1.Waarom gebruikt men tussen de niveaus van de microarchitectuur

advertisement
1.Waarom gebruikt men tussen de niveaus van de microarchitectuur, de instructieset en
het besturingssysteem interpretatie?
De vertaling van programma’s van één niveau naar de taal van het onderliggende niveau
tot niveau 3
gebeurt steeds op het moment van de uitvoering, met andere woorden door interpretatie.
Boven niveau 3 komt hoofdzakelijk compilatie voor. In niveaus 4 en 5 bevatten de
programmeertalen woorden en afkortingen die een betekenis hebben voor de
programmeurs.
Nu zijn hoog-niveautalen zo complex dat wanneer we bij elke uitvoering het hele
programma opnieuw moeten interpreteren veel te veel tijd zou kosten. Dus is het sneller
van het programma 1-malig te compileren.
De microarchitectuur, de instructieset en het besturingssysteem zijn puur numeriek, ze
bestaan uit lange opeenvolgingen van getallen, wat prima is voor computers, maar weinig
mensvriendelijk. Dus een computer kan dit ook snel interpreteren, en hiermee verliezen
we geen snelheid. (p68-91).
+ uitleg over de overeenkomende instructies, uitleg over scheiding software en hardware.
2. Valt een verbindingsgerichte dienst op een hoog niveau te rijmen met een
verbindingsloze dienst op een laag niveau? En andersom? Verklaar.
Verbindingloze diensten versturen berichten volgens het model van de post: elk pakketje
dat door de
afzender verstuurd wordt, wordt afzonderlijk door het netwerk geloodst naar de
bestemmeling. Twee
pakketjes volgen niet noodzakelijk hetzelfde parcours en komen niet noodzakelijk in
dezelfde volgorde
aan als ze vertrokken zijn. Verbindingsgerichte diensten daarentegen kunnen we
vergelijken met
een telefoongesprek: een lijn wordt geopend tussen de beide bellers, de ene beller praat
en zijn
woorden komen aan de andere kant in dezelfde volgorde uit de hoorn. Bij
verbindingsgerichte
diensten worden alle bits van het te versturen bericht ontvangen in dezelfde volgorde als
ze verstuurd
werden.
Nu is het perfect mogelijk dat een verbindingsgerichte dienst diensten onder zich heeft die
verbindingsloos zijn. Zolang aan de kant van de ontvanger het proces op het niveau waar
de volgorde van de pakketjes zoekgeraakt is, die pakketjes maar terug in de juiste
volgorde plaatst, is het resultaat een verbindingsgerichte dienst. (p118)
Het zal dan ook mogelijk zijn dat een verbindingsloze dienst diensten onder zich heeft die
verbindingsgericht zijn. Het maakt voor een verbindingsloze tenslotte niks uit in welke
volgorde de berichten aankomen, en aangezien een verbindingsgerichte volgorde ook een
volgorde is zal dit geen probleem geven.
3. Ontwerp een circuit dat een serieel signaal omschakelt naar parallelle signalen. In een
klokcyclus geeft het serieel signaal acht bits door. (ge krijgt hier de invoerlijn en acht
uitvoerlijnen en een klok getekend)
Een multiplexer is een circuit dat 2n invoerlijnen omzet naar 1 uitvoerlijn en n controlelijnen
geven aan welke van de 2n invoerlijnen moet verbonden worden met de uitvoerlijn. Je kan
dit beschouwen als het omzetten van een parallel signaal naar een serieel signaal. (p80)
Een demultiplexer doet juist het omgekeerde, hij verbind 1 invoerlijn met één van de 2n
uitvoerlijnen. Dit kan je beschouwen als de omzetting van serieel naar een parallel signaal.
Dit is dus degene die we moeten gebruiken. (p81)
Nu geeft de klok 8 bits door, dus ik veronderstel dat je dat als een serieel signaal moet
beschouwen. Dus dat hang je op Sin dan moet je de rest van het circuit tekenen, en dan
leg je uit dat het van je controle signaal afhangt welke uitvoerlijn verbonden wordt met de
invoerlijn.
