Bouw, functie en werking van de nieren in functie van de homeostase Inleiding: Betekenis van excretie Levende wezens vertonen stofwisseling. Ze nemen de stoffen op uit hun milieu po verwerken deze stoffen tot eigen bouwelementen, bestanddelen van de cellen of maken uit die stoffen energie vrij via celademhaling. Tijdens deze stofwisselingreacties ontstaan ook bij producten zonder nuttige functie. Het zijn afvalstoffen worden verwijderd. Dit verschijnsel noemt men excretie of uitscheiding. Als dat niet zou gebeuren, zouden de afvalstoffen opgestapeld worden en op de duur een giftige werking hebben. Excretieorganen bij dieren De stoffen die door de cel verwerkt worden, worden aangevoerd door het bloed. Via dezelfde weg geven de cellen ook hun afvalstoffen af. Het bloed transporteert dit naar de specifieke uitscheidingsorganen. 1. De longen Hoewel de longen apart worden behandeld in het hoofdstuk over ademhaling, spelen ze een grote rol in de uitscheiding. Koolstofdioxide is een gasvormige afvalstof die door de longen uit het lichaam verwijderd wordt. Ook een overmaat aan water wordt zo als waterdamp mee uitgeademd. 2. De lever De lever is een grote klier die heel veel functies uitoefent. Voor de functie van de lever als uitscheidingsorgaan verwijzen we naar het volgende hoofdstuk, dat helemaal aan de lever is gewijd. 3. De huid In de huid liggen talrijke zweetkliertjes. Die produceren zweet, een waterige oplossing waarvan de samenstelling sterk op die van urine lijkt. Ze bevat naast het oplosmiddel water (99%1 ook ionen (Na+, Cl-,…) stikstofhoudende afvalproducten zoals ureum -> typische zweetgeur. Zweten heeft niet alleen een uitscheidende, maar ook een warmteregulerende functie. Het helpt de lichaamstemperatuur constant houden door verdamping van water aan het lichaamsoppervlak. 4. De nieren De belangrijkste afvoerweg voor afvalstoffen is de urine. Urine is een waterig excretieproduct van de nieren. De bestanddelen van de urine zijn: - water; - de afbraakproducten van proteïnen en nucleïnezuren, m.n. ureum, creatinine, urinezuur, ammoniak, sulfaten en fosfaten; andere ionen, o.a. Na' , K', Ca2* , Me', Cr. Blz. 1 4.1. Macroscopische bouw van een nier Opdracht duid de volgende structuren aan op de figuur: nierader, nierslagader, nierschors, nierpiramiden, niermerg, nierbekken, urineleider 4.2. Microscopische bouw van een nier In de schors van elke nier liggen ongeveer 1 miljoen zeer kleine deeltjes: de nefronen. Elk nefron is opgebouwd uit een lichaampje van Malpighi en een afvoerbuisje. Macroscopisch is dat als een rood puntje in de schors te zien. Dit afvoerbuisje mondt uit in een verzamelbuis die zich uitstrekt van in de schors tot de top van een nierpiramide waar ze uitmondt in het nierbekken. Een lichaampje van Malpighi is op zijn beurt opgebouwd uit een kluwentje haarvaten of glomerulus genaamd. Dit is omringd door een dubbelwandig kapsel, het kapsel van Bowman. De netvormige binnenwand van het nierkapsel bekleedt de vaatlussen zoals een handschoen de vinger overtrekt. Blz. 2 4.2.1. De haarvaten Uit het kapsel van Bowman vertrekt het afvoerende bloedvat dat zich vertakt en als een haarvatennetwerk het afvoerbuisje omgeeft. Deze haarvaten verenigen zich opnieuw in een vertakking van de nierader. Het eerste stuk van de afvoerbuis dat ook vertrekt uit het lichaampje van Malpighi is eerst zeer gekronkeld en vormt daarna een lus, de lus van Henle. Op het einde kronkelt deze lus zich opnieuw en leidt naar de verzamelbuis Een glomerulus wordt gevormd door een vaatkluwentje dat een aftakking is van de nierslagader. Dit vaatkluwen wordt omgeven door het kapsel van Bowman. Dit is een ruimte waar de eerste urine wordt opgevangen. Na het kluwentje in de glomerulus vormt het bloedvat een haarvatennet rond de afvoerbuis. Deze bloedvaatjes verzamelen uiteindelijk in de nierader die de nier verlaat. De structuren samengevat De afvoerbuis bestaat uit 3 delen: 1. een eerste sterk kronkelend deel 2. een recht U-vormig deel of lus van Henle 3. een laatste sterk kronkelend deel dat aansluiting maakt met een verzamelbuis. Blz. 3 4.3. Samenvattende figuur de nier Blz. 4 4.4. Homeostatische functie van de nieren 4.4.1. Functie van de nieren De nieren functioneren als een zuiveringsstation voor het bloed. Elke dag passeert