Enquête over de methode Impuls en Blikopener voor het vak

advertisement
Beroepsproduct 3
Naam:
Studentnummer:
Begeleidend docent HU:
Begeleidend docent Metzo:
Dennis Pastoors
1575980
Bart Wagemakers
Saskia Roes
Onderwerp opdracht:
Het examenvak Maatschappijleer 2 voor het 3e en 4e jaar VMBO
basis en kader opzetten. De nieuwe opzet van het vak is
gebaseerd op literatuur en verbonden aan de kerndoelen van
het vak maatschappijleer 2 voor het VMBO basis en kader.
1
Inhoudsopgave
blz. 1
blz. 2
blz. 3
blz. 4
blz. 6
blz. 8
blz. 11
blz. 15
blz. 16
blz. 17
blz. 18
blz. 23
blz. 25
blz. 27
blz. 28
blz. 29
blz. 30
blz. 36
blz. 37
blz. 38
blz. 40
blz. 41
blz. 43
voorblad
inhoudsopgave
inleiding
context aanleiding
literatuurverkenning, wat is de geschiedenis van het vak maatschappijleer
literatuurverkenning, wat is het doel van het vak maatschappijleer
mijn eigen visie op het vak maatschappijleer verantwoord vanuit de literatuur
methode collega’s
meetinstrumenten collega’s
data-analyse en resultaten collega’s
methodes Blikopener en Impuls vergelijken
meetinstrumenten leerlingen
data-analyse en resultaten leerlingen
conclusie
voorgestelde product
evaluatie
bijlage A interviews
Bijlage B Blikopener
Bijlage C Impuls
bijlage D enquête
Bijlage E opdrachtformulier
bijlage F contractformulier
bronnen
2
inleiding
Het product dat u voor zich heeft liggen heb ik gemaakt in het kader van beroepsproduct 3
vanuit de Hogeschool Utrecht. Het onderwerp dat ik vanuit het Metzocollege toegewezen
heb gekregen gaat over het examenvak Maatschappijleer 2.
Het is de bedoeling dat dit vak een nieuwe opzet krijgt voor het 3e en 4e jaar VMBO
basis en kader. De nieuwe opzet van het vak moet gebaseerd zijn op literatuur en verbonden
worden aan kerndoelen van het vak maatschappijleer 2 voor het VMBO basis en kader.
In november 2012 ben ik aangenomen bij het Metzocollege. Een collega had zijn hak
gebroken en ik mocht – na een geslaagde sollicitatie – zijn geschiedenislessen over nemen.
Dit heb ik tot en met februari gedaan. In januari 2013 had een collega zijn ontslag ingediend.
Hij gaf het vak maatschappijleer 2 en in februari – de maand dat hij vertrok – was er nog
geen oplossing voor gevonden. Er was wel een stagiaire aangetrokken om deze lessen over
te nemen. Deze stagiaire studeerde echter geschiedenis en had geen ervaring met
examenklassen en het vak maatschappijleer 2. Hier werd een vergadering over gehouden
waar ik voor was uitgenodigd. Ik had 2 jaar ervaring met het vak burgerschap op het ROC
RijnIJssel. Burgerschap heeft veel raakvlakken met maatschappijleer 2. Om deze reden bood
ik aan om alle lessen van mijn collega over te nemen die ontslag had genomen. Zo begon
voor mij een nieuwe uitdaging met nieuwe klassen die aan het eind van het schooljaar
examen moesten doen. De klassen die ik over moest nemen hadden een grote achterstand.
In die tijd kwamen mevrouw Roes en ik er achter dat de methode voor maatschappijleer 2
gedateerd was. Om deze reden is deze opdracht bedacht.
Er is vrij weinig van voorgaande jaren over gebleven waarop er kan worden
voortgeborduurd. Vandaar dat het nodig is om alles duidelijk op papier te zetten met een
verantwoording wat goed aansluit bij deze opdracht.
Op het moment dat ik aan dit werkstuk begon was het 2014. Helaas heb ik wat vertraging
opgelopen waardoor ik dit afsluit in 2015. Door deze vertraging zitten er nieuwe elementen
in dit product. Bij de praktijkverkenning heb ik bijvoorbeeld een enquête af kunnen nemen
bij de leerlingen. Daar zal ook aangegeven worden dat dit later is toegevoegd.
Het onderzoek is in stappen uitgevoerd. Ten eerste wordt de context en aanleiding
beschreven van de opdracht. Ten tweede is er een literatuurverkenning gedaan. Ten derde
ben ik aan de slag geweest met een praktijkverkenning. Ter afsluiting is er een conclusie
beschreven van het literatuur en praktijkonderzoek. Hierin staat een voorstel beschreven
wat voor product er gemaakt gaat worden.
3
Context / aanleiding
Het Metzo college ligt in de stad Doetinchem. Het is de enige VMBO school in Doetinchem
wat inhoudt dat veel kinderen naar deze school gaan. Niet alleen uit Doetinchem, maar ook
uit de omgeving. De school biedt plaats aan ruim 1100 leerlingen. De school is in drie
verschillende afdelingen opgedeeld. De ISK/LWOO, onderbouw en bovenbouw. Voor het vak
maatschappijleer is de bovenbouw van belang.
Op het Metzo college kunnen de leerlingen verschillende richtingen kiezen die
aansluiting moeten geven voor een vervolg opleiding. De richtingen die aanwezig zijn:
economie, metaal en techniek, science, verzorgende, uiterlijke verzorging. Omdat mijn
onderzoek over het vak maatschappijleer 2 gaat en niet over maatschappijleer 1 zijn de
richtingen verzorgende en uiterlijke verzorging van belang. Alle richtingen krijgen in de
bovenbouw maatschappijleer 1, maar de genoemde twee richtingen krijgen
maatschappijleer 2. Dan is er nog een laatste differentiatie. Alle leerlingen krijgen op een
bepaald niveau les. De niveaus op het Metzo college VMBO zijn basis, kader en mavo. Mavo
klassen krijgen geen maatschappijleer 2. Basisklassen verzorgende en uiterlijke verzorging
krijgen verplicht maatschappijleer 2 en kaderklassen verzorgende en uiterlijke verzorging
mogen maatschappijleer 2 als keuzevak nemen. De kaderklassen moeten kiezen uit Duits of
maatschappijleer 2.
Het vakteam bestaat uit zeven personen. Het vakteam is niet alleen gespitst op
maatschappijleer maar ook op aardrijkskunde, geschiedenis en levensbeschouwing. Joost
Geutjes is mijn vakcoördinator. Hij geeft vooral aardrijkskunde en geschiedenis. Rob Saulus
en Jessica Spronk geeft vooral levensbeschouwing. Saskia Roes, Leonie Verhoeven en Marja
Timmerije geven vooral aardrijkskunde en geschiedenis. Ik ben zelf de enige die vooral
maatschappijleer 2 geeft en daarnaast maatschappijleer 1.
Zoals in de inleiding al vermeld staat was in schooljaar 2012-2013 een andere collega
docent maatschappijleer 2. Hij had ontslag genomen waardoor er ineens ruimte voor mij
ontstond om zijn uren over te nemen. In dat schooljaar werd er nog met een verouderde
methode van Blikopener gewerkt. Daarnaast liep deze collega achter in zijn planning
waardoor er met de examenleerlingen een eindsprint ingezet moest worden richting de
examens. Op het moment dat ik voor de klas stond bij deze leerlingen was het voor beide
kanten even wennen. Ik moest zelf omschakelen van geschiedenis en aardrijkskunde naar
maatschappijleer 2 en de leerlingen moesten omschakelen van de ene docent met zijn regels
en omgang naar een andere docent. Er was geen vaste planning waar ik mij aan kon vast
houden. Er waren ook geen lesvoorbereidingen of lesmateriaal waar ik gebruik van kon
maken. Het enige wat ik aan houvast had was de lesmethode blikopener en de syllabus waar
in uitgelegd stond wat de eindtermen waren voor de examens. Ik kreeg twee basisklassen 4e
jaar die examen moesten gaan doen en twee kaderklassen 4e jaar die examen moesten gaan
doen. Daarnaast nog drie 3e jaar klassen. Gelukkig was er een programma van toetsing en
afsluiting (PTA). Dit was niet op papier maar in het schoolsysteem magister verwerkt. In
magister kon ik zien welke boekjes nog afgesloten moesten worden en waar de leerlingen
nog cijfers moesten halen. Aan de hand daarvan had ik een planning gemaakt om het jaar af
te sluiten.
Het was duidelijk voor mij dat het vak maatschappijleer geen goede basis heeft in de
school. Dit wil de school graag anders zien. Het vak maatschappijleer 2 verdient in de school
meer duidelijkheid en erkenning. Niet alleen voor de docenten maar ook voor de leerlingen
want zij moeten er tenslotte examen in doen.
4
Graag wil aan de context nog toevoegen waar de school in het algemeen voor staat. De
identiteit van de school gaat uit van een christelijke levensovertuiging (Identiteit, z.d.). Dit
vertaalt zich in christelijke tradities die gevierd worden(Identiteit, z.d.). Het vak
levensbeschouwing wordt om deze reden aan alle klassen gegeven. Het is voor de school
belangrijk dat alle levensbeschouwelijke en religieuze overtuigingen gerespecteerd worden
(Identiteit, z.d.). De normen en waarden van de hedendaagse maatschappij moeten
overeenstemmend aangeleerd worden met de christelijke en humanistische traditie
(Identiteit, z.d.).
Het Metzo ziet het als hun missie om leerlingen zelf keuzes te laten maken voor hun
persoonlijke leren (Missie, z.d.). De school zoekt de persoonlijkheid en leerstijl van de
leerling op (Missie, z.d.). De school gaat er van uit dat iedere leerling zich wilt ontwikkelen
ook al kunnen er omstandigheden in de weg staan (Missie, z.d.). De missie van de school is
dat de leerlingen een waardevolle opleiding krijgen die zij met plezier en belangstelling
volgen (Missie, z.d.).
De school vraagt van mij om een nieuw PTA op te stellen voor maatschappijleer 2. Daarbij
mag ik een nieuwe methode uitkiezen en excursies toevoegen.
De onderzoeksvraag die hier gesteld kan worden is het volgende: Welke methodes
zijn er beschikbaar en welke methode is het meest geschikt voor de leerlingen op kader en
basis niveau.
5
Literatuurverkenning
Wat is de geschiedenis van het vak maatschappijleer?
Er is in de afgelopen eeuw veel gediscussieerd over het nut van het vak maatschappijleer.
Daarnaast heeft men zich ook afgevraagd wat nou het doel van het vak maatschappijleer
moet zijn. Om te beginnen is het handig om te onderzoeken waarom het vak
maatschappijleer een plaats heeft gekregen tussen de bestaande schoolvakken.