Bijvragen: - kan compilatie voorkomen op de onderste lagen? Waarom wel/niet? - kan
interpretatie voorkomen op de bovenste lagen? Waarom wel/niet? - circuit kunnen
uitleggen
PW 2.
1. Vergelijk glasvezelkabels met 2 andere transmissiemedia m.b.t. netwerken
Glasvezelkabels hebben verschillende voordelen ten opzichte van koperen kabels.
Hun superieure bandbreedte (vandaag tot 10 GB/S) maakt ze haast onmisbaar in
netwerken van hoge kwaliteit.
Dankzij de geringe verzwakking van het signaal is er slechts om de 50 km een versterker
nodig, waar dit bij koperdraad om de 5 km is.
Ze zijn volstrekt ongevoelig voor spanningpieken en elektromagnetische storingen.
Glas is een uiterst stabiel materiaal. Het is ongevoelig voor corroderende chemicaliën, en
dus
ideaal voor aanwending in agressieve milieus.
Glasvezelkabels zijn dun en wegen erg weinig. Kabelsleuven kunnen daarom smal blijven
en
draagstructuren – palen of pylonen – licht en ruim gespreid.
Er lekt geen licht uit de glasvezels, en ze zijn moeilijk af te tappen, wat een beveiliging
betekent tegen ongewenste luisteraars.
Er zijn echter ook enkele minpunten aan verbonden.
Als een glasvezelkabel te veel of te ver gebogen wordt, kan hij breken.
Terwijl het kleinste kind een koperdraad aan een contact kan verbinden, is daar bij
glasvezelkabels een gespecialiseerde technicus voor nodig. Het is een stuk minder
evident om een computer op zo’n kabel aan te sluiten dan bij UTP- of coaxiale kabels. Je
kan de kabel immers niet zomaar onderbreken, want dan loopt het lichtsignaal niet verder
(actieve of passieve verbindingen).
Glasvezeltransmissie is een éénrichtingsverbinding. Wil je in beide richtingen een signaal
kunnen sturen, dan heb je twee kabels nodig, of moet je twee verschillende
frequentiebanden
gebruiken in één kabel.
Glasvezelinterfaces zijn aanzienlijk duurder dan elektrische.
Ondanks deze minpunten valt het te verwachten dat binnen afzienbare tijd de glasvezelverbinding de
standaard zal worden voor alle verbindingen van langer dan een paar meter.
De meest gangbare kabel is de Twisted-pair kabel, deze bestaat uit een paar in elkaar
gedraaide koperdraden. Ze bevatten doorgaans 4 paren in elkaar gewonden draden elke
draad verpakt in een isolerende omhulling die een vaste kleurencode volgt. Kabels van dit
type noemt met UTP-kabels(unshielded twisted pair “unshielded” diende om het verschil te
maken met een bijkomend geïsoleerde en verstevigde kabel van IBM). Het debiet van een
UTP-kabel hangt af van de hoeveelheid ruis, met andere woorden van de storingen die het
magnetische veld van elk geleiderpaar in de ander geleiderparen veroorzaakt. Dit
magnetische veld kunnen we afzwakken door het aantal windingen per lopende centimeter
op te voeren(cat 3, cat 5, …). Toch kunnen we storingen nooit helemaal uitschakelen.
Daarom is het debiet eveneens afhankelijk van de lengte van de kabel. UTP-kabels
kunnen voor zowel analoge als digitale signalen gebruikt worden. Vanwege hun gunstige
verhouding prijs/prestatie worden ze op grote schaal toegepast in LAN’s en voor
telefoonverbindingen.
Coaxkabels
Bestaan uit een koper kern, die omhuld is door een isolatiemateriaal met daar rond nog
een koperen geleider in de vorm van een vlechtwerk. Rond het geheel zit tenslotte nog
een plastieken beschermlaag. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt voor kabeltelevisie.
