Begeleide Zelfstudie 2 8C120 – 10/02/2010 1) Een cassettebandje heeft een maximale signaal-ruisverhouding van 63dB. De maximale onvervormde uitgangspanning bedraagt 2 [Vrms]. Hoe groot is de ruisspanning (in Vrms)? 2) Een oorspronkelijk elektrisch signaal wordt versterkt door een voorversterker met een versterking van 27dB. Vervolgens wordt het signaal via een lange kabel (lengte 250m) met een demping van 0.05dB/m getransporteerd naar een ontvangstkastje en versterkt met –3dB. Hier wordt het signaal gemeten. a) Hoeveel dB zwakker of sterker neem je het oorspronkelijke signaal uiteindelijk waar? b) Het oorspronkelijke signaal had een RMS waarde van 4,3 V. Wat is de RMS waarde van het door jou geregistreerde signaal? 3) Bereken van de volgende systemen de versterking in dB (u1=ingang, u2=uitgangssignaal): a) u1=10 V en u2= 0.57 V b) u1=2.3 kV en u2= 2.3 kV c) u1=5 V en u2=1.2 V d) u1= 0.57 mV en u2=10 V 4) a) Teken het getal z = 3 + 5j in het complexe vlak. b) Wat is de afstand van het getal tot de oorsprong? c) Wat is de hoek die de vector tussen oorsprong en getal maakt met de reële as? d) Teken nu het getal z = a + bj in het complexe vlak en beantwoord dezelfde vragen. 5) Gegeven de complexe getallen z = a + bj en w = c + dj. Laat zien dat geldt: a) |1/z| = 1/|z| b) |zw| = |z||w| c) (zw) = (z) +(w) 6) Gegeven de netwerken met ideale, lineaire componenten in het figuur. R L = 10mH + u + R=1k 1 u + + u 2 + C u 4 3 - - 1/2 - - a) Geef de uitdrukking voor de impedanties Z(jw) voor spoel L en voor condensator C. b) Bereken Z(L) en Z(C) (voor C = 100 nF) op de frequenties 0 Hz, 100 Hz en 10 kHz. c) Op welke frequentie is |Z(L)| gelijk aan R? 2/2