27 december 2015 Zoetermeer Genesis 50 Na zijn vader begraven te hebben, keerde Jozef naar Egypte terug, hij en zijn broeders en allen, die waren meegegaan om zijn vader te begraven. 14 vers 13: Zijn zonen vervoerden hem naar het land Kanaan, en zij begroeven hem in de spelonk van het veld van Makpela, welk veld, tegenover Mamre gelegen, Abraham tot een eigen grafstede had gekocht van de Hethiet Efron. Genesis 50 Na zijn vader begraven te hebben, keerde Jozef naar Egypte terug, hij en zijn broeders en allen, die waren meegegaan om zijn vader te begraven. 14 Genesis 50 Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader gestorven was, zeiden zij: Als Jozef zich nu maar niet op ons gaat wreken en ons ten volle al het kwaad vergeldt, dat wij hem hebben aangedaan. 15 d.w.z. inzagen, beseften Genesis 50 Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader gestorven was, zeiden zij: Als Jozef zich nu maar niet op ons gaat wreken en ons ten volle al het kwaad vergeldt, dat wij hem hebben aangedaan. 15 Genesis 50 Daarom zonden zij Jozef deze boodschap: Uw vader heeft voor zijn sterven geboden: 16 Genesis 50 zo moet gij tot Jozef zeggen: och, vergeef toch de overtreding uwer broeders en hun zonde, want zij hebben u kwaad aangedaan. Nu dan, vergeef toch de overtreding der dienaren van de God uws vaders. En Jozef weende, toen men zo tot hem sprak. 17 Genesis 50 zo moet gij tot Jozef zeggen: och, vergeef toch de overtreding uwer broeders en hun zonde, want zij hebben u kwaad aangedaan. Nu dan, vergeef toch de overtreding der dienaren van de God uws vaders. En Jozef weende, toen men zo tot hem sprak. 17 voor de zevende en laatste keer in Genesis > 1. Genesis 42:24 Toen (= Jozef hoort zijn broers over hem praten) wendde hij zich van hen af en weende... 2. Genesis 43:30 Toen (= ziet zijn broer Benjamin) haastte Jozef zich weg, want zijn hart ging in ontroering uit naar zijn broeder, en hij zocht gelegenheid om te wenen; hij trad een kamer binnen en weende daar. 3. Genesis 45:14 Toen (=na de bekendmaking aan zijn broers) viel hij zijn broeder Benjamin om de hals en weende, en Benjamin weende aan zijn hals. 4. Genesis 45:15 En hij kuste al zijn broeders hartelijk en weende, hen omhelzende. 5. Genesis 46:29 Toen hij hem (=Jakob) ontmoette, viel hij hem om de hals en weende geruime tijd aan zijn hals. 6. Genesis 50:1 Toen (=bij Jakobs sterven) wierp Jozef zich op zijns vaders aangezicht en hij beweende hem en kuste hem. Genesis 50 Ook kwamen zijn broeders zelf, wierpen zich voor hem neer en zeiden: Zie, wij zijn u tot slaven. 18 Genesis 50 Maar Jozef zeide tot hen: Vreest niet, want ben ik in Gods plaats? 19 d.w.z. zou ik anders doen dan God? Genesis 50 Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden. 20 zie Genesis 45 > Genesis 45 Daarom heeft God mij voor u uit gezonden om u een voortbestaan te verzekeren op aarde, en om voor u een groot aantal geredden in het leven te behouden. 8 Dus zijt gij het niet, die mij hierheen gezonden hebt, maar God... 7 Genesis 50 Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden. 20 d.w.z. het volk in Egypte Egyptische naam van Jozef: Zafnat-Paneach (Gen.41:45) = Redder der wereld Genesis 50 Vreest dus niet, ik zal u onderhouden en ook uw kinderen. Zo troostte hij hen en sprak tot hun hart. 21 Genesis 50 En Jozef bleef in Egypte wonen, hij en zijns vaders huis; en Jozef leefde honderd en tien jaar. 22 uittocht Egypte; 2500 geboorte Abram; 2000 Jozef sterft; 2361 geboorte Jozef; 2251 geboorte Jakob; 2160 110 jaar 2000 2100 2200 2300 2400 geboorte Izaak; 2100 Jakob komt naar Egypte; 2290 2500 Genesis 50 En Jozef zag van Efraim het derde geslacht; ook de kinderen van Makir, de zoon van Manasse, werden op Jozefs knieen geboren. 23 Vergl. Gen.30:3 het woord 'knie' is hetzelfde woord als 'zegen' Genesis 50 En Jozef zeide tot zijn broeders: Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien en u uit dit land voeren naar het land, dat Hij Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd heeft. 24 Genesis 50 En Jozef deed de zonen van Israel zweren: God zal zeker naar u omzien; dan zult gij mijn gebeente van hier meevoeren. 25 Genesis 50 En Jozef deed de zonen van Israel zweren: God zal zeker naar u omzien; dan zult gij mijn gebeente van hier meevoeren. 25 zie Hebreeën 11 > Hebreeën 11 Door het geloof heeft Jozef aan het einde van zijn leven gewaagd van de uittocht der kinderen Israels en voorschriften gegeven over zijn gebeente. 22 Genesis 50 En Jozef stierf, honderd en tien jaar oud, en men balsemde hem, en hij werd in een kist gelegd, in Egypte. 26 zoals zijn nakomeling Jozua... Jozef: redde zijn volk in Egypte Jozua: bracht zijn volk in het Beloofde Land Jozua 24 > Jozua 24 Het geschiedde na deze gebeurtenissen, dat Jozua, de zoon van Nun, de knecht des HEREN, stierf, honderd en tien jaar oud. 30 En men begroef hem binnen het gebied van zijn erfdeel, te Timnat-serach op het gebergte van Efraim... (...) 29 de zoon van Jozef – met eerstgeboorterecht! Jozua 24 Het gebeente van Jozef, dat de Israelieten uit Egypte meegevoerd hadden, heeft men te Sichem begraven, in het stuk land, dat Jakob voor honderd stukken geld van de zonen van Hemor, de vader van Sichem, gekocht had, en dat de Jozefieten verkregen tot een erfelijke bezitting. 32 Genesis 50 En Jozef stierf, honderd en tien jaar oud, en men balsemde hem, en hij werd in een kist gelegd, in Egypte. 26 Hebr. ARON eerste voorkomen in de Bijbel hetzelfde woord als voor 'ark' (van het verbond) type van de opgewekte Christus > hout (vergankelijk) overtrokken met goud (onvergankelijk) twee kisten voerde het volk mee naar het Land...