fragment

advertisement
17
1
De ontwikkeling van het heelal
(13,7 miljard – 4,6 miljard jaar geleden)
We tollen allemaal samen rond op een kleine planeet in de ruimte en
baden een stuk van elke dag in het licht en de warmte van een naburige
ster die we ‘de zon’ noemen. Dagelijks leggen we 3.218.688 kilometer af
rond het centrum van een sterrenstelsel dat ‘Melkweg’ heet, en dat op
zijn beurt rondtolt in een universum met meer dan 100 miljard sterrenstelsels, ieder afzonderlijk de thuishaven van 100 miljard sterren (zie
figuur 1).
U bevindt zich hier
Figuur 1. Het melkwegstelsel
18 |
B I G H I S T O R Y . VA N D E O E R K N A L T O T VA N D A A G
Dit heelal begon 13,7 miljard jaar geleden als één enkel stipje. Sindsdien is het blijven uitdijen en koelt het gestaag af. Ons universum telt
minstens vier dimensies, drie ruimtelijke en één tijdsdimensie, wat
betekent dat ruimte en tijd onderling verbonden zijn. Op dit moment
is de grootte van het zichtbare heelal ruwweg 13,7 miljard lichtjaar in
elk van de drie dimensies, vermenigvuldigd met 13,7 miljard jaar in de
tijdsdimensie, en dijt het uit terwijl ik dit schrijf en u het leest.
Al sinds hun ontstaan kijken menselijke wezens met ontzag en respect naar de oplichtende puntjes aan de nachtelijke hemel. De kennis
die ze opdeden aan de hand van directe observaties gebruikten ze
om voorspellingen te doen, het land te bereizen, en over de wateren
te navigeren. Zonder gespecialiseerde instrumenten konden mensen
echter weinig ontdekken over de oorsprong van ons onmetelijke heelal
of over de aard van materie. Daarvoor verschilt zowel de schaal van het
heelal als die van materie te veel van die van het dagelijks leven. Tegen
het einde van de twintigste eeuw hadden wetenschappers instrumenten uitgevonden waarmee ze de macroscopische uitspansels en het
microscopisch kleine begonnen te zien. Recent is onze kennis over
deze werelden exponentieel gegroeid. Als we onze verbeelding gebruiken en de foto’s die tegenwoordig voorhanden zijn in ons opnemen,
kunnen we nu allemaal dat wonderbaarlijke heelal waarin we wonen
begrijpen.1
Mist en transparantie
Het begon allemaal met een ongelooflijke gebeurtenis: de oerknal of
Big Bang. Die naam werd voor het eerst gebruikt door de Britse astrofysicus Fred Hoyle tijdens een radio-uitzending op de BBC in 1952.2 Het
heelal ontstond uit de explosie van één enkele kleine stip, misschien ter
grootte van een atoom, waarin alle bekende materie, energie, ruimte
en tijd met een onvoorstelbare dichtheid op elkaar geperst zaten. De
samengedrukte ruimte ontrolde zich als een vloedgolf, breidde zich
naar alle kanten uit en koelde af terwijl ze materie en energie met zich
meevoerde. Die initiële expansie was krachtig genoeg om honderd
miljard melkwegen 13,7 miljard lichtjaar ver weg te slingeren, en die
afstand neemt nog steeds toe. Waar deed de Big Bang zich voor? Overal,
D E O N T W I K K E L I N G VA N H E T H E E L A L
| 19
inclusief daar waar elk van ons zich nu bevindt. In het begin bevonden
alle plaatsen die we nu als afzonderlijk beschouwen zich immers op
één en dezelfde plaats.
Het heelal was aanvankelijk opgebouwd uit ‘kosmisch plasma’,
een homogene substantie die zo heet was dat ze helemaal geen ons
momenteel bekende structuur had. Bij een temperatuur van vele biljoenen graden zijn materie en energie onderling verwisselbaar. Niemand
weet wat energie is, maar materie is gestolde energie. Toen het heelal
afkoelde begonnen quarks, de kleinste elementaire materiedeeltjes die
we kennen, samen te klonteren in groepjes van drie waarbij ze zowel
protonen als neutronen vormden (zie figuur 2).
atomen
elektronen
protonen, neutronen
quark
Figuur 2. Materiedeeltjes
Materie is opgebouwd uit atomen die op hun beurt bestaan uit elektronen die
rond een kern van protonen en neutronen cirkelen. Protonen en neutronen zijn
opgebouwd uit quarks. Het is momenteel niet bekend of quarks uit nog kleinere
deeltjes bestaan.
