Als je veel zweet dan stijgt de osmolariteit van het bloed, de dichtheid van het bloed neemt toe omdat je veel water verliest. Dus daarna gaat men drinken om de osmolariteit van bloed te doen dalen en de concentratie van bloed terug gelijk te krijgen. Neemt de osmolariteit van het bloed toe dan gaat er dus een prikkel naar het dorstcentrum in de hersenen en dan ga je drinken, op deze manier wordt vocht van buiten gehaald. Men kan echter ook van binnen water behouden door bij het naar toilet gaan donkere en weinig urine uit te scheiden. Uit de verzamelbuisjes gaat men immers veel meer water absorberen. Dit zorgt ervoor dat er meer water naar het bloed gaat en dat doet de osmolariteit van het bloed dalen. Deze waterpompen gaan echter niet zo maar open. ADH (antidiuretisch hormoon) stimuleert deze om meer waterabsorptie te krijgen. Zo krijgen we een zeer geconcentreerde osmoraliteit van urine. (concentratiefunctie nieren) Tweede situatie: Door veel vocht in het lichaam daalt de osmoraliteit van het bloed. ADH wordt niet meer geproduceerd en de waterpompen blijven dicht waardoor er dus minder/geen vocht naar het bloed gaat maar in de buis blijft. Je plast alles uit en krijgt zo heldere, gediluteerde urine. (dilutiefunctie nieren) WERKING VAN ANTIDIURETISCH HORMOON Wat gebeurt er als je geen ADH aanmaakt? Dan ga je polymerie vertonen want dan moet je continu plassen want de waterpompen gaat niet open waardoor het water niet terug opnieuw geabsorbeerd kan worden. Het water wordt dus mee afgescheiden met de urine. Bij lithium preparaten kan dit ontstaan. Lithium kan de waterpompen resistent maken voor ADH. REGELING ZUURTEGRAAD (PH) EXTRACELLULAIR VOCHT Normale zuurtegraad van plasma: pH 7,4 Moet constant blijven (geregeld door homeostatisch systeem) Ons lichaam verdraagt hier geen afwijking op Constant gehouden door buffer (bicarbonaat/HCO3- buffer) Waterstof en bicarbonaat geven H2CO3 en die kan ook splitsen in H2O en CO2. Je kan met de buffer gaan spelen op twee plaatsen nl. de nieren en de longen Rol van nieren en longen In de nier door meer of minder waterstofionen uitscheiden. De nier is dus verantwoordelijk voor excretie waterstofionen. Als uw nier niet meer werkt dan krijgt men opstapeling van waterstofionen, dit is zuur. In de longen door CO2. Je kan dit meer of minder uitscheiden De nierbuisjes zijn afgelijnd met een eenlagig epitheel en deze bestaat uit tubulaire cellen. H+ scheidt je uit via urine. Bicarbonaat kan terug in het bloed worden opgenomen. VIER STOORNISSEN VAN HET ZUUR-BASE EVENWICHT (grijze kader) Acidose (pH < 7,4): Lage pH Alkalose (pH > 7,4): Hoge pH Respiratoire pathologie: Longen ziek Compensatie in nieren Metabole pathologie: Metabolisme ziek Compensatie in longen GRAFIEK VAN DAVENPORT Dit is een manier om al die stoornissen gemakkelijk op te situeren. Op x-as zet je de pH en op de y-as staat de concentratie van bicarbonaat in het bloed (in tweede kolom standaard laboblad staat er bicarbonaat). De gebogen lijnen zijn CO2 isobaren. Bv. bij 40ml kwik. Op elk punt van de lijn is de CO2 spanning (pCO2) in het bloed dezelfde bv. 40ml kwik. Normaal heeft men 7,4 pH, HCO3 25 en 40 ml kwik, arterieel. Om arterieel bloed te testen, kan dit via de slagader in de lies. ACUTE RESPIRATOIRE ACIDOSE Acute hypoventilatie (long): de longen vallen uit CO2 neemt toe in het bloed Je gaat naar een hogere isobar/ een hogere CO2 spanning bv. 60 ml kwik pH daalt: zuur Compensatie in nier voor CO2: toename HCO3- absorptie in bloed H+ excretie Metabole