Voordelen:
De doorsneden van beide geleiders hebben hetzelfde zwaartepunt, hierdoor is er geen
storend magnetisch veld wat ruis veroorzaakt.
groot debiet (+10 x debiet van een UTP-kabel).
2. Wat is interne fragmentatie?
Een programma is vaak te groot(vooral vroeger) om volledig in het hoofgeheugen te
worden gekopieërd. Om niet te zeer gebonden te zijn aan die beperking heeft men een
techniek ontwikkeld om toch voldoende grote programma’s snel te kunnen uitvoeren.
De kunstgreep die men bij virtueel geheugen toepast, is dat de adresruimte niet langer
verwijst naar het kleine hoofdgeheugen, maar naar een veel groter secundair geheugen bijvoorbeeld een harde schijf- en dat hiervan telkens een deel wordt gekopieerd naar het
hoofdgeheugen.
Een programma loopt dan als volgt:
1. het volledige programma wordt geladen in het secundaire geheugen;
2. het secundaire geheugen wordt opgesplitst in pagina’s van 4 096 woorden;
3. de eerste pagina, die meteen het begin van het programma bevat, wordt in het
hoofdgeheugen geladen;
4. wordt er een woord aangesproken dat zich niet in het hoofdgeheugen bevindt, dan
wordt eerst
de inhoud van het hoofdgeheugen naar het secundaire geheugen gekopieerd;
5. vervolgens wordt het gezochte woord gelokaliseerd in het secundaire geheugen;
6. de pagina waarin het zich bevindt wordt gekopieerd naar het hoofdgeheugen;
7. de adressen van de betreffende pagina worden afgebeeld op de adressen 0 tot 4 095;
8. het programma loopt verder alsof er niets ongewoons is gebeurd.
Bij het opsplitsen in pagina’s moet men er rekening mee houden dat dit bepaalde verliezen
met zich meebrengt. Stel een pagina bestaat uit 512 woorden, en een programma vergt
2100 woorden. Dan zullen we 4 pagina’s
volledig kunnen vullen, de 5de zal echter 460 ongebruikte woorden hebben. Deze zullen
niet kunnen gebruikt worden door een ander programma. Dit is dus verloren ruimte in het
hoofdgeheugen.
Dit fenomeen noemen we interne fragmentatie.
Met een paginagrootte van n woorden zal er een gemiddeld verlies zijn van n/2 woorden
per programma. De evidente oplossing om het verlies door fragmentatie te beperken is
met andere woorden de pagina’s zo klein mogelijk maken. Men mag hier echter niet mee
overdrijven. Kleine pagina’s hebben immers ook enkele nadelen.
Om te beginnen betekent een kleine paginagrootte dat het aantal pagina’s toeneemt, en
dus ook de grootte van de paginatabel. Niet alleen wordt hierdoor de computer duurder –
er moeten immers meer registers worden voorzien – het duurt ook veel langer om bij het
opstarten en afsluiten van een programma deze tabel te laden en op te slaan.
Een tweede nadeel van kleine pagina’s is dat het gegevenstransport van en naar
secundair geheugen minder efficiënt wordt. Elke verwijzing naar het secundaire geheugen
vergt eerst een toegangstijd – bijvoorbeeld voor het verplaatsen van de lees- en schrijfkop
van een harde schijf – en pas dan een transporttijd. Als de getransporteerde pakketjes
kleiner worden, wil dat zeggen dat de toegangstijd zwaarder begint door te wegen.