Dat samenklonteren van quarks gebeurde ongeveer een honderdduizendste van een seconde na de oerknal, toen de temperatuur gedaald was
tot ongeveer een miljoen keer heter dan nu in het binnenste van de zon.
Een honderdste van een seconde later begonnen de protonen en neutronen zich aan elkaar vast te klemmen en vormden zo wat later de kern zou
worden van waterstof en helium, de twee lichtste chemische elementen.
20 |
B I G H I S T O R Y . VA N D E O E R K N A L T O T VA N D A A G
Vooraleer er één seconde voorbij was, waren de vier fundamentele
natuurkrachten die het gedrag en de toestand van materie bepalen al
ontstaan: de gravitatiekracht, de elektromagnetische kracht, de sterke
kernkracht en de zwakke kernkracht. De gravitatiekracht of zwaartekracht is de zwakste van de vier. Ze werd al beschreven door Newtons
zwaartekrachttheorie en door Einsteins algemene relativiteitstheorie,
maar ze kan nog steeds niet echt gedefinieerd worden. De elektromagnetische kracht is een samenspel van de elektrische en magnetische krachten. De sterke kernkracht, de sterkste van de vier, houdt de
quarks binnenin protonen en neutronen opgesloten en houdt protonen
en neutronen op hun beurt opgesloten in de atoomkern. De zwakke
kernkracht brengt het verval van radioactieve elementen tot stand, ze
veroorzaakt met andere woorden de desintegratie van atoomkernen.
Wetenschappers denken dat de vier natuurkrachten verschillende
aspecten zijn van een en dezelfde kracht, maar ze hebben totnogtoe
geen allesomvattende theorie kunnen opstellen.
Deze vier krachten werken harmonieus samen om het heelal te laten
bestaan en te zorgen dat het gestaag kan uitdijen. Als de zwaartekracht
een klein beetje sterker was, zou alle materie waarschijnlijk ineenstorten. Als ze daarentegen een beetje zwakker was, konden er zich geen
atomen vormen. Als het heelal trager was afgekoeld, waren de protonen en neutronen misschien niet alleen samengeklonterd tot helium
en lithium maar waren ze blijven samenklonteren, misschien wel tot
ze ijzer vormden, wat te zwaar is om sterrenstelsels en sterren te doen
ontstaan. De prachtige evenwichtsoefening die de natuurkrachten tentoonspreiden, lijkt de enige manier waarop het heelal zichzelf in stand
kan houden. Wetenschappers vragen zich af of er misschien ooit andere universums waren, die niet stabiel waren en weer verdwenen, totdat
het huidige heelal overleefde. Ons pasgeboren heelal ontvouwde zich
razendsnel en ontwikkelde in een minuscule fractie van een seconde
zijn fundamentele eigenschappen die sindsdien stabiel gebleven zijn.
Terwijl het heelal verder uitdijde en afkoelde, vertraagden de woest
rondtollende negatief geladen elektronen langzaam. De atoomkernen, gevormd door positieve protonen en neutrale neutronen, waren
positief geladen. Na ongeveer 300.000 jaar, toen de elektronen genoeg
vertraagd waren, konden de atoomkernen hen door hun tegengestelde
D E O N T W I K K E L I N G VA N H E T H E E L A L
| 21
elektrische lading aantrekken. Zo werden de eerste elektrisch neutrale
atomen gevormd: waterstof (H) en helium (He), de lichtste elementen.
De eerste materie was een feit. Waterstof bestaat uit één proton en één
elektron, terwijl helium uit twee protonen en twee elektronen is opgebouwd.
Dit werd een cruciaal moment in het verhaal van het heelal. Vóór de
vorming van stabiele atomen zweefden er zoveel zigzaggende deeltjes
in het heelal rond, sommige negatief, andere positief geladen, dat het
licht er niet doorheen kon. Licht is namelijk opgebouwd uit subatomaire
deeltjes die we fotonen noemen, en die fotonen reageren op elektrisch
geladen deeltjes: ze worden ofwel afgebogen, ofwel geabsorbeerd. Als
iemand het toen had kunnen zien, zou het heelal op een ondoordringbare mist of een verblindende sneeuwstorm geleken hebben.
