Anthony Roegiers - Ghent University Library

advertisement
Universiteit Gent
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Academiejaar 2015-2016
DE DELISCHE ZEEBOND :
De kiem van een communautaire mariene zone
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Ingediend door
Anthony Roegiers
(studentennr. 01000171)
Promotor: prof. dr. Dirk HEIRBAUT
Commissaris: Dr. Frederik DHONDT
- VOORWOORD Meestal bevat een thesisproloog alleen gezwets, meldingen waar
niemand iets aan heeft. Geen mens die maalt om de studiedipjes,
de onvergetelijke momenten met kroegmaten, de ouderlijke
oppeppers of de beklijvend trouwhartige troostpraatjes van een
bedpartner tijdens de bikkelharde opleiding aan de Gentse
Universiteit. Sta mij toe dergelijke ditjes en datjes over te
slaan.
Wel belangrijk is dat naar oeroud gebruik de promotor wordt
bedankt. Hoe kan het ook anders. Zelfs al gedroeg de
dissertatiepatroon zich als een huiveringwekkende hufter of
helleveeg, een scriptie waarin een literaire fuck-you-vinger
wordt uitgestoken naar de begeleidende hoogleraar, rijft niet
gauw een slaagcijfer binnen, en ook de omissie van bewierokende
formuleverzen, zwanger van erkentenis en epiphanische extase,
stemt de verbeteraar doorgaans slechtgeluimd.
Professor Heirbaut, geenszins behoort U tot die dun gezaaide
academische schare die een lovende eindproefinzegening tot
hypocriete raaskallerij degradeert. U slaat en zalft, bemoedigt
en vermaant, gunt vrijheid en stuurt bij, maar steeds met het
welzijn van Uw pupillen voor ogen. Als opgeruimde poortwachter
bewaakt U de toegang tot de advocatuur, wenkend naar de aspirant
die in de verte komt opdagen; hij strompelt eerst, niet wetend
waar de voeten te zetten tussen de ontelbare hindernissen en
valkuilen; maar bij elke aanwijzing, elke opkikker die U van op
afstand roept, schrijdt hij behendiger, kordater, tot de laatste
spurt losbarst en U minzaam de hijgende boekenwurm toeknikt; hem
rest niks anders dan te wachten tot de uitgansdeuren van de
Universiteit, zoals het U belieft, ontgrendeld of verzegeld
worden. Χαριν Σοι ἐχω !
1
- INHOUDSTAFEL –
VOORWOORD .................................................... 1
INHOUDSTAFEL ................................................. 2
TEN GELEIDE .................................................. 6
I.
II.
III.
IV.
V.
OPZET VAN HET VERHANDELINGETJE ...........................
DE ONDERZOEKSVRAAG .......................................
AFBAKENING VAN HET ONDERWERP .............................
METHODE ..................................................
DE DELISCHE ZEEBOND : EEN KORTE KENNISMAKING .............
6
6
7
8
9
EERSTE HOOFDSTUK. DE DELISCHE ZEEBOND :
Enkele grondrechtelijke dimensies uitgeklaard ............... 11
I.
II.
III.
A.
B.
C.
D.
E.
IV.
A.
B.
V.
INLEIDING ............................................... 11
OPKOMST EN ONDERGANG VAN DE BOND ........................ 11
CONSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND ................. 15
Constituties in het Oude Griekenland ................. 15
Interstatelijke overeenkomsten in het Oude Griekenland 17
De Helleense statenassociaties ....................... 18
Het verdragsrechtelijke karakter van de Delische
Symmachie ............................................ 20
Verhouding tussen Athene en de andere lidstaten ...... 24
INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND .................. 25
Constituties in het Oude GriekenlandDe organisatie
van de Delische Zeebond .............................. 25
De organisatie van het Attische Rijk ................. 27
BESLUIT : HET BELANG VAN DE CONSTITUTIONELE EN
INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE
ZEE ..................................................... 31
TWEEDE HOOFDSTUK. MILITAIRE MACHTSUITOEFENING :
Oorlogsvloten en zeeheerschappij ............................ 32
I.
II.
A.
B.
C.
D.
III.
A.
B.
INLEIDING ...............................................
DE ZEEMACHT VAN DE DELISCHE UNIE ........................
Doorvaart in vredestijd ...............................
Oorlogsvloten in het oude Griekenland .................
Zeeheerschappij .......................................
Militaire tactieken ...................................
DE RECHTSFACETTEN VAN DE DELISCHE ZEEMACHT ..............
Krijgsnormen in het oude Griekenland ...................
Dwingend karakter van het oorlogsrecht .................
2
32
32
32
33
34
35
38
38
40
IV.
A.
B.
C.
V.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ............................
Diplomatie ............................................
Arbitrage .............................................
Collectief verweer ....................................
BESLUIT : HET BELANG VAN DE MILITAIRE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE .........................
41
41
41
44
45
DERDE HOOFDSTUK. MILITAIRE MACHTSUITOEFENING :
Oorlogsvloten en zeeheerschappij ............................ 46
I.
II.
A.
a.
b.
c.
B.
a.
b.
c.
d.
e.
C.
a.
b.
c.
D.
a.
b.
c.
d.
e.
E.
a.
b.
c.
F.
a.
b.
c.
d.
e.
G.
H.
a.
b.
c.
d.
III.
A.
INLEIDING ...............................................
HET PROCESRECHT IN ATHENE ...............................
Pre-klassieke periode : de Helleense procesgeest .....
Mythische era ......................................
Pre-solonische era .................................
Solonische era .....................................
Klassieke periode : algemene kenmerken ...............
Materiële vorderingen of formele procesinitiaties ?
Onderverdeling van de geschillen ...................
Belang en hoedanigheid .............................
Bewijsvoering ......................................
Executie ...........................................
Berechting door een magistraat .......................
ἀνακρισις ..........................................
ἐπ᾽αὐτοφωρῳ ........................................
κατα το τελος ......................................
Berechting door aristocratische instellingen .........
Ἀρειος παγος .......................................
Παλλαδιον ..........................................
Δελφινιον ..........................................
Φρεαττω ............................................
Πρυτανειον .........................................
Berechting door democratische instellingen ...........
Προβολη ............................................
Εἰσαγγελια .........................................
Het schervengericht ................................
Berechting door volksrechtbanken .....................
Overzicht ..........................................
Voorafgaande fase : ἀνακρισις ......................
Bodemproces ........................................
Beroep .............................................
Verhouding tussen ἐκκλησια en δικαστηριον ..........
Berechting door private arbiters .....................
Berechting door publieke arbiters ....................
Overzicht ..........................................
(Pseudo-)ἀνακρισις .................................
Bodemproces ........................................
Beroep .............................................
MARITIEME PROCESSEN IN HET BIJZONDER ....................
Commerciële disputen .................................
3
46
46
46
46
48
48
49
49
51
52
54
55
56
57
57
58
59
60
63
63
64
64
65
65
66
67
68
68
70
73
74
74
77
77
77
79
79
80
82
82
a.
b.
c.
d.
Algemene kwalificatie ..............................
Specifieke kwalificatie ............................
ἀνακρισις ..........................................
Bodemproces ........................................
B.
Strafzaken ...........................................
a.
Emporische misdrijven ..............................
b.
Piraterij ..........................................
IV.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ............................
V.
BESLUIT .................................................
82
83
83
86
87
87
88
88
92
VIERDE HOOFDSTUK. PUNITIEVE MACHTSUITOEFENING :
De Egeïsche Zee bevrijd van piraterij ....................... 96
I.
II.
A.
B.
C.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
III.
A.
B.
IV.
V.
INLEIDING ............................................... 96
BESTRAFFING VAN MISDRIJVEN IN ATHENE .................... 96
De maatschappelijk functie van straffen .............. 96
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid ................ 97
Overzicht van straffen ............................... 99
Doodstraf .......................................... 99
Verbanning ........................................ 100
Ontzetting uit burgerlijke rechten ................ 100
Opsluiting ........................................ 101
Verkoop als slaaf ................................. 101
Confiscatie ....................................... 102
Geldboetes ........................................ 102
BESTRAFFING VAN ZEEMISDRIJVEN IN HET BIJZONDER ......... 103
De maatschappelijk functie van straffen ............. 103
Berechting van piraterij in Athene .................. 104
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ........................... 108
BESLUIT : BELANG VAN DE PUNITIEVE ASPECTEN VAN DE DELISCHE
BOND VOOR DE VRIJE ZEE ................................. 110
VIJFDE HOOFDSTUK. ECONOMISCHE MACHTSUITOEFENING :
Havenregelneverij en kustcontrole .......................... 112
I.
II.
III.
A.
B.
a.
b.
C.
a.
b.
D.
INLEIDING .............................................. 112
KOOPVAARDIJ
....................................................... 112
Koopvaardij in het Oude Griekenland ................. 112
Algemene kenmerken van overeenkomsten in het Klassieke
Athene .............................................. 113
Open of gesloten systeem .......................... 114
Consensueel of formalistisch systeem .............. 115
Algemene kenmerken van maritieme overeenkomsten in het
Klassieke Athene .................................... 121
Bevoegde rechter .................................. 121
Documentair karakter .............................. 121
Overzicht van maritieme overeenkomsten in het Klassieke
Athene .............................................. 122
4
a.
b.
c.
d.
E.
IV.
A.
B.
V.
VI.
Huur van een schip ................................
Zeetransport ......................................
Bodemerij .........................................
Zekerheden ........................................
Staatsinterventie ...................................
VISSERIJ ...............................................
Visserij in het Oude Griekenland ....................
Visserijzones .......................................
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ...........................
BESLUIT : HET BELANG VAN DE ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE ........................
