Brief PKN aan Israël - Utrecht University Repository

advertisement
Verbonden,
doch kritisch
Onderzoek naar de kritiek op de
Israël-brief van de PKN
Gert Jan Geling
3286576
Bachelorthesis Godgeleerdheid
19-07-2011
1
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
3
§ I: Theoretisch Kader
7
§ II: Geschiedenis van de verhouding tussen Protestantse Kerk in Nederland
9
en de staat Israël 1948-2008
§ III: Het ‘Kairosdocument’ en de brief van de PKN aan de staat Israël
17
§ IV: De kritiek op de Israël-brief van de PKN
22
§ V: De analyse van de kritiek
33
§ VI: De positieve reacties op de Israël-brief van de PKN
36
§ VII: De reacties van de PKN
41
Conclusie
44
Literatuur & Bronnen
47
Bijlagen
50
2
Inleiding
“Wij, een groep Palestijnse christenen, schreeuwen om recht. Nadat we met elkaar gebeden
hebben, na bezinning en gedachtewisseling over het lijden dat ons land treft onder Israëlische
bezetting, schreeuwen we nu onze nood uit. Dat doen we met een kreet van hoop in de
afwezigheid van alle hoop, een kreet vol van gebed en vertrouwen in God, die volhardt in zijn
goddelijke voorzienigheid voor alle inwoners van dit land. We spreken ons vandaag uit,
geïnspireerd door het geheim van Gods liefde voor alle mensen en het mysterie van zijn
goddelijke aanwezigheid in de geschiedenis van alle volken en, op bijzondere wijze, ook in de
geschiedenis van ons land. Vanuit ons christelijk geloof en ons Palestijnse bewustzijn hier
thuis te horen, verkondigen wij een woord van geloof, hoop en liefde.”1
“Iedere partij die in het conflict in het Midden-Oosten betrokken is, heeft haar eigen
verantwoordelijkheid om in woord en daad vrede en gerechtigheid na te streven. In deze brief
willen we u aanspreken op de úwe. Wij dringen er bij u op aan uw verantwoordelijkheid zo te
gebruiken, dat recht en gerechtigheid zullen zegevieren, voor Jood en Palestijn. Dat is
immers de enige echte legitimatie van een overheid. Wij zijn ervan overtuigd dat wij deze
oproep doen samen met velen van uw eigen volksgenoten.”2
Op 22 december 2009 werd in de Utrechtse Domkerk het ‘Kairosdocument’ Uur van de
Waarheid gepresenteerd aan de Nederlandse kerken en christelijke organisaties. Het
‘Kairosdocument’ was een initiatief van Palestijnse christenen dat aan de ene kant een
vredesverklaring van de Palestijnse christenen aan Israël bevatte, terwijl het aan de andere
kant een aanklacht tegen de bezetting en onderdrukking van het Palestijnse volk door
datzelfde Israël was.
In reactie op dit document stelde de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), een van de
kerken die het document in ontvangst nam, een brief op aan de staat Israël waarin zij haar
‘onopgeefbare verbondenheid’ met het Joodse volk benadrukt maar zich wel kritisch uitlaat
over de Israëlische onderdrukking van het Palestijnse volk en de bezetting van Palestijns land.
1
Uur van de waarheid Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden een
palestijnskairos initiatief
2
Ds. P. Verhoeff Dr. A.J. Plaisier Brief PKN aan Israel18 feb 2010
3
De PKN is met name erg kritisch over de bouw van de afscheidingsbarrière en het
nederzettingenbeleid. In de brief drong zij aan op het zetten van stappen die zouden leiden tot
een duurzame vrede.
Op deze brief kwam een groot aantal reacties van christelijke en joodse organisaties in
individuen, positief en negatief. In enkele van de positieve reacties werd vooral de gematigde
boodschap van de brief benadrukt. Zo was emeritus hoogleraar Simon Schoon dat de brief in
overeenstemming was met de synodebesluiten van de kerk en dat zowel de ‘onopgeefbare
verbondenheid’ met het volk Israël als met de christengemeenschap van Palestina erin werd
benadrukt.3 Een Ander Joods Geluid spreekt in een brief van instemming en waardering over
de reactie van de PKN op het ‘Kairosdocument’ en de betoonde daadkracht en moed.4
Maar er was ook veel kritiek op de brief van de PKN.Zo was de Israëlische
ambassadeur Harry Kney-Tal van mening dat de brief eenzijdig was en dat de PKN punten
probeerde te scoren bij het pro-Palestina kamp.5 Christenen voor Israël was boos omdat de
kerk zich volgens haar niet met politiek bezig diende te houden, zich op de Bijbel diende te
baseren en al haar leden diende te vertegenwoordigen, wat volgens haar met deze brief niet
het geval was.6 Het Centraal Joods Overleg meende dat de PKN geen oog heeft voor de
negativiteit van het ‘Kairosdocument’ en dat de oproep tot geweld tegen en boycot van
Israëlische burgers, wat immers geen uitingen zijn van recht of vrede.7 Zelfs het Amerikaanse
Simon Wiesenthal Center reageerde in een uiterst kritische brief waarin zij stelde dat de kerk
de joodse geschiedenis in het Midden-Oosten ontkende en de houding aannam die kerken
voor de Tweede-Wereldoorlog tegenover het jodendom hadden.8
De brief van de PKN genereerde een groot aantal negatieve reacties riep een soort
Pavlov-reactie van zowel christelijke als joodse zijde.De vraag is echter nu of alle kritiek
terecht was. Hierover kan men uiteraard van mening verschillen maar eenieder die de brieven
en artikelen waarin de kritiek geformuleerd is leest kan vaststellen dat een aanzienlijk aantal
argumenten niet gericht zijn op de inhoud van de brief. Op 9 maart 2010 riep historicus Jan
Dirk Snel in dagblad Trouw critici van de PKN op om de kritiek van de PKN op Israël
3
Simon Schoon in het Friesch Dagblad donderdag, 25 februari 2010
Brief Bestuur Een Ander Joods Geluid Ambsterdam 07-04-2010
http://www.eajg.nl/index.asp?navitemid=12&type=3&item=2816
5
Brief Harry Kney-Tal 22 februari 2010 http://christenenvoorisrael.nl/component/content/article/94nieuws/1981-een-israelisch-antwoord-op-het-appel-van-de-pkn
6
Christenen voor Israël voorzitter Dick Schutte in Trouw 23-02-2010
http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1090379/2010/02/23/Kritische-brief-PKN-valt-slecht-bijChristenen-voor-Israel.dhtml
7
Brief Centraal Joods Oveleg Amsterdam 23 februari 2010
8
Rabbi Abraham Cooper en Rabbi YitzchokAdlerstein Brief Simon Wiesenthal Centrum 3 maart 2010
4
4
zakelijk te weerleggen.9 CJO bestuursleden Ronny Naftaniel en Ruben Vis reageerden op
deze stelling, eveneens in Trouw, door te stellen dat de kritiek wel degelijk inhoudelijk was.10
In deze discussie wordt de indruk gewekt dat sommige argumenten eerder van de
inhoud van de brief afleiden dan gericht zijn op deze inhoud, dat argumenten meerdere
functies kunnen hebben. Of dit werkelijk zo is zal in dit onderzoek onderzocht worden.
Hierbij zal zowel gepoogd worden om de discussie omtrent de brief van de PKN in kaart te
brengen als om de kritiek te analyseren. De vraag welke argumenten er gebruikt worden door
de critici van de PKN en wat deze critici met hun kritiek wensen te bereiken zal dan ook
centraal staan in dit onderzoek. Hierbij zal dan vooral gekeken worden naar welke
beweegredenen er achter de argumenten zitten en hoe wij deze kunnen categoriseren. Dit
categoriseren zal gebeuren aan de hand van een theoretische kader waarbij gekeken zal
worden wat men met de kritiek wil zeggen en vooral wat men ermee wil bereiken.
Het is van belang om dit te onderzoeken omdat deze discussie veel stof heeft
opgeworpen binnen de PKN en de verhoudingen tussen de PKN en een gedeelte van joodsNederland op scherp heeft gezet. Ondanks het feit dat veel argumenten uitgesproken zijn en er
verzoening heeft plaatsgevonden tussen enkele critici en de PKN is het de vraag of de koers
van de PKN wezenlijk is veranderd. Een onderzoek om deze episode in deze koers van de
PKN en de reacties die de koers opleverde in kaart te brengen is dan ook bijzonder actueel en
in kerkhistorisch, wetenschappelijk en maatschappelijk belang.
Dit onderzoek zal plaatsvinden naar een onderwerp dat een schoolvoorbeeld is van wat
Edward W. Said in de introductie van zijn werk Orientalism politieke kennis noemt; een
onderwerp dat door en door gepolitiseerd is. Bij dergelijke onderwerpen is het lastig om
afstand te bewaren tot de materie en objectief en voorzichtig te oordelen. Desondanks is in dit
onderzoek geprobeerd een zo objectief mogelijke, getrouwe analyse te geven van het
onderwerp.
In dit onderzoek zal eerst kort het theoretisch kader, aan de hand waarvan de kritiek op
de brief van de PKN geanalyseerd zal worden, worden uiteengezet. Daarna zal de
geschiedenis van de verhouding tussen de PKN en haar voorgangers en de staat Israël
beschreven worden waarna kort het ‘Kairosdocument’ en de brief van de PKN zullen worden
behandeld. Vervolgens zullen zowel de negatieve als de positieve reacties op deze brief, de
analyse daarvan, en de reacties van de PKN die hier weer op kwamen worden behandeld.
Hiervoor zullen diverse standaardwerken, alsmede een grote hoeveelheid brieven, nota’s
9
Jan Dirk Snel, Weerleg kritiek op Israël eens zakelijk, Trouw 09-03-2010
Ronny Naftaniel en Ruben Vis, Wat is dan precies die wortel van het terrorisme?, Trouw
10
5
krantenartikelen en andere bronnen gebruikt worden. Door middel van interviews met
betrokken zal gepoogd worden om meer diepgang in deze studie te verkrijgen. Ten slotte zal
er afgesloten worden met een antwoord op de hoofdvraag in de conclusie.
6
§ I: Theoretisch Kader
Indien wij in de loop van dit onderzoek gaan kijken naar de kritiek op de brief van de PKN en
de beweegredenen achter deze kritiek zullen wij eerst het theoretische kader waarmee deze
beweegredenen worden gecategoriseerd uiteenzetten. Om de achterliggende redenen voor de
argumenten te ontdekken zullen wij in deze studie gebruik maken van de taaltheorie van John
L. Austin en J.R. Searle. In deze theorie worden taalhandelingen onderverdeeld in directe
(locutionaire) taalhandelingen, indirecte (illocutionaire) taalhandelingen en psychologische
(perlocutionaire) taalhandelingen.
Onder locutionaire handelingen verstaan zij de letterlijke weergave van de gesproken
zin of het geschreven woord. Hierbij ligt de nadruk op de fysieke handeling die onafhankelijk
is van de betekenis die de handeling heeft of kan hebben.11 Illocutionaire handelingen zijn
handelingen die niet alleen iets zeggen, maar ook doen wat ze zeggen. Illocutionair is datgene
wat men met de handeling bedoelt te communiceren.12 Perlocutionaire handelingen zijn
handelingen die een bepaald effect voor ogen en veelal ook tot gevolg hebben. In het geval
van taalhandelingen spreken we dan over het effect dat de spreker met zijn handeling op de
interpreet hoopt te bereiken.13 Locutionaire, illocutionaire en perlocutionaire handelingen
vormen gezamenlijk de taalhandeling. Het zijn handelingen in zichzelf en geen beschrijvingen
van handelingen.14
Een concreet voorbeeld om het onderscheid tussen locutionaire, illocutionaire en
perlocutionaire handelingen mee te illustreren is een racistische uitspraak. Locutionair gezien
is deze uitspraak alleen de letterlijke weergave van een uitspraak. Illocutionair gezien is deze
uitspraak een uitlating die kan kwetsen. Perlocutionair gezien is deze uitspraak een uitspraak
die tot kwetsing zou kunnen leiden en veelal ook op die manier bedoeld is.
Als we dit gericht toepassen op de argumenten die we in de loop van dit onderzoek
zullen analyseren is de vraag dus niet alleen dat wat de verschillende argumenten precies
zeggen, maar ook wat met de argumenten bedoeld wordt en vooral wat men met de
argumenten probeert te bereiken. Deze argumenten zullen verderop aan bod komen. Eerst
11
Paul Ricoeur, Tekst en betekenis Opstellen over de interpretatie van literatuur. Vertaald en ingeleid door
Maarten van Buuren (Amsterdam 1991) 76.
12
Ricoeur, Tekst en betekenis 77.
13
Ibidem.
14
Zie voor een uitgebreidere verhandeling over dit onderwerp J.R. Searle Mind, languageand society, hoofdstuk
6 Speech Acts: Illocutionary acts andPerlocutionary Acts en J.R. Searle: Intentionality, an essay in the
philosophy of mind
7
zullen wij nu kijken naar de geschiedenis van de verhouding tussen de Protestantse kerken in
Nederland tot Israël.
8
§ II: Geschiedenis van de verhouding tussen Protestantse Kerk in Nederland
en de staat Israël 1948-2008.
De huidige episode in de verhouding tussen de PKN en Israël lijkt een breuk te zijn binnen de
verhouding tussen de Protestantse kerken in Nederland en de staat Israël. De vraag is nu of dat
daadwerkelijk het geval is. Mogelijk zijn de gebeurtenissen die het onderwerp vormen van dit
onderzoek slechts een voortzetting van een trend die reeds lang gaande was binnen de PKN en
haar voorgangers. Om dit te onderzoeken zullen wij globaal de geschiedenis van de
verhouding tussen de PKN en de drie kerken waaruit zij voortgekomen is, de Nederlandse
Hervormde Kerk (NHK) en de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en de
Evengelisch-Luterse Kerk, hier uiteenzetten om daarmee de huidige kritiek van de PKN op
Israël in historische perspectief te kunnen plaatsen.
In de GKN zag men de stichting van de staat Israël als wonder waarmee het oordeel
van de verstrooiing van de joden over de wereld werd opgeheven.15 Deze gedachtegang leidde
tot een fascinatie binnen de kerk voor de staat Israël. Het was een fascinatie voor een
verlossing van Godswege waaraan een oordeel voorafgegaan was dat door de gereformeerden
geïnterpreteerd werd als een nieuw hoofdstuk in de heilsgeschiedenis.16 Deze gedachtegang
werd weliswaar ook vanuit de GKN zelf bekritiseerd maar slechts door een enkeling. De
verhouding van de GKN tot de staat Israël werd in haar beginjaren dan ook vooral bepaald
door vanuit het denken over de heilsgeschiedenis.
Binnen de NHK begon de discussie omtrent de verhouding van de Kerk tot de staat
Israël pas echt te spelen rond 1969. Eerder al, in 1949, werd bijvoorbeeld de jaarlijkse Israëlzondag ingesteld, evenals de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël. Maar in de jaren na
1967, het jaar van de Zesdaagse- of junioorlog, ontstond binnen de NHK, en dan met name
binnen de Raad, een heftige discussie omtrent de vragen over Israël als staat.17 Reeds in 1967
had de NHK besloten een van haar predikanten in Israël te stationeren om daar te werken aan
het zoeken van de ontmoeting met Israël.
Bij de synode van 1949 die de Israël zondag instelde was het zendingswerk in de pas
gestichte staat een van de aanleidingen voor het instellen van deze zondag. In 1959 werd de
studie Israël en de Kerk uitgegeven waarin werd met de verwachting werd gezinspeeld dat in
15
G.J. van Klinken, Gereformeerde Opvattingen over Joden en Jodendom in: H.L. van Stegeren-Keizer e.a., Een
kerk op zoek naar Israël. Geschiedenis van het deputaatschap voor ‘Kerk en Israël’ van de Gereformeerde
Kerken in Nederland 1875-1995 ( Kampen 1995) 185.
16
Ibidem.
17
Henk Vreekamp, Zonder Israël Niet Volgroeid. Visie op de Verhouding tussen Kerk en Joodse Volk van
Hervormde Zijde (Kampen 1988) 60.
9
de staat Israël een zogeheten ‘kerk-van Israël’ zou kunnen ontstaan.18 De terugkeer van het
Joodse volk naar het beloofde land had immers de vraag opgeroepen of deze terugkeer een
betekenis had voor de kerk en de theologie. Op deze vraag werden er binnen de kerk twee
antwoorden geformuleerd. Het eerste antwoord luidde dat de Bijbelse profetieën over Israël
vandaag de dag in het Midden-Oosten in vervulling gaan. Het tweede antwoord luidde dat
voorzichtigheid geboden is bij het doen van theologische uitspraken over een staat. 19 In Israël
en de Kerk werd ook uiteengezet hoe de kerk zich diende te verhouden tot de Arabieren. Het
volgende werd gesteld:
“Het moet de kerk op het hart worden gebonden dat zij tegenover de bewoners van de
Arabische landen een even zware verantwoordelijkheid draag als tegenover de Joden. Er mag
voor de liefde-om-Christus geen onderscheid overblijven tussen Jood en Arabier.” 20
Christenen moesten volgens de studie erkennen dat het christendom een schuld had jegens de
joden, maar moesten eveneens erkennen dat dit niet ten koste mocht gaan van de Arabieren en
dit mocht niet ten koste gaan van de bedreiging van hun bestaan die de Arabieren ervoeren. 21
Een aantal van deze uitgangspunten werden in de praktijk gebracht bij de stichting van
Nes Ammin, een teken voor de volken, in 1963. Deze in Galilea gelegen kibboets was een
teken van christelijke solidariteit met de overlevenden van de holocaust. Het wilde een
ontmoetingsplaats zijn voor christenen en joden en een bijdrage leveren aan de dialoog tussen
joden en Arabieren.
Als we nu terugkijken naar de vragen die ontstonden n.a.v. de discussie omtrent de
staat Israël binnen de NHK eind jaren ‘60 dan zien we dat in 1970 door de hervormde synode
de nota Israël, volk, land en staat werd uitgegeven. In deze studie wilde de NKH een eerste,
maar niet een laatste, woord spreken in de discussie die opkwam over de verhouding met de
staat Israël. Israël, volk, land en staat is een theologische bezinning op deze discussie. De
nota is uniek in de zin dat zij internationaal gezien de eerste keer was dat een kerk zich
uitsprak over de betekenis van de staat Israël.
In de inleiding van de nota wordt de vraag gesteld of niet alleen het volk Israël maar
ook de staat Israël enige betekenis heeft voor het christelijke geloof. In de nota zal deze vraag
18
Vreekamp, Zonder Israël Niet Volgroeid 61.
Ibidem.
20
Geciteerd in Henk Vreekamp, Zonder Israël Niet Volgroeid Visie op de Verhouding tussen Kerk en Joodse
Volk van Hervormde Zijde (Kampen 1988) 62.
21
Vreekamp, Zonder Israël Niet Volgroeid 62.