Vanaf het ogenblik dat de negatieve elektronen en de positieve protonen zich tot neutrale atomen bonden, hadden de lichtfotonen vrij
spel. De dichte stralingsmist trok op, materie was een feit, en het heelal
werd transparant. De totale omvang van het universum kwam in zicht.
Had er inderdaad iemand geweest om het te aanschouwen, zou die een
immense lege ruimte hebben gezien, vol reusachtige waterstof- en heliumwolken waardoor een enorme hoeveelheid energie stroomde.
Tot op de dag van vandaag kunnen we overgebleven fotonen van de
oerknal bewonderen, als ‘sneeuw’ op ons televisiescherm. Om dat te
kunnen zien, moeten we de antennekabel loskoppelen en het toestel
op een kanaal zonder ontvangst zetten. Ongeveer 1 procent van de
‘sneeuw’ die we dan zien, is een restant van het licht en de warmte
van de oerknal die een kosmische zee van microgolfachtergrondstraling vormen.3 Als onze ogen gevoelig zouden zijn voor microgolven,
wat niet het geval is, zouden we in de wereld om ons heen een diffuse
gloed opmerken.
Het gebruik van radiometers liet wetenschappers toe om de microgolfachtergrondstraling te documenteren. Tegen de jaren 1950-1960
realiseerden natuurkundigen zich dat volgens de toenmalige kennis
het heelal vol oerfotonen zou moeten zitten, in de loop van 13,5 miljard jaar afgekoeld tot een paar graden boven het absolute nulpunt. De
overblijvende achtergrondstraling werd in de lente van 1965 toevallig
ontdekt door twee radioastronomen die voor Bell Laboratories in New
22 |
B I G H I S T O R Y . VA N D E O E R K N A L T O T VA N D A A G
Jersey werkten: Arno A. Penzias en Robert W. Wilson waren een nieuwe radioantenne voor communicatiesatellieten aan het testen toen ze
op de achtergrond een sissend geluid hoorden.
In 1989 lanceerde NASA de COBE-satelliet (Cosmic Background
Explorer), die informatie verzamelde waaruit zeer nauwkeurig bleek
dat er in elke kubieke meter van het heelal ongeveer 400 miljoen fotonen rondzweven met een temperatuur van 3 Kelvin (dat is -270,15 graden Celsius, net boven het absolute nulpunt van -273,15 graden Celsius).
Ze vormen een onzichtbare kosmische zee van microgolfstraling, net
zoals de oerknaltheorie voorspelde.
In 2002 stuurde NASA de WMAP (Wilkinson Microwave Anisotropy Probe), een satelliet van bijna 5 meter lang, 1,5 miljoen kilometer van
de aarde weg. De WMAP nam gedurende een jaar tijdopnames van
het hele firmament en bracht de kosmische achtergrondstraling van
380.000 jaar na de oerknal gedetailleerd in kaart. Opnieuw werd het
verhaal van de Big Bang bevestigd.
Gelukkig voor de astronomen is afstand op kosmische schaal net een
tijdmachine. Immers, hoe verder iets van ons verwijderd is, hoe langer
de straling erover doet om ons te bereiken. Hierdoor zien we ver verwijderde dingen als jonger dan ze eigenlijk zijn. We kunnen het heelal
dan ook nooit zien zoals het vandaag is, alleen zoals het ooit was. Want
ook al reist het licht van verre sterrenstelsels en sterren met een snelheid van 9,6 biljoen kilometer per jaar, het duurt miljoenen en miljarden jaren voor het ons bereikt. Als we naar het heelal kijken, kijken we
dus terug in de tijd. Door de microgolfstraling op te vangen, ‘kijken’ we
terug tot bijna aan het ontstaan van het heelal (zie figuur 3).