We kunnen dit ook anders bekijken. Het lokaliteitprincipe betekent dat, wanneer we een
volledige pagina laden om één woord te raadplegen, de kans groot is dat er in die pagina
heel wat woorden zitten die we in de nabije toekomst zullen nodig hebben. Hoe groter de
pagina, hoe kleiner daarom het aantal paginawissels, en hoe kleiner de tijd verloren met
het verkrijgen van toegang tot het secundaire geheugen. (p96)
3. Als f(x,y,z)= (X+Y)&Z + ... bewijs dan dat f(a,b,(neg)a)= b
(vereenvoudigen m.b.v. wet van deMorgan,distributiviteit,... of waarheidstabel)
Vraag onvolledig!
Bijvragen: hoe gebeurt paginaoverdracht en hoe gebeurt dit (adressen en bits...) en wat is
het verlies met interne fragementie (ruwe schatting n/2)
PW 3.
1. Maak een systeem van poorten om een 8 bit getal om te zetten in ofwel het lager
gelegen veelvoud van 8 of de rest wanneer we het delen door 32. De uitvoer moet weer
een 8 bit getal zijn
Nog niet uitgedokterd...
2. Leg uit: interne fragmentatie.
zie PW2.2
PW 4.
1. Vergelijk een glasvezelkabel met twee andere transmissiemedia voor netwerken.
zie PW2.1.
2. Teken interne werking van OR-poort.
Een OR-poort is in feite een aaneenschakeling van een NOR-poort en een NOT-poort. Er
zijn dus 2 constante spanningen Vcc1en Vcc2, 2 invoerspanningen Vin1 en Vin2, een
uitvoerspanning Vuit en 3 NPN-transistors. Als zo’n invoerspanning onder een kritische
grens blijft dan zal de NPN-transistor zich gedragen als een isolator en dan zeggen we dat
de invoerspanning waarde 0 heeft. Indien de invoerspanning over die grens gaat dan zal
de transistor zich gedragen als een geleider en dan zeggen we dat de invoerspanning
waarde 1 heeft.
Wanneer Vin1 nu waarde 1 heeft zal Vcc met de aarding verbonden zijn en dan zal de
waarde van Vin2 er niet toe doen want dan geeft de waarde van de invoer bij de NOTpoort toch 0 en die wordt dus omgezet naar een 1. Wanneer de waarde van Vin1 gelijk is
aan 0 en de waarde van Vin2 gelijk aan 1 dan zal Vcc daar met de aarding in verbinding
staan en is het invoersignaal bij de NOT-poort weer 0 en dat zal dan weer omgezet
worden naar een 1. Wanneer beide invoersignalen 0 zijn zal het invoersignaal van de
NOT-poort gelijk zijn aan 1 en dat wordt dan weer omgezet naar een 0. (p72-73)
PW 5.
1. Wat is een protocol-stack? Bespreek.
Letterlijk: een hiërarchie van protocollen die gerespecteert wordt door alle machines in een
netwerk. De concrete implementatie van de processen die op elk niveau lopen blijft
onzichtbaar en kan dus verschillen van machine tot machine. Belangrijk is alleen dat 2
processen op hetzelfde niveau hetzelfde protocol hanteren, en dat 2 opeenvolgende lagen
een gemeenschappelijk interface hebben.
Er zijn dus verschillende protocol stacks mogelijk. Er zijn er echter 2 van groter belang:
Het door het ISO (Internatianol Standards Organization) OSI-model (Open Systems
Interconnection) omwille van zijn educatieve waarde en het TCP/IP-model (TransmissionControl Protocol/Internet Protocol) omdat dit het meest courante model ter wereld is.
Een vergelijking
Het grote voordeel van het OSI-model ten opzichte van TCP/IP is de zuivere structuur die
het hanteert. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen lagen, protocollen,
diensten en interfaces. Bij TCP/IP is dit onderscheid soms een beetje zoek. Mocht achter
TCP/IP een model zitten met hetzelfde niveau van abstractie, dan zouden vernieuwingen
aan de implementatie binnen één laag gemakkelijker kunnen doorgevoerd worden. Nu zijn
protocol, interface en dienst zo met elkaar verweven, dat protocol en interface wijzigingen
aan de implementatie van de dienst in de weg staan.