19
10
de leidraad vormen.22
In hoofdstuk 5 van de nota, die handelt over de staat Israël, wordt gezegd dat
de belofte die God heeft gedaan aangaande de verbondenheid met het joodse volk en het land
niet op dezelfde wijze geldt voor de staat. Het joodse volk heeft immers eeuwenlang in het
beloofde land gewoond zonder een eigen staat te hebben. Israël als volk in het beloofde land
zonder staat is dus mogelijk volgens de nota.23 Er wordt echter ook in de nota gesteld dat:
“Zoals echter op het ogenblik de zaken liggen zien wij een vrije staat als de enige
mogelijkheid die het volksbestaan waarborgt en die het joodse volk de gelegenheid geeft
werkelijk zichzelf te zijn. De vroegere hoop van sommigen op een in de volle zin van het
woord binationale staat lijkt ons in de huidige situatie niet realiseerbaar.”24
In de context van de jaren na de Tweede Wereldoorlog is volgens kerk de joodse staat Israël
de enige waarborg voor een veilig voortbestaan van het joodse volk. De kerk erkent
volmondig het bestaansrecht van de staat Israël. Dat de stichting van deze joodse staat met
veel geweld gepaard ging wordt ook door de kerk erkent, waarbij de kanttekening gemaakt
dat ‘het joodse volk is van de aanvang af niet beter geweest dan de andere volkeren’.25
Trouw aan het Joodse volk mag volgens de kerk geen vrijbrief zijn om te zondigen.
Maar door het zondigen wordt de trouw echter ook niet teniet gedaan.26 Wel wordt in de nota
de vraag gesteld of de universele strekking van Israëls verkiezing niet een eigen staat uitsluit.
Het antwoord op deze vraag luidt dat onder de huidige omstandigheden een eigen staat het
joodse volk meer mogelijkheden biedt om zijn roeping te vervullen.27 Pikant daarbij is dat de
kerk in de nota stelt dat Israël is voorbestemd om aan andere volken te laten zien wat het is
om een rechtvaardige staat te hebben. Daarbij wordt wel erkend er in Israël weinig gehoor is
voor een dergelijke argument.28
De kerk is van mening dat de grenzen van de Israël niet uit de Bijbel zijn af te leiden.
Zij moeten zo zijn dat het joodse volk een woonplaats wordt geboden waar het zichzelf kan
zijn. Hierbij mag het zichzelf verdedigen maar Israël mag geen nationalistische staat worden
waar alleen militaire macht geldt. Ook is de staat Israël verantwoordelijke voor de Palestijnse
22
Synode der Nederlandse Hervormde Kerk. Israël, volk, land en staat: handreiking voor een theologische
bezinning (Den Haag 1970) 8.
23
Israël, volk, land en staat 28.
24
Ibidem,
25
Ibidem, 29.
26
Ibidem.
27
Ibidem, 29,30.
28
Ibidem, 30,31.
11
vluchtelingen en voor het zoeken van een politieke oplossing voor het conflict.29 Dat de kerk
zich uit dient te spreken over het doen en laten van een staat wordt benadrukt in de epiloog
van de nota:
“Israëls weg is nauw verbonden met de verwachting van de kerk. Daarom kunnen wij er als
christenen niet over zwijgen.”30
Het deputaatschap ‘Kerk en Israël’ van de GKN sprak haar teleurstelling uit over de
nota:
“Heeft dit stuk meer betekenis voor binnenkerkelijk gebruik, wij menen dat de kerk ook daarin
het goede voor Israël heeft te zoeken dat zij onomwonden opkomt voor het recht, dat Israël
heeft om te wonen in het land, dat God onder ede aan Abraham heeft toegezegd tot een
eeuwige bezitting. Wat niet inhoudt dat men alles in de houding van Israël goedkeurt. Het ligt
echter niet op onze weg om Israël daarover in het openbaar te betuttelen.”31
Binnen de GKN was tot aan de jaren ’70 de politieke bezinning op de staat Israël geen
vast punt op de agenda. Naarmate de politieke context in het Midden-Oosten ingewikkelder
werd besloot men zich op haar verantwoordelijkheid te bezinnen. In 1973, het jaar van de
Yom Kippur oorlog, verklaarde de GKN zich tijdens de synode van Haarlem solidair met
Israël, maar óók met de Arabieren.32 De kerk wenste geen partij te kiezen in het conflict,
hoewel zij wel collecteerde voor de slachtoffers ervan.33 Zij gaf wel aan zich meer verbonden
te voelen met Israël dan met welk volk dan ook. Zoals de voorzitter van deputaten het
formuleerde:
29
Ibidem, 31.
Ibidem, 35.
31
Deputatenrapport van de synode Dordrecht 1971/1972.
32
H.L. van Stegeren-Keizer, Kerk en Israël 1965-1995 in: H.L. van Stegeren-Keizer e.a., Een kerk op zoek naar
Israël. Geschiedenis van het deputaatschap voor ‘Kerk en Israël’ van de Gereformeerde Kerken in Nederland
1875-1995 ( Kampen 1995) 205.
33
Van Stegeren-Keizer, Kerk en Israël 1965-1995 203.
30
12
“Als christenen kunnen we niet anders dan onze verbondenheid uitspreken met het volk Israël,
omdat ons beider bestaan op de meest intensieve wijze met elkaar is verweven. Daarmee zijn
we dan niet klaar. Beter gezegd: dan beginnen de problemen pas.”34
De GKN voelde zich mede verantwoordelijk voor het ontstaan van de huidige situatie in het
Midden-Oosten en wenste bij te dragen aan de vrede tussen Israël en de Arabische landen en
zich het lot van de Palestijnen aan te trekken.35 Tijdens de synode van Delft in 1979/1980
werd besloten om contact te zoeken de Palestijnese christenen en kerken en inhoud te geven
aan deze contacten.36
Eveneens tijdens de synode van Delft werd binnen de GKN voor het eerst de term
‘onopgeefbaar verbonden’ gebruikt. Dit in verband met de aandacht voor het opkomende
antisemitisme.37 Deze onopgeefbare verbondenheid gold echter voor het joodse volk. In latere
synodes zou deze term steeds meer een definitieve plaats krijgen in de gereformeerde
kerkorde.
In 1981 werd door het werelddiakonaat, zonder overleg vooraf met de GKN, de
brochure De Palestijnen en de staat Israël uitgegeven. De kerk nam direct afstand van deze
brochure omdat de geschiedschrijving van het conflict te eenzijdig zou zijn. Ook zou het
zionisme en het joodse zelfverstaan negatief benaderd worden.38 Men vroeg zich binnen de
kerk af hoe een bijdrage te kunnen leveren aan een joods-Palestijnse dialoog terwijl men als
kerken onderling het al niet eens kon worden. Mede als reactie op de brochure van het
werelddiakonaat gaf het deputaatschap van de GKN in 1982 de brochure Israël en de
Palestijnen – een konflict van rechten uit.39
Wat betreft de verhouding van de Evangelisch-Lutherse kerk tot de staat Israël kunnen
wij vermelden dat zij een voortrekkersrol speelde in het debat onver zending onder de joden
binnen de Lutherse Wereldfederatie, waarbij de zending uiteindelijk afgewezen werd. Ook
afgewezen werd het antisemitisme in de geschriften en uitspraken van Martin Luther.
Daarnaast waren de Nederlandse Lutheranen voortrekkers in het debat over Israël volk, land
34
Geciteerd in: H.L. van Stegeren-Keizer, Kerk en Israël 1965-1995 in: H.L. van Stegeren-Keizer e.a., Een kerk
op zoek naar Israël. Geschiedenis van het deputaatschap voor ‘Kerk en Israël’ van de Gereformeerde Kerken in
Nederland 1875-1995 ( Kampen 1995) 203
35
Van Stegeren-Keizer, Kerk en Israël 1965-1995 205.
36
Ibidem, 217.
37
Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict in de context van
de Arabische wereld van het Midden-Oosten. Bijdrage tot de meningsvorming in de Protestantse Kerk in
Nederland (Generale Synode 11 april 2008) 27.
38
Van Stegeren-Keizer, Kerk en Israël 1965-1995 222.
39
Ibidem, 223.
13
en staat binnen de Lutherse Europese commissie voor Kerk en Jodendom. Een duidelijk
standpunt hierover van de Lutherse kerken is echter nooit naar voren gekomen.40
Wat wel naar voren kwam in de jaren na de publicatie van Israël, volk, land en staat,
was dat binnen de kerk vooral het denken over Israël als teken van de trouw van God en de
verdere uitwerking van Israël, volk, land en staat centraal stond. In de loop van de jaren ’80
treden er echter enkele veranderingen op. De institutionalisering van de dialoog tussen
christenen en joden in Nederland is daar een van. Dit gebeurde door middel van de oprichting
van het Overlegorgaan Joden en Christenen (OJEC). Het OJEC werd opgericht om te voldoen
aan de behoefte aan richting in de dialoog tussen joden en christenen in Nederland. 41 Onder
andere het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, het Portugees-Israëlitisch
Kerkgenootschap, het Verbond van Liberaal-Religieuze Joden in Nederland, de Katholieke
Raad voor Israël, de PKN, de Commissie Dienst aan Israël van de Vrije Evangelische
Gemeenten, het Christelijk Gereformeerd Deputaatschap voor Kerk en Israël, de Algemene
Doopsgezinde Sociëteit, de Vereniging van Nes Ammimers, het Centrum Informatie en
Documentatie Israël en de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica zijn er bij aangesloten.
Verdere institutionalisering trad op door middel van de oprichting van de zogeheten
‘Christelijke Ambassade’ in Jeruzalem. Deze werd opgericht als teken van christelijke
solidariteit met de joden en de staat Israël, en als spreekbuit voor alle christenen in de
verhouding met de staat Israël. 42
Een tweede verandering die optrad in de jaren ’80 was het denken over de staat Israël.
In de context van de Libanon-oorlog en de eerste intifada werd het denken en spreken over de
staat Israël kritischer in christelijke kringen. Het debat tussen het OJEC en de Raad van
Kerken omtrent de erkenning van de PLO door Nederland getuigt hiervan. Met name de
houding tegenover de Israëlische politiek en de bezetting van de Palestijnen riep veel
kritische vragen op in Nederland die in de jaren daarvoor minder prominent waren. 43 Een
mogelijke oorzaak hiervan is het gegeven dat het directe gevaar voor Israël, n.a.v. de vrede
met Egypte in 1979, geweken was en er ruimte was voor een kritische visie op Israël in
christelijke kring.
In de context van deze veranderingen werd tijdens de synode van 1986 werd de vraag
gesteld of het spreken over de staat Israël als ‘teken van God’ wel verstandig was. Immers,
40
Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict in de context van de
Arabische wereld van het Midden-Oosten. 26.
41
H.M. van der Vegt in: Vrede over Israël jaargang 35, nr. 4 oktober 1991 pag 2
42
Ibidem.
43
Ibidem, 3.
14
het legt een hoge druk op de staat Israël om te voldoen aan hooggespannen verwachtingen,
met een antisemitische reactie als gevolg indien niet aan deze verwachtingen voldaan kon
worden. 44
In 1987 door de NHK de beleidsnota Midden-Oosten uitgegeven. In deze nota werd
de nadruk gelegd op het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het onrecht dat het Palestijnse volk
door de stichting van de staat Israël was aangedaan werd in de nota erkend.45 Juist door de
onopgeefbare verbondenheid met Israël, zoals geformuleerd in de nota Israël, land, volk en
staat, heeft de kerk aandacht voor het Midden-Oosten conflict. In de nota wordt gepleit voor
een, weliswaar onopgeefbare, maar wel meer kritische betrokkenheid van de kerk bij Israël.
Dit wordt in de praktijk gebracht door steun aan joodse vredesbewegingen en
solidariteitscomités en aan organisaties waarin zowel joden als Palestijnen deelnemen. 46 De
zogeheten ‘dubbele loyaliteit’ werd hiermee gestalte gegeven.
In de jaren ’90 wordt door de synode van de NHK een herbezinning op de nota Israël,
land, volk en staat aangenomen. Deze herbezinning had twee gezichten. Allereerst werd in de
nota voortgebouwd op de Israël, land, volk en staat, en dan met name op het idee dat de
stichting van de staat Israël gezien mag worden als teken.47 Het tweede gezicht dat dit rapport
laat zien is de kritiek op de Israël, land, volk en staat, vanuit o.a. de Palestijnse
bevrijdingstheologie. De herbezinning toon een overheersende aandacht voor het lot van de
Palestijnen en de stem van christenen in het Midden-Oosten.48
Dat binnen de kerk steeds meer afstand wordt genomen van de verbondenheid met de
staat Israël en meer de nadruk wordt gelegd op het feit dat de kerk ook verbonden is met
Palestijnse christenen blijkt wel uit de ontwerptekst van de nieuwe kerkorde die de Samen op
Weg kerken in 2001 opstellen. In deze tekst benadrukken de kerken dat zij dat zij wel bij het
volk en het land, maar niet als zodanig met de staat Israël onopgeefbaar betrokken waren. In
de tekst werd dit expliciet achterwege gelaten om zo niet de indruk te wekken dat de kerk zich
schaarde achter het handelen van de staat Israël.49
In 2003 werd door de Samen op Weg kerken de beleidsnotitie Het IsraëlischPalestijns-Arabisch conflict opgesteld. In deze notitie werd gepleit voor het recht voor zowel
Israël als de Palestijnen op een eigen staat en een veilig bestaan. De onopgeefbare
44
Vreekamp, Zonder Israël Niet Volgroeid 95.
Ibidem.
46
Ibidem.
47
H.C. van der Meulen, De werking van de Handreiking. Over haar ‘Wirkungsgeschichte’ in: M. van Campen
en G.C. den Hertog red., Israël volk, land en staat. Terugblik en perspectief (Zoetermeer 2005) 106.
48
Ibidem.
49
Ibidem, 117.
45
15
betrokkenheid Israël werd eveneens in de notitie benadrukt en ook werd verklaard dat de
relatie met het Palestijnse volk uitlsuitend in diaconaal perspectief gezien diende te worden.
De betrokkenheid met Palestijnse christenen en kerken kwam in de notitie niet in beeld.50
In 2005 werd door het aan de Christelijke Hogeschool Ede gelieerde Centrum voor
Israëlstudies een hernieuwde bezinning op Israël, land, volk en staat, getiteld Israël volk, land
en staat. Terugblik en perspectief geschreven. In deze terugblik wordt bevestigd dat ruim 55
jaar na de stichting van de staat Israël er teleurstelling heerst in kerkelijke kring over het niet
voldoen aan de hoge profetische eisen die aan de staat Israël gesteld waren. Dit zou leiden tot
afwending van het joodse volk en een kritische houding ten opzichte van Israël.51
In 2008 werd door de synode van de PNK de nota Het Israëlisch-Palestijnse conflict in
de context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten. Bijdrage tot de meningsvorming
in de Protestantse Kerk in Nederland aangenomen. In de nota beschreef de PKN haar relatie
tot het volk Israël als volgt:
“De verbondenheid van de kerk met Israël mag gerust uniek worden genoemd. Bij geen enkel
ander volk, hoe verbonden we ons ook met dit volk kunnen weten of voelen, is sprake van deze
theologische verworteling.”52
De PKN verklaart zich verbonden te voelen met Israël, maar zet vraagtekens bij de term
‘onopgeefbaar’. Dit vanwege de exclusiviteit die uit het woord spreekt en wat niet altijd te
rijmen valt met de roeping van de kerk om elk volk lief te hebben.53 Desondanks wordt in de
conclusie geformuleerd dat de verbondenheid van de kerk met het volk Israël onopgeefbaar is
en blijft.54
Wat betreft de verhouding van de PKN tot de kerken in het Midden-Oosten valt te
lezen in de notitie dat:
“De onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël en de oecumenische gemeenschap met
christenen en kerken in het Midden-Oosten mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden.
50
Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict in de context van de
Arabische wereld van het Midden-Oosten. 33.
51
M.J. Paul, Enige bijbels-theologische aandachtspunten bij de Handreiking in: M. van Campen en G.C. den
Hertog red., Israël volk, land en staat. Terugblik en perspectief (Zoetermeer 2005) 137.
52
Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict in de context van de
Arabische wereld van het Midden-Oosten. 43.
53
Ibidem, 40.
54
Ibidem, 51.
16
Zoals ook deze beide vormen van betrokkenheid niet mogen worden onderhouden en versterkt
worden op kosten van anderen.”55
De kerk voelt zich in de oecumene dus eveneens verbonden met de christenen in het MiddenOosten. De kerk wil daarbij vooral streven naar een goede verstandhouding met haar
zusterkerken in het Midden-Oosten.
Wat betreft haar eigen rol in het conflict stelt de PKN dat het lastig is voor haar als
kerk om invulling te geven aan de onopgeefbare verbondenheid en de wens om te bemiddelen
in het conflict. Te vaak wordt volgens haar deze bemiddeling niet op prijs gesteld van joodse
zijde.56 Zij dient dus terughoudend te zijn hierin. Wel mag volgens de kerk theologische
posities niet functioneren als een dekmantel voor onrecht en kunnen internationaal juridische
argumenten in deze concrete conflictsituatie beter functioneren dan Bijbelse motieven.57 De
kerk verkiest een twee-staten-oplossing boven andere oplossingen van het conflict, mits dit
door beide partijen aanvaard wordt.58
Als we deze korte geschiedenis van de verhouding tussen de protestantse kerken in
Nederland tot Israël nu in ogenschouw nemen dan kunnen we concluderen dat reeds vanaf de
jaren ’80 de houding tegenover Israël steeds kritischer werd. Daarnaast kreeg men in de
kerken ook steeds meer aandacht voor de positie van Arabische christenen en de Palestijnen.
De episode rondom het ‘Kairosdocument’ is daarom niet zozeer een nieuw hoofdstuk, maar
eerder een voortzetting van datgene reeds in de IP nota te lezen valt: een verbondenheid met
Israël die kritiek op de bezetting zeker niet uitsluit. In de volgende paragraaf zal dit verder
beschreven worden.
55
Ibidem, 47.
Ibidem, 51.
57
Ibidem.
58
Ibidem, 53.
56
17
§ III: Het ‘Kairosdocument’ en de brief van de PKN aan de staat Israël
Op 22 december 2009 nam Dr. Arjan Plaisier, scriba der PKN, in de Dom te Utrecht het
‘Kairosdocument’ ’Uur van de waarheid’ in ontvangst. Het document was een noodkreet van
Palestijnse christenen aan de kerken in het Westen om hun lijden onder de Israëlische
bezetting aan de kaak te stellen.
