OEUCUMENE VAN HET HART In sommige kerken is het traditie om elke zondag het apostolicum, de apostolische geloofsbelijdenis voor te lezen, ‘de gemeenschap met de kerk van alle plaatsen en tijden.’ Dan klinkt het, na het belijden van de Drieënige God: ‘Ik geloof in een heilige, algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen.’ De verschillende benamingen bij de kerkdeuren schijnen eerder te beduiden: ‘Ik geloof onze kerk, de gemeenschap der heiligen.’Repeterende breuken en stichting van nieuwe denominaties hebben tot versplintering geleid van wat de ‘Una Santa’, het ongedeelde lichaam van Christus behoorde te zijn, tenminste in openbaringsvorm, want het lichaam van Christus kan niet gedeeld zijn. De diaspora van de Joden wordt overtroffen door een pluriforme verzameling van kerken en groepen, die zich met de naam van christelijk willen sieren. De bede van de Zaligmaker, ‘opdat zij allen één zijn…’, heeft kennelijk weinig ingang gevonden. Toch zijn er die over muren en obstakels heen willen zien en gemeenschap zoeken met allen die hetzelfde geloof belijden en hiernaar willen leven. Zij willen hun aan de bede van Christus daadwerkelijk gehoor geven door de eenheid te zoeken bij alle verscheidenheid. Deze gesteldheid kenmerkte een man als Johannes Calvijn die ter wille van de eenheid van het christendom vele oceanen willen overzwemmen. Hij wille verschillen van ondergeschikt belang accepteren, als de eenheid in de hoofdzaken van het belijdenis maar aanwezig was. Zijn vriend Martin Bucer, de reformator van Straatsburg, besloot na langdurige ervaring niemand te verwerpen in wie hij iest van Christus (in het latijn ‘aliquid Christi’) opmerkte. Het ging hen meer om de dingen die samenbinden dan om zaken die van elkaar scheiden. En deze samenbindende factoren moesten gedragen worden door een vurige liefde tot en hartelijke verbondenheid met elkaar. De liefde behoorde zo het cement te zijn, waarmee de stenen van het gebouw van Gods gemeente met elkaar verbonden zijn, en dat niet alleen in statische zin, maar in daadwerkelijke vereniging. In dit verband is het woord van Petrus veelzeggend: ‘Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus’(1 Petr. 2 : 5). Wanneer de gemeenschap onder de gelovigen goed functioneert, is het dragen van vrucht niet alleen een individuele zaak, maar een zaak van de gehele gemeente. Des te meer licht er dicht bij elkaar gevonden wordt, des te groter kan het effect zijn naar de buitenwereld. Dan is de gemeente een stad op een berg die niet verborgen kan zijn (Matth. 5:14). Wie behoren we naar de aard der liefde als christenen te aanvaarden? Niet zij die in een bepaalde traditie gaan, waarmee we ons verwant voelen. Het gaat niet om de eenheid op grond van een bepaald karakter of identiteit, maar het gaat om de eenheid die gestoeld is op hetzelfde fundament. Het is niet een eenheid die gebaseerd is op een zeker gevoel voor elkaar, op grond van eenheid van gedachten en idealen, zoals een zekere verbondsvisie, doopopvatting of visie op de charismatische gaven. Het is gemakkelijk om aan de eenheid vorm te geven, als we tot dezelfde kerk behoren en dezelfde voorgangers nalopen. Dan ontstaan groepen rondom Silas, Apollos en Cefas. Wij zijn vurige supporters van hun optreden en volgen hen blindelings door dik en dun. Zo groepeerden Lutheranen, Calvinisten en Zwinglianen zich rondom hun respectieve leiders; zo hadden Kuyper en Schilder hun volgelingen, zo waren er die Johannes de Heer verheerlijkten. Een relatiever adoratie van wat mens en gaven heet, is niet denkbaar. Hier is geen hecht fundament van verbondenheid, maar hier domineert het standbeeld van idolatrie, afgodendienst. Wat is oecumene van het hart. De verbastering van het Griekse woord ‘oikoumenè’ is al jaren populair. Het is de vraag of het altijd in goede zin wordt toegepast. Het woord werd ook wel aangeduid voor het romeinse rijk (zie Lukas 2:1) en wijst op de bewoonde wereld, wat het letterlijk betekent. De kerk uit de