Stel het je zo voor: het licht van onze dichtstbijzijnde ster, de zon, doet
er 8 minuten en 20 seconden over om ons te bereiken. We zien de zon
dus eigenlijk zoals ze er 8 minuten en 20 seconden geleden uitzag. Het
licht van Jupiter reist ongeveer 35 minuten als de planeet dichtbij staat
en zowat een uur als ze het verst weg is. Het licht van Sirius, de helderste ster aan het nachtelijke firmament is 8,6 jaar naar ons onderweg. De
afstand die het licht aflegt bedraagt hier 8,6 lichtjaar of zo’n 81 biljoen
kilometer. Het licht van sterren die we zonder optische hulpmiddelen
kunnen zien heeft tussen 4 en 4000 jaar nodig om ons te bereiken. Als
D E O N T W I K K E L I N G VA N H E T H E E L A L
| 23
Afstand tot de aarde in miljarden lichtjaren
Heden
Virgo
Cluster
De Lokale
Groep
Verste
quasar
Quasars
Radiosterrenstelsels
De Grote
Muur
11,9
miljard
4
miljard
Intergalactische
wolken
1
miljard
13,4
13,7
300.000
0
Big Bang
Actieve
sterrentelsels
M31
13,7
miljard
12
Stralingsperiode
Sterren
stelselclusters
9
Vorming van sterrenstelsels
4
Tijd na de Big Bang in jaren
Figuur 3. Onze waarneming van het heelal
Vanuit onze plaats in de Melkweg – een van de melkwegen in de Lokale Groep – zien
we het heelal uit een ver verleden omdat het licht van verre melkwegen miljarden
jaren onderweg is om ons te bereiken. In dat verre verleden was het heelal kleiner
en botsten de sterrenstelsels vaker met elkaar. Quasars zijn ver van ons verwijderde
objecten waarvan wetenschappers denken dat ze de kernen vormen van jongere
sterrenstelsels, die mogelijk met elkaar in botsing zijn.
we een ster zouden zien uitbarsten op een afstand van 3000 lichtjaren,
dan deed die explosie zich 3000 jaar geleden voor, de tijd die het licht
nodig had om ons te bereiken.
Schitterende sterrenstelsels
Zoals we net zagen, werd het heelal ongeveer 300.000 jaar na de oerknal transparant. Enorme waterstof- en heliumwolken zweefden rond
tot ze uit elkaar barstten in zo’n biljoen afzonderlijke wolken, elk met
een eigen dynamica (bewegingswetten). Die zorgde ervoor dat de dia-
24 |
B I G H I S T O R Y . VA N D E O E R K N A L T O T VA N D A A G
meter van elke wolk constant bleef. Omdat het heelal als geheel bleef
uitdijen, betekende dit dat de ruimte tussen de wolken toenam.
Terwijl het heelal afkoelde en tot rust kwam, werd elke afzonderlijke
waterstof- en heliumwolk een apart sterrenstelsel, bij elkaar gehouden door de zwaartekracht. Waterstof- en heliumatomen botsten op
elkaar en de wrijving die daar het gevolg van was, veroorzaakte zo’n
hoge temperaturen dat de atomen hun elektronen kwijtspeelden. De
waterstofkernen begonnen te versmelten en vormden zo heliumionen,
geladen heliumatomen. Door deze kernfusie kwam een enorme hoeveelheid warmte en energie vrij, overeenkomstig Einsteins vergelijking E = mc2. De massa die bij de fusie verloren gaat, hoe klein ook,
wordt immers omgezet in een hoeveelheid energie gelijk aan die massa
vermenigvuldigd met het kwadraat van de lichtsnelheid (die 300.000
kilometer per seconde bedraagt!). Als waterstof begint op te branden,
worden per seconde miljoenen tonnen materie omgezet in een reusachtige hoeveelheid energie: een ster wordt geboren. De eerste sterren
ontstonden al 200.000 jaar na de oerknal.
Het heelal bevat een enorm aantal objecten die we kunnen classificeren
aan de hand van hun massa. De grootste objecten zijn sterren, die hun
eigen energie produceren. De massa van de grootste sterren is twintig
keer zo groot als de massa van onze ster, de zon. De kleinste rondzwevende objecten in het heelal zijn stofdeeltjes die alleen met een microscoop zichtbaar zijn. Ze dwarrelen onze aardse atmosfeer binnen naar
rato van honderd ton per dag. Waarschijnlijk bevat het slib in de dakrand van elk huis een minieme hoeveelheid sterrenstof. Planeten zijn
middelgrote objecten. Ze hebben niet genoeg massa om door waterstoffusie hun eigen energie aan te maken.