In het voorwoord van het document schrijft een groot aantal Palestijnse bisschoppen
en lagere geestelijken dat het document een oproep is aan de internationale gemeenschap om
de verdrukten bij te staan, en aan christenen overal ter wereld om hun uitleg van de Bijbel
opnieuw te overwegen.59
In paragraaf 1, de huidige werkelijkheid, beschrijven de auteurs van het document de
situatie waarin zij leven onder de bezetting: De afscheidingsmuur, de nederzettingen, de
vernederingen checkpoints, de Israëlische weigering tot familiehereniging, de aangetaste
vrijheid van godsdienst, de omstandigheden waarin de vluchtelingen leven en het gebrek aan
een recht op terugkeer, de situatie van Palestijnse gevangenen, de bezetting van OostJeruzalem, de weigering van Israël te voldoen aan VN-resoluties en de discriminatie van
Palestijnen binnen de staat Israël.60
In paragraaf 2, een woord van geloof, schrijven de auteurs dat de landbelofte nooit een
politiek programma of een bewijs van eigendom is geweest, maar dat het een voorspel op
totale universele verlossing was. Daarnaast stellen zij dat Palestijnse christenen lijden ten
gevolge van verkeerde interpretaties van theologen. De Bijbel mag volgens hen niet gebruikt
worden om politieke keuzes en visies te legitimeren. Op grond daarvan beschouwen zij de
bezetting als een zonde tegen God.61
In paragraaf 3, een woord van hoop, valt te lezen dat de auteurs blijven hopen op een
overwinning van het goede en op een verzoening. Zij zien daarbij het als een missie van de
kerk om partij te kiezen voor de verdrukten en een boodschap van liefde in plaats van wraak
uit te dragen.62
In paraschraaf 4, een woord van liefde, staat dat verzet voorop moet staan wanneer
men kwaad dient te weerstaan. Verzet is dan de plicht voor iedere christen. De liefde is erop
59
Uur van de waarheid. Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden. Een
Palestijns Kairos Initiatief 18-12-2009, 3.
60
Uur van de waarheid, 5,6.
61
Ibidem, 7,8.
62
Ibidem, 8-10.
18
gericht om het kwaad te corrigeren. Het verzet tegen het kwaad van de bezetting is dus
ingebed in de christelijke liefde.63
In paragraaf 5 en 6, richten de auteurs zich tot hun broeders en zusters en de kerken in
de wereld. Zij roepen de christenen op standvastig te zijn, de joden hen lief te hebben, welke
wederzijds dient te zijn en de moslims om extremisme en fanatisme te verwerpen.64 De
kerken wordt opgeroepen om naast de verdrukten te staan en de bezetting niet te voorzien van
een theologische dekmantel. 65
In paragraaf 7 richten de auteurs zich tot de internationale gemeenschap die zij
oproepen van start te gaan met een systeem van economische sancties en boycot tegen Israël.
Dit niet als wraak, als strategie om de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en
overige Arabische gebieden te beëindigen.66
In de paragrafen 8 en 9 richten de auteurs zich tot de joodse en moslimleiders, en de
Palestijnen en Israëli’s. Zij roepen hen op om op te komen voor de verdrukten, niet in een
vicieuze cirkel van politieke zetten te blijven zitten en te komen tot een gezamenlijke visie die
gebaseerd is op gelijkwaardigheid en niet op superioriteit.67
In paragraaf 10 tenslotte schreeuwen de auteurs de kreet van hoop uit. Zij geven aan te
geloven in Gods goedheid en Zijn triomf over het kwaad. Zij hopen in hun land een nieuwe
aarde te zien en een nieuwe mens, die in staat is zijn broeders en zusters lief te hebben.68
Arjan Plaisier gaf in zijn reactie op de ontvangst van het document aan het woord van
geloof, hoop en liefde te horen en serieus te nemen. Hij verklaarde dat het woord van geloof
hen opriep tot blijvende open bezinning, ook waar het gaat om de bijzondere plaats va Israël.
Een vrijbrief om anderen te onderdrukken kan de toets van de leeswijze volgens hem niet
doorstaan.69
Een woord van hoop toont volgens Plaisier aan dat de kerk betrokken wil zijn bij
hoopvolle ontwikkelingen en het bouwen van bruggen. Een woord van liefde wijst volgens
hem het geweld af en zoekt naar creatieve vormen van verzet die passen bij het christelijk
geloof. Een twee oplossing voor het conflict zijn twee levensvatbare, democratische
rechtstaten die elkaar aanvaarden.70
63
Ibidem, 10,11.
Ibidem, 11, 12.
65
Ibidem, 12.
66
Ibidem, 13.
67
Ibidem.
68
Ibidem, 14.
69
Kort woord bij de ontvangst van ‘Uur van de waarheid’. Dr. A.J. Plaiseir - 22 december 2009 – Domkerk
Utrecht.
70
Ibidem.
64
19
Als uitgangspunt van het hoe te kijken naar de bezetting neemt Plaisier het
internationaal recht, dat aangeeft dat de bezetting en de nederzettingenpolitiek illegaal is. Een
oproep tot boycot is volgens hem echter niet aan de orde. Wel wenst hij kritische vragen te
stellen bij de vestiging of investering van bedrijven in Israëlische nederzettingen in de bezette
gebieden. De kerk voelt zich echter wel nog steeds onopgeefbaar verbonden met het joodse
volk en zij ziet de opstanding van dit volk uit de Shoah en de terugkeer naar het land van het
voorgeslacht als teken van God.71
Deze reactie van Arjan Plaisier vormt het uitgangspunt voor de brief die de PKN op 18
februari 2010 stuurde aan de Israëlische ambassadeur in Nederland. In deze brief stelt de PKN
dat zij zich onopgeefbaar verbonden voelt met het joodse volk. De terugkeer van dit volk naar
het land van het voorgeslacht en de oprichting van de staat Israël was voorheen een bijzonder
teken van de trouw van God. Het bestaansrecht van Israël staat daarom voor hen niet ter
discussie, dit recht is immers mede gebaseerd op het volkerenrecht. De staat Israël heeft
daarbij de taak de veiligheid van haar burgers te garanderen.72
Juist op grond van dit alles, zo valt er te lezen, vraagt te PKN de aandacht voor het lot
van het Palestijnse volk:
“De veiligheid van de één mag immers niet ten koste gaan van het recht van de ander.
Wij worden hier op, als kerk, aangesproken door Palestijnse christenen. Wij verstaan hun
oproep, zoals onlangs gedaan in het document ‘Uur van de waarheid’ niet als een negatieve
oproep, die zich tegen Israël keert, maar als een roep om recht en vrede.”73
De PKN wil daarom de staat Israël oproepen een positieve doorbraak te creëren in de
verhouding tussen het joodse en het Palestijnse volk. Een belangrijk instrument is daarbij het
internationaal volkerenrecht, dat volgens de PKN leidend dient te zijn bij de wijze waarop de
staat Israël met de Palestijnen omgaat.74
In de brief doet de PKN een aantal concrete oproepen. Als eerste roept de PKN de
staat Israël op gehoor te geven aan de uitspraken van internationale gerechtshoven wat betreft
de bouw van de afscheidingsbarrière, het traject ervan te herzien en boeren die schade hebben
geleden te compenseren. Als tweede roept de PKN op het internationaal recht te erkennen wat
betreft de nederzettingen op de West Bank en te stoppen met het bouwen van deze
71
Ibidem.
Ds. P. Verhoeff Dr. A.J. Plaisier Brief PKN aan Israel 18 feb 2010
73
Ibidem.
74
Ibidem.
72
20
nederzettingen. Als derde roept de PKN op tot het stoppen met het gedwongen onteigenen en
het slopen van Palestijnse huizen en ook op dit punt het internationaal recht te respecteren.75
Deze oproep staat volgens de PKN niet los van de eigen inspanning. Zelf probeert de
kerk bruggen te bouwen en de dialoog te ondersteunen. Deze oproep dient daarnaast ook
gelezen te worden naast het appèl aan de Palestijnen om het bestaansrecht van Israël te
erkennen. De kerk hoopt dat Israël deze brief serieus wil nemen en wil opvatten als een teken
van medeleven en verbondenheid.76
Deze brief van de PKN riep veel reacties op. Velen waren positief, maar er was ook
veel kritiek. De kritiek van verschillende joodse en christelijke organisaties en individuen zal
nu eerst behandeld en geanalyseerd worden. Daarna zullen de positieve reacties aan bod
komen.
75
76
Ibidem.
Ibidem.
21
§ IV: De kritiek op de Israël-brief van de PKN
Binnen de PKN leefde al voor het versturen van de brief de verwachting dat de brief kritiek
teweeg zou brengen. De hoeveelheid kritiek en de heftigheid ervan heeftwaarschijnlijk velen
binnen de kerk verrast. In deze paragraaf zal een selectie van de kritiek behandeld worden
waarna deze aan de hand van het theoretisch kader geanalyseerd zal worden.
4.1) Op 22 februari 2010 reageerde de Israëlische ambassadeur in Nederland, Harry
Kney-Tal, door middel van een antwoord op het appèl van de PKN. In dit antwoord stelt hij
verbouwereerd was toen hij in de media over de brief las, hij had immers aangenomen dat de
brief niet openbaar gemaakt zou worden. Kney-Tal schrijft:
“Terugkijkend konden zij het waarschijnlijk niet laten om zich bij het koor aan te sluiten en
punten te scoren bij het pro-Palestijnse kamp.”77
Ondanks deze aanname is Kney-Tal van mening dat de posities van de PKN eenzijdig zijn.
Dit wijt hij aan de onderzoek trips van de PKN naar het Midden-Oosten waarbij de delegaties
begeleid werden door NGO’s ‘met een duidelijke politieke agenda’.78Deze hebben volgens
Kney-Tal geleid tot een meningsommezwaai van de PKN over het conflict.
Kney-Tal maakt zich bezorgd over het niet meewegen van de zorgen van de helft van
het joodse volk, dat buiten Israël woont. Hij schrijft:
“Is hun onvervreemdbare recht om te leven zonder angst, terreur, raketten, geweld,
ontvoeringen en opstoking minder belangrijk? In dit ongelukkige conflict heeft geen enkele
zijde een monopolie op lijden. Beide kanten dragen een zware, pijnlijke last met zich mee, die
de zoektocht naar een politiek oplossing meer dan ooit noodzakelijk maakt.”79
De PKN zou volgens hem meer moeten letten op de Israëlische bereidheid om concessies,
bijvoorbeeld t.a.v. de nederzettingen, te doen. Het is volgens hem het Palestijnse leiderschap,
niet het Israëlische, dat weigert terug te keren naar de onderhandelingstafel. De PKN negeert
eveneens de grote economische groei op de Westoever. Kney-Tal vraagt zich daarom af of de
positieve ontwikkelingen door vooringenomen ideeën over Palestijns lijden terzijde worden
77
Harry Kney-Tal, Een Israëlisch antwoord op het appèl van de PKN
Ibidem.
79
Ibidem.
78
22
geschoven, waarna de taal wordt gebruikt van degenen die Israël willen delegitimiseren. Dit
kan volgens hem niet verzoend worden met de christelijke liefde voor Israël. Alleen liefde en
medeleven betonen aan beide partijen, waarbij niet gekozen wordt voor de makkelijke weg
van het verantwoordelijk houden van één partij, kan een oplossing teweeg brengen.80
4.2) Het Centraal Joods Overleg (CJO), een organisatie waarin verschillende joodse
organisaties in Nederland, waaronder het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI),
het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) en de stichting Joods Maatschappelijk
Werk (JMW), verenigd zijn, reageerde reeds in een open brief op 21 december 2009 op het
‘Kairosdocument’ dat een dag later door verschillende christelijke organisaties in de Domkerk
in ontvangst genomen zou worden. In deze brief stelt het CJO dat het met verbazing kennis
heeft genomen van de bereidheid van de PKN om het ‘Kairosdocument’ in ontvangst te nemen.
Dit document is volgens het CJO een pure uiting van politieke propaganda die tot doel heeft de
internationale gemeenschap op te roepen tot een boycot tegen Israël.81Daarnaast staat het op
gespannen voet met de jarenlange goede relaties die er tussen de joodse gemeenschap en de
christelijke kerken in Nederland zijn.82
Door het document ‘Kairosdocument’ te noemen, zo stelt het CJO, proberen de
initiatiefnemers de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden gelijk te stellen aan de situatie
van Zuid-Afrika onder het Apartheidsregime. Het Midden-Oosten conflict is echter een
conflict over land, niet over ras. Door deze situaties gelijk te stellen wordt er ingespeeld op de
traditionele gevoelens van mededogen en christelijke naastenliefde, zo valt er te lezen.83
Daarnaast wordt het daderschap van de Palestijnen van tafel geveegd, ‘Terroristen
worden tot slachtoffers gemaakt’.84De geschiedenis van het Palestijnse geweld begon volgens
het CJO niet in 1967 maar in 1929, bij de massamoord in Hebron. Christenen behoorden
daarbij vanaf 1967 tot de felste terroristen.85
Veel problemen die christenen ervaren zijn overigens de schuld van extremistische
moslims, en niet van Israël, zo redeneert het CJO. De aantallen christenen in de Palestijnse
gebieden dalen ook snel, terwijl het aantal in Israël groeit. Veel christenen hebben daarom
angst om de moslims te bekritiseren, terwijl Palestijnen bij het bekritiseren van Israël volgens
het CJO geen angst hoeven te kennen omdat Israël een democratie is.86
80
Ibidem.
Centraal Joods Overleg, Betreft: Document ‘Uur van de Waarheid’ Amsterdam 21 december 2009
82
Ibidem.
83
Ibidem.
84
Ibidem.
85
Ibidem.
86
Ibidem.
81
23
Ten slotte is het CJO van mening dat de Palestijnen in het ‘Kairosdocument’ de hand
niet in eigen boezem steken, ze spreken immers niet over Palestijnse rellen en terrorisme,
maar de gehele schuld van de bezetting bij Israël leggen. Onderdelen van de bezetting, zoals
bijvoorbeeld de scheidingsmuur, zijn volgens het CJO juist tot stand gekomen door het
Palestijnse terrorisme. Het CJO sluit af met de oproep aan de PKN om haar
geloofwaardigheid te behouden kritische te werk te gaan bij het aannemen van het
‘Kairosdocument’.87
4.3)
In reactie op de brief van de PKN aan Israël schrijft het CJO op 23 februari 2010
opnieuw een brief. In deze brief toont zij haar verwondering over de stellingen die de kerk
heeft betrokken in haar brief aan de Israëlische ambassadeur. Het CJO schrijft:
“In de brief stelt u de standpunten van het document te beschouwen als een “roep om recht en
vrede”. Echter, een oproep die geweld tegen Israëlische burgers goedpraat en een boycot van
Israëlische producten bepleit, kan geen uiting zijn van recht en nog minder van vrede.”88
De uitgangspunten in de brief van de PKN zijn volgens het CJO eenzijdig en spelen in op de
beschuldigingen dat Israël een apartheidsbeleid voert. De afscheidingsbarrière, die voor de
PKN een belangrijke steen des aanstoots is, is volgens het CJO nodig om het aantal
Palestijnse zelfmoordaanslagen te beperken. Daarnaast is de vermeende
internationaljuridische ongeldigheid van de muur weliswaar in een advies van het
Internationale Hof van Justitie vastgelegd, maar dit advies is nooit bevestigd door de VN
Veiligheidsraad.89
Het CJO gaat verder:
“Uw roep om schadevergoeding voor de plaatsing van de veiligheidsbarrière, hebben wij in
het licht van de vele dodelijke slachtoffers van Palestijns terrorisme in het verleden en de
doorgaande raketbeschietingen vanuit Gaza als ronduit ergerlijk ervaren. Er zijn
vergoedingen betaald en het Israëlische Hooggerechtshof heeft de loop van het hek/de muur
verschillende malen laten wijzigen.”90
87
Ibidem.
Centraal Joods Overleg Aan het Moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland Amsterdam 23 februari
2010
89
Ibidem.
90
Ibidem.
88
24
Israëlische slachtoffers van terreur hebben nooit schade vergoedingen gekregen en de PKN
heeft hierover nooit een brief gestuurd naar de verantwoordelijken, aldus het CJO. Zelfs niet
wanneer dit slachtoffers van Nederlandse afkomst betrof.91
Wat betreft de positie van christenen in het Midden-Oosten is het CJO van mening dat
de PKN meet met twee maten. Immers, de positie van christenen in Irak, Egypte, Gaza en
Saudi-Arabië is veel slechter dan die van de Palestijnse christenen. Ook hier schrijft de PKN
geen brief over.92
Het ultieme belang leggen bij het internationaal recht is volgens het CJO een
begrijpelijk uitgangspunt, twee kanttekeningen daargelaten. De eerste is dat de interpretaties
van het internationaal recht kunnen verschillen en dat er situaties zijn, zoals het verwoesten
van Palestijnse huizen, die het internationaal recht niet regelt. De tweede kanttekening is dat
het internationale recht niet alleen voor Israël, maar ook voor de Palestijnen en andere staten
in het Midden-Oosten geldt.93
Tot slot meent het CJO dat de PKN met haar brief de proporties uit het oog verloren
heeft en de reactie van het CJO op het ‘Kairosdocument’ heeft genegeerd. Daarnaast heeft de
PKN het CJO bij het geven van een reactie gepasseerd. Het CJO vraagt zich op grond van dat
alles af in hoeverre het toekomstige contact tussen beide organisaties nog van enig nut kan
zijn.94
4.4)
Een van de meest felle kritieken op de brief van de PKN was afkomstig van het
Amerikaanse Simon Wiesenthal Center. Op 3 maart 2010 verstuurden twee aan dit centrum
verbonden rabbijnen een brief waarin zij een beroep deden op de lessen die de PKN getrokken
had uit het antisemitisme in Nederland en de holocaust. Op basis daarvan vragen de rabbijnen
de PKN de brief aan de staat Israël te herroepen omdat deze alle solidariteit die de PKN heeft
met Israël dreigt uit te wissen.95
In de brief wordt de PKN verweten het ‘Kairosdocument’ als uitgangspunt genomen te
hebben. Dit document is volgens de rabbijnen een frontale aanval op de legitimiteit en het
bestaan van de staat Israël, de staat die een toevluchtsoord is voor holocaustoverlevenden.
Voorstellen die in het document gedaan worden omtrent de terugkeer van Palestijnse
vluchtelingen zullen volgens de auteurs de enige joodse staat op aarde elimineren. In het
91
Ibidem.
Ibidem.
93
Ibidem.
94
Ibidem.
95
Rabbi Abraham Cooper en Rabbi YitzchokAdlerstein Brief Simon Wiesenthal Centrum 3 maart 2010
92
25
document wordt daarnaast niet gerefereerd aan Palestijnse zelfmoordaanslagen en het
Arabische geweld tegen joden.96
Over de joodse gemeenschap in Nederland schrijven de rabbijnen:
“The Jewish community in the Netherlands did not consult wit us about its response to your
letter tot the Ambassador. Had they done so, we would have told them that a letter
threatening to end dialogue with the PKN is superfluous. There is simply no possibility of,
and no room for, dialogue with those who are deaf to the security, the central beliefs and
most entrenched aspirations of the Jewish people – and who are working to defeat those
aspirations.”97
De rabbijnen roepen hiermee direct de joodse gemeenschap in Nederland op om de contacten
met de PKN te verbreken. Er is volgens hen immers geen ruimte voor dialoog met degenen
die geen oog hebben voor de veiligheid en het geloof van het joodse volk. Dit terwijl de
joodse gemeenschap in Nederland volgens de rabbijnen nog steeds last heeft van het verlies
van Anne Frank en de overige 75 procent van de joodse gemeenschap die in de holocaust is
omgekomen.98Zij zijn geschokt door het verlies van het morele kompas van de PKN.