Het belangrijkste nadeel van het OSI-model is dat het te theoretisch is. Omdat het bedacht
werd vóór de toepassingen van netwerken werden uitgevonden, bevat het elementen die
geen nut hebben, enmist het
andere elementen die juist heel zinvol zouden zijn. Zo kent het in de netwerklaag zowel
verbindingloze als verbindingsgerichte communicatie – terwijl alle netwerkverkeer op dat
niveau in de praktijk verbindingloos is – en in de transportlaag, waar applicaties juist
zouden moeten kunnen kiezen, enkel verbindinggerichte communicatie. Bij TCP/IP bepaalt
de praktijk de protocollen en zo het model.
2. Ontwerp een circuit dat om de beurt het resultaat geeft van de ene functie en erna van
de andere functie volgens een klok. Er gaat een 8-bits woord in en komt een 0 of 1 uit.
Functie 1: 16*n + 3 (n is element van natuurlijke getallen) Functie 2: getal kleiner dan 128
(Je krijgt de 8 invoerlijnen, 1 uitvoerlijn en een klok getekend)
(Mijn berekeningen:
Als je de 8 bits deze namen geeft: 2^0=A, 2^1=B, 2^2=C, 2^3=D, 2^4=E, 2^5=F, 2^6=G,
2^7=H. Dan je de functies beschrijven als:
F1 = (a&b)&(“C&D streep”)
F2 = “H streep”)
Niet zeker dat deze juist zijn, van vorig jaar!
PW 6.
1. wat is interne fragmentatie en waarom kan dit niet vermeden worden?
zie PW2.2
2. Bespreek de opbouw van de not-poort, nand-poort en nor-poort. ontwerp nu zelf een
and-poort
Figuur 1(deze 3 poorten tekenen) toont drie verschilllende schakelingen die elk gebruik
maken van 1 of meer NPN-transistors(collector-basis-emittor). Bij alle 3 hangt da spanning
Vuit af van de spanningen Vin,Vin1 en Vin2. De (positieve) spanning Vcc wordt constant
gehouden. We noemen ze de controlespanning.
Poort = elke schakeling die we kunnen gebruiken om een gegevensdragend signaal te
bewerken
-Not-poort: eenvoudigste schakeling.
Wanneer de invoerspanning Vin onder een kritische grens blijft, gedraagt da transistor zich
als isolator en krijgt Vuit een waarde dicht bij Vcc. Voeren we Vin op voorbij die grens, dan
gedraagt de transistor zich als geleider en verbindt hij de uitvoerlijn met de aarding. De
spanning Vuit wordt dan nul. Met andere woorden, is Vin nul, dan is Vuit groot; is Vin
groot, dan is Vuit nul. De weerstand is nodig opdat de transistor in geopende toestand niet
zou doorbranden. Nemen we bv. Aan dat een positieve spanning overeenkomt met een
signaal met waarde 1 en een nulspanning met een signaal met waarde 0, dan maakt deze
schakeling van een 1 een 0 en vice versa.
-Nand-poort: Bij deze schakeling moeten beide invoersignalen waarde 1 hebben opdat de
uitvoerlijn met de aarding verbonden zou worden. Het uitvoersignaal bevat met andere
woorden het tegengestelde van een Booleaanse “en”.
-Nor-poort: Bij deze schakeling moet slechts 1 van beide invoersignalen waarde 1 hebben
opdat de uitvoerlijn met de aarding verbonden zou worden. Het uitvoersignaal bevat met
andere woorden het tegengestelde van een Booleaanse “of”.
Tekenen And-poort:
Tekeningen met transistors. and = nand + not achter elkaar. wel de weerstand van zowel
nand als not behouden (enkel weerstand bij nand: dan wordt Vuit verbonden met aarding
en is dus 0, ook als not-poort 1 geeft).
PW 7.