Het vak maatschappijleer komt voort uit de sociale wetenschappen die sinds het midden van
de 19e eeuw een plek hebben gevonden op de universiteiten en de politicologie die sinds
1948 in Nederland op de universiteit zich gevestigd heeft. Vergeleken met andere
wetenschappen zijn de sociale en politicologie zeer jonge wetenschappen. Voortgekomen uit
deze wetenschappen werd in het jaar 1968 – vanuit de Mammoetwet – maatschappijleer in
Nederland als schoolvak geïntroduceerd. Het vak maakte een valse start omdat er geen
voorgeschreven inhoud was vastgesteld door de overheid en er bestond nog geen
lerarenopleiding voor.
In het artikel burgerschapsleer en maatschappijkunde geeft van der Hoek aan dat in 1951 de
stad Amsterdam aan alle inwoners die 23 jaar werden een boekje gaf genaamd ‘burgerschap
en burgerzin’ (Hoek, 2010). Hij geeft aan dat er waarschijnlijk de behoefte bestond om de
burgers meer te laten doen dan alleen hun stemplicht te vervullen (Hoek, 2010). Van der
Hoek geeft aan dat alleen kennis van wetgeving en rechten niet genoeg is (Hoek, 2010).
Want dan kan de burger nog steeds het verkeerde doen. Liefde voor het land of de stad en
de publieke zaak is nodig (Hoek, 2010). In het boekje stonden kreten als “we hebben burgers
die meebouwen aan welvaart en beschaving” (Hoek, 2010).
Van der Hoek geeft aan dat er in 1962 voor het eerst wordt geschreven over de
noodzaak en invulling van het vak maatschappijleer (Hoek, 2010). De overheid zag een
dreiging ontstaan waarbij de zingeving, het kader of de traditie dreigden weg te vallen
(Hoek, 2010). Om deze leegte op te vullen moest het vak maatschappijleer de brug gaan
vormen tussen de school en de maatschappij (Hoek, 2010). Er stond dat het nieuwe vak geen
feitenvak moest worden maar deelnemers tot stelling name moest dwingen (Hoek, 2010).
In 1967 laait er een discussie op of het vak niet goed is om individualisme tegen te
gaan en een kosmologische verbondenheid te creëren (Hoek, 2010). Vanuit het vak
maatschappijleer was het misschien wel goed om in te springen op wat de samenleving van
leerlingen vraagt.
In 1972 discussiëren Zonneveld en Langeveld met elkaar over het vak
maatschappijleer (Hoek, 2010). Zonneveld vindt het vak preventief politiek werk (Hoek,
2010). Hij is bang dat er kritiekloze burgers worden opgevoed en zich klakkeloos aanpassen
aan de bestaande democratische waarden terwijl er fundamenteel in zijn ogen altijd wat mis
is met politiek en economie (Hoek, 2010). Het vak zorgt er alleen maar voor dat alle burgers
kunnen mee schreeuwen met de waan van de dag zonder dat de maatschappelijke
problemen worden opgelost (Hoek, 2010). Niet de burger maar de maatschappij moet
hervormd worden, vindt Zonneveld (Hoek, 2010). Zonneveld ziet het dan ook als
indoctrinatie als het vak in feiten wordt aangeleerd zonder ruimte voor vraagtekens bij de
bestaande structuren in de maatschappij (Hoek, 2010). Langeveld hoopt juist zelfstandig
oordelende en kritisch actieve mensen voor te bereiden die weerbaar zijn en zich bewust
zijn van de plichten en taken in een democratie (Hoek, 2010). Zonneveld ziet dat juist als
6
indoctrinatie omdat democratie niet per definitie goed is, er moet ook op de andere zijde
van de medaille gewezen worden (Hoek, 2010).
In 2007 schreef Jan Vis dat het vak maatschappijleer zijn bestaan vooral te danken
heeft aan de uiteindelijke toetsbare kennis en inzicht en vaardigheden die erbij komen kijken
(Hoek, 2010). Als dit er niet was geweest dan was dit nooit een erkend schoolvak geworden
(Hoek, 2010).
In het artikel essenties van maatschappijleer geeft Olgers aan dat de oorsprong van het vak
in het jaar 1919 ligt waarbij het algemeen kiesrecht voor iedereen werd ingevoerd (Olgers,
2007). Het is zo dat vanaf dit jaartal mannen en vrouwen mogen stemmen bij de
democratische verkiezingen (Olgers, 2007).
Olgers geeft aan dat na de Tweede Wereldoorlog in Nederland men er naar streefde
dat de jeugd gevrijwaard werd van niet-democratische invloeden (Olgers, 2007). Het vak
maatschappijleer moest de jeugd helpen om de democratische invloeden en de vrijheid die
zo duur verkregen was behouden moest worden (Olgers, 2007). Voordat het vak
maatschappijleer tot een algemeen erkend vak uit was gegroeid werd het voor de Tweede
Wereldoorlog alleen op katholieke scholen gegeven als katholieke maatschappijleer, de
toevoeging –leer was standaard bedoeld als godsleer, geloofsleer of kerkleer (Olgers, 2007).
Dit stond met elkaar in contact (Olgers, 2007).
Olgers geeft aan dat door de valse start het vak maatschappijleer niet direct in 1968
serieus werd genomen (Olgers, 2007). Zoals al duidelijk was waren er geen docenten die een
studie maatschappijleer konden volgen (Olgers, 2007). Dit heeft het vak lang achtervolgd en
pas in 1990 werd het vak als regulier schoolvak ingevoerd maar het was niet verplicht
(Olgers, 2007).
Op dit moment is het vak ingedeeld in zes themavelden:
- leervaardigheden maatschappijleer: het analyseren van een maatschappelijk vraagstuk
- politiek en beleid
- mens en werk
- multiculturele samenleving
- massamedia
- criminaliteit en rechtsstaat
Deze thema’s komen voort uit de sociologie en de politicologie (Olgers, 2007).
In bovenstaande tekst lees je dat maatschappijleer een roerige ontwikkeling heeft door
gemaakt. Omdat het moeilijk was om uit te leggen wat nou de doelen van het vak moesten
zijn, heeft het lang geduurd voordat men een idee had welke richting men met het vak uit
wilde gaan. Olgers en van der Hoek geven beide op hun eigen wijze en uitgekozen
geschiedenis een mening over het ontstaan van het vak. Nu het ontstaan duidelijk is gaat de
volgende vraag expliciet over de inhoud van het vak.
7
Literatuurverkenning
Wat is het doel van het vak maatschappijleer?
In de kennisbasis vind je wat er verwacht wordt van het vak maatschappijleer vanuit de
overheid (Kennisbasis maatschappijleer, z.d.).
De docent moet vanuit het vak maatschappijleer verschillende maatschappelijke
vraagstukken bekijken aan de hand van verschillende benaderingswijzen. De leerlingen leren
dan relevante nationale en internationale actoren, verschillende perspectieven,
maatschappelijke belangen en de daaruit volgende waardedilemma’s (Kennisbasis
maatschappijleer, z.d.).
Door deze werkwijze is het de bedoeling om kritische burgers te vormen met een
democratische attitude (Kennisbasis maatschappijleer, z.d.). In het voortgezet onderwijs is
het doel om meningvorming, inzicht eigen omgeving, cultuurverschillen, politiek, Europese
samenwerking, arm en rijk, oorlog en vrede en mensenrechten inzichtelijk te krijgen
(Kennisbasis maatschappijleer, z.d.). Op dit moment staat dit op papier als doel voor het vak
maatschappijleer (Kennisbasis Maatschappijleer, z.d.).
Sommige scholen hebben moeite om het vak toetsend te laten worden (Hoek, 2010). Om
het meetbaar te maken vervalt de cognitieve vooruitgang die niet altijd zichtbaar is en
waardoor ouders en leerlingen klagen dat maatschappij om deze reden niet als beoordelend
vak mee mag tellen of dat je erop mag blijven zitten (Hoek, 2010). Moraliseren blijft moeilijk
in het bestaande schoolsysteem (Hoek, 2010).
“In de geschiedenis is tot nu altijd nog naar voren gekomen dat elke tijd met zijn
eigen problemen moet kampen. Onderwijs wordt vervolgens ingezet om deze problemen in
te dammen en te zorgen dat leerlingen meedijken met de samenleving. Om burgers tot een
bepaald gedrag of moraal te laten komen is het natuurlijk niet gevrijwaard van indoctrinatie,
moralisatie en marginalisering. Het antwoord op hoe je de burger tot meedijken krijgt is dat
de samenleving dit zelf oproept door nieuwe bedreigingen die zullen blijven ontstaan in
toekomst. Nu is het alleen nog de vraag met wie er meegedijkt moet worden, is dat een land
of een continent of universeel? Wie is dan die zogenaamde dreiging? Deze strijd tussen
dreiging en oplossing zal altijd open staan volgens Van der Hoek” (Hoek, 2010).
In het artikel burgerschapsleer en maatschappijkunde vraagt van der Hoek zich af of er
misschien wel weer ruimte komt voor een vormend vak dat maatschappijleer misschien zou
kunnen invullen (Hoek, 2010).
“Ook in deze tijd is er een dreiging voor de gemeenschap of maatschappij. Misschien
kunnen burgers geen eigen keuzes meer maken of wordt er met deze keuzes niets meer
gedaan. Misschien onttrekken de burgers zich wel aan de samenleving en vallen er daarmee
tradities weg en komen er verschillen in opvatting en manieren van leven aan de orde.
Volgens van der Hoek moet het debat gaan over de richting van het burgerschap en niet de
inhoud van het burgerschap. Op die manier krijgen leerlingen inzicht in wat de toekomst hen
kan brengen zodat zij een eigen analyse kunnen maken. Juist in een democratie moeten we
het van vrijwillig meedijkende burgers hebben want wij kunnen hen slechts vragen om
vrijwillig mee te dijken” (Hoek, 2010).
De eindconclusie van Van der Hoek is dat scholen een stevige basis moeten creëren
voor het vak maatschappijleer (Hoek, 2010). Om leerlingen als burgers te vormen, zodat zij
8
vrijwillig mee kunnen dijken, moet er inzicht en kennis van de maatschappij niet ontbreken
(Van der Hoek, 2010).
In het artikel ‘Essenties van maatschappijleer’ zegt Olgers dat er geluiden te horen waren dat
politiek en burgerschap niet op school thuis horen maar vooral iets is voor het gezin (Olgers,
2007).
“Dit is in Nederland vandaag de dag bijna niet meer aan de orde. In Nederland vinden
sommigen alleen dat men op latere leeftijd met dit vak moet beginnen. Het gevolg is dat
leerlingen in de 4e klas nog niet het verschil tussen parlement en regering weten te
benoemen” (Olgers, 2007).
Olgers geeft ook aan dat scholen vinden dat burgerschap uitsluitend in de
pedagogische dimensie thuis hoort (Olgers, 2007).
“ Deze opvatting slaat de plank mis omdat de omvang van burgerschap natuurlijk veel
groter is. Er zijn vele scholen die bij het oude standpunt belang hebben. Zij gebruiken dat uur
om conflicten op te lossen, de schoolcultuur aan te leren, orde, discipline en netheid aan te
leren. Maar dat is natuurlijk niet de essentie van maatschappijleer” (Olgers, 2007).