122
124
125
127
129
131
131
132
135
137
ALGEMEEN BESLUIT ........................................... 140
BIBLIOGRAFIE ............................................... 142
5
- TEN GELEIDE I.
OPZET VAN HET VERHANDELINGETJE
In dit vijfdelig artikel ga ik dieper in op de geschiedenis van
het Europees zeerecht. Die omvangrijke kroniek overwoekert mijn
navorsing bekrompen naar tijd en ijver. Noodgedwongen beperk ik
mij daarom tot de aangevreten wortel van de communautaire
maritieme samenwerking : de Delische Bond. Laat U zich derhalve
niet verleiden, beste lezer, tot de gedachte dat deze armtierige
pluk uit het verleden een volledig overzicht verschaft van een
volkenrechtelijke ontwikkeling. De pertinentie van een
historische uiteenzetting neemt immers toe naarmate meerdere
periodieke motieven en tussenschakels betrokken worden bij het
onderzoek. Aldus wordt een patroon uitgebaggerd, zoals een op het
eerste zicht onsamenhangende stippenwolk, waarin men door de
juiste punten te verbinden een herkenbare figuur doet opdoemen.
Zo een uitputtende bespiegeling kan ik U bijgevolg niet
openbaren. Niettemin is het zelden onnuttig de ontstaansprocessen
van een hedendaags verschijnsel onder de loep te nemen, ook al
beperkt men zich tot de prille aanvang van dit uitgespannen
verloop. Recht komt uit de geschiedenis voort zoals het
delicieuze afvalwater van een onophoudelijk drinkgelag. Zelfs de
vroegste scharnieren van het historisch reactiemechanisme kunnen
boeiende inzichten uitlokken. Moge deze summiere studie hierom
verschoond wezen.
II.
DE ONDERZOEKSVRAAG
De Delische Bond is opmerkelijk. Misschien werd er voor de eerste
keer in de geschiedenis gestreefd naar een vrije zee met een
gemeenschappelijke krijgsvloot. Ik hou U nog even in spanning,
kwestie dat U niet onmiddellijk afhaakt. (Ik kan U onmogelijk het
plezier ontzeggen zich te verkneukelen omwille van talloze
6
schrijffouten en rechtshistorische kemels, waartoe teisterende
tijdsdruk mij door eigen aspiraties aangespoord heeft.1)
De vraagstelling die deze scriptie oppompt, luidt dus :
bewerkstelligde de Delische Bond een communautaire vrije zee ? In
het onderhavig vlugschrift hoop ik Uw aandacht te gidsen naar
aanwijzingen voor die κοινη θαλλαττη.
III. AFBAKENING VAN HET ONDERWERP
De Delische Bond omspande schierlijk de volle vijfde eeuw voor
Christus (479 tot 403). Binnen deze periode, die samen met een
anderhalve vierde eeuw voor Christus de zogenaamde Klassieke
Helleense Era vormde, ligt de focus op de jaren 479-465, omdat
het statenconglomeraat nadien transformeerde tot het Attisch
Rijk, waarin er, naar analogie met haar Romeinse tegenhanger,
eerder sprake was van bevelsmacht dan van gelijkheid. Er is een
verschil tussen een mare liberum en een mare nostrum.
De ontraadselde mariene zone betreft voornamelijk de Egeïsche
zee. Dit was het belangrijkste actieterrein van de Bond. Doorheen
de bespreking van de Delische Unie, die was samengesteld uit
meerdere stadrijkjes, zal hoofdzakelijk scherp gesteld worden op
Athene. De reden hiervoor hoeft geen breedvoerige onderbouwing.
De Attische pennenvruchten leveren het leeuwendeel van de
bewaarde literatuur uit dit tijdvak. Daarenboven was Athene de
machtigste onder de bondgenoten. De natie bloeide door maritiem
verkeer.
Voor de analyse van vrijheid, vormt de dynamiek tussen
zelfbeschikking en machtsuitoefening op de wateren de as van het
onderzoek. De meest excessieve bewindstechnieken kristalliseerden
immers de ondergrens van het vrijheidsconcept. Bijzondere
interesse zuigt de materiële of formele inperking van rechten
aan. Een beknopte weergave van algemene juridische fenomenen is
1
Om de een of andere reden wordt een dt-fout in de Nederlandse als een
gênante misslag beschouwt, hoewel zo’n orthografisch onding ook maar een
vergissing is. Hopelijk pronken er reeds een paar van deze schamelijke
schuivers in de introductie zodat het ijs enigszins gebroken is, en U
door de wet van het afnemend grensnut geen exorbitant leedvermaak
ontplooid bij het lezen van de broodtekst.
7
dus betamelijk. Indien er in verhouding tot het gemeenrecht
faciliteiten of uitzonderingen golden op vlak van de scheepvaart,
duidde dit mogelijks op liberalisering. Bij de subsidiaire
beoordeling van communiteit, gaat vooral aandacht naar de
Delische federatiestructuur, die een zekere gelaagdheid voegde
aan het vrijheidsconcept. Een onderscheid dringt zich op tussen
navigatie- of exploitatiemogelijkheden voor Grieken enerzijds, en
voor Barbaren anderzijds. Binnen de categorie van Hellenen kan er
daarenboven differentiatie zijn tussen Delische bondgenoten en
derde staten.
IV.
METHODE
Hoe zal ik te werk gaan ? Om de ingeschapen gezindheid van deze
Europese bakermatgemeenschappen te kennen, dient men een
volksgeest te puren uit hetgeen werd overgeleverd. Mythische
verhalen, redevoeringen, geschiedschrijving, en wetteksten zijn
hiervoor geschikt. Deze bronnen ga ik onderzoeken. Bij het
afborstelen van rechtsnormen uit de oud-Griekse πολεις, springen
meerdere hindernissen tevoorschijn. In de eerste plaats is er de
inlichtingenschaarste. Bovendien moet men zich binnen dit gering
informatieaanbod dikwijls steunen op de filosofische fossilisatie
van rechtsregels, hetgeen de betrouwbaarheid niet altijd ten
goede komt. Aangezien er weinig bronnen zijn uit de periode –479
tot -465, zal er vaak een sprong in de tijd gemaakt worden, om
vervolgens vanuit latere eeuwen een reconstruerende gok te wagen.
8
V.
DE DELISCHE ZEEBOND : EEN KORTE KENNISMAKING
Wat moet men zich voorstellen bij de Delische Bond ? Laat ons dit
academisch avontuurtje aanvatten met wat kwakzalverswijsheid op
Wikipedia (Nee beste lezer, U hoeft niet grammoedig de
wenkbrauwen te bruuskeren. Iedereen consulteert deze
burgerencyclopedie. Studenten die zeggen dat ze dat niet doen,
liegen.) Op de wikipedische webstek staat in de huidige Lingua
Franca te lezen :
‘The Delian League, founded in 478 BC, was an association of
Greek city-states, members numbering between 150 to 173, under
the leadership of Athens, whose purpose was to continue fighting
the Persian Empire after the Greek victory in the Battle of
Plataea at the end of the Second Persian invasion of Greece. The
League’s modern name derives from its official meeting place, the
island of Delos, where congresses were held in the temple and
where the treasury stood until, in a symbolic gesture, Pericles
moved it to Athens in 454 BC. Shortly after its inception, Athens
began to use the League's navy for its own purposes. This
behavior frequently led to conflict between Athens and the less
powerful members of the League. By 431 BC, Athens' heavy-handed
control of the Delian League prompted the outbreak of the
Peloponnesian War; the League was dissolved upon the war's
conclusion in 404 BC under the direction of Lysander, the Spartan
commander.’2
Welaan, zo traumatiserend schabouwelijk was deze lekengeleerdheid
nu ook weer niet. Meer nog, ik acht deze oriëntatie een ideaal
startschot voor enkele studentikoze ontboezemingen. Er is ook een
fraai kaartje beschikbaar3 :
2
3
en.wikipedia.org/wiki/Delian_League.
en.wikipedia.org/wiki/Delian_League#/media/File:Map_athenian_empire_
431_BC-en.svg. Voor een ‘wetenschappelijke toets’ m.b.t. de
oorspronkelijke bondgenoten tussen 479 en 454 v.Chr., zie MERITT, WADEGERY, en MCGREGGOR, The Athenian Tribute Lists Vol. III, 198-199
(eilanden), 204 (Ionië), 206-207 (Hellespont), 213 (Karia), 223
(Thrakië).
9
Ziezo, we kunnen van wal steken. Vijf hoofdstukken schotel ik U
voor. Beginnend bij het blootleggen van de constitutieve facetten
van de Unie, behandel ik aansluitend de verschillende
machtsgedaanten op de Egeïsche zee, om alle bevindingen te
verbinden op het einde. Voor het overige is de opdracht van de
proclamandus simpel : lees, denk, en schrijf. Geschiedenis is
geen wetenschap, Zij is een muze !
10
–
EERSTE HOOFDSTUK -
DE DELISCHE ZEEBOND :
Enkele grondrechtelijke dimensies uitgeklaard
I.
INLEIDING
In de oude Helleense wereld was de statenbond een opmerkelijk
verschijnsel. Het bewerkstelligen van een gezamenlijke
besluitvorming was dikwerf de voornaamste drijfveer, in weerwil
van het misbruik waaraan heerszuchtige partijstaten zich
veelvuldig hebben bezondigd. Er bestonden meerdere
noemenswaardige volkerencoalities, maar op het gebied van
maritieme samenwerking was de Attisch-Delische Zeebond de
belangrijkste. De organisatie van deze rond Athene uitzwellende
stedenassociatie wordt hieronder behandeld. Nadat de
ontstaansgeschiedenis van de Liga is besproken, wordt haar
constitutionele aard gefileerd, om als laatste kwestie enkele
institutionele aspecten te onderzoeken.
