Politiek op school Dekker, Hendrikus

advertisement
University of Groningen
Politiek op school
Dekker, Hendrikus
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to
cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date:
1986
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Dekker, H. (1986). Politiek op school: verslag van een onderzoek naar de doelstellingen van intetionele
politieke socialisatie van leerkrachten maatschappijleer. Groningen: s.n.
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the
author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately
and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the
number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Download date: 18-07-2017
--
SAMENVATT]NG
Verbazing over een aanLal- poliLieke houd'j,ngenen gedragingen van Nederlandse jongeren en ouderen naakte nij nieuwsgierig. Nieuwsgierig naar hoe nensen aan die houdingen en gedragingen konen.
Een eerste bevrediging van die nieuwsgierigheid heb ik gezochf door niddel
van een Iiteratuwstudi-e.
Drie vragen steJ-de ik nij:
lranneer verwerven
nensen politieke
kennis' houdingen en vaardighedenr hoe venrerven zij die
en waardoor? Over het wanneer is geconcludeerd dat politieke
socialisatie
gedurende het gehele leven pJ.aaLsvindt en daf die van adolescenten en
( jong) volwassenen niet bepaald naan wel beinvloed wordt door die welke
eerder in de kinder- en jeugdfijd
heeff plaatsgevonden. Over het hoe is
gecclncJ-udeerd dat poliLieke
sociaJ.isati.e nie! al-Ieen via intentionele
onden*ijsleerprocessen verloopt maar ook via niet-intentionele
ondemijsl-eer- en ook andere processen. Over het waardoor is geconcludeerd dab
politieke
social.j-satie-effecten
samenLsveruacht worden van de prinaire
vingsvorm' de school' de massa-communicaLiemediar de groepen van leefbijdgenofenr de arbeidsstructuren
en -processen en van de polifieke
structuren
en processen. On de resu.l-talen van het verrichte
onderzoek met el-kaar in
verband te brengen en om een handvaf voor het eigen onderzoek te krijgen
is gezocht naar een nodel van politieke
soci.afisatie.
De voorkeur vj.el op
dab van Pawelka (1977). 0p een enkel punt is het aangevuld. Het model
bestaaL uit vier conponenten: de soeialisantr
de soci-alisatie-agenLenr de
dosdnante subsystenen van de maatschappij en de perifere subsystenen er'van. Met nane de fweede componentr de socialisatie-agentenr
trok nijn
En daarvan weer de school. En daarvan weer het schoolvak
belangsfelling.
naatschappijleer.
Wat j.k mij
afvroeg was: welke bijdrage
levert
dit
van jongeren in Nederland? fu op
schoolvak aan de politieke
socialisatie
deze vraag een anLwoord te krijgen besloob ik een onderzoek naar dat vak
te gaan doen. En wel naar de door de leerkrachten 1n dit vak gewenst ge(Hoofdstuk 1.)
achte doelstellingen.
Ter voorbereiding van daL enpirische onderzoek heb ik een tweede literatuurstudie verricht.
0.a. de volgende vragen stelde ik mij: wat zijn eigenlijk doelstelLingen en zijn doelstellingen
wel de noeite waard om orF
gevonden
derzocht te worden? De
antwoorden zijn de volgende. Een onderwijsdoelstelling
is een onder woorden gebrachter gew€oSt€r toekomsLige
verwerrrj.ng van of verandering in kennisr houdi.ngen enlof vaardigheden van
hen die dat onderwijs hebben gevolgd, die een actor in een bepaalde beginEen 16-fal
onderscheidingen
sitrratie heeft besloten te vertezenlijken.