Olgers geeft aan dat er vier hoofdthema’s zijn: politiek juridisch domein
parlementaire democratie, politiek juridisch domein rechtsstaat, sociaal economisch domein
verzorgingsstaat, sociaal culturele domein pluriforme samenleving (Olgers, 2007). In het
VMBO zijn hier de volgende hoofdthema’s uit voort gevloeid: leervaardigheden
maatschappijleer, politiek en beleid, mens en werk, multiculturele samenleving,
massamedia, criminaliteit en rechtsstaat (Olgers, 2007).
Olgers heeft de doelen van het vak maatschappijleer in drieën opgedeeld: politieke
en maatschappelijke geletterdheid, politiek en maatschappelijk oordeling vermogen,
vermogen tot politieke en maatschappelijke participatie (Olgers, 2007). Sinds de jaren 70 zijn
deze doelen niet veranderd. Het moet een inleiding in de grondbegrippen worden en inzicht
verkrijgen in burgerschap (Olgers, 2007). Ook geeft Olgers net als Van der Hoek aan dat niet
alleen maatschappijleer bijdraagt aan deze doelen maar dat ook vakken als Nederlands,
aardrijkskunde, economie, levensbeschouwing, filosofie en geschiedenis hier een
belangrijke bijdrage aan leveren (Olgers, 2007).
Sander van Welsum geeft in een krantenartikel aan hoe hij op dit moment over
maatschappijleer denkt. Het komt erop neer dat hij het somber inziet voor het vak. Van
Welsum vindt dat het vak meer status verdient (Welsum, 2014). Op dit moment wordt het
vak alleen in de bovenbouw gegeven en telt het niet op alle scholen mee als examenvak
(Welsum, 2014). Hierdoor krijgt het vak ook minder aandacht van leerlingen waardoor de
kennis en motivatie voor het vak stagneert (Welsum, 2014). Dit vindt Van Welsum zonde
omdat vele jongeren achteruit gaan met betekenis geven aan burgerschapszin (Welsum,
2014). Van Welsum stelt voor om de volgende vier thema’s binnen school te behandelen
(Welsum, 2014).
“1 De vier vrijheden die president Roosevelt van de VS heeft afgekondigd op 6 januari 1941.
De vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van elk persoon om God te aanbidden op zijn
eigen manier, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van vrees.
2 Het principe van de scheiding der machten en van de ministeriele verantwoordelijkheid, of
wel: de inrichting van het huis Thorbecke en de in de Grondwet van 1848 verankerde
vrijheden.
9
3 De betekenis van de verzuiling. De sporen daarvan zijn inmiddels goeddeels uitgewist, zelfs
in de publieke omroep, maar zonder begrip van de verzuiling is het Nederland van de voor
de jaren zestig onbereikbaar ver weg
4 De achtergrond en betekenis van de Europese Unie. Europa wekt weliswaar weinig
geestdrift meer – althans: geen positieve – maar daarmee wordt het als vredesproject en als
waardegemeenschap tekort gedaan. De meewarigheid die deze woorden zullen oproepen, is
een symptoom van het probleem” (Welsum 2014).
Wat niet vergeten kan worden zijn natuurlijk de kerndoelen voor het vak maatschappijleer.
Deze zijn als volgt:
“- kerndoel 36: meningvorming
- kerndoel 37: historische basiskennis
- kerndoel 38: geografische basiskennis
- kerndoel 39: onderzoek leren doen
- kerndoel 40: omgaan met historische bronnen
- kerndoel 41: omgaan met atlas en kaarten
- kerndoel 42: inzicht in eigen omgeving
- kerndoel 43: cultuurverschillen in Nederland
- kerndoel 44: de politiek
- kerndoel 45: Europese samenwerking
- kerndoel 46: Arm en rijk
- kerndoel 47: oorlog, vrede en mensenrechten”
(kerndoelen mens en maatschappij, z.d.).
Er zitten een aantal kerndoelen tussen die bij geschiedenis en aardrijkskunde behoren. Voor
het vak maatschappijleer zijn de volgende kerndoelen belangrijk:
“- kerndoel 36: meningvorming
- kerndoel 37: historische basiskennis
- kerndoel 39: onderzoek leren doen
- kerndoel 42: inzicht in eigen omgeving
- kerndoel 43: cultuurverschillen in Nederland
- kerndoel 44: de politiek
- kerndoel 45: Europese samenwerking
- kerndoel 46: Arm en rijk
- kerndoel 47: oorlog, vrede en mensenrechten”
(kerndoelen mens en maatschappij, z.d.).
Ik wil graag dat deze kerndoelen een plek hebben binnen de nieuwe methode. Maar
daarmee is het nog niet klaar.
De nieuwe methode moet ook voldoen aan het examenprogramma. Voor het
centraal examen zijn er twee onderwerpen voor maatschappijleer 2, politiek en beleid en
criminaliteit en rechtsstaat (Syllabus 2014 maatschappijleer II, VMBO, z.d.). Deze
onderwerpen moeten natuurlijk terug komen in de methode.
10
Literatuurverkenning
Mijn eigen visie op het vak maatschappijleer verantwoord vanuit de literatuur.
Om een eigen visie te kunnen ontwikkelen heb ik drie artikelen bestudeerd. Een artikel van
Ton Olgers, Sander van Welsum en Broer van der Hoek. Ton Olgers probeert in zijn artikel te
rechtvaardigen dat het vak maatschappijleer bestaansrecht heeft in het onderwijs. Hij vindt
dat andere vakken wel bijdragen aan burgerschapsvorming, maar dat maatschappijleer hier
een onmisbare taak in heeft dat zich uit in een andere manier van denk en redeneerwijzen.
Olgers geeft aan dat een politiek vraagstuk een ander proces van waarheidsvinding heeft
dan waarheidsvinding via uitrekenen of het onderzoeken van oorzaken en gevolgen wat de
leerlingen gewend zijn van andere vakken (Olgers, 2007). Bij maatschappijleer is het volgens
Olgers nodig om:
“1 Te analyseren welke actoren bij een vraagstuk betrokken zijn
2 Te denken in doelen en middelen in het kader van beleid
3 Te zien dat actoren op grond van waarden (ideologieën) en belangen verschillend denken
over oorzaken en gevolgen van maatschappelijke vraagstukken
4 Te analyseren in welk politiek, sociaaleconomisch en sociaal-cultureel systeem om het
vraagstuk gestreden en gedebatteerd wordt
5 Te analyseren hoe via macht, invloed en representatie gestreden en gedebatteerd wordt
om de (voorlopige) oplossingen van maatschappelijke vraagstukken
6 Een analyse te maken van waarden en waardesystemen van maatschappelijke en politieke
actoren
7 De eigen maatschappelijke en politieke waarden te leren kennen en te ontwikkelen”
(Olgers, 2007)
Olgers wilt daarnaast nog graag duidelijk maken dat onderwijs in politiek en maatschappij
niet thuis hoort zoals vele mensen vinden of in de vakoverstijgende ruimte van het
onderwijs. Hij wilt voorkomen dat 4e jaar leerlingen nog steeds niet het onderscheid kunnen
maken tussen parlement en regering.
Ik denk dat Olgers in zijn artikel goed uiteenzet waarom maatschappijleer een vak
hoort te zijn op school. Voor maatschappijleer heb je inderdaad andere denk en
redeneerwijzen nodig dan voor andere vakken. Toch moet ik hier wel bij concluderen dat er
raakvlakken zijn met andere vakken. Als Olgers het bijvoorbeeld over ‘analyseren welke
actoren er bij een vraagstuk betrokken zijn’ dan denk ik aan een historisch onderzoek wat
natuurlijk past binnen het geschiedenisonderwijs. ‘Te denken in doelen en middelen in het
kader van beleid’ durf ik niet zo snel bij een ander vak onder te brengen waardoor Olgers
deze met recht gekoppeld heeft aan het vak maatschappijleer. Nummer 3 gaat over oorzaak
en gevolg en juist deze denkwijzen past ook weer thuis in het geschiedenisonderwijs. Deze
vaardigheid wordt binnen geschiedenis aangeleerd en om deze reden dus geen extra
toegevoegde waarde als vaardigheid binnen maatschappijleer omdat het er al is binnen
geschiedenis. Nummer 4, 5, 6 en 7 horen wat mij betreft wel bovenal thuis binnen het
maatschappij onderwijs. Dan kom ik zelf uit op 5 van de 7 denk en redeneerwijzen die
bovenal bij het vak maatschappijleer thuis horen. Dit is natuurlijk alsnog een goede score en
hiermee heeft Olgers ook alsnog bewezen dat maatschappijleer een toegevoegde waarde
heeft binnen de school. Olgers vindt terecht dat onderwijs in politiek en maatschappij niet
alleen thuis maar op school hoort. In deze tijd kan je er niet meer vanuit gaan dat er thuis
aan dit domein onderwezen wordt. We worden overspoeld door informatie in de
11
massamedia wat tegenover een grote rol speelt in het leven van de Nederlanders. Om deze
reden kan je er niet vanuit dat mensen gericht de juiste informatie over politiek en
maatschappij tot zich nemen en omdat er zoveel informatie beschikbaar is kan met ook
ongeïnteresseerd zijn in de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen omdat er zoveel
meer andere keus is van informatie wat men wel interessant of belangrijk vind. Ik vind vooral
dat men niet kan verwachten van de mens dat zij zelf initiatief nemen om thuis met het
politieke en maatschappelijke domein aan de slag gaan. Dit zeg ik niet omdat de mens er
niet toe in staat is maar omdat het overgrote deel van de mens er simpelweg niet voor kiest
om dit te doen, bewust of onbewust. Om deze reden hoort het vak maatschappijleer ook op
school gegeven te worden omdat men anders de burger de kans ontneemt om deel te
nemen aan de samenleving. De mens moet gestuurd worden en welke plek is daar beter
voor dan de school. Hiermee wil ik niet zeggen dat binnen maatschappijleer het einddoel
vast moet staat bij deze sturing. Er moet in ieder geval gewerkt worden aan de verschillende
denk en redeneerwijzen waardoor ieder mens de kans krijgt om te participeren in de
samenleving. Met gestuurd worden bedoel ik ook niet dat de mens een bepaalde richting op
moet binnen het maatschappijleeronderwijs, ik bedoel hier simpelweg mee dat de mens
kennis moet maken met het politieke en maatschappelijke domein en de hierbij horende
denk en redeneerwijzen, wat de mens uiteindelijk met de bijbehorende informatie doet is
aan hem of haar zelf.
De hoofdthema’s die Olgers heeft bedacht voor het VMBO: politiek en beleid, mens
en werk, massamedia, criminaliteit en rechtsstaat en multiculturele samenleving, verpakt
mooi de onderwerpen waarin de leerlingen zich in de toekomst moeten ontwikkelen omdat
zij bij andere vakken niet expliciet aan de orde komen. Ook om deze reden heeft dit vak
bestaansrecht omdat de leerlingen met thema’s te maken krijgen dat op dit moment in de
samenleving speelt en waarzij al op dit moment mee om moeten kunnen gaan of zeker in de
toekomst tegen komen en mee om moeten kunnen gaan. Het is voorbereidend werk op het
zelfstandige, onafhankelijke leven.