Tot slot vragen de rabbijnen niet om een blanco cheque voor Israël, maar slechts om
respect voor het verhaal van zes miljoen joden en de democratische staat Israël. Zij hopen dat
de PKN hun brief serieus neemt en ondanks de harde woorden begrijpt dat hun schrijven een
teken van respect en vertrouwen is. Zij spreken de hoop uit dat de brief aan de Israëlische
ambassadeur teruggenomen wordt.99
In dagblad Trouw verscheen op 13 maart 2010 een artikel waarin de krant suggereerde
dat de brief van het Simon Wiesenthal Center niet afkomstig was van Amerikanen, maar van
Nederlanders. Volgens taalwetenschappers van de Amerikaanse Vanderbilt University en de
University of Pennsylvania wijzen de structuur en opbouw van de brief niet op een
Amerikaanse auteur, maar eerder op een Nederlandse. Volgens rabbi YitzchokAdlerstein, een
van de auteurs van de brief, klopt het dat de opbouw van zijn brief gelijk is, omdat zijn brief
volgens hem een parodie is op de brief van de PKN.100Wel zijn er volgens de rabbijn
96
Ibidem.
Ibidem.
98
Ibidem.
99
Ibidem.
100
Wie Tipte Los Angeles? Trouw 13-03-2010
97
26
meldingen vanuit Nederland over de brief van de PKN gekomen, maar de reactie op deze
brief is volgens hem niet door Nederlanders geschreven.
4.5) Vanuit Israël kwam er een reactie op de brief van de PKN van Geert Cohen
Stuart, voormalig theologische adviseur van de NHK te Jeruzalem. De aanhef van zijn brief
begint als volgt:
“Open Brief, verzonden op JomHashoah, we haGevura, de dag dat Israël de opstand in het
ghetto van Warschau herdenkt en de zes miljoen Joden, die tijdens de Tweede Wereldoorlog
zijn vermoord.”101
In het vervolg van de brief geeft Cohen Stuart aan verbijsterd te zijn over de recente
verslechtering in de relatie tussen de PKN en het volk Israël. De PKN stemt, door het
‘Kairosdocument’ in ontvangst te nemen, volgens hem in met beschuldigingen aan het adres
van Israël van apartheidspolitiek, sluipende volkerenmoord, etnische zuivering etc. etc. Deze
beschuldigingen dragen volgens hem bij aan de dehumanisering van het volk Israël, wat
eerder geleid heeft tot de Shoah.102
Met het schrijven aan de Israëlische ambassadeur heeft de PKN volgens Cohen Stuart
het terrein van de buitenlandse politiek betreden. En wie kaatst moet de bal verwachten. Want
de joodse gemeenschap wereldwijd is geschokt. De kritiek van het Simon Wiesenthal Center
moet volgens hem serieus genomen worden. Cohen Stuart schrijft:
“U hebt de doos van Pandora geopend en het vrijgekomen christelijk antijudaïsme,
antizionisme en anti-israëlisme is terecht door het Wiesenthal Center aan de kaak gesteld.
Het is beschamend om op basis van de eenzijdig uitgesproken ‘onopgeefbare verbondenheid
met het volk Israël’ een mogelijke Joodse gesprekspartner een klap in het gezicht te
geven.”103
Volgens Cohen Stuart is het huidige standpunt van de PKN niet alleen een klap in het gezicht
van het joodse volk, maar ook een triest dieptepunt van een ontwikkeling die sinds jaren reeds
gaande was.
101
Dr. G. H. Cohen Stuart Aan het Moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland Jeruzalem 12-04-2010
Ibidem.
103
Ibidem.
102
27
Daarnaast is hij van mening dat de verkeerde aansprakelijk wordt gesteld voor het
humanitaire lijden van het Palestijnse volk. Hun eigen leiderschap is hier veel eerder schuldig
aan. Verder verzwijgt het ‘Kairosdocument’ dat Palestijnse kinderen geïndoctrineerd worden
met antisemitisme en dat hen geleerd wordt dat het hoogste goed in het leven
zelfmoordterrorist is. Het ‘Kairosdocument’ is daarom volgens hem een ‘met geraffineerd
tekstmisbruik doorregen fundamenteel modern anti-joods geschrift’.104
4.6) Ronny Naftaniel, directeur van het CIDI en penningmeester van het CJO, geeft in
een interview met de auteur aan dat de kerk Israël moet behandelen als elke andere staat. De
kerk moet Israël dus ook niet beoordelen met andere criteria moeten beoordelen dan andere
staten. ‘Ik heb niet gezien dat de kerk deze stap heeft gemaakt naar de Arabische landen, daar
komt mijn kritiek uit voort’.Als de kerk volgens hem een band heeft met Israël dan moet ze
Israël juist niet strenger beoordelen dan andere landen als ze het volkerenrecht als criterium
neemt.
De PKN heeft volgens hem ook niet als doelstelling om een vriend van de staat Israël
te zijn. Volgens Naftaniël weet de kerk sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer goed hoe ze
om moet gaan met joden. Dit geldt volgens hem niet alleen voor de kerk, maar ook voor
organisaties als Christenen voor Israël.
De stelling dat de kerk de staat Israël niet anders dient te beoordelen dan andere staten
is Naftaniels voornaamste kritiek op de brief van de PKN: de ongelijke beoordeling van Israël
in verhouding tot andere landen in de regio. Daarnaast had de kerk volgens hem ook nooit het
‘Kairosdocument’ aan moeten nemen en direct als afstand moeten nemen van de oproep tot
een boycot en het begrip voor terrorisme dat erin wordt getoond. Verder zal bijvoorbeeld het
verplaatsen van de veiligheidsmuur volgens hem leiden tot het onbeschermd laten van
300.000 kolonisten.
Dat het CJO al kritiek uitte voordat de PKN het ‘Kairosdocument’ in ontvangst nam
ligt volgens Naftaniel aan het feit dat volgens hem de PKN het document nooit in ontvangst
had moeten nemen. ‘Als je het dan in ontvangst neemt dan zou je het met een stevige dosis
kritiek in ontvangst moeten nemen’.
Naftaniel erkent dat bij andere kritische reacties, zoals de brief van het Simon
Wiesenthal Center, er erg op gevoelens ingespeeld is. Maar, zo stelt hij, in onze brief gebeurt
dat niet. Hij is echter van mening dat dergelijke reacties niet de discussie hebben
gepolariseerd, ‘dat is gebeurd met het initiatief tot het maken van een ‘Kairosdocument,
104
Ibidem.
28
‘waarbij de suggestie is gewekt dat de situatie van de Palestijnen vergelijkbaar is met die in
Zuid-Afrika’.105 Naftaniel is het oneens met de stelling van Arjan Plaisier dat er met een
kanon is geschoten op een mug. ‘Er was weliswaar sprake van een kanon, maar de brief was
zeker geen mug’.
4.7) Mildere kritiek is afkomstig van de kant van het OJEC. In een schrijven van 5
maart 2010 geeft zij aan verbaast te zijn over de brief die de PKN heeft gestuurd aan de
Israëlische ambassadeur. Volgens het OJEC is er blijkend reacties geen sprake van een
diplomatiek proces. Daarnaast verwijt zij de PKN niet haar adviesorgaan Kerk en Israël
geraadpleegd te hebben. Ook het OJEC zelf, als officieel dialoogplatform, is door de PKN
gepasseerd.106
Over de verhouding tussen joden en christenen in Nederland schrijft het OJEC:
“Als deze brief aan de Israëlische ambassadeur het eerste zichtbare resultaat is van het in
december jl. aangeboden Kairos-document dan bent u er waarschijnlijk vooral in geslaagd de
in Nederland al bestaande polarisatie verder aan te wakkeren, zowel binnen de kerken als
tussen Joden en christenen.”107
De reactie van de PKN is volgens het OJEC verantwoordelijk voor polarisatie, en daarom een
gemiste kans. Ook voor Palestijnse christenen. Het OJEC sluit af met het uitdrukken van de
hoop dat er in de toekomst overleg gevoerd kan worden over de brief en over de
verbondenheid met Israël.
4.8) Niet alleen joodse organisaties en externe kerkelijke organisaties leverden kritiek,
ook vanuit de kerk zelf werd er kritiek geleverd op de brief van de PKN. In een brief roept
een groep PKN-predikanten het moderamen van de kerk op nadrukkelijker voor Israël te
kiezen. Volgens de predikanten is ‘het evenwicht zoek in de benadering van Israël en de
Palestijnen’.108 De kerk spreekt veel goede woorden over Israël maar de vraag om een
opening in de impasse te maken is onterecht. De kerk dient zich juist openlijk uit te spreken
over organisaties als Hamas. Dit kunnen Palestijnse christenen immers niet doen vanuit
veiligheidsoverwegingen.
Ook vinden de briefschrijvers dat de PKN eerst zelf orde op zaken moet stellen. Want
Kerk in Actie heeft nooit een vinger uitgestoken om slachtoffers van zelfmoordaanslagen te
105
Interview met auteur op 28-07-2011
Brief OJEC aan PKN Deventer 5 maart 2010
107
Ibidem.
108
Reformatorisch Dagblad 02-03-2010
106
29
hulp de komen, terwijl de organisatie volgens de schrijvers wel samenwerkt met instellingen
die een twijfelachtige houding t.a.v. Israël hebben.109
4.9) Ook vanuit de Beraadsgroep Israël valt er kritiek te horen. De leden van de
Beraadsgroep, die voornamelijk afkomstige zijn van de Confessionele Vereniging, de
Gereformeerde Bond en het Evangelisch Werkverband, geven aan teleurgesteld te zijn door
de brief van de PKN. Vanwege de geschiedenis van de kerk en haar relatie tot het joodse volk
menen zij dat de kerk bescheiden dient te zijn met kritiek in de richting van Israël. Juist in
tijden van toenemend antisemitisme dient de kerk Israël met liefde te omringen. Met
beschuldigingen richting Israël moet men zorgvuldig omgaan omdat deze veelal onderdeel
zijn van propaganda.110
Immers, als de kerk hoor en wederhoor had toegepast dan had men kunnen horen dat
de Israëlische overheid reeds illegale huizenbouw in Oost-Jeruzalem tegengaat, aldus de
briefschrijvers. Verder komt volgens hen de vraag betreffende de veiligheidsbarrière neer op
het ombeschermd laten van joden in Judea en Samaria. Daarnaast bestaan er internationaal
juridisch gezien veel twijfels over de illegitimiteit van veel nederzettingen in die gebieden.111
De kerk dient zich volgens de briefschrijvers in het spreken tegen Israël in de eerste
plaats te laten leiden door Gods Woord en de beloften die daarin vervat zijn. Zij schrijven:
“Het is duidelijk dat gerechtigheid een belangrijk bijbels kernwoord is, maar we moeten
voorzichtig zijn om anderen daarmee te snel de maat te nemen. Het woord mag geen vrijbrief
worden om als gemeente van Christus Israël voortdurend de les te lezen.”112
De kerk dient de Bijbel en de verbondenheid met het joodse volk te allen tijde als
uitgangspunt te nemen. Op grond daarvan vinden de schrijvers het jammer dat de PKN een
reactie heeft gegeven die Israël delegitimeert. Daarbovenop is men van mening dat de brief
van de PKN de instemming mist van een aanzienlijk deel van de kerk.113
4.10) Christenen
voor Israël ten slotte is eveneens verbolgen over de brief van de PKN.
Volgens hen is de onopgeefbare verbondenheid met het joodse volk verworden tot een
109
Ibidem.
Beraadsgroep Israël, Teleurstelling over brief aan Israël namens PKN
111
Ibidem.
112
Ibidem.
113
Ibidem.
110
30
krachteloos cliché. Met de brief aan de Israëlische ambassadeur ‘vervalt ze in de eeuwenoude
zonde om op arrogante wijze het Joodse volk de les te lezen’.114
Christenen voor Israël schaamt zich voor de houding van de PKN. Zij spreekt volgens
hen te aanmatigend namens alle kerkleden. De achterban van de organisatie steunt dit
schrijven immers niet. Ook vindt zij dat de PKN zich niet politiek moet opstellen:
“Als kerk dien je je juist te baseren op de regels en profetieën van de Bijbel. Die zijn erg
duidelijk over de bijzondere positie van het joodse volk. De kerk lijkt zich nu juist meer aan de
anti-Israël lobby gelegen te laten liggen.”115
Christenen voor Israël vooronderstelt dit op grond van de snelle reactie van de kerk op het
‘Kairosdocument’. Zij verwijt de kerk reeds bij de uitreiking van het document een strategie
klaar te hebben liggen, wat de PKN overigens bevestigd.116
4.11) De Israël-predikant van Christenen voor Israël, Ds. Henk Poot, stelt in een
interview met de auteur dat de kerk zich in haar verhouding met Israël moet laten lijden tot
wat de Bijbel daarover zegt. En dat betekent volgens hem dat ze uitspraken zal doen die niet
altijd parallel lopen met wat de internationale gemeenschap vindt. Een van de problemen die
Christenen voor Israël heeft met de kerk heeft is volgens Poot dat volgens hen Israël nog
steeds een rol speelt in de heilsgeschiedenis. Want ondanks dat er niet altijd een staat Israël is
geweest is de kerk volgens hem verbonden met het volk en het land, en de momenten dat het
volk niet in het land woonden waren volgens Poot een afwijkende, abnormale situatie.
Wat de brief van de PKN betreft geeft Poot aan vooral moeite te hebben met de
politieke analyse. ‘Als het gaat om de roadblocks en de watervoorzieningen wordt er vaak wat
geroepen’. Volgens Poot zou de kerk meer hoor en wederhoor moeten toepassen en moet
proberen dichter bovenop het verhaal te zitten. Veel punten slippen nu weg in de
propagandaoorlog. De kerk luistert te veel naar verkeerde organisaties. De situatie van
christenen in de West Bank is volgens Poot vooral door de islamisering moeilijk geworden.
Daarnaast speelt er nog een andere rol mee bij de kritiek, een emotionele. Poot: ‘we
hebben een geschiedenis achter de rug van 1800 jaar lang van superioriteit van de kerk,
waarbij we dachten dat de rol van Israël was uitgespeeld en kerk die overgenomen had, dat
heeft veel ellende veroorzaakt, het was een van de katalysators van de Shoah’. De kerk zou
114
Kritische brief PKN valt slecht bij Christenen voor Israël, Trouw 23-02-3010
Ibidem.
116
Ibidem.
115
31
volgens hem daarom de laatste moeten zijn die zijn vinger op zou mogen heffen, dat recht
heeft ze verspeeld. Dat is wat volgens hem ook de joodse gemeenschap heeft geërgerd, en wat
de relatie met die gemeenschap heeft verstoord.
Volgens Poot wenst Christenen voor Israël met haar kritiek aan het adres van de kerk
ten eerste laten zien dat er binnen de PKN in grote lagen anders wordt gedacht dan de koers
die de huidige leiding nu vaart. Ten tweede wil zij dat de kerk zich bescheiden opstelt t.a.v. de
politiek van Israël. De kerk moet daarbij meer een Bijbelse getuigenis geven: ‘de staat is niets
anders dan een uitdrukking van de onafhankelijkheid van het joodse volk, en waar ben je mee
bezig als je Israël wel als volk maar niet als staat accepteert’?
Poot vindt het moeilijk om een oordeel te geven over de mening van Arjan Plaisier dat
de kritiek soms te hard was. Volgens hem was de kritiek van Christenen voor Israël niet alleen
op de brief gericht, maar ook op het in ontvangst nemen dan het ‘Kairosdocument’ en de
huidige koers van de kerk. Poot is wel van mening dat er soms drogredenen zijn aangevoerd
in de discussie, waarmee volgens hem gepoogd is de discussie te verbreden. Dat de discussie
soms erg emotioneel was ligt volgens Poot geeft toe dat niet alle reacties even rationeel en
inhoudelijk waren, maar dat ligt volgens hem vooral aan het feit dat de PKN Israël heeft
bekritiseerd, waarmee de kerk volgens hem aantoont dat ze niets geleerd heeft. De emotionele
reacties komen daaruit voort. Want zo zegt hij, ‘de kerk is niets zonder Israël’.117
De hierboven genoemde argumenten van critici geven een beeld van waar de kritiek
op gebaseerd is, wat men ermee wil zeggen en vooral wat men ermee wil bereiken. In de
volgende paragraaf zal de kritiek geanalyseerd worden aan de hand van het theoretische kader
om dit nog scherper te kunnen stellen.
117
Interview met de auteur op 07-07-2011
32
§ V: De analyse van de kritiek
Als we nu de argumenten van de verschillende critici in ogenschouw nemen en gaan
analyseren dan zien we dat de kritiek zich op verschillende onderwerpen richt en op vrij
uiteenlopende wijze is geformuleerd. In deze paragraaf zal een selectie van de kritiek
behandelt worden waarbij aan de hand van het theoretisch kader, met het onderscheid tussen
illocutionair en perlocutionair als voornaamste referentie, de verschillende argumenten
beoordeeld zullen worden. Deze beoordeling is subjectief, in de zin dat de analyse afhangt
van de interpreet. Dit houdt in dat men bij het maken van de analyse zowel rekening dient te
houden met het subject, als met het object van de analyse en de plaats die beide in het
discours hebben. Desondanks is hier geprobeerd een zo zuiver mogelijk analyse te geven.
De Israëlische ambassadeur Harry Kney-Tal gebruikt in paragraaf 4.1 drie argumenten
om de PKN te bekritiseren. Als eerste verwijt hij de kerk punten te willen scoren bij het propalestijnse kamp, ten tweede het niet meewegen van de zorgen en lijden van het joodse volk
en ten derde het niet kijken naar positieve zaken die plaatsvinden in de Palestijnse gebieden.
Het eerste argument van Kney-Tal lijkt bedoelt te zijn om de kerk duidelijk in een bepaalde
categorie te willen plaatsen. Het tweede argument lijkt hij veel eerder te willen bereiken dat
binnen de kerk een bepaald schuldgevoel ontstaat. Het derde argument is eerder een meer
inhoudelijk verwijt dat gericht is op het verbreden van de blik van de kerk.
De in paragraaf 4.2 geformuleerde kritiek van het CJO bestaat als eerste uit het vooraf
delegitimiseren van de auteurs van het ‘Kairosdocument’, met als mogelijk doel te bereiken
dat zij niet langer serieus genomen worden. Het CJO vervolgt met een inhoudelijke kritiek op
de door de PKN betrokken standpunten t.a.v. het internationale recht. Een aantal malen wordt
daarna het verwijt van meten met twee maten gemaakt aan het adres van de PKN. Vooral de
vergelijking met de positie van christenen in Arabische landen lijkt hierbij eerder bedoelt om
de discussie te willen verbreden dan om een inhoudelijke discussie te willen voeren. Tot slot
het dreigement van het stopzetten van het contact. Het CJO lijkt daarmee te willen bereiken
dat de PKN in het belang van het onderlinge contact haar mening herziet.