tussen c'nderryijsdoelstellingen
Le zijn gemaakt. De
bleek in de literatuur
belangrijkste zijn die tussen een rdoeLsteLling netr en een tdoelstelling
Lussen
J-gf onderwijsr tussen algercener concreie en gedragsdoelstellingenr
tussen minimue en
cognitieve, affectieve
en vaardigheidsdoelstellingen,
differentiEle
doelsbe.llingenr tussen gewenst geachte en niet gewenst geachte doelstellingen
en die tussen na te sfreven en nagestreefde doelstellingen. Uit heb feit dab in al-Ierlei i.n onderrijskundige literatuur
aan te
treffen modellen van ondemijsleersituaties
en nodelLen van leerplanonteen cenLrale plaaLs innemenr heb ik de conwikkeling de doelstellingen
getrokken
clusie
dat het inderdaad de noeite waard is om doe.Lstellingen te
gaan onderzoeken en dat daaraan inderdaad de voorkeur noet worden gegeven
WeI
boven onderzoek naar andere componenten van onderwijsleersituaties.
i
155
I
waarschuwen pioniers op het gebied van doelstellingenonderzoek
ervoor dat
het denken van Ieerkrachten over doelstelLingen doorgaans weinig diepgang
vertoont.
ALs onderzoek onder die leerkrachten wordt voorbereid dan zaJ. I
daarmee rekening moeten worden gehouden. (Hoofdstuk 2.)
I
Deze waarschuwing bracht mij er'toe een derde Ij.teratuurstudie
be verrichten en wel naar hoe anderen onderzoek van onderwijsdoeLstellingen
hebben i
gedaan. Dat de waarschuwing terecht was bl eek uj.t de eval-uatie van veeJ. I
l
van de-verrichte
studj-es. Verscheidene auteurs spreken hun beLeurstelling
uit over de resultafen
van hef onderzoek. Uit de evaLuaties heb ik de
volgende conclusies getrokken: heb geen pretentles mef heb onderzoek op
het gebied van leerpl-anontwikkeling
en besluitvormingr
beperk het onderzoek tob inderdaad de doelsteJ-Iingen (en laat andere componenfen zoals
didactische
werkvormenr hulpnaterialen
en evaJ-uati+vornen er buiten) r
beperk de rrelevanbe respondenten popul-atier, geef de voorkeur aan het
intervi-ew boven de post-enquOte (om een minder hoge notFresponse te krfjgen en om de respondenten neer te kunnen stimuleren tot en helpen bij de
blijkbaar noeilijke
opdracht om doelstel"lingen te verwoorden) ' Iaat vragen
naar algemene doelstellingen
volgen door vragen naar concrete doelsteflirigen, stel" zowel open als gesloten vragen en wel in dj.e volgorder baseer de
selecbie van de in de ges.loten vragen op te nenen doelsteJ-Ij.ngen op een
duidelijk
criteriun
en ontwikkel vantevoren een verarerkingsschema voor de
antwoorden op de open vragen. (Hoofdstuk 3.)
Deze conclusies zijn verwerkt in het onderzoeksplan. Dat plan geeft het
volgende aan: de doelstel-Iingen net en van het onderzoek, de probleemstel-lingr
de deelprobleemstelling€nr
de data-bronr de wijze van data-venreru
vingr de wijze van data-verwerking, de populatie en de eval-uatie. Het doel
met het onderzoek is: kennis van de bijdrage van het vak naatschappijleer
aan de polifieke
socialj-sabie van jongeren in Nederland. Het doel van het
onderzoek is:
kennis van de door leerkrachten
gewenst
maafschappijleer
geachte doelsteLlingen
net en _G.I] maatschappijleer.
De probleemstelling
is: welke doelstellingen
met maatschappijleer en welke algemene en concre.
te,
cognitieve
en affectieve
en vaardigheidsmininundoelste.Llingen
van
maatschappijleer worden door leerkrachten naatschappijleer
gewenst geacht?
Uit deze probleemstelling
zijn
afgeleid.
18 deelprobleemstetlingen
Deze
hebben betrekki-ng op opinies over door anderen geforuuLeerde doeJ.stellingen en op eigen visies op de doelstellingen.