oudheid heeft het woord overgenomen om hiermee de kerk als geheel te benoemen. Zo wordt het concilie van Nicea in 325 gehouden wel een ‘oecumenische synode’ benoemd. Op den duur verbasterde oecumene tot aanduiding van het rijk, om de wereldlijke macht van het christendom te duiden. Het werd zo gehonoreerd, of beter gezegd gedegradeerd, tot een machtslichaam van pausen en bisschoppen. Binnen de protestantse traditie werd het begrip in de negentiende en daaropvolgende eeuw overgenomen om de uiterlijke eenheid van de kerken om te beogen. De oecumenische beweging die zo uitgegroeid tot een breed kanaal van kerken, samengebracht onder de Wereldraad. John Mott, die tot de vriendenkring van de bekende Moody behoorde, wordt gerekend tot een van de grondleggers van deze oecumenische gedachte. Maar wat is nu oecumene van het hart? Het is toch meer dan een op een politieke samenbundeling gelijkende eenheid, die meer macht een eenheid nastreeft? Ligt de zetel van de eenheid in credo’s, kerkformaties, of in de innerlijke gesteldheid van het hart, als zetel van het geloof? De liefde is toch immers de ‘band der volmaaktheid’ (, omdat deze zich verbonden weet met Christus? Dit is toch het herkenningspunt van de christen, die de muren van kerken overstijgt? Maar deze liefde moet wel gekanaliseerd zijn. Ik bedoel dit: de liefde moet een grond hebben. De cirkel van de christelijke liefde kan ook te breed getrokken worden. Verschillen in de leer, die van groot belang zijn, kunnen wel eens zo geëlimineerd worden door een overdreven nadruk op de leer. Voor een huwelijk gelden spelregels en dit geldt ook voor de eenheid onder de gelovigen. Dit is voluit bijbels. Als niet op het goede fundament wordt gebouwd, blijft alles schimmig en vaag. Er is geen verbondenheid die niet gestructureerd wordt door de leer van het Woord en van Christus. ‘Gelooft niet een iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn’. Er zijn geesten die veel lijken of de Geest van Christus, maar die niet anders zijn dan grijpende wolven. Zij doen zich voor als christenen, als ware profeten; maar hun bedoelingen zijn niets anders dan de versteviging van het rijk van de duisternis. Zij komen soms op een sluipende wijze binnen de kudde, proberen christenen door pluimstrijkende woorden in te palmen om ze voor hun eigen karretje te spannen. Op deze wijze hebben velen geprobeerd hun macht en invloed uit te oefenen. De kerk van Rome, die niet meer is dan een verbastering van het christelijk geloof is daar een sprekend voorbeeld van. Ondanks alle pogingen van toenadering en zogenaamd begrip is het roomse systeem van machtsuitbreiding dezelfde gebleven. ‘Semper Idem’, altijd dezelfde, plachten onze voorvaderen te zeggen. Het bloed dat in ons land in de tijd van de reformatie gevloeid heeft, is een sprekend bewijs van de intenties van de roomse curie. Zij beoogt niets anders dan voor een valse oecumene protestanten onder de paraplu van haar gezag te brengen. Waakzaamheid is ook nu nog geboden! Iedere samenwerking die niet uitgaat van Gods onfeilbaar Woord, zonder toevoeging van de kerkelijke traditie, kan niet tot zegen zijn. Zij mondt niet uit in de ware eenheid van de gelovigen, maar in een systeem, waarbij de Geest niet het laatste woord spreekt. De Bijbel spreekt over ‘het fundament van de leer van de apostelen en de profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen’ is (Ef. 2:20). Zij waarschuwt voor alle leringen die hiermee op gespannen voet staan. Vooral de apostel Paulus vermaant om bij deze leer te bliijven en waarschuwt vooral voor hen die op subtiele wijze waarheid en dwaling met elkaar vermengen, zoals bij de Galatiërs het geval was. Zij die de leer van God. Het zijn de vruchten die de boom doen kennen; en alle rank die geen vrucht draagt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. (Joh. ). Daarom schuilt dicht bij elkaar en scherp elkaar op in de liefde en in het geloof van Christus. Artikel geschreven voor het blad ‘Het Zoeklicht’