Bij de kritiek van het Simon Wiesenthal Center in paragraaf 4.4 kunnen we zien dat
veel argumenten die gebruikt worden refereren aan het antisemitisme in Nederland en de
Holocaust. Er lijkt hier sprake te zijn van een poging om een schuldgevoel op te wekken bij
de PKN wat er toe zal leiden dat zij haar mening zal herzien. Het karakteriseren van contact
tussen de joodse gemeenschap in Nederland en de PKN als overbodig lijkt een vergaand
dreigement te zijn waarmee men de kerk onder druk wil zetten.
33
De referentie die Geert Cohen Stuart maakt in zijn brief aan de herdenking van de
opstand in het Warschau getto en de herdenking van de Holocaust, wat inhoudelijk weinig
met de kritiek op te brief te maken heeft, lijkt bedoelt te zijn om een bepaalde voor Israël
sympathieke stemming op te wekken. De daarop volgende referentie aan de Holocaust lijkt
daartoe eveneens te zijn bedoelt. Dit mogelijk om te willen bereiken dat de PKN haar kritiek
zal matigen. De kritiek dat ook de Palestijnen verantwoordelijkheid dragen aan hun eigen
lijden lijkt echter een meer inhoudelijke kritiek te zijn.
Zo ook de kritiek van het OJEC, beschreven in paragraaf 4.7. Het argument van het
passeren van de officiële instanties is vormkritiek. Het verwijt van polarisatie is eerder een
constatering. De mening dat de brief van de PKN een gemiste kans is lijkt dat eveneens te
zijn.
De christelijke kritiek, te beginnen met de brief van de verschillende PKN predikanten
in paragraaf 4.8, bestaat vooral uit verwijten over de koers van de kerk, met als mogelijk doel
het aanzetten van de PKN tot het voeren van een nieuwe koers. De predikanten geven aan dat
het evenwicht in de kerk zoek is en dat de kerk onvoldoende afstand neemt van terrorisme.
De Beraadsgroep Israël bekritiseert in paragraaf 4.9 de kerk om haar te kritische
stellingname, een stellingname die minder kritisch zou moeten zijn vanwege het
antisemitische verleden van de kerk. Dit argument heeft vrij weinig met de inhoud van de
brief te maken en lijkt daarmee eerder bedoelt om een schuldgevoel bij de kerk te bereiken.
Het tweede argument, dat de kerk onjuist geïnformeerd is, is een veel meer inhoudelijke
kritiek die direct verband houdt met de brief van de PKN. Het derde argument, dat de kerk
zich moet laten leiden door Gods Woord en niet door het internationaal recht, wordt gebruikt
om de kerk aan te sporen haar koers te verleggen.
Christenen voor Israël tenslotte, in paragraaf 4.10, verwijt de PKN in de oude zonde
van kerken t.a.v. het jodendom te vervallen: het op arrogante wijze de les lezen. Dit argument
lijkt vooral bedoelt te zijn om schuldgevoel te kweken bij de kerk. Het tweede argument, dat
de PKN zich niet politiek moet opstellen, is veel eerder een inhoudelijk argument over de
natuur van de kerk. Het laatste argument, dat de PKN van tevoren een strategie had
klaarliggen, blijkt een juiste constatering te zijn.
We kunnen hierbij concluderen dat veel van de hierboven genoemd argumenten, zodra
we gaan kijken wat er precies mee gezegd wordt en wat men er mee wil bereiken, meerdere
dimensies blijken te hebben. Veel van deze argumenten zijn bedoelt inhoudelijke kritiek te
uiten op de brief van de PKN. Maar daarnaast zijn er ook veel argumenten die de PKN aan
willen zetten tot het verleggen van de gekozen koers, veelal door het aanpraten van een
34
schuldgevoel dat verband houdt met het antisemitische verleden van de kerken en de
Holocaust. Om deze argumenten en de analyse van de kritiek in een breder verband te kunnen
plaatsen zullen nu de positieve reacties op de brief van de PKN en de reacties van de PKN op
de kritiek behandeld worden.
35
§ VI: De positieve reacties op de Israël-brief van de PKN
De brief van de PKN aan de staat Israël kreeg vanuit kerkelijke kring, en ook daarbuiten, veel
positieve reacties. Hieronder zal een select aantal van deze reacties van individuen en
organisaties besproken worden. De eerste reactie komt van Prof. dr. Simon Schoon, emeritus
bijzonder hoogleraar jodendom-christendom aan de PThU Kampen en oud-voorzitter van het
Overleg Joden en Christenen (OJEC), die van mening is dat de kritiek juist heel gematigd
was. In een interview met het Friesch Dagblad stelt hij dat de brief in overeenstemming is
met de synodebesluiten. De kerk voelt zich verboden met Israël maar mag in haar vriendschap
ook kritische vragen stellen.118
Het moderamen van de PKN schrijft volgens Schoon namens de grote meerderheid in
de kerk die ongerust is over de huidige koers van de Israëlische regering. Desondanks is er
altijd weer dezelfde polarisatie als er iets over Israël gezegd wordt. Zelf kijkt hij liever naar
wat er in Israël en de Palestijnse gebieden plaatsvindt, daar wordt immers gekozen voor de
dialoog en worden er bruggen geslagen.119
In een interview met de auteur stelt Schoon dat een kerk nooit een bijzondere relatie
met een staat kan hebben. ‘Geen enkele staat is heilig, ook de staat Israël niet’. Op grond
hiervan is het daarom de plicht van een kerk om kritiek uit te oefenen daar waar zij ziet dat de
overheid verkeerd manoeuvreert. Wel dient te kerk dit voorzichtig aan te pakken in verband
met de context en de geschiedenis. De kritiek van de PKN omschrijft hij als ‘soft’. Schoon is
van mening dat Nederland een bijzondere positie heeft binnen de internationale rechtsorde,
met Den Haag als internationaal juridische hoofdstad. De kerk dient volgens hem wel
rekening te houden met de schuldgeschiedenis t.o.v. het jodendom maar, zo stelt hij ‘dat mag
nooit gebruikt worden om ons het zwijgen op te letten t.a.v. zaken als recht en gerechtigheid’.
Dat er kritiek zou komen op de brief van de PKN heeft hem niet verrast: ‘ik had ze uit
kunnen schrijven’. Wat betreft de kritiek is hij van mening dat er ontzettend slecht geluisterd
is en er veel onnodige polarisatie ontstaan is. Er is volgens hem veel gepolariseerd, waarbij
getracht is de discussie zwart-wit te maken en de nuanceringen eruit weg te halen. Als
oorzaak van deze polarisatie geeft hij het feit dat de verhouding tot de staat Israël een heet
hangijzer is binnen de kerk. Er is volgens hem vanuit christelijke én joodse hoek te weinig
oprecht geluisterd naar het ‘Kairosdocument’. ‘Ze hebben er met grof geschut op geschoten’.
118
119
Simon Schoon in het Friesch Dagblad donderdag, 25 februari 2010
Ibidem.
36
Men is volgens hem vergeten te luisteren naar dit specifieke geluid uit het Midden-Oosten.
Als oorzaken van de kritiek noemt hij in het geval van de kritiek van joodse zijde dat
het diaspora jodendom vaak de verdediging op zich neemt van de staat Israël. En in het geval
van kritiek vanuit een kerk wordt dat volgens Schoon als een extra scherpe aanval gezien.
Daarbij reageerde men vanuit vooringenomenheid, zonder de context te kennen. ‘Een
organisatie als Christenen voor Israël weet altijd wel een excuus-Palestijn te vinden die zegt
wat zij zeggen’. Maar dat vertegenwoordigt volgens hem nog niet één procent van de
Palestijnse christenen. Hij verwijt hen dat zij in hun ‘enorme liefde voor Israël, die ik geen
echte liefde vind, omdat vriendschap ook kritiek toelaat’ hun medechristenen vergeten.
Daarnaast gaan zij volgens Schoon uiterst selectief met een Bijbelse en theologische
vooringenomenheid, die volgens hem puur-fundamentalistisch is, te werk. Dit omdat zij
bepaalde eschatologische belangen menen te hebben. ‘Hun belangen zijn heel groot, namelijk
dat Jezus eerder terugkomt’. In deze discussie proberen zij volgens Schoon vooral hun
theologische stokpaardjes uit te dragen. Dit schrijven zij niet letterlijk, maar het valt wel
tussen de regels door te lezen.
Schoon is van mening dat de kritiek van de PKN breed wordt gedragen binnen de
kerk. Dat de beeldvorming hierover anders is wijt hij aan de sterke organisatie van
minderheden van wie de kritiek meer in de pers kwam dan de verzoening tussen de PKN en
het CJO.120
De werkgroep keerpunt, die als doel heeft christenen en kerkelijke organisaties te
helpen in hun meningsvorming t.a.v. het Israëlisch-Palestijns conflict en zich hiermee solidair
te tonen, stelt dat de brief een logisch gevolg is van de IP-nota. De PKN heeft zich volgens
hen terecht laten aanspreken door het ‘Kairos document’. De werkgroep kan zich vinden in de
uitgangspunten van de brief, hoewel het moeite heeft met de stelling dat het ontstaan van de
staat Israël ten koste van de Arabieren als teken van Gods trouw mag worden gezien.121
De werkgroep wil daarbij nog een stap verder gaan dan de PKN en de druk op de staat
Israël met politieke en economische middelen opvoeren. Ook hoopt men nog op
democratische verandering binnen de staat Israël zelf. De werkgroep waarschuwt voor kritiek
vanuit een deel van de joodse gemeenschap, aangezien elke opmerking dat de staat Israël zich
aan het internationaal recht dient te houden vaak als een vorm van antisemitisme wordt
gekwalificeerd.122
120
Interview met auteur op 28-06-2011
Positieve reactie op Israël-brief PKN, www.kerknieuws.nl
122
Ibidem.
121
37
Vanuit de joodse gemeenschap kwam er echter ook een positieve reactie. Een Ander
Joods Geluid (EAJG) schrijft aan de PKN dat zij met grote instemming en waardering hebben
kennis genomen van de standpunten die de PKN naar buiten heeft gebracht. Dat daarop
kritiek is gekomen is hen niet ontgaan. In hun brief relativeert EAJG de kritiek vanuit joodse
zijde.
Niet iedereen is volgens EAJG tot kritiek gerechtigd. Wie de bezetting ontkend valt
niet langer serieus te nemen. Veel organisaties, zoals het Centraal Joods Overleg (CJO),
geven zich ten onrechte uit als vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap in Nederland,
terwijl de joodse gemeenschap in Nederland verre van homogeen is. Daarbij zijn veel van de
bij het CJO aangesloten organisaties niet gericht op het Israëlisch-Palestijns conflict. Ook zijn
veel andere joodse organisaties wél kritisch t.a.v. de Israëlische bezetting, zowel in als buiten
Israël.123
EAJG concludeert dat het, als legitieme joodse organisatie, zijn steun betuigt aan het
‘Kairos document’, enkele kritische opmerkingen daargelaten. De PKN is volgens hen noch
aan joodse organisaties, noch aan individuen verantwoording schuldig over haar standpunten
aangaande het Israëlisch-Palestijns conflict. Volgens EAJG is er sprake van een geregisseerde
en gecoördineerde aanval van joodse zijde op het standpunt van de PKN aangaande het
‘Kairosdocument’. De PKN moet volgens hen zijn conclusies hieruit trekken en de
geïnstitutionaliseerde contacten met de zelfbenoemde vertegenwoordigers van de joodse
gemeenschap nog maar eens goed overwegen.124
Johan Snoek, oud-bestuurslid van het OJEC en auteur van de geschiedenis van de
verhouding van de NHK tot Israël, stelt in Trouw dat de PKN met een schuldbewuste houding
zichzelf tekort doet. Het is volgens hem moedig dat de kerk zich over dit onderwerp
uitspreekt maar zij moet zich niet emotioneel laten chanteren. De kerk hoeft zich niet schuldig
te voelen voor haar rol in de Tweede-Wereldoorlog en t.a.v. de Shoah. De kerk staat daarom
ook niet bij Israël in het krijt. Het schrijven van de ambassadeur van volgens Snoek geen
slecht idee. Dat er op dit schrijven kritiek kwam van joodse zijde verraste hem niet. Hij
adviseert de PKN niet zichzelf aan te laten praten dat zij vanwege de Holocaust niets over
Israël mag zeggen en zich daarbij ook niet emotioneel te laten chanteren vanuit een deel van
de joodse gemeenschap.125
123
Een Ander Joods Geluid, EAJG schrijft aan PKN 07-04-2010
Ibidem.
125
Met een schuldbewuste houding doet de PKN zichzelf tekort Trouw 28-05-2010
124
38
Henri Veldhuis, predikant te Culemborg en binnen de kerk een van de voornaamste
critici van de staat Israël, is van mening dat een kerk nooit een speciale verbondenheid kan
hebben met een etnisch volk. In een interview met de auteur stelt hij dat in plaats daarvan de
prioriteit zou moeten liggen bij geloofsbroeders. Een geloof kan namelijk niet verbonden zijn
met een volk. Als gevolg van de verbondenheid met het volk Israël is de kerk ook verbonden
met de staat Israël. En daardoor kan men niet meer objectief aankijken tegen de misstanden
die daar plaatsvinden. En zelfs al probeert de kerk dat de doen dan wordt zij direct aangepakt
door organisaties als het CJO en Christenen voor Israël. Dit terwijl volgens hem uit peilingen
blijkt dat een meerderheid van de kerk positief tegenover de IP-nota staat en kritische tegen
Israël aankijkt.
De brief van de PKN vindt Veldhuis dan ook een positieve ontwikkeling, en dan
vooral het benoemen van het internationaal recht als primair referentiekader. Hij is echter van
mening dat de kerk, in plaats van te blijven kijken naar de situatie van de Palestijnen, zich op
heeft laten slokken door het krachtenspel in Nederland. ‘Vanwege een onduidelijke
theologische positie staat het moderamen niet vrij tegenover het CJO en andere joodse
groepen’. De kerk heeft volgens hem na het versturen van de brief alleen nog maar energie
gestoken in het contact met de joodse gemeenschap, en niet in het ondernemen van stappen
n.a.v. het ‘Kairosdocument’.Daarbij vindt hij de brief ook onvolledig: ‘Gaza wordt niet
genoemd en dat is het ergste gebied daar’.
De kritiek op de brief heeft Veldhuis niet verrast. ‘Allerlei Israël groepen, voor een
deel aangestuurd door de Israëlische ambassade, houden mij en anderen nauwlettend in de
gaten. Die mediacontrole is buitengewoon goed. En het bleek zo te zijn dat tot en met
Amerika aan toe allerlei instanties onmiddellijk werden ingezet om de PKN onder druk te
zetten’. Wat betreft de beweegredenen achter de kritiek begrijpt hij dat er bij een gedeelte van
de joodse gemeenschap authentieke gevoelens leven, die de kerk niet zomaar mag negeren.
‘Maar daaromheen ligt ongelofelijk veel machtspolitiek en dan zie ik dat het moderamen zich
daardoor laat chanteren’. De PKN heeft volgens hem daardoor te veel toegegeven aan het
CJO en is als gevolg daarvan niet langer bezig met de Palestijnen.
De meeste joodse organisaties in Nederland hebben volgens Veldhuis als doel Israël
uit de wind te houden, vanwege hun solidariteit met de staat Israël, ‘behalve Een Ander Joods
Geluid, dat is het enige onafhankelijke joodse geluid in Nederland’. Organisaties zoals
Christenen voor Israël hebben volgens hem hetzelfde doel, hoewel daar volgens hem wel een
theologische, eschatologische motivatie over de strijd tussen goed en kwaad bij zit. Deze
groepen zijn volgens Poot ‘ideologisch totaal bevangen’.
39
Veldhuis is van mening dat de kerk nu voorzichtiger is geworden met haar kritiek op
Israël. ‘Dit terwijl de bezetting van de Palestijnen gewoon doorgaat, onze kerk realiseert zich
de urgente van de zaak niet. We zijn nu anderhalf jaar verder met het CJO, wat heeft dat
betekent voor de Palestijnen’? De kerk kan volgens hem dan wel geraakt zijn door de kritiek,
maar hij zou wensen dat de kerk meer geraakt zou zijn door wat er met de Palestijnen gebeurt.
‘De grote zorg van de kerk is wat er hier in Nederland gebeurt, en dat is gewoon treurig’.
Door het lezen van de in deze paragraaf behandelde positieve reacties op de brief van
de PKN valt een beter beeld te vormen van de gehele discussie. Om dit beeld te completeren
zullen nu de reacties van de PKN op de kritiek behandeld worden. 126
126
Interview met auteur op 08-07-2011
40
§ VII: De reacties van de PKN
De kritiek op haar Israël brief is, zoals wij uit het voorgaande hebben kunnen opmaken, niet
onopgemerkt aan de PKN voorbijgegaan. In een opinieartikel in het Nederlands Dagblad
verweert Arjan Plaisier zich tegen de kritiek. Hij stelt dat critici voorbijgaan aan de
uitgesproken verbondenheid met Israël die de kerk uitspreekt in haar brief.127De kritiek op
haar Israël-brief liet de PKN duidelijk niet geheel onberoerd. Regelmatig voelde de kerk zich
genoodzaakt te reageren indien de kritiek haar te gortig werd of wanneer zij zich verkeerd
voelde begrepen. Zo ook meerdere malen in dagblad Trouw.De PKN in meerdere artikelen dat
zij kritische vragen zal blijven stellen bij het Israëlische beleid t.a.v. de Palestijnen, dat zij
naar haar mening zorgvuldig invulling heeft gegeven aan haar band met Israël en dat zij niet
eenzijdig te werk gaat.128
In een open brief op 24 februari 2010 uit de kerk felle kritiek op de brief van het
Simon Wiesenthal Center. In haar schrijven vraagt de kerk zich af of de rabbijnen van het
Center de brief van de PKN eigenlijk wel hebben gelezen. Zij zetten vraagtekens bij de
‘volstrekt ongenuanceerde en verbitterde reactie’ die de rabbijnen hebben geuit. De PKN stelt
geschokt te zijn door de vijandige uitleg van het Simon Wiesenthal Center, de onjuiste
associaties die dit Center maakt en de demonisering van de PKN. Zij spreekt in haar brief de
hoop uit dat anderen de brief niet op dergelijke wijze zullen lezen.129
In een meer algemene reactie wenst de kerk op 10 maart 2010 de volgende punten te
verhelderen:
1) De kerk is verbonden met zowel Israël als de Palestijnen en wenst het conflict vanuit
het internationaal recht te beschouwen.
2) De kerk uit ook kritiek op het ‘Kairosdocument’.
3) De kerk meent dat een boycot is niet de juiste weg is.
4) De kerk spreekt als vriend tegen Israël.
5) De kerk heeft er voor gekozen om in haar analyse in de brief niet in detail te treden.
6) De kerk wenst niet eenzijdig de schuld bij Israël te leggen.