In de tekst van Van der Hoek komt een mooi opgebouwd verhaal naar voren met een mooie
eindconclusie. Hij start in de jaren 50 en werkt van daaruit chronologisch toe naar het nu.
Uiteindelijk is zijn conclusie dat leerlingen zelf de keuze mogen maken of zij wel of niet
willen meedijken in de samenleving, om de leerlingen voor deze keuze te stellen is het eerst
nodig om de leerlingen kennis en inzicht over de maatschappij bij te brengen. Van der Hoek
laat in deze conclusie mooi de mening van Zonneveldt en Langeveldt samenvloeien.
Zonneveldt wilt vooral dat leerlingen niet geïndoctrineerd worden bij het vak en hij
vindt dat er fundamenteel iets mis is met de democratie en de samenleving. Hij wilt de
leerlingen niet verplichte kennis aanleren waarmee zij zich voegen in de bestaande
samenleving die voor goed word aangenomen. Persoonlijk vind ik dit een sterke uitleg en
ben ik het ook met deze kijk eens. Ik vraag me alleen af hoe Zonneveldt dit wilt realiseren of
voor ogen had gezien. Langeveldt geeft gelukkig een aanvulling op de kijk van Zonneveldt
alhoewel zij in hun tijd recht tegenover elkaar stonden. Langeveldt wilde juist van de
leerlingen kritische burgers maken en voorbereiden op de samenleving zodat zij hieraan mee
kunnen doen. Hiervoor is natuurlijk vooral kennis nodig. Ook in de mening van Langeveldt
zie ik een mooie waarheid verscholen. De leerlingen moeten natuurlijk wel voorbereid
worden op de samenleving waar zij later zelfstandig en onafhankelijk deel van uit gaan
maken. Op het eerste gezicht staan Langeveldt en Zonneveldt mijlen ver uit elkaar met hun
meningen maar van der Hoek presteert het dus om in zijn conclusie beide meningen samen
12
te laten smelten in zijn visie op het vak maatschappijleer. Als van der Hoek het over het wel
of niet vrijwillig meedijken van de leerlingen in de samenleving dan haakt hij aan bij de
mening van Zonneveldt dat de leerlingen niet verplicht zijn met alles mee te doen en niet
alles voor waar moeten aannemen. Daarnaast vind Van der Hoek het belangrijk dat de
leerlingen inzicht en kennis over de maatschappij krijgen. Hierbij haakt hij aan bij de mening
van Langeveldt. Omdat voor beide heren – Langeveldt en Zonneveldt – wat te zeggen is ben
ik blij dat van der Hoek er al een samensmelting van gemaakt heeft in zijn conclusie.
Nu is de vraag natuurlijk hoe ik het vak maatschappijleer binnen het VMBO kader en basis
zie. In de tekst van Olgers vind ik de verdeling van de thema’s zeer sterk voor het vak
maatschappijleer. Deze thema’s vind je ook terug in de kennisbasis voor maatschappijleer
(kennisbasis maatschappijleer, z.d.). Ik wil me daar dan ook graag bij aansluiten om de
volgende verdeling voor het VMBO te houden:
- Mens en maatschappij
- Multiculturele samenleving
- Massamedia
- Politiek en beleid
- Criminaliteit en rechtsstaat
Daarnaast heeft Olgers nog 5 – ik noem er geen 7 omdat er 2 van de 7 onder gebracht zijn bij
het vak geschiedenis – denk en redeneerwijzen die binnen het vak maatschappijleer
toegepast dienen te worden of kunnen worden. Dit zijn de volgende:
1 Te denken in doelen en middelen in het kader van beleid
2 Te analyseren in welk politiek, sociaaleconomisch en sociaal-cultureel systeem om het
vraagstuk gestreden en gedebatteerd wordt
3 Te analyseren hoe via macht, invloed en representatie gestreden en gedebatteerd wordt
om de (voorlopige) oplossingen van maatschappelijke vraagstukken
4 Een analyse te maken van waarden en waardesystemen van maatschappelijke en politieke
actoren
5 De eigen maatschappelijke en politieke waarden te leren kennen en te ontwikkelen
Deze bovenstaande punten wil ik graag integreren in het maatschappijonderwijs op het
Metzo College. Ik hoop dat er een mooie methode bestaat waar alle 5 de punten in
geïntegreerd staan. Mocht dit niet zo zijn dan is er natuurlijk de ruimte om zelf materiaal te
ontwikkelen waardoor alsnog de 5 punten terug komen in de verantwoording.
Het artikel van Olgers is vooral handig geweest voor het praktische nut van het
maatschappijleer en op welke wijze dit toegepast kan worden binnen het onderwijs. Het
artikel van Van der Hoek gaat vooral over een diepere betekenis van het vak
maatschappijleer en wat voor doel men voor ogen heeft om met de leerlingen te bereiken.
Beide artikels zijn om deze reden nodig om mij op een correcte en brede manier voor te
bereiden op de fase van ontwerpen en evalueren.
Van der Hoek legt zoals al vermeld hierboven 2 verschillende meningen naast elkaar van
Zonneveldt en Langeveldt en versmelt dit samen tot één eindconclusie. Van der Hoek zegt
hierover:
13
“Maar de eindconclusie dat een school die iets wil of moet doen aan burgerzin, juist een
stevige basis nodig heeft als maatschappijleer in het gewone curriculum (…). Om leerlingen
als burgers te vormen (burgerschapsleer), zodat ze als burger keuzes tot meedijken kunnen
maken, zal inzicht in en kennis over de maatschappij niet kunnen ontbreken
(maatschappijkunde)” (Hoek, 2010). Ik wil vooral aan de slag gaan met het inzicht en de
kennis over de maatschappij. Eigenlijk wil ik graag daarbij de leerlingen ook nog de
keuzevrijheid geven om een onderwerp uit te kiezen waarin zij kunnen uitleggen of zij bereid
zijn tot meedijken of niet. Dit kan natuurlijk pas aan het einde van leerjaar 4 omdat de
kennis en inzicht dan tot hen genomen is. Als ik dit niet zou doen dan ben ik bang dat ik de
mening van Zonneveldt te kort doe. De kennis en de inzicht voor het vak maatschappijleer
staan vooral voor de mening van Langeveldt. Er is natuurlijk eerst kennis en inzicht nodig om
een mens verder te laten ontplooien. Dat worden dan ook de stappen die ik graag met
leerlingen wil nemen. Eerst wordt er gewerkt aan de kennis, vervolgens aan het inzicht en als
laatste stap de ontplooiing. Net als van der Hoek de meningen van Zonneveld en Langeveldt
heeft samen gesmolten in zijn visie, zo neem ik dat ook over omdat ik meen dat dit de juiste
weg is om uiteindelijk met de maatschappij mee te kunnen doen of om je er tegen af te
kunnen zetten. Want voor welke weg de leerlingen ook kiezen, voor beide wegen heb je
kennis, inzicht en ontplooiing nodig met de praktische vaardigheden van Olgers die hierin
een houvast zijn.
14
Methode collega’s
Het is nu duidelijk wat de geschiedenis is van het vak maatschappijleer. Dit is bij de
literatuurverkenning naar voren gekomen. Het is ook duidelijk geworden wat het doel is van
het vak maatschappijleer. Om de methode te bepalen ga ik enkele collega’s interviewen uit
de praktijk die ervaring hebben met het vak maatschappijleer.
Ik heb ervoor gekozen om collega’s te interviewen, omdat er maar een selecte groep is die
verstand heeft van het vak maatschappijleer. Ik heb hiervoor de reputatiemethode gebruikt
(Van der Donk, Van Laanen, 2012, p199). Ik heb uitgezocht welke collega’s kennis hebben
van het vak om mijn vragen te kunnen beantwoorden.
Voordat ik met interviewen begon ben ik ook na gegaan of het beter is om
gestructureerd of ongestructureerd vragen te stellen(Van der Donk, Van Laanen, 2012,
p200-201). Het voordeel van gestructureerd vragen stellen is dat de antwoorden makkelijk in
een analyse verwerkt kunnen worden. Het voordeel van ongestructureerde vragen stellen is
dat de geïnterviewde meer kans krijgt om dieper op de vraag in te gaan om sterker zijn
mening uit te leggen. Ik heb er voor gekozen om beide soorten vragen terug te laten komen
in het interview.
Om de interviewer zich op zijn gemak te stellen heb ik er voor gekozen om de
trechterstructuur te gebruiken (Van der Donk, Van Laanen, 2012, p203). Ik ben het interview
begonnen met algemene vragen om vervolgens de vragen steeds specifieker te maken.
Ik interview één collega van het Metzo College die op dit moment ervaring heeft met
maatschappijleer 2. Een andere collega die ik interview is vorig schooljaar met pensioen
gegaan maar heeft wel zijn hele leven maatschappijleer gegeven. Daarnaast interview ik ook
een collega van een andere school – Wesenthorst – om te kijken hoe zij het aanpakken.
Deze collegae vullen elkaar mooi aan omdat zij allen vanuit een andere achtergrond
het vak meemaken. Elke collega heeft het vak maatschappijleer op een andere manier leren
kennen door het verschillende verleden wat zij hebben.
Leonie is pas een paar jaar docent en heeft nog weinig ervaring met het vak. Zij geeft vooral
geschiedenis en aardrijkskunde en is zes jaar werkzaam als docent. Freek heeft juist heel
veel ervaring met het vak maatschappijleer en is vorig jaar met pensioen gegaan. Bob is
vervolgens de persoon die niet binnen het Metzo College werkzaam is geweest en dus een
andere achtergrond heeft met het vak maatschappijleer door de school waar hij werkt.
Ik vind dat ik ervaring van collega’s nodig heb om een heldere blik te krijgen op het vak
maatschappijleer. Ik heb zelf wel enige ervaring in dit vak, maar nooit echt met professionals
die afgestudeerd zijn hierin samen gewerkt. Daarom dat deze interviews hopelijk een flink
stuk gaan helpen.
Ik gebruik deze interviews als dataverzameling. Ik vind het belangrijk om te weten wat deze
docenten als hoofddoel van maatschappijleer vinden. Vervolgens ben ik benieuwd of zij
kennis, inzicht of ontplooiing willen zien bij de leerlingen. Erg interessant voor het vervolg
van het beroepsproduct is met welke methodes zij ervaring hebben en hoe deze methodes
bevallen zijn.
15
Meetinstrumenten collega’s
De meetinstrumenten die ik gebruikt heb zijn 3 interviews. Om een basis te leggen voor het PTA en
om een methode uit te kiezen lijkt het mij het beste om 3 verschillende docenten hier vragen over te
stellen. De meetinstrumenten zijn betrouwbaar omdat deze informatie direct in een gesprek van
deze personen is vernomen.