1.Stel dat het schrijven van een programma in assembleertaal 1,9 keer zo lang duurt als
het schrijven in een hoog-niveautaal. Deze hoog-niveautaal optimaliseren/herschrijven
naar assembleertaal duurt in eenzelfde vergelijking 1,5 keer zolang. Men begint een
programma in hoog-niveautaal te schrijven, hoeveel procent van die code kan de
programmeur nog herschrijven om toch nog tijdwinst te boeken ten opzichte van iemand
die de code is beginnen schrijven in assembleertaal?
Oplossing: 60%
2. Wat zit er rond de kern van een glasvezelkabel en waarom?
Rond de kern (glasvezel) zit een mantel uit glas met een lagere dichtheid. Dit om totale
inwendige weerkaatsing mogelijk te maken. Door dit fenomeen van inwendige
weerkaatsing geleiden glasvezelkabels licht erg goed.
Aan de scheiding van 2 lichtdoorlatende media met verschillende dichtheid worden
lichtstralen gebroken volgens de formule sin(a1)/sin(a2)=c1/c2 (wet van Snellius), waarbij
C1 en C2 de lichtsnelheden zijn in beide media. Uit deze formule kan je afleiden dat
wanneer C1<C2, wanneer met andere woorden de dichtheid van het eerste medium groter
is dan die van het tweede, er een maximale hoek a1 is waarboven geen a2 kan gevonden
worden, die deze formule doet kloppen, met name a1= arcsin(C1/C2). Deze hoek noemt
men de grenshoek. Voor alle invalshoeken die groter zijn dan deze waarde is transmissie
doorheen het grensvlak onmogelijk. Men spreekt in dat geval van totale inwendige
weerkaatsing. Dit effect zorgt ervoor dat er geen licht kan ontsnappen uit een
glasvezelkabel.
3. het verschil tussen een compiler en een interpreter
-Het belangrijkste verschil tussen beide zit in het tijdstip van de vertaalstap. Bij compilatie
gebeurt de vertaling tijdens het programmeren van de software. Om zijn programma te
testen zal de programmeur na elke wijziging aan de programmacode moeten wachten tot
de vertaalstap voltooid is vooraleer hij zijn programma kan uittesten. Bij interpretatie
gebeurt de vertaalstap telkens het programma uitgevoerd wordt. Deze programma’s zullen
doorgaans trager zijn dan programma’s die reeds vertaald zijn, om de eenvoudige reden
dat de vertaalstap telkens opnieuw moet uitgevoerd worden.
-Een compiler is het programma dat de vertaling van een compilatie volbrengt. Een
compilatie is een methode die erin bestaat dat elke instructie van het programma in L1(taal
vd mens) eerst wordt vertaald naar een gepaste sequens van instructies in L0(taal vd
computer). Deze vertaalstap kan automatisch gebeuren en resulteert in een programma
dat rechtstreeks door de computer kan uitgevoerd worden.
-Een interpreter is het programma dat zorgt voor de vertaling en de uitvoering van een
interpretatie. De interpretatie maakt gebruikt van een apart programma in L0 dat instructies
in L1 leest en de overeenkomstige sequens van instructies in L0 meteen uitvoert.
PW 8.
1.Moet de netwerksoftware van één computer van dezelfde producent komen? Kan de
netwerksoftware van de diensten van 2 computers van verschillende producent komen?
Nee, het hoeft niet van eenzelfde producent te komen, zolang dat in elk netwerk maar alle
machines eenzelfde hiërarchie van protocollen respecteren (protocol stack). De concrete
implementatie van de processen die op elk niveau lopen, blijft onzichtbaar en kan dus
verschillen van machine tot machine. Belangrijk is alleen dat 2 processen op hetzelfde
niveau hetzelfde protocol hanteren en dat 2 opeenvolgende lagen een
gemeenschappelijke interface hebben.
2. In de cursus hebben we een hele en een halve opteller gezien. Ontwerp volgens
hetzelfde principe een circuit voor de aftrekking.
PW 9.