7) De kerk meent niet de waarheid in pacht te hebben.
127
Nederlands Dagblad, 24-02-2010
Zie: PKN blijft kritisch op Israël, Trouw 10-03-2010, PKN heeft zorgvuldig invulling gegeven aan haar band
met Israël. Trouw 11-03-2010 en Kerk niet eenzijdig over Israël, vindt ze zelf, Trouw 11-03-2010
129
Ds. P. Verhoeff en Dr. A.J. Plaisier, Aan het Simon Wiesenthal Center 10-03-2011.
128
41
8) De kerk zal zich blijven verzetten tegen antisemitisme.
9) De kerk is van mening dat sommige reacties op haar brief schokkend waren.
10) De kerk zal haar stellingname in de brief blijven handhaven.130
De PKN geeft duidelijk aan dat zij achter haar brief blijft staan en dat zij ook in de toekomst
de situatie van Palestijnen kritische zal blijven bekijken. Zij neemt de kritiek ter kennisgeving
aan, maar is wel van mening dat sommige kritiek buitensporig was.
Dr. Arjan Plaisier, scriba der PKN en mede-ondertekenaar van de brief aan de staat
Israël stelt in een interview dat de staat Israël zich net als alle andere staten op een juiste
manier dient te verhouden tot haar onderdanen en haar omgeving. De PKN voelt zich echter
alleen met Israël op bijzondere wijze verbonden. Op grond van deze verbondenheid kan het
volgens hem zijn dat er een moment is waarop de kerk Israël aanspreekt omdat zij zelf
aangesproken is door medechristenen in een schreeuw om recht, die de kerk zelf graag serieus
wil nemen. Daarbij hoeft de kerk niet aan alle verzoeken gehoor te geven. Een boycot van
Israël is volgens Plaisier een te ambivalent middel, omdat daardoor de schuld eenzijdig bij
Israël wordt gelegd.
Op andere punten heeft de kerk dit wel gedaan, want dit zijn immers volgens Plaisier
geen onmogelijke eisen die de veiligheid van de staat Israël niet direct bedreigen. De muur is
hier een voorbeeld van, de aanwezigheid van de muur wordt niet bekritiseerd, maar wel het
feit dat hij niet op de juiste lijn staat. De kerk heeft als middel gekozen voor direct contact
omdat zij hoopte dat het opgevat zou worden als kritiek van een kerk die een directe
vriendschap met Israël hebben. Plaisier is daarbij van mening dat de kritiek niet alleen door de
synode gesteund wordt, maar ook binnen een breed spectrum van de kerk.
Dat er vervolgens kritiek kwam heeft hem niet verrast. Wel kwamen er enkele reacties
waarbij hij zijn vraagtekens had. ‘Ik vind wel dat er veel heftige reacties zijn geweest,
sommige zelfs buitensporig’. Deze reacties vond hij niet altijd inhoudelijk. ‘Er zijn ook
reacties binnengekomen waarbij ik dacht: over welke brief hebben we het eigenlijk? Heb je
het over onze brief of heb je iets opgevangen en ben je met een kanon op een mug aan het
schieten?’
Als beweegredenen achter de kritiek ziet Plaisier bij joden in Nederland vooral het
gevoel van onveiligheid. ‘Een hypergevoeligheid voor openlijke kritiek’. Deze gevoeligheid
kan hij zich voorstellen. Maar hij is wel van mening dat deze kritiek niet manipulatief bedoelt
mag zijn, wat overigens volgens hem in deze discussie zo ook niet naar voren is gebracht.
130
Moderamen over reacties brief Israëlische overheid 10-03-2010
42
Sommige organisaties zijn volgens hem echter vooral bezig met het onschadelijk maken van
de kritiek op Israël. ‘Een organisatie als het Simon Wiesenthal Center heeft maar één doel, en
dat is het imago van Israël zo sterk mogelijk maken. Kritiek wordt daarom altijd aangepakt,
en dan krijg je zo’n idiote brief’.
Aan christelijke kant ziet Plaisier gevoeligheid vanwege de vooronderstelde
relativering van de verbondenheid van de kerk met het joodse volk. Hoewel sommigen
volgens hem elke kritiek op Israël per definitie afkeuren.
Over de gehele discussie is Plaisier van mening dat er disproportionele dingen zijn
gezegd als reactie op de brief, ‘die uiteindelijk ook allen maar schadelijk zijn voor Israël zelf.’
De discussie werd volgens hem gekaapt en er werd daarbij sterk gepolariseerd. Sommige
kritiek was daarbij eerder bedoeld om van de inhoud af te leiden dan inhoudelijk. ‘Als er zulk
zwaar geschut op je wordt gericht dan zegt dat meer over de persoon in kwestie die dat
geschut op je richt dan over dat wat jij hebt gedaan.’131
Tot slot kunnen we stellen dat de brief van de PKN niet alleen kritiek, maar ook
verzoening heeft geoogst. Van 16 tot 20 mei sprak de PKN met het CJO in Nes Ammim
onder leiding van Prof. Dr. Simon Schoon. In deze conferentie hebben de beide partijen hun
meningsverschillen aan elkaar kenbaar gemaakt, gesproken met diverse sleutelfiguren uit de
dialoog in Israël en de Palestijnse gebieden en hun twijfels, vertrouwen en wantrouwen geuit.
Uit deze conferentie is een verzoening tussen beide partijen gekomen. In deze verzoening
benadrukken beide partijen hun overeenkomsten en spreken zij het vertrouwen en de hoop op
toekomstige samenwerking uit. Beide partijen geven aan dat zij zich voornemen om te zoeken
naar gezamenlijke deelname in projecten die bruggen bouwen tussen Israël en de Palestijnen
in een streven naar een rechtvaardige vrede.132
131
132
Interview met auteur op 05-07-2011
Drs. Willem Koster en Dr. Arjan Plaisier, Ontmoeting en dialoog
43
Conclusie
Als we nu het in de voorgaande paragrafen beschreven in ogenschouw nemen en aan de hand
van de in de inleiding geformuleerde vraagstelling welke argumenten er gebruikt worden door
de critici van de PKN en wat deze critici met hun kritiek wensen te bereiken kijken naar de
geschiedenis van de PKN en de staat Israël, waarbij de meest recente episode rondom de
Israël-brief centraal staat, dan kunnen we het volgende concluderen.
In de recente geschiedenis, vanaf de jaren ’80 van de 20e eeuw, zijn de Protestantse
kerken in Nederland een meer kritische koers t.a.v. de staat Israël gaan varen. De
‘onopgeefbare verbondenheid’ bleef centraal staan, maar er kwam, zeker in vergelijking met
de voorgaande decennia, meer aandacht voor de positie van de Palestijnen in de bezette
gebieden. In de meest recente episode, die van de IP nota, werd duidelijk dat niet alleen de
Bijbel, maar ook het internationaal recht, als referentiekader voor het beschouwen van het
conflict in het Midden-Oosten werd gebruikt.
Zo ook in de beoordeling van het ‘Kairosdocument’. Deze cri de coeur van Palestijnse
christenen werd serieus genomen door de leiding van de PKN. Als reactie schreef de PKN
haar brief aan de staat Israël waarin zij haar kritiek uitte op de bezetting. Dit alles zonder haar
band met Israël ter discussie te stellen. Integendeel, juist op grond van haar band met Israël
voelde de PKN zich geroepen kritiek te uiten.
Het uiten van deze kritiek bleef niet zonder gevolgen. Zowel vanuit joodse als
christelijke hoek leverde men kritiek op de brief van de PKN. Ambassadeur Harry Kney-Tal,
aan wie de brief van de PKN was aangeboden, verweet de PKN te veel in het Palestijnse
kamp te staan en geen oog te hebben voor de joodse kant van de zaak. Het CJO verweet de
PKN te veel naar de verkeerde adviseurs te luisteren. Daarnaast vond zij dat de kerk met twee
maten mat, Israël ongelijk beoordeelde, en geen oog had voor Palestijnse schuld. Het Simon
Wiesenthal Center kwam met beschuldigingen van antisemitisme en verwijzingen naar de
Holocaust aanzetten. Volgens het Center had contact onderhouden met een dergelijke kerk
geen zin voor joden in Nederland. Ook Geert Cohen Stuart verwees naar de Holocaust, zij het
op meer subtiele wijze. Daarnaast achtte hij kritiek uitten op een staat niet de taak van een
kerk en de kerk zelf de doos van Pandora te hebben geopend met haar kritiek. Verder achtte
hij eerder het Palestijnse leiderschap dan Israël schuldig aan het lijden van de Palestijnen.
Vanuit christelijke hoek leverden een aantal PKN predikanten kritiek. Zij achtten de
koers van de PKN een verkeerde en waren van mening dat de PKN meer schuld bij de
Palestijnen diende te leggen. De Beraadsgroep Israël vond dat de kerk zich vanwege haar
44
verleden meer bescheiden op diende te stellen jegens Israël. Daarbij leverde zij ook kritiek op
de beweringen die de kerk deed t.a.v. de bezetting. Verder was zij van mening dat niet het
internationaal recht, maar de Bijbel als uitgangspunt gebruikt dient te worden als de kerk over
Israël spreekt. Christenen voor Israël sloot zich hierbij aan en was daarnaast van mening dat
de kerk zich niet politiek op diende te stellen. Ook verweet zij de PKN deze kritiek reeds voor
het verschijnen van het ‘Kairosdocument’ gepland te hebben.
Uit de analyse is gebleken dat, hoewel een aantal argumenten op de inhoud van de
brief gericht was, een groot aantal argumenten niet inhoudelijk was. Referenties aan
antisemitisme, de Holocaust en het verleden van de kerk hebben weinig van doen met de
brief. Ook de situatie van christenen in Arabische landen staat niet in verband met de brief
van de PKN. Deze argumenten lijken eerder bedoeld om bijvoorbeeld een schuldgevoel te
kweken bij de PKN, of om de discussie te verbreden. Ook argumenten die de PKN proberen
aan te zetten tot een andere koers zijn, hoewel meer inhoudelijk, niet altijd direct op de brief
gericht. In veel argumenten worden zaken bij de discussie betrokken die hier niet direct
verband mee houden. Ditzelfde geldt voor pogingen om de PKN in het Palestijnse kamp te
plaatsen. Sommige verwijten lijken ronduit verkapte dreigementen te zijn.
Andere verwijten, zoals de kritiek op de klachten van de PKN over de bezetting, of
kritiek op het passeren van officiële instanties, waren meer inhoudelijk. Ditzelfde geldt voor
kritiek op de adviseurs van de PKN inzake de brief of de politieke insteek van de brief.
Uit de interviews werd duidelijk dat, hoewel de meningen uiteenliepen, vrijwel allen
constateren dat de discussie soms uit zijn verband was gerukt, te hard gevoerd werd en er veel
argumenten werden gebruikt die niets met de inhoud van de brief te doen hadden.
Geïnterviewden zoals Simon Schoon en Henri Veldhuis waren zeer kritische op de critici. Zij
waren van mening dat zij de kritiek van tevoren zelf hadden kunnen formuleren. Veldhuis
suggereerde zelfs een gecoördineerde aanval op de stellingname van de PKN. Anderen, zoals
Arjan Plaisier waren hier meer genuanceerd over en stoorden zich vooral aan de heftigheid
van de kritiek. Henk Poot en Ronny Naftaniël waren van mening dat niet alle kritiek in
verband stond met de brief, dat een gedeelte ervan als overtrokken te karakteriseren viel en
dat er vaak op emoties werd ingespeeld.
Uit dit alles kunnen wij concluderen dat wat veel critici willen zeggen niet altijd in de
letterlijke tekst te vinden is, maar veelal in de verborgen betekenis. Veel kritiek is bedoeld om
1) van de inhoud af te leiden, 2) om bij de kerk schuldgevoelens te kweken over haar verleden
3) om de discussie te verbreden en 4) om de kerk onder druk te zetten door middel van het
dreigen met het verbreken van het contact. Wat men hiermee wil bereiken lijkt voor de hand
45
te liggen: het aanzetten van de kerk tot het verleggen van haar koers. Veel van dit alles werd
reeds door de PKN in haar reacties op de kritiek geconstateerd. Toch is de kritiek effectief
geweest. De PKN heeft de verzoening met het CJO verkozen boven de confrontatie. Graag
wilde men de relaties goed houden.
Als we de kritiek plaatsen in een breder perspectief, waarbij ook het gedeelte van de
kritiek dat op de inhoud van de brief gericht was, en de positieve reacties die op de brief
kwamen worden meegenomen, dan zien we dat er een grote diversiteit van meningen is in
zowel joodse als christelijke kring t.a.v. de koers die de kerk ten opzichte van Israël zou
moeten voeren. Deze diversiteit bewijst goed te zijn voor de brede discussie over het
onderwerp. Het onderzoeken van de argumenten en de achterliggende belangen van alle bij
deze discussie betrokken organisaties zou een goed onderwerp zijn voor een vervolgstudie.
Een dergelijke studie zou niet alleen kerkhistorisch, maar gezien de heersende gevoelens
onder een groot gedeelte van joods en christelijk Nederland, ook maatschappelijk uiterst
relevant zijn. Want dat dit onderwerp een heet hangijzer is zowel binnen als buiten de kerk
kan eenieder die dit onderzoek leest niet ontgaan zijn.
46
Literatuur & Bronnen
Literatuur
Van Campen, M. en Den Hertog, G.C., red., Israël volk, land en staat. Terugblik en
perspectief (Zoetermeer 2005).
Ricoeur, P., Tekst en betekenis Opstellen over de interpretatie van literatuur. Vertaald en
ingeleid door Maarten van Buuren (Amsterdam 1991).
Vreekamp, H., Zonder Israël Niet Volgroeid. Visie op de Verhouding tussen Kerk en Joodse
Volk van Hervormde Zijde (Kampen 1988) 60.
Van der Vegt H.M., in: Vrede over Israël jaargang 35, nr. 4 oktober 1991
Van Stegeren-Keizer, H.L., e.a Een kerk op zoek naar Israël. Geschiedenis van het
deputaatschap voor ‘Kerk en Israël’ van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1875-1995 (
Kampen 1995).
Bronnen
Uur van de waarheid Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse
lijden een palestijnskairos initiatief
Ds. P. Verhoeff Dr. A.J. Plaisier Brief PKN aan Israel18 feb 2010
Brief Bestuur Een Ander Joods Geluid Ambsterdam 07-04-2010
http://www.eajg.nl/index.asp?navitemid=12&type=3&item=2816
Brief Harry Kney-Tal 22 februari 2010
http://christenenvoorisrael.nl/component/content/article/94-nieuws/1981-een-israelischantwoord-op-het-appel-van-de-pkn
Brief Centraal Joods Oveleg Amsterdam 23 februari 2010
Rabbi Abraham Cooper en Rabbi YitzchokAdlerstein Brief Simon Wiesenthal Centrum 3
maart 2010
47
Synode der Nederlandse Hervormde Kerk. Israël, volk, land en staat: handreiking voor een
theologische bezinning (Den Haag 1970)
Deputatenrapport van de synode Dordrecht 1971/1972.
Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict
in de context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten. Bijdrage tot de
meningsvorming in de Protestantse Kerk in Nederland (Generale Synode 11 april 2008)
Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Het Israëlisch-Palestijnse conflict in de
context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten.
Kort woord bij de ontvangst van ‘Uur van de waarheid’. Dr. A.J. Plaiseir - 22 december 2009
– Domkerk Utrecht.
Harry Kney-Tal, Een Israëlisch antwoord op het appèl van de PKN
Centraal Joods Overleg, Betreft: Document ‘Uur van de Waarheid’ Amsterdam 21 december
2009
Dr. G. H. Cohen Stuart Aan het Moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland Jeruzalem
12-04-2010
Brief OJEC aan PKN Deventer 5 maart 2010
Beraadsgroep Israël, Teleurstelling over brief aan Israël namens PKN
Positieve reactie op Israël-brief PKN, www.kerknieuws.nl
48
Ds. P. Verhoeff en Dr. A.J. Plaisier, Aan het Simon Wiesenthal Center 10-03-2011.
Moderamen over reacties brief Israëlische overheid 10-03-2010
Drs. Willem Koster en Dr. Arjan Plaisier, Ontmoeting en dialoog
Trouw
Nederlands Dagblad
Reformatorisch Dagblad
Friesch Dagblad
49
Bijlagen
Chapter 1 Brief PKN aan Israël
DO 18 feb 2010 | (10) reacties
Hieronder de brief van het moderamen van de Protestantse Kerk (in de personen van preses
Verhoeff en scriba Plaisier) aan de Israëlische ambassadeur in Nederland.
Excellentie,
Het is niet gebruikelijk dat wij als Protestantse Kerk in Nederland ons middels een schrijven richten
tot de regering van de staat Israël. Toch nemen we de vrijmoedigheid voor deze ongebruikelijke
stap en wij hopen dat de inhoud van deze brief de reden hiervoor duidelijk maakt.
Als Protestantse Kerk in Nederland weten we ons verbonden met het Joodse volk. In onze kerkorde
spreken we zelfs over een ‘onopgeefbare verbondenheid’. Voor ons heeft dat alles te maken met
ons geloof dat God met Israël een bijzondere weg is gegaan, vanaf de roeping van Abraham.
In de 2e Wereldoorlog heeft het antisemitisme tot onbeschrijfelijke gevolgen geleid. Velen van uw
volk zijn na de 2e Wereldoorlog en de Sjoa teruggekeerd naar het land van het voorgeslacht. Deze
terugkeer en de oprichting van de staat Israël is voor ons een bijzonder teken geweest van de
trouw van God. Sinds de oprichting van de staat Israël hebben velen in onze kerk zich daarom
intensief met uw volk verbonden gevoeld. We hebben meegeleefd, zeker op momenten dat uw
voortbestaan werd bedreigd. Tot op de dag van vandaag is er een grote mate van solidariteit met
en liefde voor Israël.
Wij zijn van mening dat de staat Israël een staat is waarvan het bestaansrecht niet ter discussie
dient te staan. Dit recht is mede gebaseerd op het volkerenrecht. Wij erkennen dat het joodse volk
gedurende zijn geschiedenis op velerlei wijze te maken heeft gehad met bedreigingen en vormen
van antisemitisme. Als verantwoordelijke overheid hebt u de taak, de veiligheid van uw burgers
waar mogelijk te garanderen. Deze veiligheid vraagt om verdedigbare grenzen.
Juist op grond van dit alles, richten we ons tot u, om aandacht te vragen voor het lot van het
Palestijnse volk. De veiligheid van de één mag immers niet ten koste gaan van het recht van de
ander. Wij worden hier op, als kerk, aangesproken door Palestijnse christenen. Wij verstaan hun
oproep, zoals onlangs gedaan in het document ‘Uur van de waarheid’ niet als een negatieve
oproep, die zich tegen Israël keert, maar als een roep om recht en vrede.