II.
OPKOMST EN ONDERGANG VAN DE BOND
Toen Koning Xerxes de Hellespont overstak, verenigden talrijke
steden zich in de Helleense krijgsunie4, ἡ συµµαχια των Ἑλληνων,
zo placht men die althans te noemen5, ofschoon dit
statensyndicaat een uitbreiding was van de toenmalige
Peloponnesische Liga, aangevoerd door Sparta.6 Nog nooit vochten
zoveel Grieken samen. Nadat de Themistokliaanse troepen
gezegevierd hadden over die barbaarse boten uit het Oosten, werd
Athene almaar machtiger. De Atheners bouwden een schutmuur7, tot
ongenoegen van Sparta, hierbij verkondigend dat, wanneer het
bondgenootschap zou beraadslagen, zij voortaan heel goed wisten
4
5
6
7
KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War,
LARSEN, The constitution of the Peloponnesian
MERITT, WADE-GERY, en MCGREGGOR, The Athenian
97. Contra BRUNT, The Hellenic League against
KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War,
11
31-33.
League, 263.
Tribute Lists Vol. III,
Persia, 141 en 146-149.
36.
wat goed was voor henzelf en alle andere Grieken.8 Eenmaal
Pausanias, een Lakedaimonische leider, omwille van tirannieke
tics het bevel over de Griekse eenheden ontnomen was, zagen de
Attiërs hun kans schoon. Ze namen het commando over, en vanaf dat
ogenblik vergaderden zij met de geallieerden in de tempel van
Delos.9
De Spartanen trokken zich terug uit de Helleense Krijgsunie,
samen met hun bondgenoten, waarover zij het meeste te zeggen
hadden. De Peloponnesische en Delische organisaties wedijverden
om de grootste invloedssfeer. Dit hanig bestuur ontlokte een
eerste onderlinge strijd , met overwinningen en nederlagen aan
beide kanten. Daarna sloten Sparta en Athene een dertigjarig
peisbestand. De twee liga’s werden toen uitdrukkelijk erkend.
Onderwijl was de Attische administratie van de Zeebond in
imperialistische konkelarij ontaard. Het opstandige eiland Samos
werd met geweld onderworpen toen de inwoners de bondsbijdragen
niet langer wilden betalen, en uiteindelijk liet Perikles de
schatkist uit het heiligdom naar zijn eigen ambtsgebied zeulen.
Veertien jaar gedijde die wapenstilstand. Sparta oordeelde dat
Athene haar verdragsverplichtingen geschonden had door de
Corinthiërs, die hun medestanders waren, te misnoegen. Verbroken
was de vrede. De oorlog die opnieuw uitbarstte tussen de
stadstaten, mondde uit in de val van Athene. De eens zo trotse
natie werd gefnuikt, en de Delische Liga ontbonden. Athene
slaagde er nooit meer in haar vroegere luister te recycleren.
8
9
Thuc. 1.91
KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 38.
12
Figuur 1 : De belangrijkste statenassociaties in de 5de eeuw voor
Christus (eigen figuur).
Vierdelige tijdlijn.
De Delische Zeebond
(479-404)
Het Attische
Rijk
(454-404)
De Helleense Bond
(490-480)
Boeotische Bond
(446-338)
De Peloponnesische Bond
(6de eeuw-338)
13
Figuur 2 : Het bestuur van de Zeebond (eigen figuur).
Vierdelige tijdlijn. Op de eerste rij de evolutie van bond naar
imperium. Op de tweede rij de belangrijkste oorlogen. Op de derde
rij de Attische bestuursvorm. Op de vierde rij de meest
prominente generaals.
479
oprichting
van de
Delische
Zeebond.
465
Athene slaat de
opstand in
Thasos neer :
het startpunt
van een
imperialistische
herschepping
454
Perikles
laat de
schatkist
naar Athene
brengen : de
voltooiing
van het
Attische
Rijk.
490-480
De Tweede
Perzische
Oorlog
460446
De Eerste Helleense
Oorlog
(Athene-Sparta)
404
De val
van het
Attische
Rijk :
het
einde
van de
Bond
446431
30jarige
Vrede
431-404
De Tweede
Helleense
Oorlog
508-470
Klassieke
Kleisteniaanse
democratie : De
Raad en de
volksvergadering
zijn de
machtigste
Atheense
instellingen
470-460
Conservatieve
Kimoniaanse
democratie : De
Aereopaag is de
machtigste Atheense
instelling
460-403
Progressieve Perikliaanse
democratie : De Raad en de
volksvergadering zijn de
machtigste Atheense instellingen.
479-471
Themistokles
voert de Zeebond
aan
471-460
Kimon voert de
Zeebond aan
460-429
Perikles voert de Zeebond
aan
(quasi-keizerschap)
14
404
bewind
van de
dertig
tirannen
429-404
Kleon, Nikias
en Alkibades
voeren achtereenvolgens de
Zeebond aan
III. CONSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND
A. Constituties in het Oude Griekenland
In de 5de eeuw v. Chr. leken de Attiërs geen onderscheid te maken
tussen wetten die de staatsinstellingen behelsden en normen met
een andere finaliteit. Thucydides bijvoorbeeld gebruikt het
veelomvattende woord πολιτεια om naar de Atheense
staatsinrichting te verwijzen. De verordeningen van Drakon, Solon
en Kleisthenes waren de belangrijkste publiekrechtelijke
instrumenten ten tijde van de Zeebond. De Drakonische decreten
regelden de bevoegdheid van de Areopaag in moordzaken, de
Solonische schikkingen en Kleisthiaanse conventies hadden
betrekking op alle andere politieke organen. Recht kon weliswaar
ongeschreven zijn, maar de meeste institutionele richtsnoeren
werden op houten of stenen platen gekorven.10
Er bestonden meerdere begrippen waarmee een bindende bepaling
werd vereenzelvigd. Νοµος was de ruimste norm. Het ging om
afspraken die iedereen aanvaardde, waaronder gewoonte en
goddelijk recht. Vaak werd νοµος als overkoepelende term
gebezigd. θεσµος was de benaming voor regelgeving die een
overheid oplegde. Vanaf de 5de eeuw v. Chr. duikt onder invloed
van de democratische kentering een kersverse formulering op :
ψηφισµα. Onder deze categorie vielen besluiten van de
volksvergadering.11
In 403 v. Chr. brak een nieuwe periode aan onder Εὐκλειδης. Het
regime van de dertig tirannen capituleerde, en Athene waagde zich
aan hip legifereren. Deze baanbrekende rechtsvernuftigheid kwam
in zwang net toen het Attische Rijk was uiteengespat. Voor de
materie die in dit strooischrift wordt aangeraakt, is de
onderhavige uitweiding zonder nut. Het zijn een paar informatieve
alineaatjes die illustreren hoe opwindend geraffineerd een preRomeinse judicatuur kon zijn. Ten gevolge van de Euklidische
hervormingen moest ieder voorstel om bestaande wetgeving te
amenderen na een stemming in de ἐκκλησια worden voorgelegd aan de
νοµοθεται. Deze raad, uit de jurylijst gekozen door de
10
11
MACDOWELL, The Law of Athens, 43-44.
MACDOWELL, The Law of Athens, 45.
15
volksvergadering zelf, fungeerde als controleorgaan, dat de
opdracht had inconsistenties en normconflicten te onderzoeken. De
νοµοθεται konden een ψηφισµα blokkeren. Daarenboven werden vijf
belangrijke principes verwaaierd : (a) Geen enkele wet aangenomen
voor 403 v. Chr. was nog geldig (b) Ongeschreven wetten konden
niet afgedwongen worden (c) Een νοµος had voorrang op een ψηφισµα
(d) Misdrijven gepleegd voor 403 v.Chr. konden niet langer worden
vervolgd (e) Wetten konden geen betrekking hebben op individuen,
tenzij er een bijzondere meerderheid was in de ἐκκλησια. Νοµοι
ἐπ’ ἀνδρι moesten zesduizend stemmen vergaren. Wellicht ging het
eerder om een aanwezigheidsquorum.12
De afkeer voor ongeschreven maatstaven is opmerkelijk. Deze regel
lijkt niet-opgetekend gewoonterecht volledig te elimineren; een
opvatting die enigszins genuanceerd kan worden, nu de ruime
discretionaire appreciatie van de volksrechtbanken behouden
bleef. Juryleden konden nog steeds naar billijkheid oordelen over
zaken die niet door wetten werden behartigd.13 Een boeiende
bepaling is de verhouding tussen ψηφισµα en νοµος : ψηφισµα δε
µηδεν µητε βουλῆς µητε δηµου νοµου κυριωτερον εἶναι.14 Heerlijk
gewoon. Νοµος ontwikkelde zich tot een hogere norm die niet
langer door de δηµος werd vervaardigd, maar door de Legislatieve
Raad.15 Ψηφισµατα van de ἐκκλησια bleven verbindend, maar indien
zich een strijdigheid voordeed met eerdere beslissingen van de
νοµοθεται, konden burgers een vernietigingsberoep instellen bij
een δικαστηριον, een belangrijke juryrechtbank.16 Vroegere
volksvergaderingsbesluiten die indruisten tegen een nieuwbakken
νοµος werden automatisch opgeheven, want de γραµµατευς της βουλης
kreeg de opdracht alle bestaande ψηφισµατα te zuiveren.17 In de
periode van de Delische Zeebond was het Attisch recht nog niet
tot zulke luister uitgebot. Νοµοι en ψηφισµατα betekenden
hetzelfde.