1. Ontwerp een circuit om een 8-bits getal ofwel ongewijzigd door te geven, ofwel met één
vermeerderd.
Dit hangt af van een controle signaal.
Volgens hb pag. 87
2. In een actiefilm wordt Sandra Bullock achtervolgd door een groep gangsters. Ze springt
in een zwembad en drukt zich tegen de rand van het zwembad. De gangsters zien haar
niet. Werkt dit trucje in de realiteit ook?
(echt waar! dit is een examenvraag van SOCS, deel 2! Bedoeling is dat ge vertelt over
breking van het licht, totale weerkaatsing en dan glasvezelkabels)
Neen, werkt niet in realiteit (tenzij het water heel vuil is;))
PW 10.
1.Wat zijn de voordelen van de aanwezigheid van de ISA? Wat impliceert de afwezigheid
ervan?
Wanneer er een instructiesetniveau aanwezig is, wil dat zeggen dat het niveau van de
microarchitectuur gescheiden is met het niveau van de instructiesetarchitectuur (CISC).
De scheiding heeft voordelen voor de ontwikkeling van nieuwe microprocessors. Ze laat
ze toe volledig nieuwe microprocessorontwerpen op de markt te brengen, zonder ISA te
wijzigen en zonder de achterwaarste compatibiliteit in gedrang te brengen.
Plus, fouten in het ontwerp van de hardware kunnen nog opgevangen worden. Wanneer
een microcode fout blijkt te functioneren, kan men door de vertaalstap van ISA-niveau
naar microcodearchitectuur te wijzigen deze fout nog omzeilen.
Zonder scheiding van instructieset en microcode (RISC) zou de hele productielijn moeten
afgelast worden.
De scheiding is dus economisch interessanter en voldoet aan de beste compromis tussen
de wensen van de software programmeurs als die van de hardwareprogrammeurs.
2. Waarom hebben pagina's steeds een paginagrootte met een macht van 2?
Oplossing: adressen, virtueel en fysiek geheugen enz. uitleggen
We werken met bits: 0 of 1. Als we k bits hebben, betekent dat we 2^k verschillende
bitcombinaties kunnen vormen. Die combinaties hangen natuurlijk af van hoe groot de
virtuele adresruimte is. Voorbeeld: we hebben een virtuele adresruimte van 64K adressen
(64 x 2^10 = 65536). Om deze adressen allemaal te kunnen aanspreken, hebben we
adressen van 16 bits nodig (2^16 = 65536).
Pagina-adres bestaat uit 16 bits, waarvan de 1ste 7 verwijzen naar de rangnummer van de
pagina en de laatste 9 naar de plaats in de pagina. (werking van MMU, pagina 95)
Uitleggen van virtueel en fysiek geheugen...
PW 11
We zagen in deel 1 van de cursus iets over Anti-Aliasing. Wanneer gebeurt deze stap bij
het tekenen van een cirkel in een rasterprogramma? En in een vectorprogramma?
Rasterprogramma: (vb: photoshop)
Zie boek voor uitleg over entiteiten en pixels
Het anti-aliassen zal gebeuren op het moment dat de cirkel getekend wordt. Hierna
worden deze punten onthouden in het raster.
Vectorprogramma: (vb: Autocad)
Zie boek voor uitleg vectorprogramma’s
Het anti-aliassen zal plaats vinden op de momenten dat het nodig is. Bij het tekenen, bij
printen, bij regen all commando…
Hierdoor gaat er meer rekenkracht verloren van de grafische kaart.
Is een gloeilamp een goede lichtbron voor een vezelkabel?
Neen:
-geeft licht in alle richtingen (je hebt enkel de hoek nodig onder de grenshoek)
-gloeilamp produceert veel warmte
-de frequentie of de bandbreedte van het licht moet zo hoog of zo laag mogelijk zijn zodat
de weerkaatsing in de glasvezelkabel zo hoog mogelijk is!
Download