Wij willen u daarom oproepen om uw macht zodanig aan te wenden, dat u een positieve doorbraak
creëert in de verhouding tussen het Joodse en het Palestijnse volk. Wij gaan ervan uit, dat u in
vrede wil leven met dit volk. Dat u alles wat in uw vermogen ligt zult aanwenden, om dit te
bereiken.
Eén van de belangrijkste instrumenten daarvoor is het internationale volkerenrecht. Dat recht heeft
een rol gespeeld in de oprichting van de staat Israël. Dat recht erkent uw bestaansrecht. Dat recht
dient daarom ons inziens ook leidend te zijn in de wijze waarop u uw nabuurvolk tegemoet treedt
en behandelt.
Concreet willen we u daarom tot het volgende oproepen.
50
- De afscheidingsbarriëre die door u gebouwd is loopt voor een groot deel over gebied dat
aantoonbaar Palestijns eigendom is. Als gevolg hiervan kan veel land niet langer vrij door
Palestijnen worden gebruikt en worden veel Palestijnse landerijen, waterbronnen en soms hele
dorpen afgesneden van de rest van de West Bank. Wij roepen u op om de verschillende uitspraken
van internationale gerechtshoven die over dit traject zijn gedaan, te erkennen, het traject te
herzien en geleden schade te vergoeden aan de getroffen boeren en anderen.
- De nederzettingen die zich bevinden op de West Bank worden -ondanks oproepen uit de
internationale gemeenschap om daarmee te stoppen- door u nog steeds uitgebreid, dan wel niet
ontmanteld. Van Palestijnse zijde worden deze nederzettingen als zeer bedreigend ervaren, en er
worden opnieuw grondrechten van Palestijnse burgers geschonden. De nederzettingen hebben,
mede door het bijbehorende wegennet en veiligheidsmaatregelen, een negatieve uitwerking op het
leven en de economie van de lokale bevolking. Ook inzake deze kwestie roepen wij u op het
internationaal recht te erkennen.
-In gebieden op de West-Bank die in sectoren B en C vallen en in Oost Jeruzalem
wordt een strikt beleid gevoerd als het gaat om renoveren en bouwen van woningen door
Palestijnse burgers. Terwijl nederzettingen met de bijbehorende wegen om hen heen groeien, is
het (behalve in gebieden die de status A hebben) door het strikte beleid voor Palestijnen de facto
onmogelijk om hun woning te verbeteren of uit te breiden, terwijl het in veel gevallen geen
negatief effect op de veiligheidssituatie zou hebben. We verzoeken u om dit restrictieve beleid te
verlaten en af te zien van gedwongen onteigening en van “housedemolitions” en zich ook op dit
punt te houden aan het internationaal recht.
Iedere partij die in het conflict in het Midden-Oosten betrokken is, heeft haar eigen
verantwoordelijkheid om in woord en daad vrede en gerechtigheid na te streven. In deze brief
willen we u aanspreken op de úwe. Wij dringen er bij u op aan uw verantwoordelijkheid zo te
gebruiken, dat recht en gerechtigheid zullen zegevieren, voor Jood en Palestijn. Dat is immers de
enige echte legitimatie van een overheid. Wij zijn ervan overtuigd dat wij deze oproep doen samen
met velen van uw eigen volksgenoten.
U heeft voor de vrede en het welzijn van uw regio een belangrijke sleutel in handen. Daarmee
heeft u ook een sleutel in handen als het gaat om de internationale verhouding tussen landen,
volkeren en staten. Vrede in het Midden-Oosten is van cruciale betekenis voor vrede in de wereld.
Onze oproep staat niet los van de inspanning die we zelf verrichten: waar mogelijk ondersteunen
we de dialoog tussen Joden en Palestijnen en helpen we bruggen te bouwen. Bovendien moet deze
oproep gelezen worden naast het appèl aan onze Palestijnse partners het bestaansrecht van Israël
volmondig te erkennen.
Wij hopen dat u dit schrijven serieus wilt nemen en wilt opvatten als een teken van medeleven en
verbondenheid. Wij zullen niet laten te blijven bidden voor vrede in het Midden-Oosten, voor het
Joodse en het Palestijnse volk, en voor u als overheid van Israël.
Met hoogachting,
Ds. P. Verhoeff, preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland
Dr. A.J. Plaisier, scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland
51
Chapter 2 Een Israëlisch antwoord op het
appèl van de PKN
Maandag, 22 Februari 2010 20:18
AfdrukkenVersturen Lettergrootte: md lg
Facebook Twitter LinkedIn
[+] Meer media
Klik voor ware grootteCoat of arms of Israël | Wikimedia
Commons
Door Harry Kney-Tal, ambassadeur van Israël. Hieronder een reactie van de Israëlische ambassadeur
op de brief die de PKN recent schreef aan Israël.
Verbouwereerd las ik (Trouw, 19 februari, p 26-27) over de brief die aan mij was overhandigd door het
dagelijks bestuur van de PKN. In mijn naïviteit nam ik de verklaring van het dagelijks bestuur op het
eerste gezicht aan, namelijk dat zij niet geïnteresseerd waren om hun demarche openbaar te maken.
Terugkijkend konden zij het waarschijnlijk niet laten om zich bij het koor aan te sluiten en punten te
scoren bij het pro-Palestijnse kamp.
Desalniettemin zijn de eenzijdige posities, zoals beschreven in het artikel, een raadsel voor mij. Want
uiteindelijk gaat het Israëlisch-Palestijnse conflict om twee partijen, met twee uitgesproken verhalen.
Door één van die verhalen te omhelzen en vrijwel alle schuld voor de huidige sombere situatie in het
Midden-Oosten bij Israël te leggen, kan men nauwelijks een bijdrage leveren aan meer begrip en
verzoening. Beide zijn essentiële voorwaarden om dit historische conflict op te lossen.
Het artikel refereert aan reizen naar de regio die hebben bijgedragen aan een verandering van
gedachten. Sta mij toe serieuze twijfel te uiten over de kwaliteit van het onderzoek dat werd uitgevoerd
voordat de PKN besloot op diplomatieke demarche te gaan. Eenzijdige “exposure trips” naar het
Midden-Oosten, georganiseerd, betaald en begeleid door NGO’s met een duidelijke politieke agenda
kunnen niet als basis dienen voor serieus onderzoek of als rechtvaardiging dienen voor een
meningsommezwaai over het conflict. Ik vraag me af waarom de zorgen van bijna de helft van het
Joodse volk dat in Israël woont, niet duidelijk en naar verhouding zijn meegewogen, voordat het appèl
aan de Israëlische regering werd gemaakt. Is hun onvervreemdbare recht om te leven zonder angst,
terreur, raketten, geweld, ontvoeringen en opstoking minder belangrijk? In dit ongelukkige conflict
heeft geen enkele zijde een monopolie op lijden. Beide kanten dragen een zware, pijnlijke last met
zich mee, die de zoektocht naar een politieke oplossing meer dan ooit noodzakelijk maakt.
52
De PKN beweegt zich ongemakkelijk tussen theologische en politieke niveaus in hun eisen. Mijn
commentaar verwijst naar de politieke punten in de demarche. Nogmaals, ik heb geen goede
verklaring waarom het dagelijks bestuur ervoor koos om de expliciete roep van de Israëlische premier
voor de tweestatenoplossing, te negeren.
In plaats van Israël op te roepen tot het stoppen met de uitbreiding van nederzettingen, zou de PKN
notitie moeten hebben gemaakt van het recente besluit van de Israëlische regering tot een gedeeltelijk
moratorium op uitbreiding van de nederzettingen voor een periode van tien maanden, om een goed
klimaat te garanderen voor de voortgang van de vredesonderhandelingen. Het Palestijnse
leiderschap, niet dat van Israël, weigert terug te keren naar de onderhandelingstafel, waardoor de
doorstart van het vredesproces wordt vertraagd. De PKN koos er daarbij voor om de opmerkelijke
economische groei op de Westoever en de Israëlisch-Palestijnse samenwerking die dit mogelijk
maakt, te negeren. Zou het kunnen dat positieve ontwikkelingen, die niet passen in vooringenomen
ideëen over het Palestijnse lijden, terzijde worden geschoven? In plaats deze feiten nauwkeurig te
wegen, gebruikt de oproep aan Israël de taal van degenen die ons willen delegitimiseren. Hoe kan
men dit verzoenen met christelijke liefde voor - en bezorgdheid over - het volk van Israël?
Alleen door liefde en medeleven aan beide partijen te tonen kan de fundering voor verzoening worden
gelegd. Sterke vereenzelving met één partij verlengt het conflict, in plaats van het te beëindigen. De
ware supporters van het Vredesproces in het Midden-Oosten zouden hierop moeten reflecteren en
zouden niet moeten kiezen voor de makkelijke weg: door één partij verantwoordelijk te houden voor
het conflict.
53
MAART 2010: BRIEF OJEC AAN PKN
Aan het moderamen van de synode der Protestantse Kerk Nederland
Deventer, 5 maart 2010
Geachte dames en heren,
Het Overlegorgaan van Joden en Christenen is verbaasd over de brief die u hebt doen uitgaan
aan de Israelische ambassadeur in Nederland en via hem aan de Israelische overheid.
Blijkens de reacties is er geen enkele sprake van een diplomatiek proces, een daadwerkelijke
relatie, waardoor uw kritiek ook op haar ongetwijfeld zuivere intenties beoordeeld kon
worden.
Helaas hebt u ook de expertise van uw eigen adviesorgaan voor Kerk en Israel niet
geraadpleegd in deze heikele kwestie, waardoor de schijn van eenzijdigheid niet vermeden
kon worden.
Ook het OJEC, als officieel dialoogplatform van dertien Joodse en christelijke
kerkgenootschappen, waaronder het uwe, voelt zich enigszins gepasseerd, te meer daar u de
eigen professionele adviseurs op het gebied van de joods-christelijke relaties reeds lang
geleden wegbezuinigd hebt.
Als deze brief aan de Israelische ambassadeur het eerste zichtbare resultaat is van het in
december jl. aangeboden Kairos-document dan bent u er waarschijnlijk vooral in geslaagd de
in Nederland reeds bestaande polarisatie verder aan te wakkeren, zowel binnen de kerken als
tussen Joden en christenen.
Al met al een gemiste kans, ook voor de Palestijnse christenen, om wie het u te doen is.
De reactie van het OJEC op het boven genoemde Kairos-rapport doen wij u bij dezen
toekomen.
Graag zouden wij op korte termijn een gesprek met u voeren over deze brief, over de positie
van de PKN in het OJEC en over het toekomstige te voeren beleid in deze materie, waarin
velerlei relaties op het spel staan, evenals de waarachtigheid van uw kerkorde-artikel over de
verbondenheid met Israel.
54
Met vriendelijke groet,
namens het Overlegorgaan van Joden en Christenen
drs. Marieke den Hartog
secretaris
55
Moderamen over reacties brief Israëlische
(10-3-
overheid
2010)
Onlangs heeft het moderamen van de generale synode van de Protestantse Kerk een
brief geschreven aan de Israëlische overheid, naar aanleiding van het document ‘Het uur van
de waarheid’. Deze brief heeft geleid tot een groot aantal reacties. Behalve brieven van
verschillende leden en groeperingen van de Protestantse Kerk, reageerde ook het Centraal
Joods Overleg, het Wiesenthal Centrum en Christenen voor Israël.
Met het Centraal Joods Overleg heeft inmiddels een goed gesprek plaats gehad. Vanwege de
vele reacties reageerde het moderamen op woensdag 10 maart 2010 met verklaring waarin zij
in tien punten een aantal zaken verheldert
< Terug
1 - De Protestantse Kerk is krachtens haar kerkorde geroepen gestalte te geven aan haar
onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Tegelijkertijd weet de kerk zich verbonden
met kerken en christenen in het Midden-Oosten. In 2008 heeft de generale synode zich
diepgaand bezig gehouden met deze dubbele verhouding. In het beleidsdocument dat toen is
vastgesteld ('Het Israëlisch-Palestijns conflict in de context van de Arabische wereld van het
Midden-Oosten’) wordt onder andere gesteld, dat de oecumenische verbondenheid met
kerken en christenen in het Midden-Oosten niet los staat van de verbondenheid met Israël.
Ook is uitgesproken dat de Protestantse Kerk inzake de wijze waarop zij naar het conflict
tussen Israël en de Palestijnen kijkt, willen laten leiden door internationaal recht.
2 - Op 22 december 2009 werd aan vertegenwoordigers van de kerken in Nederland het
document ‘Het uur van de waarheid’ gepresenteerd. Het document is geschreven door
Palestijnse christenen en draagt als opschrift ‘Een woord van geloof, hoop en liefde uit het
hart van het Palestijnse lijden’. Het moderamen van de generale synode van de Protestantse
Kerk in Nederland heeft dit ontvangen en verstaan als een roep om recht en vrede van
broeders en zusters die met hun volk lijden onder de situatie in het Midden-Oosten. Bij de
ontvangst van dit document heeft het moderamen zich niet uitgelaten over de analyse van de
huidige politieke situatie in het Midden-Oosten. Bij die analyse zijn ongetwijfeld de nodige
kanttekeningen te maken, maar het moderamen voelde zich bij de overhandiging van het
document niet geroepen daar op in te gaan.
3 - Het moderamen is ook niet ingegaan op de oproep die in het document wordt gedaan, om
een systeem van economische sancties en boycot van Israël in te stellen. Het moderamen
meent dat een boycotactie in dit geval niet de weg is om een conflict op te lossen tussen twee
nabuurvolken. Het gaat bij het conflict tussen Israël en het Palestijnse volk immers om een
conflict tussen twee volkeren, waarbij de schuld voor dit conflict niet zomaar eenzijdig in de
schoenen van een van de twee partijen geschoven kan worden – een indruk die met een
boycot wel gewekt zou kunnen worden. Wel heeft ze zich voorgenomen in het kader van het
Platform Verantwoord Ondernemen kritische vragen te stellen bij de vestiging of investeringen
van bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezette gebieden.
4 -In lijn met dit vastgestelde beleid heeft het moderamen gemeend om als reactie op het
56
document ‘Het uur van de waarheid’ een brief te moeten schrijven aan de Israëlische overheid.
We hebben dit gedaan als ‘vriend’ die waar nodig ook kritisch spreekt. Het moderamen had
ook op andere wijze kunnen reageren. Een rechtstreekse brief tot de Israëlische regering leek
het moderamen de eerlijkste en meest transparante wijze.
5 - In deze brief is duidelijk gemaakt op welke basis het moderamen de brief heeft
geschreven. Ieder die de brief gelezen heeft kan dit zelf nagaan. Het moderamen gaat ervan
uit dat ieder die zich kritisch over de brief heeft uitgelaten de brief ook zelf heeft gelezen. Het
moderamen heeft krachtig, en zo meent het, ook geloofwaardig zijn verbondenheid met Israël
uitgesproken. Het heeft willen spreken als een vriend die waar nodig kritisch spreekt. Het
heeft ervoor gekozen om de zorg over de situatie van Palestijnen niet in algemene
bewoordingen te doen, maar een drietal concrete punten te noemen, waar naar het inzicht van
het moderamen sprake is van onrecht. Het moderamen heeft afgezien van het geven van een
analyse van de situatie in het Midden-Oosten, zo het daar al toe in staat zou zijn geweest. Het
moderamen meent dat dit in een brief aan de Israëlische overheid ook niet nodig is.
6 - Kennelijk is daarmee de suggestie gewekt als zou het moderamen daarmee de schuld van
het conflict bij Israël leggen. Een zorgvuldige lezing van de brief maakt echter duidelijk dat dit
zo niet is. Het is ook het moderamen bekend dat Hamas tot nu toe geweigerd heeft om Israël
te erkennen en dat daarmee een ernstige blokkade voor vrede wordt opgeworpen. Maar het
onrecht of de onwil van de ene partij sluit de verantwoordelijkheid voor eigen handelen van de
andere partij niet uit.
7 - Het moderamen pretendeert niet de waarheid in pacht te hebben. Maar het meent ook
dat zwijgen geen optie is waar een appel wordt gedaan op zijn verantwoordelijkheid. Spreken
is een risico. In complexe situaties zal dat altijd zo blijven. Het moderamen meent dat het zijn
kritische vragen kan onderbouwen. Het moderamen heeft echter de punten die het noemt niet
bedoeld als gemakkelijke beschuldigingen, maar wel als een oproep om recht de doen en
onrechtmatigheden recht te zetten. Het moderamen accepteert vanzelfsprekend het kritische
wederwoord.
8 - Verschillende momenten vragen om verschillende reacties. Toen rond de Gaza-oorlog in
Nederland gescandeerd werd: ‘Hamas, Hamas, joden aan het gas’, heeft het moderamen zijn
afschuw hierover bekend gemaakt aan de Nederlandse minister van Justitie, met het verzoek
hier binnen de mogelijkheden van de wet een einde aan te maken. Dit in het kader van zijn
opdracht ‘het inzicht in en bestrijding van het antisemitisme te bevorderen’. Na ontvangst van
‘Het uur van de waarheid’ wilde het moderamen de roep om recht en vrede van Palestijnse
broeders en zusters hoorbaar maken.
9 - Het moderamen begrijpt dat zijn brief vragen op heeft geroepen, zowel bij zijn Joodse
partners als bij leden van onze kerk. Het moderamen weet dat velen emotioneel bij de
thematiek betrokken zijn. Wel zijn sommige reacties voor het moderamen schokkend geweest.
Kritische opmerkingen in de richting van de Israëlische overheid maken het moderamen in
sommige ogen tot een partij die Israël het bestaansrecht ontzegt of regelrecht uitlevert aan
antisemitisme. Verwijten die we dan ook nadrukkelijk verwerpen.
10 - Uit het voorgaande wordt duidelijk dat het moderamen de brief met de daarin aan de
57
orde gestelde zaken handhaaft. Het moderamen zal ook in de toekomst vragen blijven stellen
over de situatie van de Palestijnen, zoals wij ook onze stem zullen verheffen wanneer het
bestaansrecht van Israël ter discussie wordt gesteld of wanneer er
sprake is van antisemitische uitingen in onze samenleving.
58
Ontmoeting en dialoog
Van 16 tot 20 mei 2011 spraken in Nes Ammim acht leden van de Joodse gemeenschap met
acht vertegenwoordigers van de Protestantse Kerk1 naar aanleiding van spanningen die vorig
jaar in de relatie tussen de joodse gemeenschap en de Protestantse Kerk waren ontstaan.2
Nes Ammim is een plaats in Israël waar vanuit een christelijke inspiratie een belangrijke
bijdrage wordt geleverd aan de dialoog tussen de religies in het land Israël.
Er waren gesprekken met sleutelfiguren uit de dialoog en met bijzondere mensen uit Israël,
zoals rabbijn Francis Nataf. Er is een bezoek gebracht aan dr. David Netzer van het Center for
Humanistic Approach in het Ghetto Fighters museum en in Haifa bij maatschappelijke
organisaties. Er is een bijeenkomst geweest met professor Yohanna Katanacho - één van de
opstellers van het document ´Uur van de waarheid´ en een gesprek over mensenrechten
met rabbijn Marc Rosenstein.
