Een visionaire horzel, die zag dat alles samenhangt met alles DOOR JONATHAN WITTEMAN − 05/10/12, 00:00 Deze week overleed Barry Commoner (95), de man die milieuvervuiling op de politieke agenda wist te krijgen. Presidentskandidaat, recyclingpionier, strijder tegen atoomproeven en 'de grootste milieuactivist van de twintigste eeuw' - hoewel zijn achternaam anders suggereert, was niets alledaags aan Barry Commoner. Zondag overleed de stamvader van de milieubeweging op 95-jarige leeftijd in New York. Als Jolande Sap over Diederik Samsom foetert dat hij 'voor wat kralen en spiegeltjes' zijn groene idealen inlevert, of als Herman Wijffels zegt dat de economische crisis onlosmakelijk verbonden is met de ecologische crisis, staan ze op Commoners schouders. De bioloog met de borstelige wenkbrauwen wist met boeken als The Closing Circle als een van de eersten milieuvervuiling op de politieke agenda te krijgen. Begin 1970 prijkte Commoner op de omslag van Time Magazine, ingebed in een doemlandschap van paddestoelwolken, fabrieksgassen en dode vissen. Het tijdschrift riep Commoner uit tot de 'Paul Revere van de ecologie', naar de held uit de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog die zijn landgenoten tijdens een middernachtelijke rit te paard waarschuwde dat de Britse troepen op komst waren. De dode vissen verwezen naar een sleutelgebeurtenis uit Commoners diensttijd bij de Amerikaanse marine. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leidde hij een project dat een apparaat moest ontwikkelen waarmee bommenwerpers het insecticide ddt over stranden konden spuiten. Voordat Amerikaanse troepen zouden landen, wilde het leger eerst korte metten maken met insecten, die ziekten verwekten onder soldaten. Maar al snel stuitten Commoner en zijn onderzoekers op een probleem: ddt was wel bijzonder effectief in het uitroeien van vliegen, maar het leidde ook tot massale vissterfte, waarna nieuwe horden vliegen zich te goed kwamen doen aan de vissen. Later zou Commoner de les opnemen in zijn beroemde 'vier wetten van de ecologie'. De eerste wet: alles hangt met elkaar samen. De mens kan niet straffeloos morrelen aan het ecosysteem zonder ergens anders een tegenreactie te veroorzaken. De vier wetten van Commoner passen op een T-shirt: - Everything is connected to everything else. Everything must go somewhere. Nature knows best. There is no such thing as a free lunch. 'In de ogen van Commoner waren alle problemen van onze tijd met elkaar verbonden: vervuiling, oorlog, ongelijkheid, discriminatie. Tegen The New York Times zei hij in 2006: 'Ik denk niet dat ecologie de oplossing is voor alles. Ik denk wel dat ecologie laat zien hoe je alle problemen tegelijk kunt oplossen. Bijvoorbeeld: als je de productievan auto's milieuvriendelijker wilt maken, waarom zorg je dan niet meteen dat vrouwen voor dat werk even veel betaald krijgen als mannen?' De zelfbenoemde 'visionaire horzel' was niet bang zijn ideeën voor een vijandig publiek te verduidelijken. Arbeiders uit autofabrieken hield hij voor dat ze geldelijk gewin boven de volksgezondheid plaatsten. Ook ambtenaren van het milieuagentschap van de Amerikaanse overheid kregen ervan langs. Maar zijn beroemdste polemiek vocht Commoner uit met de bioloog Paul Ehrlich, schrijver van het invloedrijke boek The Population Bomb. Daarin waarschuwde Ehrlich, geïnspireerd door de Britse econoom Thomas Malthus (1766-1834), voor de gevaren van overbevolking voor het milieu en de toegang tot voedsel. Hij stelde onder meer voor mannen belastingvoordelen te gunnen als ze zich lieten steriliseren. Maar volgens Commoner was technologie de belangrijkste veroorzaker van vervuiling, niet overbevolking. De bevolking willen terugschroeven, schreef Commoner, was zoiets als een lekkend schip willen redden door de passagiers overboord te duwen. In 1980 deed Commoner zelfs een gooi naar het Amerikaanse presidentschap, als kandidaat voor de Citizens Party. Commoners kandidatuur diende als platform voor zijn ecologische ideeën. Het electoraat was er nog niet klaar voor. Commoner haalde 0,27 procent van de stemmen, op ruime afstand van Ronald Reagan en Jimmy Carter.