Leonie:
Leonie is een collega van mij die sinds dit jaar één klas in de week maatschappijleer geeft. Zij heeft
dus weinig ervaring met dit vak. Daarnaast is ze afgestudeerd als docent geschiedenis en nu bezig
met haar 1e graad geschiedenis. Het feit dat ze weinig ervaring heeft wilt niet zeggen dat zij
onbetrouwbare of nutteloze antwoorden geeft. Juist een fris iemand in het vak kan een andere blik
geven dan docenten die al jaren lang hetzelfde vak geven.
Freek:
Freek heeft al een hele tijd in het onderwijs erop zitten. Vorig jaar is hij gepensioneerd. Zijn hele
leven heeft hij maatschappijleer gegeven. Hij heeft dus een schat aan ervaring. Deze ervaring is altijd
welkom als er iets nieuws neer gezet moet worden binnen het vak maatschappijleer. Vandaar dat hij
ook gevraagd is om zijn kennis te delen.
Bob:
Bob ken ik van vroeger nog toen ik zelf op de Wesenthorst zat. Hij heeft mij les gegeven. Bob geeft
natuurlijk een andere kijk op het vak omdat hij op een andere school les geeft. Hij heeft ook al
behoorlijk wat ervaring met het vak wat natuurlijk weer erg bruikbaar is.
Deze drie personen hebben ieder een eigen kijk op maatschappijleer waardoor zij voor mij een nuttig
handvat kunnen zijn in mijn onderzoek.
In de bijlage vind je het complete interview met deze personen. In de data analyse zijn de
belangrijkste bevindingen opgeschreven.
16
Data-analyse en resultaten collega’s
Bij de belangrijkste vragen – vraag 5 tot en met 8 – ziet u hieronder de verkorte antwoorden.
Om een duidelijk overzicht te maken heb ik dit in een tabel verwerkt. Voor het hele
interview kunt u bijlage A1 bekijken.
Interview
Vraag 5
Hoofddoel
maatschappijleer
Vraag 6
Kennis, inzicht of
ontplooiing
Vraag 7
Welke methode.
Mening.
Vraag 8
Welke methode
raadt u aan
Leonie
Freek
Bob
- Leerlingen
voorbereiden op
leven als
volwassene.
- Rechten en
plichten kennen als
volwassene.
Kennis
- Leerlingen moeten
leren samenleven.
- Zij moeten leren
om zich in te zetten
voor de
samenleving.
- leerlingen moeten
de Nederlandse
normen en waarden
begrijpen.
Kennis
Kennis en inzicht
- Blikopener, basis
en kader hebben
hetzelfde tekstboek
en werkboek wat
niet fijn is voor de
basisleerlingen. Er
staat teveel tekst in
dat moeilijk is te
behappen. Te kleine
lettertype.
- Blikopener, fijne
methode met veel
opdrachten
waarmee leerlingen
aan de slag konden.
- Impuls, fijne
methode waar alles
gestructureerd in
het boek terug te
vinden was. Weinig
opdrachten voor de
leerlingen.
Een andere
methode dan
Blikopener
Blikopener
- Blikopener, veel
informatie dat
verwerkt moest
worden in de les.
Veel vragen in het
werkboek.
- Impuls, speciaal
voor basis en kader
aangeschaft.
Overzichtelijke
methode met
minder tekst. Een
werkboek en
tekstboek in één.
Impuls
Het gaat bij mijn collega’s om de methodes Blikopener en Impuls. Wij werken zelf met
Blikopener. Ik wil graag deze methode vergelijken met die van Impuls.
1
Blz. 29
17
Methodes Blikopener en Impuls vergelijken
Op dit moment werken we op het Metzo college met de methode Blikopener2. Maar omdat
uit het interview met Bob Lubbers is gebleken dat zij op de Wesenthorst met de methode
Impuls3 werken wil ik deze methodes graag vergelijken.
Om de verschillende methodes te vergelijken kijk ik naar de volgende punten.
-
Eerste indruk (subjectieve waarneming).
-
Houdt de methode zich aan de thema verdeling van Olgers (Olgers, 2007):
- Mens en maatschappij
- Multiculturele samenleving
- Massamedia
- Politiek en beleid
- Criminaliteit en rechtsstaat
-
Werkwijze van de methode.
Voor de vergelijking heb ik één boek uit beide methodes gebruikt. Van de methode Impuls
gebruik ik het boek ‘Multiculturele Samenleving’. Van de methode Blikopener gebruik ik het
boek ‘Een Kleurrijke Samenleving’. Beide boeken zijn gespitst op het thema multiculturele
samenleving van Olgers (Olgers, 2007).
2
3
Voor een afbeelding van Blikopener, werkboek en tekstboek zie bijlage B blz. 35
Voor een afbeelding van dit boek zie bijlage C op blz. 36
18
Methode Blikopener4
Eerste indruk:
De methode ziet er verouderd uit. Het boek wordt aangeduid als module 4. De methode
Blikopener is verdeeld in vijf modules. De titel van het boek is ‘Een Kleurrijke Samenleving’.
In het boek zelf staat veel tekst met een kleine lettertype.
Houdt de methode zich aan de themaverdeling van Olgers:
Zij houden zich aan de themaverdeling. Alleen hanteert Blikopener andere namen voor de
verschillende thema’s.
- ‘mens en maatschappij’ wordt ‘aan het werk’ genoemd.
- ‘multiculturele samenleving’ wordt ‘een kleurrijke samenleving’ genoemd.
- ‘massamedia’ wordt ‘de informatiemaatschappij’ genoemd.
- ‘politiek en beleid’ wordt ‘regels? Welke regels?’ genoemd.
- ‘criminaliteit en rechtsstaat’ wordt ‘leven in een rechtsstaat’ genoemd.
De themaverdeling komt dus overeen. Het is alleen lastig met de benaming van de
verschillende thema’s omdat zij niet lijken op de benamingen van Olgers (Olgers, 2007).
Werkwijze:
Deze methode heeft een werkboek en een tekstboek. Het bestaat uit 5 modules wat inhoud
dat er 5 verschillende tekstboeken zijn met bijbehorende werkboeken. De vijf modules zijn
verdeeld in de volgende onderwerpen:
- module 1: leven in een rechtsstaat.
- module 2: aan het werk.
- module 3: regels? Welke regels?
- module 4: een kleurrijke samenleving.
- module 5: de informatiemaatschappij.
De tekstboeken zijn allemaal hetzelfde ingedeeld. Er zijn vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 tot
en met 3 hebben allen vier paragrafen.
Module 4 een kleurrijke samenleving heeft deze indeling natuurlijk ook.
Hoofdstuk 1: wegens omstandigheden verhuisd.
Paragrafen: 1: De erfenis van het verleden.
2: Migranten tegen wil en dank?
3: Op de vlucht, maar waarheen?
4: Hoe gaan we samen verder?
4
Voor afbeeldingen van de methode Blikopener zie bijlage B blz. 35
19
Hoofdstuk 2: omgaan met verschillen.
Paragrafen: 1: alleen anders of ook minder?
2: heeft ieder mens hetzelfde recht?
3: de deur van Nederland staat op een kier.
4: mogen vreemdelingen blijven of niet?
Hoofdstuk 3: altijd aan de onderkant?
Paragrafen: 1: achterstand inhalen, hoe lang duurt dat?
2: hoe blijf je uit de bijstand?
3: integratie in Nederland.
4: Opgroeien tussen twee culturen.
Hoofdstuk 4: verrijkingsstof
Paragrafen: 1: van allochtonen, voor allochtonen?
2: dossier Europa, een paradijs op aarde?
3: maatschappijleer in de praktijk. Onderzoeksopdracht.
4: maatschappijleer in de praktijk. Praktische opdracht.
Blikopener heeft bij elk hoofdstuk een hoofdstuktoets. Als het boek uit is dan moeten de
leerlingen een moduletoets maken. Er is geen onderscheid in basis of kader. Zij hebben
hetzelfde tekstboek en werkboek.
Het is volgens Blikopener de bedoeling dat je de les start met de intro te lezen. Dat is
altijd een inleidend verhaal. Vervolgens moeten de leerlingen aan de opdrachten in het
werkboek beginnen dat bij ‘verkenning’ staat. Daarna moet de leertekst geleerd worden. In
het werkboek wordt vervolgens de opgedane kennis toegepast.
Voor KGT-leerlingen is er extra stof in het werkboek en tekstboek. Alle leerwegen
van het VMBO kunnen gebruik maken van hetzelfde boek.
20
Methode Impuls5
Eerste indruk:
Een fris boek. Er is een duidelijke indeling van hoofdstukken, leertekst, begrippen en vragen.
Het boek ziet er geordend en overzichtelijk uit. Groot lettertype en goed leesbaar. De titel
van het boek is ‘multiculturele samenleving’ en het is een leerwerkboek. Daarnaast heeft het
basisniveau en het kaderniveau een eigen boek.
Houdt de methode zich aan de themaverdeling van Olgers:
Zij houden zich aan de themaverdeling en de namen voor de modules komen ook nog aardig
overeen met de namen van de thema’s.
- ‘mens en maatschappij’ wordt ‘mens en werk’ genoemd.
- ‘multiculturele samenleving’ wordt ‘multiculturele samenleving’ genoemd.
- ‘massamedia’ wordt ‘massamedia’ genoemd.
- ‘politiek en beleid’ wordt ‘politiek en beleid’ genoemd.
- ‘criminaliteit en rechtsstaat’ wordt ‘criminaliteit en rechtsstaat’ genoemd.
Namen en de themaverdeling komt overeen met die van Olgers (Olgers, 2007). Deze
benamingen zijn hierom ook overzichtelijk gekoppeld aan die van Olgers (Olgers, 2007).
Werkwijze:
Deze methode heeft een tekstboek en werkboek ineen zitten. Ook wel een leerwerkboek
genoemd. Voor basis is een eigen boek en voor kader is een eigen boek. Er zijn vijf thema’s
waardoor er ook voor 5 boeken is gekozen.
- multiculturele samenleving
- mens en werk
- massamedia
- criminaliteit en rechtsstaat
- politiek en beleid
De boeken zijn allemaal hetzelfde ingedeeld. Er zijn 5 hoofdstukken met drie paragrafen, een
samenvatting en een test, examentraining, begrippen en vakvaardigheden. Het boek
multiculturele samenleving neem ik als voorbeeld.