Sterren verschillen ongelooflijk veel in grootte en dichtheid en kunnen door de tijd heen van type veranderen. De meeste sterren in onze
buurt zijn rode dwergsterren, maar de ster die we het beste kennen,
onze zon, is een stabiele gele dwerg die waterstof verbrandt, wat, zoals
we al zagen, waterstoffusie genoemd wordt. Als over ongeveer 5 miljard jaar alle waterstof opgebrand is, zal onze zon overstappen op heliumfusie, het verbranden van helium. Omdat dit een heter proces is
waarbij meer energie vrijkomt, zal de druk van de extra energie de zon
doen opzwellen tot wat een rode reus genoemd wordt. Als alle helium-
D E O N T W I K K E L I N G VA N H E T H E E L A L
| 25
brandstof opgebruikt is, zal de rode reus ineenstorten tot er een witte
dwerg overblijft. Die zal langzaam afkoelen tot er niets meer rest dan
een sintel: een zwarte dwerg die ongeveer zo groot is als de aarde maar
met 200.000 maal de massa van onze planeet. Tot nog toe is geen enkele
zwarte dwerg waargenomen omdat het heelal nog niet oud genoeg is
opdat een witte dwerg zijn trage afkoelingsproces al helemaal doorlopen zou hebben.
De gele dwergen die al van bij hun ontstaan groter zijn dan onze zon,
worden ook grotere rode reuzen dan onze zon zal worden. Als hun
rode reuzenfase voorbij is, krimpen ze niet tot witte dwergen. In hun
binnenste ontstaan en verbranden zwaardere elementen, onder meer
koolstof, stikstof, zuurstof, magnesium, en uiteindelijk ijzer. Maar ijzer
kan niet als sterrenbrandstof gebruikt worden. De energieproductie
stopt dan ook en de zwaartekracht neemt het over. De kern van de ster
implodeert en veroorzaakt een enorme explosie in de buitenste lagen
waarbij het grootste gedeelte van de ster uit elkaar spat. Zo’n explosieve
zelfvernietiging noemt men een supernova. Enkel de kern overleeft,
ofwel als een neutronenster (klein en met een ongelooflijke dichtheid)
ofwel als een zwart gat, een object met een nog grotere dichtheid zodat
zelfs licht niet aan zijn zwaartekrachtveld kan ontsnappen. Een supernova resulteert in een zwart gat als een ster van meer dan tien zonnemassa’s explodeert. De geïmplodeerde kern die overblijft is dan groter
dan vier zonnemassa’s, waardoor de zwaartekracht zo sterk is dat alle
materie verdwijnt en er enkel een zwart gat overblijft. Het centrum
van een zwart gat wordt een singulariteit genoemd, en een zwart gat
dat ontstaat uit een ster van tien zonnemassa’s, heeft een diameter van
slechts 64 kilometer. Rond de singulariteit heerst een zwaartekrachtveld dat zo sterk is dat alles wat erin terechtkomt, ook licht, in het gat
verdwijnt. Dit zwaartekrachtveld wordt daarom de waarnemingshorizon genoemd. Waar de materie die in het zwart gat terechtkomt, naartoe gaat, weet niemand.
Astronomen vermoeden dat er in het centrum van de meeste sterrenstelsels enorme zwarte gaten bestaan, net zoals er in het hart van onze
Melkweg één lijkt te zijn: Sagittarius A*, zo genoemd omdat het zich in
het sterrenbeeld Boogschutter (Sagittarius) zou bevinden. Het bestaan
van dit zwarte gat met een massa van meer dan zes zonnemassa’s werd
26 |
B I G H I S T O R Y . VA N D E O E R K N A L T O T VA N D A A G
in 2002 bevestigd door wetenschappers die in de Atacamawoestijn in
Chili al meer dan tien jaar met de Very Large Telescope werken.