De methode van data-verwerving is het gestructureerde
interview
net open en gesloten vragen. De
data-ver+rerking vi-ndt plaats aan de hand van een model van een interviolverslagr een set regels voor de analyse van de antwoorden op de open vragen' een analyse-formuLier
en een doel-pyramide-forrnul-ier. De gekozen populatie
bestaat uit de 61 ervaren LeerkrachLen maatschappijleer
op de 84
schoJen voor al-Ieen h. a. v. o. en atheneum. De eva-Luati+obj ecten zij n de
interview-vragenlJ-j sf l de belataanheden van de inberviewers en de onderzoeksnethode ( bij laee 12) . ( Hoofdstuk 4. )
In 1984 is het onderzoeksplan uitgevoerd. AlIe 6'l Ieerkrachten verlclaarden
zich bereid hun medewerking te verlenen. Van hen bleken er 8 in de uren
naatschappijleer
een ander vak te geven. Bovendien was 1 respondent net in
de VUT gegaan en was er 1 ernsbig en tangdurig ziek. Er bleven over: 51
respondenten. theederde deel van hen heeft geen opleiding gehad voor het
beroep van Ieerkracht maatschappijleer.
Onder andere de volgende opinies zijn-verkregen.
UiL een verzameling van
10 korfe aanduidingen van de vakdoelstelling
wordt het meest vaak gekozen
voor I sociale en polifieke
voruingr.
0p de tweede plaats staat I persoonlijke
vorningt r gevolgd door I burgerschapsvorningr r I sociale vormingt en
l
I
lfo
-
I
1
:t
n
rmoreLe vormingr. Dan kont rpoLitieke vormingr. De hekkensluiters zijn
f partnerschapsvormingr en rinstitutiekundet.
Geen rstemt krijgen rintnor
i
n
t
r
o
d
u
c
f
i
e
ductie in de sociologiet en
in politicologier.
Met bijna alle
aan de respondenben voorgelegde door anderen voorgestelds doelstellingen
van de Lessen naatschappijleer wordt ingestend. De 10 gepresenteerde leerstofgebieden krijgen alle van de meerderheid heb stenpel tgeschiktr.
Van
de 57 voorgelegde onderuerpen keurt de meerderheid er 52 goed. Door nininaal de helft van de respondenten worden de volgende onden'Jerpen als zeer
geschikt bestenpeld: bewapeningswedloopr politieke
ideologie'6n, politieke
systemenr kranL, vonnen van sanenleven, jeugdcriminaliteibr
vooroordelen
jegens bui.tenLandersr werkLoosheidr posities
van Ieerlingen
op schoolr
derde wereld/ontwikkelingshulp
en televisie.
Tot zover enkele opinies.
Nu de vlsies. Bijna aIIe respondenten wensen da! de leerlingen in de'Iessen maatschappijleer (naast kennis venrerven) ook neningen vorl!€nr houdingen ontwikkeLen en vaardigheden verwerven. De vorning van houdingen wordt
gevonden. 0p grote afstand volgen dan de kennis- en
het rneest belangrijk
neningsdoelsfellingen.
De vaardigheidsdoelstellingen
worden het ninst
gevonden. Ter i-Ilusfratie
belangrijk
volgt nu van elk type doelstelling
een voorbeeld: de houdi-ng van respeet' kennis van een aantaL criteria
voor
wat verslaving
is' een mening over het aI dan niet plaatsen van nieuwe
kernrakeften in Nederlandr erl de vaardigheid in vergadertechnieken.
In
totaal noelrien de respondenten 2401 doelstellingen.
De neeste daarvan zijn
0p de tweede plaats staan
concreLe doelstel-Iingen van rnaatschappijleer.
doeLsteJ.lingen meb maaLschappijleer.
0p de derde plaats staan algemene
g
doelstellingen
maatschappijleer.