Hoofdstuk 1: Nederland als multiculturele samenleving
Paragraaf 1.1: verschillende bevolkingsgroepen
Paragraaf 1.2: soorten migranten
Paragraaf 1.3: samenleven
Samenvatting van hoofdstuk 1
Test jezelf
5
Voor afbeeldingen van methode Impuls zie bijlage C blz. 36
21
Hoofdstuk 2: Minderheden en minderheidsvorming
Paragraaf 2.1: minderheidsvorming
Paragraaf 2.2: de eigen groep
Paragraaf 2.3: cultuurverschillen
Samenvatting van hoofdstuk 2
Test jezelf
Hoofdstuk 3: problemen met minderheden
Paragraaf 3.1: stereotypen en vooroordelen
Paragraaf 3.2: keuzes
Paragraaf 3.3: de Nederlander
Samenvatting hoofdstuk 3
Test jezelf
Hoofdstuk 4: het Nederlandse minderhedenbeleid
Paragraaf 4.1: rechten van de mens
Paragraaf 4.2: immigratiebeleid en asielbeleid
Paragraaf 4.3: integratiebeleid
Samenvatting hoofdstuk 4
Test jezelf
Hoofdstuk 5: de politiek en de multiculturele samenleving
Paragraaf 5.1: de visie van de linkse partijen
Paragraaf 5.2: de visie van de middenpartijen
Paragraaf 5.3: de visie van de rechtse partijen
Samenvatting hoofdstuk 5
Test jezelf
Analyse maatschappelijk vraagstuk
Examentraining
Begrippen
Vakvaardigheden
Impuls heeft bij elk hoofdstuk een toets. Er is geen moduletoets. Deze toetsen zijn te vinden op de
site van impuls. Hier kan ook leerlingenmateriaal vanaf gehaald worden. Elke leerling kan ook een
eigen account aanmaken. Zij kunnen dan via de site computeropdrachten maken. Daarnaast krijgen
zij ook toegang tot oefentoetsen en examentrainingen. Er staan ook verschillende varianten van een
webquiz op.
22
Meetinstrumenten leerlingen
Voordat ik verder ga met het onderzoek moet ik wat duidelijk maken. Zoals u in de inleiding heeft
kunnen lezen ben ik in 2014 begonnen met het onderzoek. Door vertraging met het onderzoek doet
zich een nieuwe kans voor.
Er is in dit schooljaar gekozen voor de methode Impuls aan de hand van het onderzoek dat al
in 2014 heeft plaats gevonden. Nu in 2015 kan ik bij de leerlingen toetsen welke methode zij beter
vinden, Impuls of de oude methode Blikopener.
Om erachter te komen wat leerlingen van beide methodes vinden en welke zij nou beter vinden heb
ik er voor gekozen om een enquête te houden. Deze enquête is afgenomen bij de 4e jaar leerlingen
die ook de methode Blikopener vorig jaar hebben gebruikt. De 3e jaar leerlingen zijn niet bruikbaar
voor dit onderzoek omdat zij geen les hebben gehad met de methode Blikopener.
Het gebruik van een enquête moet natuurlijk verantwoord worden. “Enquêtes kennen een
eeuwenlange traditie. De volkstelling staat aan het begin van de ontwikkeling van enquêtes; in de
oudheid waren er al volkstellingen. Jozef en Maria moesten in verband met zo’n volkstelling naar
Bethlehem, waar Jezus geboren is. Keizer Augustus verplichtte de inwoners van het toenmalige Israël
naar de plaats te gaan waar ze vandaan kwamen, om zich daar te laten registreren. In de achttiende
eeuw kwamen statistische analyses van de gegevens van zulke tellingen in zwang evenals de
sociaalwetenschappelijke interpretatie daarvan, en hebben ze een sterke impuls gekregen door het
werk van de Belg Quetelet, die zijn Physique sociale in 1835 publiceerde. Beroemd is verder de studie
van de socioloog Durkheim uit 1897 over zelfmoord. De ‘survey-movement’, Howard (1726-1790), Le
Play (1806-1882) en Booth (1840-1916), speelde ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van het
vragenlijstonderzoek. De onderzoekers verzamelden gegevens via observatie in gevangenissen en in
de arme buurten van Londen en hielden vraaggesprekken met gevangenen en arbeiders met als
uiteindelijk doel sociale veranderingen tot stand te brengen ” (Noordhoff, z.d.). Zoals beschreven
kennen enquêtes een lange geschiedenis.
Ik gebruik de enquête om een opinie te meten. Het gaat om de mening van mensen over de
beide methodes (Noordhoff, z.d.). Ik wil er graag achter komen welke methode zij nu beter vinden.
Voordat de enquête wordt afgenomen ga ik een les geven uit de oude methode zodat zij weer weten
hoe deze ingezet kan worden. Deze les geef ik op 5 maart 2015. Op 6 maart 2015 zal ik de leerlingen
nogmaals kennis laten maken met de oude methode in vergelijking met de methode van dit moment.
Vervolgens gaan zij de enquête invullen.
Voordelen van enquêtes zijn dat ik snel en goedkoop een grote groep mensen kan bereiken
(Noordhoff, z.d.). Er kleven natuurlijk ook nadelen aan enquêtes. Juist bij deze nadelen moet ik stil
staan om er voor te zorgen dat ik een goede enquête in elkaar zet dat bruikbaar is voor mijn
onderzoek.
Een grote valkuil is dat leerlingen sociaal wenselijk gedrag vertonen (Noordhoff, z.d.). Ik hoop
dat ik met dit onderzoek kan aantonen dat de nieuwe methode een goede keuze is geweest waar de
leerlingen achter staan. Het is dan ook mijn taak om volledig neutraal de les te geven uit de oude
methode. Het is voor mijzelf verboden om een mening te geven over de oude methode of de
methode van nu. Hiermee beïnvloed ik de mening van de leerlingen wat niet de bedoeling is
(Noordhoff, z.d.).
Er zijn verschillende mogelijkheden om een enquête te houden. Mijn keuze is om een
schriftelijke enquête te houden. Dit heeft te maken met mijn onderzoek. Ik wil graag een grote groep
bereiken (Noordhoff, z.d.). Daarnaast is er geen tijd om met alle leerlingen een mondelinge enquête
af te nemen (Noordhoff, z.d.).
In de enquête wil ik vooral gesloten vragen stellen gericht op de beide methodes (Noordhoff,
z.d.). Een voordeel van gesloten vragen is dat het makkelijk te beantwoorden is voor de
geënquêteerde en dat het uitnodigt tot het beantwoorden van de vragen (Noordhoff, z.d.).
23
Een valkuil is dat een geënquêteerde een vraag over slaat zonder in te vullen. Er zitten
leerlingen tussen met dyslexie wat kan betekenen dat zij moeite hebben met het lezen en begrijpen
van de vraag. De controlemogelijkheid is dan ook klein (Noordhoff, z.d.). Hier moet ik rekening mee
houden voordat de enquête wordt afgenomen zodat ik de leerlingen hierop kan wijzen.
Het voordeel van de enquête is dat ik het groepsgewijs kan afnemen (Noordhoff, z.d.). De
personen die ik nodig heb voor mijn onderzoek zijn verdeeld over twee klassen wat het voor mij
makkelijk maakt om de enquête bij hen af te nemen (Noordhoff, z.d.).
Voordat ik een enquête ga maken heb ik enkele tips opgezocht. Het is goed om met de eerste vraag
direct over het onderzoeksonderwerp te beginnen (NETQ, z.d.). De eerste paar vragen moeten
gebruikt worden om brede aspecten van het onderwerp te bevragen om vervolgens steeds
specifiekere vragen te stellen (NETQ, z.d.).
De doelgroep die ik gebruik voor de enquête moet aansluiten bij mijn onderwerp (NETQ,
z.d.). Dit is het geval omdat de leerlingen met beide methodes bekend zijn. Er moet rekening
gehouden worden met een nette en overzichtelijke lay-out (NETQ, z.d.).
Ter afsluiting moet de respondent altijd de gelegenheid krijgen om overige opmerkingen te
plaatsen (NETQ, z.d.). Tot slot moet de respondent altijd bedankt worden voor zijn medewerking
(NETQ, z.d.).
Aan de hand van dit onderzoek heb ik een enquête6 gemaakt. Deze enquête heb ik gebruikt om bij
twee klassen af te nemen. Een basis 4e jaar klas en een kader 4e jaar klas.
6
In bijlage D ziet u een voorbeeld van de enquête die ik heb gebruikt blz. 37
24
Data-analyse en resultaten leerlingen
Hieronder ziet u in een staafdiagram de uitkomsten van de enquête. Er zijn drie staafdiagrammen. In
de eerste staafdiagram staan de resultaten van de 4 basisklas. In de tweede staafdiagram staan de
resultaten van de 4 kaderklas. In de derde staafdiagram staan de resultaten van de basis en kaderklas
gecombineerd.
Basisklas
12
10
8
6
4
zeer tevreden
2
tevreden / Blikopener
0
neutraal / Impuls
ontevreden
zeer ontevreden
Kaderklas
16
14
12
10
8
6
zeer tevreden
4
tevreden / Blikopener
2
neutraal / Impuls
0
ontevreden
zeer ontevreden
25
Kader en basis klas gecombineerd
30
25
20
15
zeer tevreden
10
tevreden / Blikopener
5
neutraal / Impuls
0
ontevreden
zeer ontevreden
26
Conclusie
Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat het artikel van Olgers van grote waarde is voor de keuze
van een methode. De themaverdelingen zijn als leidraad gekozen. Daarnaast hebben de kerndoelen
en de syllabus ook een prominente rol bij het uitkiezen van een methode.
Zoals u al bij het meetmoment voor leerlingen heeft kunnen lezen heb ik wat vertraging
opgelopen. Dit heeft mij de kans gegeven om bij het praktijkonderzoek niet alleen de drie collega’s te
interviewen maar ook om een enquête bij de leerlingen af te nemen.
Uit het interview met de collega’s komt naar voren dat Leonie absoluut geen
Blikopener meer wilt en dat Bob Impuls boven Blikopener verkiest. Alleen Freek is tevreden met
Blikopener. Hieruit moet ik concluderen dat Impuls meer kans tot slagen heeft dan Blikopener.
De keuze voor Impuls is eind schooljaar 2013-2014 gemaakt. Door deze keuze heb ik de kans
gekregen om de leerlingen om feedback te vragen in de vorm van een enquête. Het resultaat is
overdonderend. Een ruime meerderheid verkiest Impuls boven Blikopener. Over het algemeen
vinden de leerlingen Impuls duidelijker en bondiger in tekst en uitleg. Dit bevestigd dat de keuze voor
deze methode een juiste keuze is geweest.
27
Voorgestelde product
De eerste fase van het onderzoek is nu afgerond. In de volgende fase moet er vanuit deze basis
verder gewerkt worden aan het eindproduct.
Het is de bedoeling dat er een cursusopzet komt voor maatschappijleer 2. Deze cursusopzet
moet uit verschillende elementen bestaan.
- Er wordt een duidelijke visie, verantwoord vanuit de literatuur voor het vak maatschappijleer 2
geschreven.
- Er wordt een nieuwe methode uitgekozen waarmee gewerkt gaat worden.
- Er wordt een nieuw PTA opgezet voor het vak waarin de methode is geïntegreerd.
- Er moet een planning gemaakt worden voor het examentraject van kader en basis vanaf leerjaar 3
tot en met leerjaar 4.
- Voor het examenjaar zijn er twee excursies gepland waardoor de leerlingen meer binding en
houvast krijgen voor de examenonderwerpen.