Ofschoon de Grieken het arsenaal aan wetten dat de verhouding
tussen overheid en burger beklonk, niet echt als een grondwet
12
13
14
15
16
17
MACDOWELL, The Law of Athens, 48-49.
JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 135.
HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens,
HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens,
HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens,
HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens,
16
324.
330.
325.
324.
beschouwden, was er wel een zeker constitutionaliteitsbesef.
Dergelijke gouvernementele basisprincipes en institutionele
mechanismen tref je eveneens aan bij de statenbonden. De
stichtingsregels werden opgenomen in verdragen, aanvankelijk in
de vorm van plechtige mondelinge verklaringen. Later liet men de
internationale afspraken in stenen tabletten beitelen, en deze
στηλαι werden niet noodzakelijk vernietigd nadat de overeenkomst
was geschonden.18 De prille bondsconstituties beperkten zich tot
kaderstipulaties en intentiebescheiden. Bovendien waren
avondroodclausules gangbaar, de partijen verbonden zich niet voor
onbepaalde duur.19 Naderhand kregen deze pacten een bestendige
aard en werd hun inhoud verfijnd, het oprichtingstraktaat van de
tweede Panhelleense Unie onder Demetrios Poliorketes bijvoorbeeld
beschrijft tamelijk nauwkeurig de bevoegdheden van het
parlement.20 Van de Delische Statenunie werd geen geschreven
grondverdrag bewaard. Om het bestel van deze Liga beter te kunnen
verbeelden, wordt hieronder de thematiek van internationale
akkoorden verder uitgespit.
B. Interstatelijke overeenkomsten in het Oude Griekenland
In het Oude Griekenland vloeide de bindende kracht van
volkenrechtelijke verplichtingen voort uit de eed waarmee een
statenovereenkomst werd geratificeerd. Deze eed laat zich
omschrijven als een verklaring tegenover een bovennatuurlijke
entiteit, waarin men een vloek over zichzelf afroept indien de
belofte door eigen toedoen zou worden gebroken.21 Deze plechtige
uiteenzetting had dus een sacraal karakter, dat de Hellenen niet
zonder meer dorsten te miskennen.22 Zo sprongen bewindslieden in
antieke verhalencyclus niet al te losjes om met beloftes, zelfs
de Goden haalden het niet in hun hoofd om terug te komen op een
eed die zij bij de Styx hadden gezworen.23 Een mythologisch
motief dat geïnterpreteerd kan worden als een richtsnoer voor
18
19
20
21
22
23
BOLMARCICH, The afterlife of a Treaty, 477-478.
SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 315.
CARY, A Constitution of the United States of Greece, 140-143.
SOMMERSTEIN en TORRANCE, Oaths and Swearing in Ancient Greece, 1-2.
HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the
Middle Ages, 917.
SCHWAB, Griekse Mythen en Sagen, 51.
17
heersers. Een opmerkelijk voorbeeld, in de vierde eeuw voor
Christus bevocht de Thebaanse generaal Lakrates, de troepen van
zijn medeofficieren, omdat zij de gecapituleerde bevolking van
Pelousion aanvielen. De veldheer had gezworen dat de overwonnen
inwoners de buitgemaakte stad ongedeerd zouden kunnen verlaten.24
Daarenboven was er een zeker rechtsbesef wat het naleven van
verdragsnormen betrof; het beginsel pacta sunt servanda kan
worden afgeleid uit de diplomatieke gedragingen die Thukydides
beschrijft.25
C. De Helleense statenassociaties
Welke verdragsrechtelijke aard had de Zeebond nu? Laat ons eerst
even uitweiden over de toenmalige interstatelijke
samenwerkingsvormen. Je had ruwweg vier klassen26 : κοινη εἰρηνη,
ἀµφικτιονια, συµµαχια en συµπολιτεια.
Κοινη εἰρηνη was een permanent en collectief staakt-het-vuren,
dat betrekking had op alle oorlogvoerende partijen, en
verwezenlijkt werd door een specifiek verdrag.27 Vermaard is de
Koningsvrede van 387 voor Christus. Dit traktaat was een enorme
sprong in het volkenrecht, want voor de eerste keer werd de
verplichting opgelegd gemeenschappelijk op te treden tegen
onbesuisde verdragsschenders. Voor 387 v.Chr. worden alleen
regelingen van bepaalde duur aangetroffen, bekokstoofd door
legeraanvoerders met handslag en eed (σπονδαι και ὁρκοι), waarin
een tijdelijke negatie van oorlog aan de orde was.28 Het
dertigjarig Vredesakkoord tussen Athene en Sparta is daar een
voorbeeld van.
Ἀµφικτιονια laat zich omschrijven als een verbond met religieus
karakter ter bescherming van een cultus of een tempeloord. De
belangrijkste was de Delphische Amphiktyonie, die tot doel had
het Pythisch Heiligdom te beschermen, het vrij verkeer van
24
25
26
27
28
SOMMERSTEIN en TORRANCE, Oaths and Swearing in Ancient Greece, 283.
SHEETS, Conceptualizing International Law in Thucydides, 54.
LARSEN, Federation for peace, 145 e.v.
RYDER, Koine Eirene : General Peace and Local Independence in Ancient
Greece, XV.
LOENEN, Polemos : een studie over oorlog in de Griekse oudheid, 81-82.
18
personen te waarborgen, en krijgsbuitenissigheden in te dammen.29
De partijen zwoeren, noch elkaars grondgebied te teisteren, noch
de watertoevoer af te sluiten - zelfs niet in oorlogstijd - noch
de goddelijke tempelbezittingen te ontvreemden. Eendrachtig
dienden zij de stadstaten te vernielen die deze verbodsbepalingen
overtraden.30 De Amphiktyonische Raad van Delphi had overigens
jurisdictionele bevoegheden, zij fungeerde soms als een
Panhellenistisch gerechtshof.31 Maar daar komen we later nog op
terug.
Daarnaast bestond συµµαχια, een militaire unie, waarmee men een
gezamenlijke vijand wou verslaan. De naties die partij waren bij
de bond, behielden hun autonomie. Deze samenwerkingsvorm was de
meest succesvolle. De kerngedachte was dat meerdere πολεις
overleg pleegden met het oog op het voeren van een
gemeenschappelijk defensiebeleid. Ter inlichting, een συµµαχια
kon bestaan uit meerdere binnenunies. Dit kwam voor in de
Peloponnesische Bond; zo werd de nevenhegemonie van Elis
gekortwiekt door Sparta, toen deze interne alliantie te groot
werd.32
Συµπολιτεια duidt op een uitgerijpte federale staatsstructuur met
een stolpadministratie. Er heerst wat verwarring met het begrip
κοινον, dat eveneens aan een bepaalde mate van federalisering
uitdrukking geeft.33 Het onderscheid tussen συµµαχια, συµπολιτεια
en κοινον is bijgevolg niet altijd zonneklaar.34 Merk op dat
κοινον in wetteksten voorkomt als algemene term voor federale
staatsentiteiten.35 Als je de opvattingen van Xenophoon over
federalisme onder de loep neemt, zal je vaststellen dat er binnen
de categorie van συµπολιτεια of κοινον een schakering was, gaande
van soepel confederalisme, dat in wezen niet veel verschilde van
29
30
31
32
33
34
35
SANCHEZ, Le Serment Amphictionique, 159.
BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 377.
BONNER en SMITH, Administration of Justice in the Delphic Amphictyony,
1.
CAPREEDY, A league within a league : the preservation of the Elean
symmachy, 503.
BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 382.
BECK, Polis und Koinon : Untersuchungen zur Geschichte und Struktur der
griechischen Bundesstaaten im 4. Jahrhundert v. Chr, 10-11.
BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon
on Federalism, 359.
19
een symmachie met autonome partijsteden, tot behoorlijk complex
federalisme. Rond die eerste pool situeerden zich bijvoorbeeld de
Arcadische en Boeotische Bond.36 Ergens in het midden zweefde de
Chalcidische Bond37, die een zuiver militaire constellatie
ontgroeid was door civiele privileges en commerciële rechten toe
te kennen aan de inwoners. Aan het andere spectrumuiteinde bevond
zich Keos, dat samen met Hestiaia en vermoedelijk ook Eretria een
kleine maar geraffineerde bestuurlijke eenheid vormde, bestaande
uit φυλαι, τριττυες en χῶροι.38
Je had ook nog ἐθνος. Hier gaat het niet zozeer om een
staatkundige entiteit. Er wordt eerder verwezen naar een bepaald
samenhorigheidsgevoel. Natie lijkt een gepaste vertaling, hoewel
dit woord als soms als synoniem voor κοινον wordt gebezigd.39
Gesteld kan worden dat ἐθνος het tegenovergestelde is van ἀρχη.In
het eerste geval bestaat er een κοινον die de hoogste graad van
integratie heeft bereikt, door op natuurlijke wijze een hechte
gemeenschap te baren, bijna zoals een πολις. Bij die andere
bestuursvorm gaat de κοινον door dwang en onderwerping lijken op
een stadstaat onder centraal gezag.
D. Het verdragsrechtelijke karakter van de Delische Symmachie
De Helleense Krijgsunie wordt beschouwd als een συµµαχια40, en de
Delische Bond had in zijn prille jaren hetzelfde karakter.41
Sommigen menen dat de Delische Liga eigenlijk de Helleense
Krijgsunie was, voorgezeten door Athene42, anderen verdedigen dat
zij aanvankelijk een afzonderlijke organisatie was binnen dat
36
37
38
39
40
41
42
BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon
on Federalism, 359.
BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon
on Federalism, 360-362.
LEWIS, The federal constitution of Keos, 1.