compensatie Bij chronisch longlijden stijgt bicarbonaat in het bloed om ervoor te zorgen dat de pH terug 7,4 is. ACUTE RESPIRATOIRE ALKALOSE Acute hyperventilatie (long): Te weinig CO2 in het bloed Naar een lagere isobar bv.20 CO2 neemt af pH neemt toe: alkalose Compensatie in nier voor CO2: afname HCO3- absorptie H+ excretie Metabole compensatie ACUTE METABOLE ACIDOSE Opstapeling zuren, H+ (diabetes ontregeling) Bv. bij diabetes patiënt met te weinig insuline. HCO3- neemt af omdat er veel H+jes zijn die het HCO3- doen dalen door er H2O met te vormen pH neemt af: acidose Compensatie in long: hyperventilatie (CO2 uitblazen) Kussmaulse ademhaling CO2 neemt af naar lagere isobar Respiratoire compensatie ACUTE METABOLE ALKALOSE Opstapeling HCO3 Braken (verlies van H+) Toediening van HCO3- pH neemt toe: alkalose Compensatie in long: hypoventilatie Fishmouth breathing CO2 neemt toe Respiratoire compensatie ONDERZOEKSMETHODEN FUNCTIONEEL ONDERZOEK SAMENSTELLING URINE: URINESTAAL – Proteinurie: eiwitverlies via urine nagaan (probleem met glomerulus/filter) – Haematurie: bloed in urine Macroscopisch Microscopisch: > 5 RBC/mm3 (zie je niet) – Leucocyturie Pyurie (eventueel steriele pyurie ~ TBC) Ontsteking is witte bloedcellen. Granolucyten beschermen tegen infecties. En die krijg je dan in de urine. Etterige urine als het macroscopisch is. Dit is pyurie. Urinecultuur: nagaan welke bacterie erin zitten. Bij steriele pyurie dan moet je aan TBC denken) Microscopisch: > 10 WBC/mm3 – Cylindrurie: rode bloedcel cylinders Hoe weet je of bloed uit nieren komt? Er worden kleine cilinders uitgescheiden via urine en stel dat er dan bloed in zit dan krijg je rode cilinders. Dus dan weet je dat er een bloeding in de nieren is want cilinders is in de nieren. Dit is door glomulaire pathologie. – Urinecultuur – Urine BK: Bacil van Koch, bacterie – Weet je nu of de nier goed werkt of niet? Weet je iets over nierfunctie? Nee, dus naar tweede luik. METEN VAN DE NIERFUNCTIE – – Concentratie van kreatinine in het bloed Normaal 1 mg/dl Neemt toe bij achteruitgang nierfunctie Des te slechter de nier werkt, des te minder uitscheiding, des te meer kreatinine in het bloed Kreatinine clearance Hoeveelheid bloed (in ml) die per tijdseenheid (minuut) kan gereinigd worden van kreatinine Normaal 150 ml/minuut Neemt af bij achteruitgang nierfunctie STRUCTUREEL ONDERZOEK Nierbiopsie Diagnose van intrarenale pathologie Vooral diagnose glomerulonefritis: ontsteking glomerulus Radiologisch onderzoek Niet-invasief: echografie, ACT-scan Urinewegen: RX IVP (intraveneuze pyelografie) Cystografie Endoscopie blaas: cystoscopie, via uretra endoscoop opvoeren. Nagaan of je blaaskanker hebt. PATHOLOGIE 1. ACUTE NIERINSUFFICIËNTIE Begrip : Acute, reversibele uitval van de nierfunctie – Vormen Pre-renaal : Onvoldoende circulatie naar nieren: bv shock, bij uitdroging als men een aantal dagen niet heeft gedronken, creatinine sterk gestegen Renaal : Nieren ziek: bv acute tubulusnecrose, overt acute pancreatitis, acuut nierfalen Postrenaal : Afloop urine gestoord: bv prostaatvergroting: prostaat ligt onder uw blaas, door vergroting prostaat kan je niet plassen en dus verhoging creatinine Vormen van acuut nierfalen Gele pijl stelt ureter voor die urine afvoert. Oorzaken kunnen voor de nier liggen, in de nier of na de nier. Symptomen Oligo-anurie (weinig plassen bv. 50cc/dag anurie: niet plassen) o Risico: overvulling circulatie Opstapeling excretieproducten o Creatinine stijgt in bloed o Ureum stijgt in