Supernova’s spelen een hoofdrol in het scheppende vermogen van
het heelal. Het zijn de kosmische smeltovens die nieuwe elementen
voortbrengen. Gigantische supernova’s worden zwarte gaten. Kleinere supernova’s, ontstaan uit sterren met een massa tussen drie en
zes zonnemassa’s, storten na hun uitbarsting niet volledig in elkaar. In
de gloeiende kernen van zo’n sterren verbrandt waterstof tot helium,
waarna helium verbrandt tot koolstof. Kernfusie levert almaar grotere
kernen op: zuurstof, calcium en verder doorheen het periodiek systeem
van elementen. Op een bepaald moment doet zich een explosie voor
– de supernova – waarbij het grootste gedeelte van de ster als gas de
ruimte in gespuwd wordt. Dat gas bevat nu echter niet enkel waterstof
en helium meer, maar ook complexe atomen die leven in stand kunnen
houden. Omdat er geen zwart gat gevormd wordt, kunnen die atomen
vrij door de ruimte zwermen. Alleen supernova’s kunnen zwaardere
elementen dan ijzer voortbrengen. Zo werden geleidelijk aan, over een
periode van ruwweg 9 miljard jaar, alle elementen van het periodiek
systeem opgebouwd. Elk stukje goud op onze planeet ontstond in reuzensterren die explodeerden voordat de zon geboren was. Het goud
in de ring aan je vinger moet meer dan 4,5 miljard jaar oud zijn. Zo
schiepen sterrenexplosies de elementen die het leven op aarde mogelijk
maken. Ook wij bestaan letterlijk uit sterrenstof.
Om op ons groot verhaal terug te komen: verscheidene honderdduizenden jaren na de oerknal klonterden sterrenstelsels samen toen dichtheidsgolven door de ruimte trokken en de waterstof- en heliumwolken zodanig door elkaar schudden dat ze sterren vormden. Het heelal
begon te schitteren met miljarden sterren die rondzweefden in ragfijne
draden van wervelende spiralen. De meeste sterrenstelsels namen een
spiraalvorm aan, maar in het nog jonge en dus relatief kleine heelal
zat de materie dicht op elkaar waardoor de sterrenstelsels vaak tegen
elkaar aanbotsten. Het grootste stelsel slorpte dan het kleinste op,
waardoor de spiraalvorm voorgoed verdween. In plaats daarvan kreeg
het sterrenstelsel een bol- of een ellipsvorm. Elliptische sterrenstelsels
brengen geen nieuwe sterren voort omdat de dichtheidsgolven zich
D E O N T W I K K E L I N G VA N H E T H E E L A L
| 27
er geen weg doorheen kunnen banen om de gaswolken in het stelsel
zo door elkaar te schudden dat er nieuwe sterren gevormd worden.
Onze Melkweg is een perfecte spiraal door het gelukkige toeval dat het
zich ongeveer 12 miljard jaar geleden in een minder dicht opeengepakt
gebied van het jonge heelal bevond.
Gedurende de eerste 9 miljard jaar van zijn bestaan was het heelal
een onvoorstelbaar hemels vuurwerk. Sterrenstelsels draaiden rond
en botsten met elkaar. Dichtheidsgolven drongen door de sterrenstelsels heen waardoor nieuwe sterren werden gevormd. Supernova’s
explodeerden en verspreidden daarbij in gasvorm nieuwe elementen
die door andere supernova’s tot sterrenvorming werden gedreven, of
ze implodeerden tot zwarte gaten waarbij hun materie naar wie weet
waar verdween. Al die tijd dijde het heelal uit en koelde het af. Het was
een dans die tussen dood en opstanding schommelde, tussen vernietiging en elegantie, een dans waarin verpletterende kracht en destructie
afwisselden met oogverblindende schoonheid en creativiteit.
De zon / the sun / el sol / helios / die Sonne
Ongeveer 4,6 miljard jaar geleden explodeerde er in de Melkweg een
supernova en een nieuwe ster, onze zon, kwam uit de brokstukken
tevoorschijn. We weten dit omdat maangesteente en meteorieten, die
tijdens die supernova ontstonden, allemaal ongeveer 4,56 miljard jaar
oud zijn.
De zon was buitengewoon groot en helder en behoorde tot de top vijf
van de sterren in ons sterrenstelsel. Ze onderscheidde zich ook doordat
ze geen begeleider had en dus geen dubbelster was (ongeveer twee derde van de sterren in ons gedeelte van de Melkweg zijn meervoudig). De
zon bevindt zich ongeveer halverwege op een van de spiraalarmen van
de Melkweg, op ongeveer 30.000 lichtjaar van het centrum. Ze draait
met een snelheid van zo’n 321.000 kilometer per dag in ongeveer 225 tot
250 miljoen jaar rond het centrum van ons sterrenstelsel, in een elliptische baan. Samen met haar planeten en de andere hemellichamen in
haar stelstel – dat om evidente redenen ‘zonnestelsel’ heet – heeft ze dat
sinds haar ontstaan al ongeveer twintig keer gedaan. De omvang van
Download