LARSEN, Representation and Democracy in Hellenistic Federalism, 78.
PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes : Element einer
imperialistischen Politik Athens ? I. Von der Hellenensymmachie zum
Seebund, 422.
LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League, 187190. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 378.
MARTIN, La Vie Internationale dans la Grèce des cités, 151.
20
groot militair verbond tegen de Perzen, hetwelk een bestendig
karakter had.43 Die eerste opvatting verdient de voorkeur.
Thukydides suggereert dat de Delische Bond een voortzetting was
van de Helleense krijgsvereniging, maar nu onder leiding van
Athene, nadat de Spartanen zich stilzwijgend teruggetrokken
hadden door geen vlootaanvoerders meer te zenden : παραλαβόντες
δὲ οἱ Ἀθηναῖοι τὴν ἡγεµονίαν τούτῳ τῷ τρόπῳ ἑκόντων τῶν ξυµµάχων
διὰ τὸ Παυσανίου µῖσος, ἔταξαν ἅς τε ἔδει παρέχειν τῶν πόλεων
χρήµατα πρὸς τὸν βάρβαρον καὶ ἃς ναῦς.44 De schrijver gebruikt
παραλαµβανειν, wat overnemen of ontvangen betekent, in combinatie
met ἡγεµονιαν bedoelt hij hier duidelijk ‘het opperbevel erven’,
en deze gedachte wordt nog eens versterkt door de uitlating
ἑκόντων τῶν ξυµµάχων, die aangeeft dat de lidstaten de
machtswissel goedgekeurd hadden.
Je treft inderdaad passages aan bij Diodoros en Aristoteles,
waarin wordt beweerd dat er een afzonderlijk grondverdrag was
voor de Delische Bond.45 Maar Herodotos, schetst een getrouwer
beeld dan latere schrijvers, zoals Aristoteles en Diodoros. Hier
komt een stuk over de Helleense Krijgsunie : συλλεγοµενων δε ἐς
τὠυτο τῶν Ἑλληνων τῶν περι την Ἑλλαδα τα ἀµεινω φρονεοντων και
διδοντων σφισι λογον και πιστιν.46 Hij zegt dat alle Grieken die
het beste voorhadden met Griekenland samenkwamen, en aldaar letterlijk vertaald- woord en vertrouwen uitwisselden. Na deze
belangrijke passage, somt hij de maatregelen op waartoe dit
congres besloten had : het bekrachtigen van onderlinge vrede, het
uitzenden van spionnen die Xerxes’ gevolg in de gaten moesten
houden, en het vragen van hulp aan andere stadstaten. In een
later tekstdeel47 wordt gepreciseerd dat de Grieken daarbij een
eed hadden gezworen tegen de Perzen : Οἱ δε συνωµοται Ἑλληνων ἐπι
τῳ Περσῃ.
43
44
45
46
47
BRUNT, The Hellenic League against Persia, 149 en 153. LARSEN, The
constitution of the Peloponnesian League, 263- 265. LARSEN, The
constitution and original purpose of the Delian League, 204-208. Cf.
CAWKWELL, The Peace between Athens and Persia, 1.
Thuc. 1.96.
LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League, 182183. LARSEN, The constitution of the Peloponnesian League, 267.
Her.vii,145. Zie BRUNT, The Hellenic League against Persia, 136 e.v.
Her.vii,148.
21
De combinatie van deze fragmenten leert dat de zogenaamde
Helleense Krijgsunie eerder een informeel karakter had. Door de
Perzische dreiging moesten de geallieerden snel handelen, wat tot
gevolg had dat deze συµµαχια geen uitgekiende constitutionele
structuur kende. Bovendien is het weinig waarschijnlijk dat de
rivaliserende stadstaten brandden van verlangen om op grote
schaal een blijvend supranationaal systeem te wrochten. Het lijkt
aannemelijker dat er, onder leiding van Sparta, vooral
interstatelijk overleg was, met het oog op gecoördineerde
militaire acties48, waarbij de partijen onder ede bepaalde
verdragsverplichtingen moesten eerbiedigen; zonder dat deze
ontmoetingen een echt volkenrechtelijk vergaderorgaan in het
leven riepen.
Bovendien zijn de bewoording van Thukydides een hint voor de
toenmalige perceptie bij de Griekse bevolking : οἱ δὲ αἰσθόµενοι
ἀπῆλθον, καὶ ἄλλους οὐκέτι ὕστερον ἐξέπεµψαν οἱ Λακεδαιµόνιοι,
φοβούµενοι µὴ σφίσιν οἱ ἐξιόντες χείρους γίγνωνται, ὅπερ καὶ ἐν
τῷ Παυσανίᾳ ἐνεῖδον, ἀπαλλαξείοντες δὲ καὶ τοῦ Μηδικοῦ πολέµου
καὶ τοὺς Ἀθηναίους νοµίζοντες ἱκανοὺς ἐξηγεῖσθαι καὶ σφίσιν ἐν τῷ
τότε παρόντι ἐπιτηδείους.49 De historiograaf stelt duidelijk dat
de Spartanen geen aanvoerders meer mandateerden, omdat dit slecht
was voor hun stad. Ze wilden af van de oorlog, en meenden dat de
Atheners op degelijke wijze leiding zouden geven. Deze zin wordt
pas betekenisvol, wanneer men aanvaardt dat de Helleense
Krijgsunie een losse, officieuze statenassociatie was, waarbinnen
Athene het commando overnam, toen Sparta, en dus haar
Peloponnesisch Rijkje, dat overigens het leeuwendeel die
Hellenensymmachie vormde50, zich teruggetrokken had.51
Vanuit deze invalshoek kan worden betoogd dat Athene, van zodra
de stad het bevel voerde, een constitutionalisatiemanoeuvre heeft
verricht door te bepalen dat alle lidstaten een bijdrage moesten
leveren, ofwel in geld ofwel in schepen; en door de post van
schatkistbewaarder in het leven te roepen; alsook het bedehuis
48
49
50
51
Cf. συλλεγοµενων en διδοντων λογον και πιστιν.
Thuc. 1.95.
PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes : Element einer
imperialistischen Politik Athens ? I. Von der Hellenensymmachie zum
Seebund, 427.
Cf. ἀπαλλαξείοντες.
22
van Delos aan te duiden, niet alleen als bewaarruimte voor de
bondskas, maar ook als vaste vergaderplaats.52 Ofschoon er niet
echt sprake was van een juridisering - een term die een tikkeltje
voorbarig blijkt binnen de Oudgriekse tijdslus - kan minstens
worden gewaagd van een verfijnde formalisatie. De bevinding dat
de Delische Liga een reorganisatie was van de Helleense
Krijgsunie, is niet verstoken van enig belang. Door deze
veronderstelling mag worden aangenomen dat de oorspronkelijke
Delische partijstaten dezelfde waren als die van de antiPerzische Oorlogsbond, op de Peloponnesische leden na. De oudste
lijst met cijnsbare steden dateert immers van 454 voor
Christus.53 Voor de periode 479-465 blijft men in het ongewisse
wat de precieze omvang van het bondgenootschap betreft.
Vermeldingen van niet-Lakedaimonische besturen in de Helleense
Krijgsunie kunnen dus als uitganspunt dienen voor een
reconstructie.
Aldus had Athene de Helleense Krijgsunie omgeschapen tot een
plechtige Bond, terwijl Sparta terugplooide op de reeds
gevestigde Peloponnesische Liga. Boeiend is de beslissing om een
tempel als bestuursmiddelpunt te kiezen, hetgeen doet vermoeden
dat de Delische Unie ook het karakter van een ἀµφικτιονια
kreeg.54 Een bijkomende consolidatietruuk, want hierdoor mag
worden verondersteld dat de Bond permanent werd55, en dat er een
recht van doorvaart bestond naar het heiligdom. Immers het vrij
verkeer van personen in de richting van het hiëratisch centrum
was een essentieel onderdeel van de amphiktyonische
bescherming.56 Een dergelijk passagerecht werd bovendien
uitdrukkelijk erkend in sommige vredesverdragen, zoals het
bestand van Nikias : περὶµὲν τῶν ἱερῶν τῶν κοινῶν, θύειν καὶ
ἰέναι καὶ µαντεύεσθαι καὶ θεωρεῖν κατὰ τὰ πάτρια τὸν βουλόµενον
καὶ κατὰ γῆν καὶ κατὰ θάλασσαν ἀδεῶς.57
52
53
54
55
56
57
Thuc. 1.96.
MERITT, WADE-GERY, en MCGREGGOR, The Athenian Tribute Lists Vol. III, 5.
BALCER, Separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 32.
cf. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 377.
SANCHEZ, Le Serment Amphictionique, 159.
Thuc.5.18.
23
E. Verhouding tussen Athene en de andere lidstaten
Hoewel de partijen in het begin autonoom waren58, trok Athene na
verloop van tijd de macht naar zich toe, waardoor de συµµαχια
afgleed naar een ἀρχη.59 Oorspronkelijk hadden lidstaten de
mogelijkheid om eigen wetten te maken, eigen magistraten te
verkiezen, en eigen rechtbanken in te stellen.60
Vanaf het ogenblik dat in Attische wetten de formule ἐν τῶν
πολεων ὧν Ἀθηναῖοι κρατοῦσι voorkomt61, ongeveer rond 440 v.
Chr., lijkt die zelfstandigheid verdampt te zijn. Athene maakt er
dan geen geheim meer van dat zij heerst over de andere bondstaten
door regels uit te vaardigen die op ieder van toepassing zijn.