tot 2000 liter bloed door de nieren. Gedurende deze passage worden ongewenste mate rialen verwijderd en nuttige componenten gerecupereerd. Deze dubbele activiteit laat toe de samenstelling van bloed en Lichaamsvocht stabiel te houden door controle en regeling van de 'afvalstroom'. De eliminatie van stofwisselingsafval wordt excretie genoemd. Door meer of minder geconcentreerde urine te produceren, wordt de waterhuishouding van het lichaam beheerst. Dit proces heet osmoregulatie. De meeste afvalstoffen worden met de urine ut het lichaam verwijderd. Deze urine wordt gevormd in de nieren en verder afgevoerd via een systeem van leidingen. Elke nier wordt aan de holle zijde van bloed voorzien door de nierslagader, een vertakking van de aorta. De nierader verlaat de nier aan dezelfde kant en leidt naar de onderste holle ader. Uit iedere nier vertrekt ook een urineleider die de urine naar de blaas brengt en de blaas wordt tenslotte geleegd via de urinebuis We maken een duidelijk onderscheid tussen uitscheiding en ontlasting. Bij ontlasting worden stoffen uit het lichaam verwijderd die nooit tot het lichaam behoort hebben. Bij uitscheiding worden afvalstoffen door het lichaam zelf geproduceerd uitgescheiden. Blz. 5 4.4.2. Nierwerking A. Ultrafiltratie Door de bloeddruk wordt het bloed in het haarvatennetwerk van de lichaampjes van Malpighi geperst. Het plasma met de daarin opgeloste stollen, met inbegrip van glucose, wordt als filtraat in het kapsel van Bouwman opgevangen en via het eerste gekronkelde kanaaltje naar de lus van Henle gevoerd. Grotere bloedcomponenten zoals de bloedcellen en de eiwitten geraken niet door de filter. B. Resorptie In de gekronkelde kanaaltjes en de lus van Henle worden de nuttige componenten zoals aminozuren, mineralen, vitaminen en hormonen, glucose en vooral water terug opgenomen. Secretie en resorptie tussen haarvaten en gekronkelde kanaaltjes C. Secretie In het tweede gekronkelde kanaaltje worden stikstofhoudende afvalstoffen uitgescheiden, zoals creatinine en ammonium. Ook gifstoffen, waaronder medicijnen, drugs of dopingpreparaten of de afbraakproducten ervan worden verwijderd. Epitheelcellen van de gekronkelde kanaaltjes Blz. 6 4.4.3. Homeostase A. Osmoregulatie Door actief transport en diffusie van natrium- en chloride-ionen wordt een concentratiegradiënt gecreëerd tussen de bloedvaten en het weefsel van het niermerg en de urine in de verzamelbuisjes. Via de concentratiegradiënt kan water door osmose in de omringende haarvaten geresorbeerd worden. Hierdoor is het mogelijk om hypertonische urine te produceren. Ondanks de vaststelling dat het lichaam voortdurend water opneemt en verliest, zoals in bijgaande voorstelling wordt weergegeven, slaagt het lichaam erin om de waterhuishouding stabiel te houden Blz. 7 B. Hormonale regeling De regeling van de waterhuishouding via de nieren wordt gerealiseerd door osmoreceptoren in de hypothalamus van de hersenen en het antidiuretisch hormoon (ADH) uit de hypofyse. Diurese betekent waterafdrijving, volgt dat ADH zorgt voor de resorptie van water. Dit gebeurt door het meer doorlaatbaar maken van de tweede gekronkelde kanaaltjes en de verzamelbuisjes, waardoor meer water via osmose terugkeert naar het niermerg en de bloedvaten. Het vrijmaken van ADH gebeurt via een negatieve feedback van de hypothalamus op de hypofyse. Terugkoppeling voor waterhuishouding via de nieren met ADH Blz. 8 4.5. Opdrachten 1) zoek de volgende termen op en verklaar: Excretie, doping, osmose, diffusie, hypertonisch, hypotonisch, Faeces hypothalamus, diurese, ADH 2) Op deze sterk vereenvoudigde tekening zie je een bloedvat en een nefron. Kleur het bloedvat rood en het nefron geel. 3) In de afbeelding van het lichaampje van Malpighi is een aanvoerend bloedvat`[4]` en een afvoerend bloedvat `[5]` weergegeven. Welk bloedvat is een slagader? a) 4 b) 5 c) 4en 5 d) geen 4.6. Bronnen DENECKER J., DE SMEDT, M. en QUEGHEBEUR A., 2004. Bio Natuurlijk 5-6 Deel 2. Wolters Plantyn, Mechelen. Geuns, J., Casteels, V., Desfossés, F. & Vincke, J., 2005. Macro micro in de biologie. Wolters Plantyn, Mechelen. Hoe werken onze nieren (261092_Folder_nr2.pdf) Nierstichting Nederland http://uvamirror.creativepulses.nl/mirror/1.Module%206/PGO%203.1/nier.swf http://www.sciencephoto.com/ Blz. 9