De deelnemers spraken over wat hen vanuit hun achtergrond en praktijk bezighoudt, over
hun twijfels, vertrouwen en wantrouwen.
Belangrijk was het gesprek over elkaars identiteit en hoe het joods en christelijk geloof, het
land Israël en de Palestijnen daarin een rol spelen. De deelnemers ontdekten dat het
perspectief soms verschilt en constateerden dat dit soms verschillend blijft. Behalve
discussie was er begrip en echte ontmoeting. Men vond elkaar in de afkeer van het
diskwalificeren van mensen vanwege hun achtergrond en putte daaruit moed om te spreken
over mogelijke samenwerking. Het wederzijds vertrouwen werd versterkt met het oog op de
gedeelde toekomst in Nederland.
Vertrouwen
Is er een basis-vertrouwen of gevoel van veiligheid om ook controversiële vragen met elkaar
te kunnen bespreken? Is er een diep geloof in de goede bedoelingen van de ander ook al uit
de ander zich op een manier die je niet onmiddellijk begrijpt?
Omdat het idee van de conferentie geboren is in een situatie waarin de relatie onder druk
stond werd de vraag gesteld hoe concreet gestalte te geven aan de onopgeefbare
verbondenheid van de Protestantse Kerk met het volk Israël. Joden en christenen delen de
schriften van het Eerste Testament met elkaar. Christenen vervangen de joden niet in de
heilsgeschiedenis van God met de mensen. Het verbond dat God gesloten heeft met het
Joodse volk is niet opgeheven; christenen uit de volkeren delen in Christus in het heil van de
God van Abraham. De verbondenheid betekent dat vervangingstheologie afgewezen wordt
en dat de Protestantse Kerk zich altijd uitspreekt tegen antisemitisme.
In het zelfverstaan van het Joodse volk spelen land en staat Israël een belangrijke rol. Voor
het Joodse volk is het Heilige land tevens het Beloofde land. De Protestantse Kerk erkent het
recht van het Joodse volk om veilig te wonen in het land Israël. De huidige staat Israël heeft
een volkenrechtelijke basis, die ook door de Protestantse Kerk volledig en in dankbaarheid
wordt erkend. Overal waar het voortbestaan van de staat Israel op het spel staat of ontkend
wordt of waar de fundamentele veiligheid van de inwoners in het geding is, weet de
Protestantse Kerk zich geroepen zich hiertegen uit te spreken en partners daarop aan te
spreken. Het gevoel van onveiligheid dat joden in Nederland vaak ervaren, vertoont een
59
parallel met de bezorgdheid omtrent de veiligheid van de staat Israel in de regio en in de
wereldgemeenschap.
Daarnaast weet de Protestantse Kerk zich aangesproken door Palestijnse christenen en weet
zij zich geroepen van daar uit kritisch te staan tegenover het handelen van de staat Israël,
daar waar het gaat om de rechten van Palestijnen. Dat laat onverlet dat daarbij soms
verscheurdheid wordt ervaren. Het staan voor de rechten van de Palestijnen komt niet in
mindering op nadruk op de veiligheid van de staat Israël en omgekeerd.
Voor de houding, belangstelling en betrokkenheid van de Protestantse Kerk jegens de
Palestijnen, en in het bijzonder de Palestijnse christenen, in christelijke verbondenheid en in
diaconaal opzicht, is aan joodse zijde een beter begrip ontstaan. Van protestantse zijde
wordt het gevoel van onveiligheid dat de joodse gemeenschap in Nederland ervaart -ook
veroorzaakt door de opstelling van sommige Nederlanders tegenover Israël- beter begrepen.
Het vertrouwen dat je -over en weer- bondgenoten van elkaar bent, ook al trek je misschien
conclusies die de ander niet voor zijn rekening zou nemen, is gegroeid en moet nog verder
groeien.
Daarom zoeken we naar de voortzetting van het gesprek over de verbondenheid met elkaar
en naar concrete handelingsperspectieven.
Samenwerking
Joden en christenen hebben elkaar nodig. De secularisatie en verharding van het
maatschappelijk klimaat vraagt om mensen die vanuit hun geloof, idealen en compassie
zoeken naar diepgang en verbondenheid. Dit is een gezamenlijke opdracht aan joden en
christenen.
Gezamenlijke uitdagingen, zoals het behouden van religieuze rechten voor alle
geloofsgemeenschappen, willen we vaker samen oppakken. Bijzonder onderwijs, de rituele
slacht, de mogelijkheid om sjabbat of zondagsrust te houden, maar ook het gezamenlijk
nadenken over actuele vragen met betrekking tot Israël en de Palestijnen zijn voorbeelden
van deze uitdagingen. We nemen ons voor te zoeken naar gezamenlijke deelname in
projecten, die bruggen bouwen op weg naar een rechtvaardige vrede.
Namens het Centraal Joods Overleg Namens de Protestantse Kerk in Nederland,
Drs. Willem Koster, Voorzitter Dr. Arjan Plaisier, Scriba
60
Dr. G. H. Cohen Stuart Voormalig theologisch adviseur der
Gatstreet 8 C Nederlandse Hervormde Kerk te Jeruzalem
96103 Jeruzalem
Tel: 0(0972)2 6541758
E-mail: [email protected] Jeruzalem, 12 april 2010
OPEN BRIEF, verzonden op Jom Hashoah we haGevura, de dag dat Israël de opstand in het
ghetto van Warschau herdenkt en de zes miljoen Joden, die tijdens de Tweede Wereldoorlog
zijn vermoord.
Aan het Moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland
Postbus 8504
NL - 3503 RM Utrecht
Geacht moderamen,
Als voormalig theologisch adviseur der Ned. Herv. Kerk in Jeruzalem wil ik U niet onthouden
verontrust en verbijsterd te zijn door de recente verslechtering in de relatie tussen de PKN en
het volk Israël. U was bereid het kairosdocument Uur van de waarheid in ontvangst te nemen.
Daardoor stemde u ermee in dat de kern van het Israëlisch-Palestijns conflict ‘bezetting’ is.
Vooraf hadden het Centraal Joods Overleg en de brief ‘Het uur van de misleiding’,
geschreven door gerenommeerde theologen van de PKN, u gewaarschuwd voor de ernstige
theologische en historische tekortkomingen van het document.
Centraal in het kairosdocument staat de theologische opvatting dat de universaliteit
van het heil in Christus Gods particuliere verkiezing van Israël heeft opgeheven. U
verloochent zo dat Gods beloften (aan Israël) onberouwelijk en onherroepelijk zijn. Door
acceptatie van het document onderschrijft u de Palestijnse ontkenning dat er door de eeuwen
heen altijd een rest van het Joodse Volk in het land Israël heeft gewoond. Daarmee ondermijnt
u het recht van Joden om in vrede en veiligheid in Israël te wonen.
U wekt de indruk in te stemmen met impliciete en expliciete beschuldigingen aan
Israël van apartheidspolitiek, sluipende volkerenmoord, etnische zuivering, de identificatie
61
van zionisme met racisme, enz. enz. Ieder van deze beschuldigingen draagt bij aan de
dehumanisering van het volk Israël, een proces dat geleid heeft tot de Shoah. Om uw vingers
niet te branden laat u de deur tot een boycot wijd open door de vraag daarnaar ‘voor te
leggen’ aan het Platform Verantwoord Ondernemen. De ‘kairos’auteurs willen de kerken
overhalen de decennia oude boycot van de Arabische Liga nieuw leven in te blazen. Dit
‘vredesvoorstel’ heeft ten doel Israël economisch ten onder te laten gaan, zoals het ‘recht op
Palestijnse terugkeer’ het demografische einde van Israël zoekt en het Iraanse
‘bondgenootschap’ de fysieke vernietiging nastreeft.
Met de brief aan de ambassadeur van Israel betrad u het terrein van buitenlandse
politiek. Wie kaatst moet de bal verwachten. De Joodse gemeenschap wereldwijd is diep
gegriefd door uw gebrek aan historisch besef en vooringenomen standpunten, die gebaseerd
zijn op de door Palestijnse theologen gepresenteerde halve waarheden.
De gerechtvaardigde kritiek van het Wiesenthal Center verdient serieus te worden
genomen. U hebt de doos van Pandora geopend en het vrijgekomen christelijk antijudaïsme,
antizionisme en anti-israëlisme is terecht door het Wiesenthal Center aan de kaak gesteld. Het
is beschamend om op basis van de eenzijdig uitgesproken ‘onopgeefbare verbondenheid met
het volk Israël’ een mogelijke Joodse gesprekspartner een klap in het gezicht te geven.
Uw huidige standpunt is een triest dieptepunt in een ontwikkeling die voor wie oren heeft om
te horen en ogen om te zien al jaren herkenbaar was. In 1982 karakteriseerde Trouwde functie
van Theologisch Adviseur in Jeruzalem als ‘luisterpost’: iemand die in Israël het
oor te luisteren legt om te horen hoe de Joodse gemeenschap in Israël de signalen interpreteert
van kerken die ‘het gesprek zoeken’. Als de Joodse gemeenschap in Israël of daarbuiten
scherpe vragen stelde, is dat nooit in dank afgenomen. Zo veranderde voor de NHK de
‘luisterpost’ in ‘lastpost’. Die functie is daarom opgeheven. Nu wordt alleen nog gehoor
gegeven aan de Palestijnse bevrijdingstheologie.
U stelt de verkeerde aansprakelijk voor de oorzaken van het humanitaire lijden van het
Palestijnse volk. Hun eigen verdeelde leiderschap blokkeert iedere vredestoenadering tot het
62
Joodse Volk. Het door de EEG gefinancierde en door mijn voorganger Dr. J. Schoneveld
ontworpen curriculum voor vredesonderwijs krijgt in de Palestijnse samenleving geen voet
aan de grond. Gewelddadig antisemitisme nam in het westen in 2009 toe met 102%.
Het document verzwijgt dat Palestijnse kinderen vanaf de moederschoot
geïndoctrineerd worden dat Joden en Israëli’s geen enkele historische band hebben met het
land Palestina; ook Israël binnen de groene lijn ontbreekt op hun landkaarten; kinderen wordt
geleerd dat het hoogste goed in het leven ‘zelmoordterrorist’ is; geheel Palestina (en niet
alleen Westbank en Gaza) moet bevrijd worden van de onmenselijke Joden. Alle Joden
wereldwijd gelden als een legitiem doelwit en dienen als ‘gods vijand’ te worden uitgeroeid.
Scholen, moskeeën, media, kerken investeren in het aankweken van een niets en niemand
ontziende haat, die vergelijkbaar is met de propaganda van de Nazi’s.
Het kairosdocument is in wezen een met geraffineerd tekstmisbruik doorregen
fundamenteel modern anti-joods geschrift, Adversus Judaeos.
Zoals George Santayana schreef: ‘those who do not remember the past are condemned to
repeat it. Unfortunately, when we repeat the past, we find to repeat its worst features’.
Collegialiter,
Wg GH Cohen Stuart
Met het oog op de urgentie van de problematiek ontvangt u deze brief eerst per fax en en
email.
Ook wordt hij aangetekend verzonden.
63
64
65
Kort woord bij de ontvangst van ‘Uur van de waarheid’.
Dr. A.J. Plaisier - 22 december 2009 – Domkerk Utrecht
Graag wil ik bij de ontvangst van dit ‘Woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het
Palestijnse lijden’ een paar woorden spreken. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als de
stem van geloof, hoop en liefde klinkt, heeft dat een betekenis ook over de grenzen van de
Palestijnse geloofsgemeenschap heen. Daarom willen we als Protestantse Kerk dit woord met
aandacht horen en serieus nemen.
Een woord van geloof. Geloof in het Woord van God. Dit woord van God is het heilbrengend
woord in Jezus Christus, dat leven schenkt. Bij Woord van God denken we onder andere aan
de interpretatie van de Schrift. Dat vraagt om een blijvende open bezinning, ook waar het gaat
om de bijzondere plaats van Israël in het heilshandelen van God. Echter, een interpretatie op
grond waarvan land geclaimd wordt, die dan als vrijbrief fungeert om anderen te
onderdrukken of te ontrechten, kan de toets van een christelijke leeswijze niet doorstaan.
Een woord van hoop, ook in tijden van wanhoop, nadat vele tekenen van hoop de grond in
zijn geboord. Toch zijn er nog steeds tekenen van hoop, bijvoorbeeld, waar Palestijnse
christelijke gemeenschappen niet in een slachtofferhouding vervallen maar waar met name
jonge mensen actieve dragers zijn van gerechtigheid en vrede. Waar joden, christenen en
moslims elkaar ontmoeten en van mens tot mens met elkaar spreken. Waar bruggen worden
gebouwd van verzoening, hoe kwetsbaar ook. Wij weten ons betrokken bij hoopvolle
ontwikkelingen en willen deze waar mogelijk blijven ondersteunen.
Een woord van liefde, dat de weg van gewapend geweld afwijst, en zoekt naar wegen van
verzet tegen onrecht die passen bij het christelijk geloof. Creatieve vormen van verzet in naam
van de menselijke waardigheid. Liefde zoekt wegen die mensen bij elkaar brengt. Liefde
zoekt wegen om twee volkeren naast en met elkaar te laten wonen in vrede. Zoals de zaken nu
staan, menen we dat de door velen bepleite oplossing van twee staten de voorkeur verdient.
Twee levensvatbare staten, beide democratische rechtstaten, die elkaar voluit aanvaarden en
elk spoor elkaar te willen uitwissen of onderdrukken uitbannen.
66
Liefde dekt niet toe dat de bezetting van Palestijnse gebieden, hoewel die zijn achtergrond
heeft in de veiligheidspolitiek van Israël, volgens internationaal recht illegaal is. Dat geldt ook
voor de nederzettingspolitiek. Wij zullen niet de weg van oproep tot boycot kiezen. Wel zal ik
de suggestie doen om in het kader van het Platform Verantwoord Ondernemen kritische
vragen te stellen bij de vestiging of investeringen van bedrijven in Israëlische nederzettingen
in bezette gebieden. Hiermee wordt immers een situatie gecontinueerd, die schadelijk is voor
de locale bevolking en wordt een onwenselijke situatie in stand gehouden.
Voor alle duidelijkheid: voor de Protestantse kerk geldt, op grond van Gods trouw, een
onopgeefbare verbondenheid met het joodse volk. Het teken van Gods trouw hebben wij als
westerse christenen mogen zien in de opstanding van dit volk uit de Shoa, en de terugkeer
naar het land van het voorgeslacht. En: mede gezien het steeds weer opkomend antisemitisme,
zowel in het Westen als in de Arabische wereld, is de behoefte aan veilige en verdedigbare
grenzen alleszins begrijpelijk.
Maar een veiligheidspolitiek die mensen van een nabuurvolk vernedert, beknot in vrijheid, en
land en bezittingen in beslag neemt, is onrechtvaardig, en schept op de lange duur evenmin
veiligheid. Bestendige veiligheid kan alleen samengaan met rechtvaardigheid en een positieve
houding om vrede te bewerkstelligen. Dat laatste is een eis aan allen die verantwoordelijkheid
dragen, joden, Palestijnen en Arabieren. Allen zullen geweld af moeten zweren wil er van
bestendige vrede sprake zijn.
Wij beraden ons hoe we dit alles, juist op grond van onze verbondenheid met het joodse volk,
indringend aan de orde kunnen stellen middels een brief aan de Israëlische overheid.
Een woord van waarheid is een woord van broeders en zusters. Zij nodigen ons uit om te
komen en te zien. We willen blijven komen en blijven zien. We weten ons met hen
verbonden, in gebed, in geloof, hoop en liefde. We weten ons aangesproken om te leven in
liefde en in waarheid, in verzet en overgave, en bij dit alles in de hoop op de komst van het
koninkrijk van God.
67
Teleurstelling over brief aan Israël namens PKN
Met teleurstelling hebben wij kennis genomen van de brief die door de preses en de scriba
van de PKN overhandigd is aan de ambassadeur van Israël.
Gezien de geschiedenis van de kerk en haar relatie tot het Joodse volk menen wij dat we
bescheiden moeten zijn met onze kritiek in de richting van Israël. In een tijd van toenemend
antisemitisme past het ons als kerk het Joodse volk met liefde te omgeven en uiterste
zorgvuldigheid te betrachten als het gaat om zaken waar Israël van beticht wordt. Wat in de
richting van Israël beweerd wordt, stoelt immers niet altijd op feiten en is niet zelden
onderdeel van een stuk propaganda.
Als men hoor en wederhoor had toegepast aangaande de zaken die in de brief genoemd
worden, als men in alle rust de ambassadeur eerst om een toelichting had gevraagd, had
men b.v kunnen horen dat de regering van Israël illegale huizenbouw tegengaat in zowel
Oost-als West-Jeruzalem en tegelijkertijd 13.500 wooneenheden gepland heeft in de
Arabische buurten van de stad. Wat de brief van het moderamen verder vraagt m.b.t. de
veiligheidsbarrière komt in feite neer op het onbeschermd laten van een grote groep Joodse
inwoners van steden en dorpen in Judea/Samaria.
Als het gaat om de juridische status van de nederzettingen zou men in elk geval kunnen
weten dat daar ook anders over gedacht kan worden en dat er ook argumenten voor
(internationaal) juridische legitimiteit te geven zijn. Verder is het zo dat t.a.v. de
nederzettingen zelfs president Obama niet de eisen stelt die in de brief van het moderamen
naar voren komen
Daarnaast moeten wij ons in ons spreken jegens Israël boven alles laten leiden door Gods
Woord en de beloften die daarin vervat zijn.
Het is duidelijk dat gerechtigheid een belangrijk bijbels kernwoord is, maar we moeten
voorzichtig zijn om anderen daarmee te snel de maat te nemen. Het woord mag geen
vrijbrief worden om als gemeente van Christus Israël voortdurend de les te lezen.
68
Het uitgaan van de brief is daarom jammer. Het raakt opnieuw de Joodse gemeenschap - de
ambassadeur spreekt in een openlijke reactie over een taal die
gebezigd wordt door hen dit Israël delegitimeren - en het mist de instemming van een
aanzienlijk deel van onze kerk.
Namens de Beraadsgroep Israël,
waarvan deel uitmaken:
Ds.C.G.Kant, bestuur Confessioneel Gereformeerd Beraad
Ds.L.den Breeijen, voorzitter Confessionele Vereniging
Ds.D.van Duijvenbode, bestuur Confessionele Vereniging
Dr.M.van Campen, hoofdbestuur Gereformeerde Bond
Drs.C.Blenk, hoofdbestuur Gereformeerde Bond
Ds.H.Eschbach, directeur Evangelisch Werkverband
Ds.H.Poot, bestuur Evangelisch Werkverband
Ds.G.H.Abma, werkgroep Israël Evangelisch Werkverband
Ds.C.E.Lavooij, werkgroep Israël Evangelisch Werkverband
Dr.Ir.J. Keegstra, directeur Christelijke Ambassade Nederland en werkgroep Israël
Evangelisch Werkverband
Ds.E.J.Westerman, werkgroep Israël Evangelisch Werkverband
69
70
71
Download