Daar komt nog bij dat er een decreet werd gestemd, die het
verplicht gebruik van de Atheense munt doorvoerde in de gehele
Unie62, en dat de schatkist werd geconfisqueerd; wat kan worden
gezien als een poging om de amphiktyonische bescherming rond de
tempel van Delos te enten op het Attisch Partheon.63 Door deze
constitutionele chirurgie werd de συµµαχια opgekalefaterd tot een
συµπολιτεια, waarin Athene eenzijdig de leden bestierde.
Thucydides oppert dat dit van meet af aan hun ware intentie was.
Als hij de oorspronkelijke strekking van de bijdragen kenschetst,
pent hij64 : προσχηµα γαρ ἦν ἀµυνεσθαι ὧν ἐπαθον δῃοῦντας την
βασιλεως χωραν. De bedoeling van die bijdragen was wraak voor
hetgeen ze hadden geleden door middel van verwoestingen op het
grondgebied van de Koning. Προσχηµα is een kleurrijke term, die
men gerust als ‘het voorgespiegelde oogmerk’ mag vertalen.
Hieruit kan worden afgeleid dat de pientere Grieken toen al
beseften dat de Atheners een verborgen agenda hadden.65
58
59
60
61
62
63
64
65
Thuc. 1.97.
POPP, Zum Verhältnis Athens zu seinen Bündern im attisch-delischen
Seebond, 425.
STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 21.
STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 19.
BALCER, separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 34.
BALCER, separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 34.
Thuc. 1.96.
RAWLINGS, Thucydides on the Purpose of the Delian League, 1-8.
24
Het kantelpunt ligt tussen de opstand in Naxos en de onderwerping
van Samos.66 Er moet evenwel rekening worden gehouden met de
omstandigheid dat het neerslaan van rebellie geschiedde met de
goedkeuring van de Liga.67 De symmachie was immers voor een
bestendige duur gesmeed, en opstandige leden verziekten het hele
concept van militaire toenadering. Terugkrabbelen werd beschouwd
als een vorm van desertie. Revoltes waren niet alleen voor Athene
maar eveneens voor geëngageerde geallieerden een doorn in het
oog. Op zich zijn de ordehandhavingsexpedities dan ook geen
verwezenlijking van eenzijdige dominantie. De Attische reactie op
de Thasische oproer in 465 v.Chr. krijgt voor het eerst een iets
wrangere bijsmaak.68 Hier werd het conflict tussen Athene en
Thasos niet gevoed door deloyaliteit of krijgstuchtelijke
insubordinatie, maar ontsproten er economische passies. Athene en
Thasos plukhaarden over handelsplaatsen en mijnen. Diodoros
fulmineert dat Athene sedertdien haar bondgenoten met geweld
begon te bejegenen en hen niet langer als gelijken zag.69
Aan de andere kant, de meeste lidstaten bleven Athene trouw tot
aan de ineenstorting van de Bond70, en de Atheners waren naar hen
toe zeker niet bruter dan andere hegemonistische besturen in die
tijd.71 Een rijk dat alleen gegrondvest is op dwingelandij en
dril, houdt het meestal niet lang vol. Athene koorddanste op de
schemerige scheiding tussen oorbare diplomatie en dreigtaal,
overtuigend door hun vloot. Perikles bijvoorbeeld voerde een
bezield panhelleens beleid.
IV.
INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND
A. De organisatie van de Delische Zeebond
Toen gelijkheid en onafhankelijkheid de kernwaarden waren van de
Unie, werden drie specifieke bondsambten geïnstalleerd : de
66
67
68
69
70
71
WEST, The Tribute List and de Non-tributary Members of the Delian
League, 270.
KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 46.
KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 47-48.
Diod.11.703
STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 16.
STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 14.
25
ἑλληνοταµιαι, κηρυκες en προξενοι polijsten de interstatelijke
relaties. In het συνεδριον werden gezamenlijke standpunten
ingenomen en richtinggevende beslisingen gestemd door
afgevaardigden van de lidstaten. De uitvoering van die
kaderbesluiten berustte bij de politieke organen van de
lidstaten.
De tien ἑλληνοταµιαι waren de schatkistbewakers van de Delische
Liga. Zij inden de bijdragen, en hielden de rekeningen bij.72 Het
mandaat van προξενος en κηρυξ bestond ook buiten de Zeebond. Het
waren belangrijke internationale functies. De κηρυξ was een
onschendbare boodschapper. De regel dat een heraut niet mocht
worden aangevallen of gevangengenomen, behoorde tot de νοµοι
παντῶν τῶν ἑλληνικων.73 De προξενος was een ereburger die in zijn
eigen stadstaat als aanspreekpunt diende voor buitenlanders. Hij
moest bemiddelen tussen migranten en de plaatselijke overheid.74
De Unie versterkte hun positie. Vooreerst werden κηρυκες op
frequentere basis uitgezonden, gezien de nauwere internationale
relaties. De werkzaamheden van deze gezanten kregen een quasipermanent karakter. Daarnaast konden de προξενοι zich meer
veroorloven. Het concept van diplomatieke onschendbaarheid was de
Grieken tot dan toe onbekend.75 Stadstaten vaardigden geen
vertegenwoordigers af en externe betrekkingen werden niet
beschouwd als een afzonderlijke bestuursfunctie. Het belang van
de προξενος die enkel over vrijblijvende consulaire bevoegdheden
beschikte, was dus vrij beperkt. Maar door de verplichting
dezelfde vrienden en vijanden te delen, zou een aanval op de
προξενοι een inbreuk hebben betekend op de bondsconstitutie. Door
deze onrechtstreekse bescherming nam de diplomatieke waarde van
het proxeenambt toe.
Het parlement van een statenbond heette doorgaans συνεδριον. In
het συνεδριον van de Delische Liga werd het oorlogsbeleid
bepaald.76 Hoogstwaarschijnlijk bestond de delegatie niet uit
72
73
74
75
76
LEPPIN, Die ἀρχοντες εν ται πολεει des Delisch-Attischen Seebundes.
PRITCHETT, The Hellenotamiai and Athenian Finance, 295 en 297.
HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the
Middle Ages, 914.
MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 320.
MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 321.
LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League 194195.
26
leden van de municipale volksvergaderingen, maar werden hoge
legerofficieren afgevaardigd. Hoewel de representatie mogelijks
vastgesteld werd op basis van de fiscale draagkracht, mag worden
aangenomen dat ieder lid slechts één stem had, nu Thucydides
vermeldt dat de machtige bondspartijen er niet in slaagden de
besluitvorming te sturen door het numerieke overwicht van de vele
kleinere stadstaten die Athene controleerde.77 Ook in het
assemblee van de Achaeïsche Bond, waarvoor de Delische
krijgsvereniging model stond, hadden de onderscheiden πολεις één
stem.78 In contrast met de institutionele structuur van de
Aetolische Bond, die over een ἐκκλησια, συνεδριον en συνοδος
ἀποκλητων beschikte, telde de Delische Liga slechts één
gezamenlijk overlegorgaan.79 Een punt van gelijkenis met deze
laatste confederatie is evenwel de richtinggevende aard van het
συνεδριον, dat zich over minder vitale zaken minder boog, of
beslissingen van de ἐκκλησια preciseerde.80
B. De organisatie van het Attische Rijk
In het Attische Rijk werden de vroegere ambten behouden ten
behoeve van heerszuchtige beslommeringen. Zo bracht de κηρυξ niet
langer boodschappen over, maar besluiten die op alle lidstaten
van toepassing waren.81 In een Atheense wet uit 453 v. Chr.
worden voor het eerst imperiumfunctionarissen vermeld.82 Er waren
drie belangrijke bestuursposten binnen het Attische Rijk :
ἀρχοντες, ἐπισκοποι, en φρουραρχοι.83 De attische
uitzendambtenaren genoten immuniteit. Een gewelddaad tegen deze
prominenten leidde tot vervolging wegens hoogverraad.84
De ἐπισκοπος gaf raad aan de overheid van de lidstaten. De
magistraat zag ter plaatse toe op de samenstelling van de
77
78
79
80
81
82
83
84
LARSEN, The constitution and original purpose of the
195.
CASPARI, the Parliament of the Achaean League, 218.
LARSEN, The assembly of the Aetolian League, 1.
LARSEN, The Assembly of the Aetolian League, 13-15.
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire,
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire,
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire,
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire,
27
Delian League 194-
271.
259
258.
262
volksvergaderingen en bestuurscolleges.85 Hij kon buitenlandse
bewindslieden vervolgen voor Atheense rechtbanken wanneer zij de
wetten van de hegemonistische stad overtraden, bijvoorbeeld door
locale munten te gebruiken of attische administrateurs te
verjagen.86 De φρουραρχος was een garnizoenscommandant.87 Hij
belichaamde de militaire aanwezigheid van Athene in de
bondstaten, en assisteerde de ἐπισκοπος indien dwanguitoefening
werd vereist. Een stap verder dan het toezicht door de ἐπισκοποι
ging de opdracht van de ἀρχοντες ἐν ταις πολεσι. In sommige
steden installeerde Athene een eigen regime. Deze ἀρχοντες
fungeerden als plaatselijke regenten die het dagelijks bestuur
waarnamen.88 In dat geval had de bondstaat geen zelfstandige
regeringsvorm meer.