bloed o K+ stijgt in bloed: hyperkaliaemie o H+: acidose pH daalt Diagnose Postrenaal: echografie afvoerwegen Evaluatie vullingstoestand Natriumconcentratie in urine o Prerenaal nierfalen: < 10 meq/L o Acute tubulusnecrose: > 40 meq/L Therapie Postrenaal o Blaassondage bij prostaatprobleem o Stenting van ureters bij opstopping ureters Prerenaal: opvullen van circulatie met zoutoplossing Renaal o Dialyse o Vochttoediening: In = uit + 500 ml 2. CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE Begrip Eindstadium van chronische nieraandoeningen Irreversibel nierfalen Oorzaken Chronische glomerulonefritis Chronische interstitiële nefritis (blaasinfectie) Arteriële hypertensie Diabetes mellitus Polycystische nieren SYMPTOMEN – – – – – – Opstapeling excretieproducten Kreatinine, Ureum K+: hyperkaliaemie H+: acidose Metabolieten van geneesmiddelen: dosis! Gevolg: heel lichaam wordt geïntoxiceerd Gestoorde concentratiefunctie (kan geen geconcentreerde urine maken) Polyurie (veel plassen), nycturie (nachtelijk plassen): bij polyurie altijd nycturie Polydipsie: veel dorst hebben want je plast zoveel Gastrointestinaal Braken, nausea Anorexie Neurologisch Polyneuritis: ontsteking van meerdere neuronen, bv. In zenuwbanen van onderste ledematen dan brandende pijn daar Uraemisch coma: door opstapeling ureum (bij lever is dit ammioniakcoma) Cardiovasculair Arteriële hypertensie: hoge bloeddruk Pericarditis Acuut longoedeem Haematologisch – – Anaemie: bloedarmoede, ziet bleek, er wordt epo gemaakt in nieren dus bij zieke nieren dan geen epo productie en dan te weinig RBC (hierbij mag je epo voorschrijven) Huid Jeuk Huidpigmentatie: vuile bruine huidpigmentatie Bot Renale osteodystrofie: botten breken af (zie later) Stoornissen in metabolisme vit D Hypocalcaemie Secundaire hyperparathyroidie BEHANDELING Medicamenteuze therapie Vocht: 3 liter per dag Dieet: beperking eiwitten, zout, kalium Behandeling hoge bloeddruk Calciumcarbonaat Actief Vit D Eprex Nierdialyse Arterioveneuze shunt Driemaal per week 4 uur Strikte vochtbeperking Strikt zoutloos dieet Niertransplantatie Immuunsuppressie « Immuuncompromised » Als het vorige niet helpt: niervervangende therapie/kunstnier. Dialyse apparaat bestaat uit twee compartimenten: links zit bloed patiënt en rechts zit er dialysevloeistof. Via semipermeabel membraan krijg je uitwisseling van stoffen. Arterioveneuze shunt: chirurg maakt in de arm een verbinding met de slagader en de ader. Dan krijg je grote spataders op de voorarm van de patiënt. Die hoge druk is nodig want anders kan bloed niet naar dialyse apparaat stromen. Alles wat te veel is in het bloed van de patiënt: ureum, creatinine, kalium, enz. In dialysevloeistof zit bicarbonaat. Door uitwisseling wordt bloed gezuiverd. 3. NEFROTISCH SYNDROOM Begrip Belangrijke albuminurie: massief eiwitverlies/albumineverlies via urine. Hypoalbuminaemie Oedeem : door te weinig albumine in het bloed Oorzaken Glomerulaire pathologie: de filter is kapot Diagnose Nierbiopsie Vraagjes Wat als nieren chronisch versus acuut uitvallen? Welke 4 stoffen stapelen zich op bij nierfalen? Waterstofion Kaliumion Urium Creatinine Individuele nierziektes Ontstoken filter: glomerulonefritis rode bloedcelcilinders is hoofdteken 4. GLOMERULONEFRITIS Begrip Ontsteking van de glomeruli Diagnose door nierbiopsie Algemene kenmerken Proteinurie (eiwit in urine wijst op defecte filter); evt. Nefrotisch syndroom Haematurie : rode bloedcellen in urine Rode bloedcelcylinders: handteken glomerulonefritis