Wat de doelsfellingen
met naatschaf
pijleer
betrefb worden algemene bekwaarnheden
het neest gewenst geacht. Het
Ieveren van een bijdrage aan een verandering van een onderdeel of aspect
van de naatschapplj het ninst. Wat de doelstellingen
van naatschappijleer
befreft worden vele verschiLlende houdingen gorenst geacht. Dab geldb ook
voor de gewenst geachte vaardigheden, Ook groot is het aantal onderwerpen
net dgze
waarover kennis en meningen ge.renst worden geacht. In de lijn
het meest geconstateringen worden die overkoepelende vakdoelstellingen
wenst geacht die het meesf ruim zijn, die naar verhouding een groot aantal
inhouden bevattenr n.1. tsociaJ-e en politieke vorningr en rpersoonlijke
vorningt . (Hoofdstuk 5. J
En dat brengt ons bij het antwoord op de vraag waarmee wij het onderzoek
zijn begonnen: welke bijdrage leverb het vak maatschappijleer aan de poJ.itieke socialisatie
van jongeren in Nederland? Onderscheid wordt gemaakt
tussen de potenti€Ie
bijdrage, de door leerkrachten genrenst geachte bijnagestreefde bijdrage en de bereikte bijdrage. Uil de
drager de feitelijk
is bekend garorden dat de
Literatuurstudie
naar polifieke
sociaLisatie
potentiEle bijdrage
Ten eerste ondat de leerslechts beperkt kan zijn.
lingen geen onbeschreven politieke
bladen zijni zij beschikken af voordat
zij voor het eerst les in maatschappljleer krijgen over bepaalde politieke
kennisr meningen en houdingen. Ten tweede omdat er naast de Ieerkracht
invloedrijke
soci.aLisatoren
naatschappijleer
nog vel-e andere potentieel
zijn.
Ten derde ondat naast de leerprocessen die door leerkrachten maatschappijleer op gang gezet kunnen worden ook andere socialisati+processen
plaatsvinden. Ten vierde ondat de randvoorwaarden in vergelijking
tot die
van andere socialisatoren
beperkb zijnr
bijvoorbeeld het geringe aantalLesuren. Uit hef onderzoek is nu ook bekend wat de gewenst geachte bijdrage is. Van alle ondervraagde leerkrachten naatschappijleer
wil ongeveer de
van de leerl-ingen lev+
helfb een bijdrage aan de politieke
sociaLisatie
ren. Deze Ieerkrachten wjl-Len echter ook andere doel"stellingen nastreven
157
en andere onderwerpen behandelen dan alleen politieke.
De gewensf geachle
bijdrage aan de politieke
social-isatie van deze leerkrachben is dan ook
gering. Die van de andere helft van de respondenben zo goed als afwezig.
Verrrolg-onderzoek moet uit maken of deze gewensb geachte bijdragen overi
eenkomenneb dan wel, verschillen van de feitelijk
nagestreefde en bereikte
bijdragen.
Aan 66n voorraarde voor dab onderzoek is door hef vemichfe
onderzoek voLdaan' n.1. kennis van de door Leerkrachten gewenst geachte
(Hoofdstuk 6. )
doelstellingen.
In de nabeschouwing spreek j"k over de eindconcfusie van het onderzoek mijn
teLeurstelling
uit. Ik zou graag willen dat politiek
het enige leerstofg*
bied van maatschappijleer is en politieke vorning de enl6e vakdoeLstelling.
Ik kies voor deze bepenking van Ieerstof en doelsfelling
van het vak vooral
varwege nijn opvalting dat het voor de instandhouding van de huidige demo
cratie en zeker voor een verdere denocratisering
dringend gewenst is dat
aLle staatsburgers een ninimun aan politieke
behraanheden bezitben. Het vak
naatschappijleer
biedt de unieke nogelijkheid
om alle jongeren die bekwaanheden op professioneLe wijze te doen laten verwerven. Kortom een pleidooi
voor een in de Iessen naatschappijleer
te geven intentioneler
directe poI1tieke sociafisatie'
oftewel politieke vorni.ng.
158
L-.
Download