De functie van ἀρχοντες ἐν ταις πολεσι mag niet worden verward
met de hiërarchisch hogere ἀρχοντες van Athene, die bevoegd waren
voor het hele rijk, en daarom ἀρχοντες ἑκαστης τῆς πολεως genoemd
werden.89 (En om het helemaal ingewikkeld te maken, soms werd de
term ἀρχοντες in regelgeving gebruikt als benaming voor alle
imperiummagistraten, de ἐπισκοποι en κηρυκες incluis.90) Ter
verduidelijking wordt een kort overzicht gegeven van de ἀρχοντες
ἑκαστης τῆς πολεως.91 Het protocolair staatshoofd was de ἀρχων
ἐπωνυµος, die onderzoeksmagistraat in familiezaken was, en de
ἐκκλησια voorzat. Het jaar waarin hij zijn ambt bekleedde, werd
naar hem vernoemd. De ἀρχων βασιλευς was belast met de
organisatie van godsdienstige plechtigheden en oefende toezicht
uit op de goede zeden, hetgeen een prestigieus ambt moet zijn
geweest. Zijn postitie is vergelijkbaar met die van de censor.
Hij was tevens onderzoeksmagistraat in moordzaken en voorzitter
van de Ἀρεος Παγος. De πολεµαρχος, had oorspronkelijk het
opperbevel over het leger, maar in de klassieke periode trokken
de tien στρατηγοι het militair commando naar zich toe. De
στρατηγοι kunnen dus ook worden beschouwd als ἀρχοντες, hoewel
dit niet hun formele betrekking was. Zij waren ex officio leden
85
86
87
88
89
90
91
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 269
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 264.
BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 277
Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 274.
Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 273.
Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 273.
HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 74-78 en 244-255.
MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 24-26.
28
van de βουλη. De πολεµαρχος werd een onderzoeksmagistraat in
vreemdelingenzaken. De zes θεσµοθεται hielden rechtspraak en het
gewoonterecht bij. Zij waren de onderzoeksmagistraten in
kleinschaligere civiele of penale zaken. De ἀρχοντες vormden geen
college92, in tegenstelling tot de tien strategen.
Een bijzondere bediening bezigde de στρατηγος αὐτοκρατορ.93 Deze
oppergeneraal genoot een grotere beslissingsvrijheid dan de
reguliere στρατηγοι, aan wie hij leiding gaf. Er werd dus een
uitzondering gemaakt op het principe van de collegialiteit
(δεκατος αύτος). Voor vele militaire afwegingen hoefde hij niet
aan te kloppen bij de βουλη of ἐκκλησια. Temistokles en
Aristeides viel deze eer een enkele maal te beurt. Kimon lijkt
eerder een invloedrijke primus inter pares geweest te zijn. Aan
zijn opvolger Perikles werd meerdere keren deze titel verleend.
Hij mag gerust een quasi-keizer worden genoemd. (Niet zozeer
omdat hij aanspraak maakte op universele macht, maar omdat hij
zijn militaire mandaten op ingenieuze wijze combineerde, en,
langs de normale politieke organen heen via het feitelijk
eenmanscommando over de verenigde Delische krijgsvloot, een min
of meer gecentraliseerd rijksgezag wist te bewerkstellingen.) Ook
Nicias en Alkibades werden buitengewone volmachten als αὐτοκρατορ
verleend.94 De post van στρατηγος αὐτοκρατορ kreeg officieel een
vorstelijke insteek tijdens de Panhelleense Unie onder Phillipos
van Macedonië. De Romeinse principes werden in bepaalde streken
met deze titel aangesproken als equivalent voor imperator; maar
in geen geval benaderde de macht van een Attische αὐτοκρατορ die
van een princeps. In tegenstelling tot de Senatus, waren de βουλη
en ἐκκλησια niet verweekt tot marionettenbastions. Zo viel zelfs
Perikles een jaar in ongenade, waardoor hij uit zijn ambt werd
ontzet.
De spil van het imperium bleven dus de democratische
vergaderingen. De Βουλη was samengesteld uit vijfhonderd mannen,
vijftig uit elke φυλη, geloot na vrijwillige kandidatuur. De Raad
kon op eigen gezag uitvoeringsregels afkondigen over minder
belangrijke aangelegenheden en maatregelen van dagelijks bestuur
92
93
94
HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 77.
HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 247-248.
HARRIS, Nikias’ Illegal Proposal in the Debate about the Sicilian
Expedition, 66.
29
treffen95, maar zijn belangrijkste bevoegdheid was de
προβουλευµατα-procedure, waarin de ἐκκλησια opgedragen werd ofwel
een debat te voeren over een bepaalde kwestie en zo nodig een wet
op te stellen, ofwel een specifiek voorstel te verwerpen, te
amenderen of te ratificeren.96 De eigenlijke προβουλευµατα werd
afgewikkeld door de πρυτανεια, een vijftighoofdig comité binnen
de βουλη, waarna de betrokken motie in een plenaire zitting kon
worden goedgekeurd.97 In de ἐκκλησια konden alle vrije Atheense
mannen zetelen. De fiattering door het Assemblee gaf een
raadsvoorstel kracht van wet.98 Voor het δικαστεριον werden de
magistraten onderworpen aan δοκισµασια, een voorafgaande
beoordeling op vordering van om het even welke burger, en
εὐθυναι, een evaluatie van de machtsuitoefening na afloop van het
ambt.99 Vanaf het midden van de 5de eeuw breidden de βουλη en
ἐκκλησια hun territoriale bevoegdheid uit door wetten te stemmen
die golden voor de hele Zeebond. Het συνεδριον verloor elk nut en
werd waarschijnlijk niet meer opgetrommeld na 453 v. Chr.
De weigering het συνεδριον van de Delische Liga om te vormen tot
een federaal parlement lag vermoedelijk aan de wieg van de
gebeurlijke instabiliteit van het Rijk. Door het eigen Assemblee
uit te roepen tot overkoepelende wetgever, ging Athene voorbij
aan het belang van schijninstellingen in een imperium. Philippos
en Alexandros van Macedonië maakten niet dezelfde fout. In de
Panhelleense Unie was het συνεδριον theoretisch gezien het
hoogste beslissingsorgaan wiens verordeningen werden uitgevoerd
door de στρατεγος αὐτοκρατορ.100 Bovendien scheen vooral Philippos
een beleid van gezaghebbende beïnvloeding na te streven in plaats
van zuivere krijgsvervaardheid aan te wenden. Ook in de tweede
Panhelleense Unie onder Demetrios Poliorkretes was de
statenvergadering het soevereine lichaam van de federatie,
waarvan de stemgerechtigde leden niet konden worden
gearresteerd.101
95
96
97
98
99
100
101
HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 150-152 en 238.
SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313.
SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313.
SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313.
SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313.
LARSEN, Representative Government in the Panhellenic Leagues, 56.
CARY, A constitution of the United States of Greece, 138-139.
30
V.
BESLUIT : HET BELANG VAN DE CONSTITUTIONELE EN
INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE
VRIJE ZEE
Tussen 479 en 465 v. Chr. was de Zeebond een unie waarin
onafhankelijke lidstaten vrijheid en gelijkheid uitdroegen als
kernwaarden. In deze periode kon een vrije zee tieren.
Constitutionele aanwijzingen in die richting zijn het
amphiktyonisch karakter van de Liga, dat een recht van doorvaart
naar het Delisch heiligdom suggereert. Op institutioneel gebied
ontplooide het συνεδριον een gemeenschappelijke admiraliteit. De
κηρυκες en προξενοι optimaliseerden de interstatelijke
verhoudingen met het oog op een collectief marinebestuur. Deze
politieke en diplomatieke organen impliceren dat er minstens een
officieuze navigatievrijheid was tot aan de gewijde
vergaderplaats, en dat staatsgezanten in de uitvoering van hun
ambt toegang hadden tot de havens van verdragspartijen.
31
–
TWEEDE HOOFDSTUK -
MILITAIRE MACHTSUITOEFENING :
Oorlogsvloten en zeeheerschappij
I.
INLEIDING
Na de Perzische Oorlogen bestreek de verenigde marine van het
Delisch bondgenootschap de Egeïsche zee, die zich niet zelden
leende tot deinend decor van militaire acties. Niettegenstaande
de talrijke tweespalt en het wemelend geweld in de Oudgriekse
era, lieten wijsgeren blijken dat legerconfrontaties niet de
voorkeur verdienden.102 Bij Homeros treft men bij πολεµος geen
enkel blijmoedig epitheton aan.103 Vele politieke leiders
beschouwden oorlog als verderf.104 Hoewel strijdtwisten
toentertijd haast een natuurlijke bezigheid waren van de πολεις,
waardoor het eerder gekunsteld zou zijn deze krijgsseizoenen een
uitzondering te noemen, mag worden aangenomen dat al die
baldadige bedrijvigheid niet als de meest harmonieuze toestand
werd beschouwd. Op de volgende velletjes wordt het belang van de
Delische marine ontbloot. Er wordt gefocust op oorlogsvoering te
zee. Na een summiere uiteenzetting van de
krijgsvlootactiviteiten, worden de omkaderende normen toegelicht,
met bijzondere aandacht voor de communautaire rechtsinvloeden
binnen de Liga.
II.
DE ZEEMACHT VAN DE DELISCHE UNIE
A. Doorvaart in vredestijd
Het recht van goedaardige doorvaart bestond reeds in het Oude
Griekenland, ofschoon met primitieve praal. Herodotos, oudste der
geschiedschrijvers, maakt gewag van vrije stuurmanskunst; leest u
zijn Ἱστοριης ἀποδεξις na. Niet alleen handelaars maar ook
plezierreizigers begaven zich op zilte baren, stromen zoet van
102
103
104
RAAFLAUB, Conceptualizing Peace in Ancient Greece, 227-228.
LOENEN, Polemos : een studie over oorlog in de Griekse oudheid, 78.
GRIFFITH, Koine Eirene, The So called Koine Eirene of 346 B.C., 71.
32
aard. Dit toont aan dat het toentertijd gebruikelijk was om zeeën
en rivieren te doorkruisen, hetzij in Hellas, hetzij daarbuiten,
zonder noemenswaardige belemmeringen van de kadekolonies.