Arteriële hypertensie: hoge bloeddruk Vormen Acute glomerulonefritis: plots ontstaan van glomerule ontstekingen Belangrijkste oorzaak is een keelontsteking: 9/10 wordt keelontsteking veroorzaakt door een virus maar het kan ook veroorzaakt worden door een bacterie (behandeling met antibiotica) o Bij virale keelontsteking ziet het rood, bij bacterie zie je witte stippen (granulocyten etter) o Infectie met de bacterie: ß-haemolytische streptococcen o Antistoffen met kruisreactie tegen eigen weefsels: antistoffen tegen de streptokokken gaan ook reageren tegen een aantal eigen weefsels Glomeruli: glomerulonefritis: immunologische reactie Hart: hartklepgebreken Hoge bloeddruk, bloed plassen, eiwit in urine Subacute glomerulonefritis o Snel evoluerende vorm, leidend tot nierfalen o Systeemziekten: ziekte die alle organen kan aantasten bv. lupus. Hierdoor gaat de nierfunctie dramatisch achteruit, op drie weken van ok naar dialyse Chronische glomerulonefritis o Mogelijk chronisch worden van ontsteking door streptokokken o Mogelijk evolutie naar chronisch nierfalen o 5. ACUTE TUBULUSNECROSE Begrip Acute renale nierinsufficiëntie Beschadiging tubulair systeem Bij zware ziektetoestanden, klinische catastrofen: leidt tot acuut nierfalen o Shock o Zware infecties o Acute pancreatitis o Verkeerde bloedtransfusie : transfusie accident (blokkade nieren) Symptomen Oligo-anurische fase met opstapeling excretieproducten Diuretische fase Therapie Nierdialyse tot herstel nierfunctie 6. INTERSTITIËLE NEFRITIS Begrip Ontsteking van interstitieel (tussenliggend) weefsel: ontsteking van het weefsel van de nier tussen de nefronen Acuut: oedeem en ontstekings witte bloedcellen: nier gaat zwellen onder spanning acute pijn o Bv. via bacteriën bij blaasontsteking ook ontsteking van nieren Chronisch o o o Algemene kenmerken Vorming van bindweefsel want letsels door chronische ontsteking Schrompelnieren: erg verkleinde nieren en opgefrommeld, als allebei zo dan chronische nierinsufficiëntie Evolutie naar chronisch nierfalen Witte bloedcellen in urine !: kenmerk van interstitiële ( glomerulonefritis: eiwitten en rode bloedcilinders in de urine) Oorzaak: Analgetica nefritis Chronisch gebruik van fenacetine bevattende pijnstillers (poeders Mann, Wit-Kruis) (nu vermeld hoeveel dagen je het mag nemen!) Progressieve evolutie naar chronisch nierfalen Oorzaak: Niertuberculose Longtuberculose: bacil van Koch gaat zich via het bloed verspreiden naar de andere organen Haematogene verspreiding BK naar nieren Activatie met actieve nier– en genitale TBC bv. ontsteking van de testes bij de man Kan leiden tot totale destructie van de nier Vrij zeldzaam Behandeling met tuberculostatica Oorzaak: Bacteriële pyelonefritis (frequent voorkomend) (pyelon: ontsteking nierbekken) Opstijgende infectie met darmbacteriën: de darmbacteriën komen via een opstijgende infectie in de urine terecht Bacteriële ontsteking van urinewegen: van hieruit naar de blaas en via ureters naar de nieren en daar ontsteking Voorbeschikkende factoren o Blaassondage: als men een vreemd voorwerp in uw blaas brengt, dan meer kans op ontsteking o Vrouwen een groter risico (veel minder voorkomend bij mannen) Korte lengte urethra Seksueel verkeer: bij geslachtsverkeer worden de bacteriën meer naar boven geduwd BACTERIËLE NEFRITIS Symptomen van blaasontsteking: cystitis Pollakysurie: dikwijls kleine beetjes plassen, een dwingende drang om kleine beetjes te gaan plassen, geprikkelde blaas Dysurie: branderig, pijnlijk gevoel Onderzoeken: urine, nagaan of er witte bloedcellen zijn, urinekweek/ cultuur om bacterie na te gaan Behandeling: antibiotica, drie dagen is voldoende bv. augmentine of tafanic Maatregel: naar toilet gaan na seksuele betrekkingen Preventie: veel water drinken Symptomen van acute pyelonefritis Hoge koorts, heel hoge koorts 40° Lumbale pijn: hevige pijn in lendenstreek Behandeling: intraveneuze antibiotica (goed verzorgen want anders evolutie tot chronisch) Eventueel optreden chronische pyelonefritis Diagnose Urine: leucocyturie Urinekultuur positief Behandeling blaasontsteking Antibiotica 3 dagen Behandeling acute pyelonefritis: zwaar ziek, nier is gezwollen, hevige pijn in de lendestreek, heel hoge koorts Evolutie naar chronisch nierfalen (schrompelnieren) Antibiotica 14 dagen (intraveneus) (kan anders chronisch worden) Preventie Veel drinken Blaas ledigen na betrekkingen 7. TUMORALE LETSELS Niertumor heel frequent Renaal cel carcinoom Kwaadaardige niertumor Klassiek symptoom: koorts van onbekende oorsprong, geen infectie of verkoudheid, indicatie van tumor Hematurie: bloed in de urine maar geen bloedcilinders Diagnose door niet-invasieve beeldvorming Behandeling: nefrectomie Tumoren van blaas en ureters Goedaardige poliepen Transitioneel cel carcinoom van de blaas en ureters Hematurie (bij bloed plassen altijd naar de dokter) o Endoscopische behandeling via cystoscopie o Bricker operatie: blaasresectie, blaas wegnemen, ureters worden ingepland op de dikke darm, plassen via de dikke darm 8. NIERSTENEN Stenen in afvoerwegen: kelken, pyelon, ureters Symptoom: Nierkoliek/crisis Hevige pijn lumbaal, lendenstreek ( bij gal: pijn in rechter hypochonder = teken van Murphy) Uitstralend genitalia ( bij gal: uitstralen naar schouder) Beweginsdrang: niet weten kruipen van de pijn Mictielast Diagnose via beeldonderzoek om de nier te zien Echografie, NMR (RX IVP) Therapie: ESWL (Extracorporele shock wave lithotriptor): niersteenverbrijzelaar, via elektrische impuls een schokgolf naar de steen (eerst op echo zien waar deze zit) Bij in ureter: intracorporeel kijken (cystoscopie: met een cystoscoop in de blaas kijken) en dan schokgolf toedienen 9. BENIGNE PROSTAATHYPERTROFIE Klachten van prostatisme: gezwollen prostaat die tegen blaas drukt omwille van goedaardige poliepen in de prostaat Zwakke straal, nadruppelen Moeilijk beginnen wateren Nycturie: ’s nachts gaan plassen Acute urineretentie: door anurie als de blaas helemaal wordt afgeklemd Diagnose P.P.A.: propatio per anum Transrectale echografie: echografie opsteken in het rectum Therapie Medicamenteus bv. Omic (gaat de blaashals wat open zetten) TUR prostaat: transureterale resectie: door de uretra gaat men een buis steken en dan stukjes van de prostaat er afhalen 10. PROSTAATCARCINOOM Klachten van prostatisme: gezwollen prostaat die tegen blaas drukt omwille van kwaadaardige tumoren in de prostaat, prostaatkanker (frequent!) Probleem van botmetastasen/uitzaaiingen Zeer pijnlijk Pathologische fracturen kunnen ontwikkelen: spontaan breken van de botten, bot krakt door metastase bv. bij opstaan Screening: psa (prostaat specifiek antigeen), zie labobon, vroeger bij man vanaf 50 jaar een psa Bij plasproblemen en hoge psa wellicht prostaatkanker Therapie Heelkunde, radiotherapie Anti-androgene therapie: de werking van testosteron blokkeren, want prostaat groeit onder invloed van mannelijke geslachtshormonen (bij borstkanker: anti-oestrogene therapie) o Medicamenteus: chemische castratie, hormonen onderdrukken o Castratie: vroeger