Deze bovenstaande elementen zijn de basis voor de nieuwe cursusopzet wat in het eindproduct gaat
komen.
Door dit product wordt maatschappijleer 2 opnieuw op de kaart gezet binnen het Metzo
College. Saskia Roes en Dennis Pastoors kunnen de komende jaren dit vak gaan geven aan de
leerlingen en de leerlingen adequaat voorbereiden op het examen. Dit product geeft invulling en
duidelijkheid voor het aan het vak maatschappijleer 2 binnen het Metzo College.
Als het PTA is goed gekeurd door Aart Stans, dan is deze procedure ook automatisch goed
gekeurd en geslaagd. Aart Stans is de teamleider van het 4e jaar en gaat over de
examenprogramma’s voor de leerlingen.
De vakgroep maatschappijleer / geschiedenis / levensbeschouwing / aardrijkskunde staat
achter de ontwikkelingen binnen het vak maatschappijleer 2. De directeur Hans Baan heeft ook het
vertrouwen gegeven aan Dennis Pastoors en Saskia Roes om dit op te pakken en uit te werken.
Het benodigde product voor het vak maatschappijleer 2 is zeker haalbaar en uitvoerbaar. De
vakgroep mag feedback geven op het eindproduct en heeft ook een stem in de richting die Saskia en
ik op gaan. De directeur Hans Baan heeft zijn goedkeuring gegeven hiervoor.
We zijn al begonnen aan de cursusopzet op 1-02-2015. Het is de bedoeling dat dit 3 april
2015 klaar is. In week 14 wordt het eindproduct aan de vakgroep voor gelegd en het PTA wordt dan
aan Aart Stans gegeven voor goedkeuring.
28
Evaluatie
Bij het evaluatieonderzoek moet er een nieuwe onderzoeksvraag geformuleerd worden. Deze luidt
als volgt:
Hoe maak ik een cursusopzet voor het vak maatschappijleer 2?
Ik wil graag met Ina Schutman (examencommissie), Aart Stans (teamleider leerjaar 4, en Hans Baan
(directeur) in gesprek gaan over de cursusopzet. Omdat deze drie personen het PTA moeten
goedkeuren wil ik graag bij hen een interview afnemen. Dit geeft richting en duidelijkheid over de
route die afgelegd moet worden. Ik wil hen graag interviewen en de antwoorden vergelijken. Van
daaruit kunnen Saskia en ik een keuze maken wat het beste is voor het vak maatschappijleer 2.
Het product wordt met de vakgroep geëvalueerd in week 14. De vakgroep kan in de toekomst met
dit vak te maken krijgen. Als lesgevend docent is het handig om te weten wat er speelt binnen het
vak maatschappijleer 2 en wat zij hiervan kunnen verwachten. De docenten zijn natuurlijk de
uitvoerders van het beleid.
29
Bijlage A interviews
naam:
school:
aantal jaren actief als docent:
Leonie Verhoeven
Metzo College
6 jaar
Vraag 1:
Wat is je naam?
Leonie Verhoeven.
Vraag 2:
Op welke school werk je?
Het Metzo College in Doetinchem.
Vraag 3:
Hoeveel jaren bent u nu actief docent in het voortgezet onderwijs?
Ik werk nu 6 jaar in het onderwijs.
Vraag 4:
Welke vakken geeft u?
Ik geef Aardrijkskunde, geschiedenis, levensbeschouwing en maatschappijleer.
Vraag 5:
Wat vindt u het hoofddoel van het vak maatschappijleer?
De leerlingen voorbereiden op het leven als een volwassene. Hierin moeten zij de rechten en
de plichten kennen die zij hebben in de Nederlandse samenleving. Bij geen enkel vak komt
dit zo duidelijk aan de orde als bij maatschappijleer. Om deze reden vind ik maatschappijleer
ook een onmisbaar vak binnen de school.
Vraag 6:
Wat vindt u het belangrijkste om de leerlingen mee te geven als het vak maatschappijleer
klaar is? kennis, inzicht of ontplooiing?
Ik vind het moeilijk om hier een keus uit te maken. Het beste is natuurlijk om de leerlingen
alle drie facetten mee te geven. Ik denk dat dit in fases moet gebeuren. Je moet eerst kennis
hebben om inzicht te krijgen. Je hebt ook eerst kennis en inzicht nodig om jezelf te kunnen
ontplooien. Het ideaalbeeld als de leerlingen alle drie facetten mee krijgen. Als ik het
realistisch bekijk dan ben ik tevreden als er genoeg kennis blijft hangen bij de leerlingen
nadat zij de school verlaten en verder gaan met een vervolgopleiding.
Vraag 7:
Met welke methode(s) heeft u gewerkt voor het vak maatschappijleer en wat is uw mening
hierover?
Met de methode Blikopener. Mijn ervaring hiermee is niet erg positief. De basis en kader
leerlingen hebben hetzelfde tekstboek en hetzelfde werkboek. Er staat behoorlijk veel tekst
in het tekstboek dat de leerlingen moeten bestuderen. Vooral voor basisleerlingen maar ook
voor kaderleerlingen is dit moeilijk te behappen. Daarnaast is de lettertype erg klein en staat
30
het onoverzichtelijk in het tekstboek met bronnen er kris kras doorheen gezet. Dit is ook één
van de redenen waarom jij de taak hebt om een nieuwe cursusopzet te maken.
Vraag 8:
Welke methode raadt u aan voor VMBO kader en basisklassen? Leg uit.
Omdat ik alleen nog maar ervaring heb met Blikopener is het voor mij niet mogelijk om een
andere methode aan te raden. Ik heb ook nog geen andere methodes bekeken.
31
Naam:
School:
Aantal jaren actief als docent:
Freek Steen
Metzo College (op dit moment gepensioneerd)
41 jaar
Vraag 1:
Wat is je naam?
Freek Steen.
Vraag 2:
Op welke school werk je?
Het Metzo College in Doetinchem.
Vraag 3:
Hoeveel jaren bent u nu actief docent in het voortgezet onderwijs?
Ik heb 41 jaar in het onderwijs gewerkt. Sinds vorig schooljaar ben ik met pensioen gegaan.
Vraag 4:
Welke vakken geeft u?
Ik heb maatschappijleer gegeven.
Vraag 5:
Wat vindt u het hoofddoel van het vak maatschappijleer?
Dat leerlingen leren om verantwoordelijkheid te nemen in de samenleving. Hiermee bedoel
ik dat zij mee moeten doen met de samenleving. Het mooiste is als alle leerlingen later een
baan krijgen, zich bij een plaatselijke vereniging aansluiten en hun verantwoordelijkheid
nemen als er gestemd moet worden. Als alle leerlingen dit gaan doen dan ontstaat er een
samenleving waarin er daadwerkelijk samen geleefd wordt en waarin hopelijk iedereen een
mooi plekje kan vinden.
Vraag 6:
Wat vindt u het belangrijkste om de leerlingen mee te geven als het vak maatschappijleer
klaar is? kennis, inzicht of ontplooiing?
Van deze drie opties die je hier schetst vind ik kennis het belangrijkste. Kennis is het begin
van alles. Zonder kennis van zaken komen mensen nergens, ook onze leerlingen niet. Inzicht
en ontplooiing is leuk maar daar is geen tijd voor in de lessen. Tegenwoordig probeert men
altijd meer te bereiken bij leerlingen dan kennis wat heel erg goed is, maar de basis blijft
altijd kennis. Als we het over kader en basisniveau hebben dan denk ik dat je vooral van
basis niet meer mag verwachten dan dit.
Vraag 7:
Met welke methode(s) heeft u gewerkt voor het vak maatschappijleer en wat is uw mening
hierover?
Twee methodes zijn dit. De laatste jaren dat ik gewerkt heb, werkte ik met de methode
Blikopener en een aantal jaren daarvoor was dit de methode Impuls. Nog verder in de tijd
lijkt mij overbodig. Impuls was een fijne methode waar alles duidelijk gestructureerd in het
boek stond voor de leerlingen. De inhoud van het boek vond ik wel wat minimaal. Als de stof
32
behandeld is dan waren er maar weinig opdrachten waar de leerlingen mee aan de gang
konden. Ongeveer 6 jaar terug kwam er geen nieuwe druk van impuls en waren de boekjes
hiervan verouderd waardoor het tijd voor een nieuwe methode. Op dat moment is er
gekozen voor Blikopener. Dit boekje had meer opdrachten voor de leerlingen waardoor zij
lekker aan de gang konden en er was een duidelijke leertekst. Voor de leerlingen was het
ook duidelijk dat zij de leertekst moesten leren voor de toetsen. Met beide methodes heb ik
fijn gewerkt.
Vraag 8:
Welke methode raadt u aan voor VMBO kader en basisklassen? Leg uit.
Blikopener vond ik toch wel wat fijner dan Impuls. Vooral de vele opdrachten in het
werkboek bij Blikopener was handig om de leerlingen aan het werk te zetten. Bij Impuls
kwam het nog wel eens voor dat de leerlingen snel klaar waren met de opdrachten.
33
Naam:
School:
Aantal jaren actief als docent:
Bob Lubbers
Wesenthorst Almende College
31
Vraag 1:
Wat is je naam?
Bob Lubbers.
Vraag 2:
Op welke school werk je?
Almende College Wesenthorst Ulft.
Vraag 3:
Hoeveel jaren bent u nu actief docent in het voortgezet onderwijs?
Ik werk nu 31 jaar in het onderwijs.
Vraag 4:
Welke vakken geeft u?
Ik geef levensbeschouwing en maatschappijleer.
Vraag 5:
Wat vindt u het hoofddoel van het vak maatschappijleer?
Het hoofddoel is voor mij om leerlingen normen en waarden bij te brengen die passend zijn
binnen de Nederlandse maatschappij. Als de leerlingen later gaan werken dan wordt er van
hen verwacht dat zij kunnen functioneren in de samenleving. Maatschappijleer is het vak bij
uitstek die de leerlingen hiermee helpt.
Vraag 6:
Wat vindt u het belangrijkste om de leerlingen mee te geven als het vak maatschappijleer
klaar is? kennis, inzicht of ontplooiing?
Ik geef les aan basis, kader en mavo leerlingen. Voor allen geldt dat ik hen kennis en inzicht
mee wil geven. Ontplooiing is mooi meegenomen maar niet een hoofddoel. Ik denk dat ik
ook te hoog gegrepen is om dit als doel te nemen voor de leerlingen. Je blijft toch afhankelijk
van de input van een leerling in de les. Daarom laat ik het bij kennis en inzicht waarmee je
ook veel kan bereiken.
Vraag 7:
Met welke methode(s) heeft u gewerkt voor het vak maatschappijleer en wat is uw mening
hierover?
Voor 10 jaar terug werkte ik met de methode Blikopener. Er stond veel informatie in de
boeken waardoor de leerlingen veel moesten verwerken in een les. Daarnaast stonden er
ook veel vragen in het boek waardoor de leerlingen goed met het vak bezig konden zijn. Het
was fijn werken met deze methode maar de leerlingen hadden moeite met het overzicht in
het boek. Er stond veel tekst in en de leerlingen op basisniveau en kaderniveau hebben
moeite om al deze informatie door te nemen. 2 jaar terug hebben we besloten om voor de
mavo deze methode te behouden maar voor de basis en kader de methode te veranderen.
34
We waren op zoek naar een methode dat overzichtelijker was met minder tekst. Deze
hebben we gevonden in Impuls. Deze methode beschrijft de onderwerpen beknopter
waardoor de leerlingen goed in de gaten hebben waar het over gaat. Als zij met de vragen
aan de slag moeten dan kunnen zij gemakkelijk de antwoorden uit de tekst halen. Deze
combinatie werkt goed voor de basis en kaderleerlingen. Blikopener gebruiken we nog
steeds voor de mavo leerlingen dat voor hen nog steeds goed werkt.
Vraag 8:
Welke methode raadt u aan voor VMBO kader en basisklassen? Leg uit.
Als het om VMBO kader en basisklassen gaat dan raad ik de methode Impuls aan. Het is
overzichtelijker voor de leerlingen en makkelijker te verwerken. Dit bied duidelijkheid voor de
leerlingen waardoor zij goed aan de slag kunnen met deze methode.
35
Bijlage B Blikopener
tekstboek
werkboek
36
bijlage C Impuls
leertekst in leerwerkboek
Opdrachten in leerwerkboek
37
djcfls djcs dpcs d
Bijlage D enquête
Enquête over de methode Impuls en Blikopener voor
het vak maatschappijleer 2
De vragen gaan over jouw mening. Het doel van deze enquête is om erachter te komen
welke methode jij fijner vindt voor maatschappijleer 2, Blikopener of Impuls. Het
groepsresultaat is belangrijker dan die van een enkele leerling, om deze reden kan je deze
enquête anoniem invullen.
Om de vragen in te vullen moet je het juiste antwoord omcirkelen.
Vraag 1:
Impuls
Welke methode vind jij het beste?
Blikopener
De volgende vragen gaan over de methode Blikopener.
Vraag 2:
Zeer tevreden
Vraag 3:
Zeer tevreden
Vraag 4:
Zeer tevreden
Vraag 5:
Zeer tevreden
Wat vind je van de hoeveelheid tekst in het tekstboek?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
Wat vind je van de hoeveelheid vragen in het werkboek?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
Vind je dat de begrippen duidelijk en overzichtelijk terug te vinden zijn in
het tekstboek?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
Wat vind je van het taalgebruik in deze methode?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
De volgende vragen gaan over de methode Impuls.
Vraag 6:
Zeer tevreden
Vraag 7:
Zeer tevreden
Wat vind je van de hoeveelheid tekst in het boek?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
Wat vind je van de hoeveelheid vragen in het boek?
tevreden
neutraal
ontevreden
enquête is nog niet afgelopen. Z.O.Z.
38
zeer ontevredenDe
Vraag 8:
Zeer tevreden
Vraag 9:
Zeer tevreden
Vind je dat de begrippen duidelijk en overzichtelijk terug te vinden zijn in
het boek?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
Wat vind je van het taalgebruik in deze methode?
tevreden
neutraal
ontevreden
zeer ontevreden
De volgende vraag is deels een open vraag.
Vraag 10:
Impuls
Omcirkel nogmaals welke methode jij het beste vindt en geef hiervoor een
korte uitleg.
Blikopener
Uitleg
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Vraag 11:
Als er nog overige opmerkingen zijn dan kan je die hieronder opschrijven.
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Bedankt voor uw medewerking aan deze enquête.
39
Bijlage E opdrachtformulier
Bijlage 1 Opdrachtformulier voor beroepsproduct 3
Gegevens student(en)
Naam:
Dennis Pastoors
Studentnummer:
1575980
Adres:
gasthuissteeg 7
Postcode en plaats:
7001AZ Doetinchem
Telefoonnummer:
0612055727
E-mail: [email protected]
Gegevens opdrachtgever
Naam:
Saskia Roes
School:
Metzo college
Adres:
Maria Montessoristraat 5
Postcode en plaats:
7008CA Doetinchem
Telefoonnummer:
0314-323426
E-mail: [email protected]
Het onderwerp van de opdracht dat de student in de komende tijd gaat verkennen is:
Het examenvak maatschappijleer 2 opzetten voor de 3e en 4e jaar VMBO basis en kader. De nieuwe
opzet van het vak is gebaseerd op literatuur en verbonden aan de kerndoelen van het vak
maatschappijleer 2 voor het VMBO basis en kader.
Het doel dat de school heeft met de opdracht en/of het probleem dat opgelost moet worden is:
Het vak maatschappijleer 2 wordt opgezet met een nieuwe methode, planning voor de leerlingen,
excursies, verantwoording vanuit de kerndoelen en een nieuw ‘programma van toetsing en
afsluiting’ PTA.
De verouderde methode voor maatschappijleer 2 is het probleem dat opgelost moet worden.
De school wil graag dat de student onderzoekt of het volgende product geschikt is om het gestelde doel te
bereiken of het probleem op te lossen:
Het gestelde doel is een cursusopzet die voldoet aan de eisen die gesteld worden door de overheid
en duidelijkheid bied voor onderwijzers en leerlingen.
Van de student wordt verwacht met de volgende personen op school samen te werken:
Saskia Roes
Aart Stans
Camiel Steverink
De student wil na afronding van beroepsproduct 3 de volgende leervragen7 beantwoord hebben:
- Wat zijn de kerndoelen voor de vmbo leerlingen maatschappijleer 2?
Competent in reflectie en ontwikkeling
- welke externe instanties kan ik betrekken bij het opzetten van een nieuw examenprogramma?
Competent in samenwerking met omgeving
- wat is de geschiedenis van het vak maatschappijleer 2?
Competent in reflecteren en ontwikkeling
- wat voor visies zijn er voor het vak maatschappijleer 2?
Competent in reflectie en ontwikkeling
- Waar moet ik op letten bij een goed lesprogramma voor leerjaar 3 en leerjaar 4?
Competent in vakinhoudelijk en didactisch
- Hoe geef ik een nieuw PTA vorm en waar moet ik daarbij op letten?
Competent in samenwerking met collega’s, competent in reflectie en ontwikkeling
Datum afronding verkenning: 7-03-15
Naam opdrachtgever:
Saskia Roes
Handtekening:
Naam student: Dennis Pastoors
Handtekening:
7
Bij de leervraag ook aangeven welke onderdelen uit de kennisbasis vak/vakdidactiek en generiek aan de orde komen in het
beroepsproduct
40
Bijlage F contractformulier
Bijlage 3 Contractformulier BEROEPSPRODUCT 3
Gegevens student(en)
Naam:
Studentnummer:
Adres:
Postcode en plaats:
Telefoonnummer:
E-mail:
Gegevens opdrachtgever
Naam:
Saskia Roes
School:
Metzo College
Adres:
Maria Montessoristraat 5
Postcode en plaats:
7008CA Doetinchem
Telefoonnummer:
0314-323426
E-mail:
[email protected]
Dennis Pastoors
1575980
gasthuissteeg 7
7001az Doetinchem
0612055727
[email protected]
De opdrachtgever en student hebben samen onderstaande punten afgesproken.
De student levert aan het einde van beroepsproduct 3 het volgende product:
Een cursusopzet voor basis en kader Maatschappijleer 2.
Waaraan de volgende eisen worden gesteld (uitvoerig beschrijven):
- Er is een duidelijke visie verantwoord vanuit de literatuur op papier gezet voor het vak
maatschappijleer 2.
- Er is een methode uitgekozen waarmee er gewerkt gaat worden.
- Er is een nieuw PTA opgezet voor het vak waarin de methode is geïntegreerd.
- een planning voor het examentraject van kader en basis vanaf leerjaar 3 tot en met leerjaar 4.
- Voor het examenjaar zijn er twee excursies gepland waardoor de leerlingen meer binding met en
houvast krijgen voor de examenonderwerpen.
Van de student wordt verwacht met de volgende personen binnen school samen te werken:
Saskia Roes
Marja Timmerije
Joost Geutjes
Leonie Verhoeven
Het product moet gepresenteerd zijn op de volgende datum:
03-04-2015
Datum en plaats:
Naam student:
Handtekening:
03-04-2015 Doetinchem
Dennis Pastoors
Naam opdrachtgever: Saskia Roes
Handtekening:
41
Bronnen
Boeken
Van der Donk, C., en Van Laanen, B. (2012) Praktijkonderzoek in de school. Bussum:
Coutinho.
Internetbronnen
Organisatie als auteur
NETQ. (z.d.) Goede vragenlijst maken.
Geraadpleegd op 2 maart 2015
http://www.netq-enquete.nl/nl/goede-vragenlijst-maken
Organisatie als auteur
Noordhoff Uitgevers bv. (z.d.) Wat is enquêteren?.
Geraadpleegd op 2 maart 2015
http://hoadd.noordhoff.nl/sites/7318/_assets/7318d02.pdf
Website met auteur
Olgers, T. ( 2007). Essenties maatschappijleer.
Geraadpleegd op 20 januari 2014, van
http://www.expertisecentrummaatschappijleer.nl/index.php/Visies_op_vakdidactiek_maatschappijleer
Website met auteur
Van der Hoek, B. (2010). Burgerschapsleer en maatschappijkunde.
Geraadpleegd op 20 januari 2014, van
http://www.expertisecentrummaatschappijleer.nl/index.php/Visies_op_vakdidactiek_maatschappijleer
Organisatie als auteur
Directie voortgezet onderwijs, College voor toetsen en examens. (z.d.). Syllabus 2014
maatschappijleer II, VMBO (nader vastgesteld).
Geraadpleegd op 27 januari 2014, van
https://www.examenblad.nl/examen/maatschappijleer-ii-kb-vmbo/2014/vmbokb?topparent=vga3db3c9od6
Organisatie als auteur
SLO. (z.d.) kerndoelen mens en maatschappij.
Geraadpleegd op 27-02-2015, van
http://ko.slo.nl/vakgebieden/00005/00003/
Organisatie als auteur
Metzo College. (z.d.). Missie.
Geraadpleegd op 27 januari 2014, van
http://www.metzocollege.nl/Organisatie/Missie.aspx)
42
Organisatie als auteur
Metzo College. (z.d.) Identiteit.
Geraadpleegd op 27 januari 2014, van
http://www.metzocollege.nl/Organisatie/Identiteit.aspx
Organisatie als auteur
Expertise centrum voor maatschappijleer. (z.d.). kennisbasis maatschappijleer.
Geraadpleegd op 27 januari 2014, van
http://www.expertisecentrum-maatschappijleer.nl/cms_data/maatschappij.pdf
Website met auteur
Van Welsum, S. (2014). Jong en afzijdig.
Geraadpleegd op 15 februari 2014, van
http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/jong-en-afzijdig~a3597364/
43
Download