Gastvrij ontvingen kustnederzettingen en oeveroorden ankerende
boten zonder gewapende wil.
B. Oorlogsvloten in het oude Griekenland
De situatie was natuurlijk anders wanneer er ietwat imposantere
drijfgedrochten in de buurt vertoefden. Het belangrijkste
scheepstype van de Delische marine was de τριηρες.105 Dit vaartuig
verving geleidelijk de oudere πεντηκοντορος.106 Vanaf de vijfde
eeuw v.Chr. was de τριηρες alomtegenwoordig bij mariene
expedities.107 Kenmerkend waren de drie roeirissen aan beide
flanken van het schip.108 (De πεντηκοντος daarentegen had aan
iedere kant één rij met vijfentwintig peddelspanen.) De orthodoxe
zienswijze dat er drie opeengestapelde roeigatreeksen waren aan
de bootzijdes, wordt door een minderheidsstrekking betwist. Het
woord τριηρες zou ook kunnen betekenen dat er maar één riemketen
was, waarbij elke peddelbalk door drie personen werd
aangedreven.109 Een klassieke τριρηρες was ongeveer 35 meter lang
en 5 meter breed, met plaats voor 85 roeiers aan elke flank en 30
bijkomende bemanningsleden, waaronder officiëren en matrozen.110
Opgemerkt moet worden dat de τριηρες door luttele
proviandopslagplaatsen alsmede tengere makelij niet uitermate
geschikt was voor lange reizen in de open zee, en dikwijls dicht
bij de kust stevende111, waar scheepsconfrontaties gewoonlijk
plaatsvonden.112
Deze strandafhankelijkheid strekte risico’s uit113 :
- Er was een verhoogde kans op schipbreuk. Stormweer kon de
boot makkelijk tegen een rostenwand smijten.
- Maritieme blokkades waren niet zo efficiënt;
105
106
107
108
109
110
111
112
113
STARR, The Ancient Warship, 355.
DAVISON, The first Greek Triremes, 18.
WALLINGA, The Trireme and history, 140.
TORR, Triremes, 137.
COOK en RICHARDSON, Triremes, 371.
LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Reality, 445.
GOMME, A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy, 19.
LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Realities, 446.
TAILLARDAT, La trière Athénienne et la guerre sur mer, 201.
33
- De trireme had meerdere uitvalsbasissen en rustposten nodig.
C. Zeeheerschappij
Aanvankelijk hadden Helleense vechtvloten een defensief karakter.
Zij behoedden de maritieme handelsroutes voor piraten.114 Later
kreeg de zeemacht een offensievere invulling. Zo vermeldt
Herodotos versperringen, krijgstochten en wraakontboezemingen
vanwege oorlogsschuiten. Er zijn ettelijke passages die
betrekking hebben op het mariene krijgswezen.115
Het valt echter op dat wanneer de historiograaf in deze militaire
configuratie spreekt over heerschappij te zee, hij daarmee eerder
een hoge graad van scheepsbedrevenheid bedoelt dan de begeerte om
visserijzones af te sluiten of vreemde vloten te onderwerpen aan
eigen wetten. Hij schrijft bijvoorbeeld : τῆς γὰρ θαλάσσης οἱ
Μιλήσιοι ἐπεκράτεον, ὥστε ἐπέδρης µὴ εἶναι ἔργον τῇ στρατιῇ : De
Milesiërs hadden heerschappij over de zee, zodat hij geen
blokkade kon optrekken met zijn landleger.116
Nog belangwekkender is de volgende zinsnede : ἐπείτε δὲ οὐκ
ἔπειθε, δεύτερα συνεβούλευε ποιέειν ὅκως ναυκρατέες τῆς θαλάσσης
ἔσονται. ἄλλως µέν νυν οὐδαµῶς ἔφη λέγων ἐνορᾶν ἐσόµενον τοῦτο·
ἐπίστασθαι γὰρ τὴν δύναµιν τῶν Μιλησίων ἐοῦσαν ἀσθενέα· εἰ δὲ τὰ
χρήµατα καταιρεθείη τὰ ἐκ τοῦ ἱροῦ τοῦ ἐν Βραγχίδῃσι, τὰ Κροῖσος
ὁ Λυδὸς ἀνέθηκε, πολλὰς εἶχε ἐλπίδας ἐπικρατήσειν τῆς θαλάσσης,
καὶ οὕτω αὐτούς τε ἕξειν τοῖσι χρήµασι χρᾶσθαι καὶ τοὺς πολεµίους
οὐ συλήσειν αὐτά.117 Samengevat, Hekataios raadt Aristagoras aan
geen opstand tegen de Perzische koning te bedisselen, vooraleer
hij de heerschappij te zee heeft verworven. Om deze machtspositie
te consolideren, moet hij de tempel van Milete plunderen, want de
goudschat die in het heiligdom verborgen ligt, zal de militaire
beslommeringen kunnen bekostigen. Zelfs deze referentie naar een
ietwat agressievere manifestatie van oceanisch bewind,
verduidelijkt dat de kerngedachte daarvan het financieren van een
georganiseerde oorlogsvloot is, ter bescherming van nationale
114
115
116
117
Thuc.I.
Zie bijvoorbeeld Her.I.166. Her.I.27. Her.VI.33.
Her.I.17.
Her.V.6.
34
belangen; en dit zonder stroken zee op te eisen met als oogmerk
de doorvaart te reguleren.
Tijdens de eerste jaren van de Delische Unie is dit defensief en
offensief streefdoel duidelijk merkbaar. De bondgenoten
onderdrukten piraterij118, en ondernamen expedities tegen
perzischgezinde steden. Vanaf het midden van de vijfde eeuw kreeg
het thalassocratieconcept een imperialistische schakering, maar
zelfs in het Attische Rijk werd de zeemacht enkel ingezet om
staten te onderwerpen. Athene heeft zich nooit mariene arealen
toegeëigend als extensies van het grondgebied. θαλαττῆς
ἐπικρατεῖν verwijst dus naar een stadium van nautische
ontwikkeling dat toelaat vijandige vloten af te weren, of te
bevechten. In de buitenissigste gevallen werden volkeren
onderworpen. Zeeheerschappij gaf in deze periode geen uiting aan
zoneringsaspiraties, maar beduidde het vermogen voor strijdlieden
om de branding te doorklieven, en in het ruime sop hun soldateske
karweitjes te verrichten.
D. Militaire tactieken
Voor een goed begrip van de machtsuitoefening op zee , raadplege
men Thucydides’ verslag over de Peloponnesische Oorlog. Daar
tijdens dit Pan-Helleens conflict ettelijke zeeslagen
plaatsvonden, kan uit dit schrijfsel worden afgeleid hoe de
Delische legervloot werd aangewend119 :
- voor het vervoer van landsoldaten.
- om een vijandig schip te enteren.
- als aanvalsplatform voor krijgers, boogschutters,
slingeraars en speerwerpers; de admiraal Κιµων bijvoorbeeld
stond bekend omwille van zijn dek-aan-dekgevechtstechnieken.
- als stormram, soms daartoe uitgerust met stootbalken; de
Atheners waren verknocht aan deze geduchte beuktactieken.
118
119
GOMME, A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy, 23.
LEWIN, Een blijvend bezit : de oorlog tussen de Peloponnesiërs en de
Atheners, 34-35, 175, 440, 456, 460.
35
- voor het uitvoeren van manoeuvres, zoals διεκπλους en
περιπλους.120
- voor het belemmeren van de doorvaart.121
De chargerende trireemwendingen behoeven een woordje uitleg. Bij
διεκπλους scheerden schepen in een rechte lijn naar een vijandige
bootformatie, verlangend die gordel te doorbreken met
ramuithalen.122 De belaagde vloot kon dit manoeuvre pareren door
zich in smalle zee-engtes op te stellen, door een cirkelpositie
te maken, of door twee rijen naast elkaar te vormen.123 Er wordt
hier en daar beweerd dat διεκπλους uitgevoerd werd door
afzonderlijke vechtschuiten, en niet door eskaders.124 Dit is een
ietwat vreemde veronderstelling, nu de meerwaarde van een
aaneengesloten scheepsstoet onloochenbaar is : de naburige
triremen konden zich niet draaien om het gepriemde segment binnen
hun eigen formatie ter hulp te snellen, want anders zouden zij
hun kwetsbare flank moeten prijsgeven aan de stootsnuit van het
nakomend διεκπλους-groepslid.
Περιπλους bestond uit een kringnavigatie gecombineerd met een
beukbeweging.125 Deze botskromming kon worden benut als reactie op
een verdedigingscirkel, bijvoorbeeld ingeval van διεκπλους126, of
als verrassingskering tegen een achtervolgend schip.127 Wat die
laatste strategie betreft, vermeldt Thucydides een voorval in de
Korintische Golf, waarbij een Atheens schip rond een
handelsvaartuig wentelde, om de Leukadische trireem die haar
achterna zat, tot zinken te stompen.128 Op zich was de
aanwezigheid van de koopvaardijboot niet onontbeerlijk om het
manoeuvre uit te voeren, maar door deze te gebruiken als
spilpunt, werd het andere schip verhinderd de beweging te
voorkomen of te bemoeilijken met een schuinwaartse aanranding. De
marktkramersschuit zou de klap dan opgevangen hebben.
120
121
122
123
124
125
126
127
128
HOLLADAY, Further Thoughs on Trireme Tactics, 149.
Thuc. 1.53.
LAZENBY, The Diekplous, 169.
LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Reality, 449-450.
LAZENBY, The Diekplous, 171-176.
WHITEHEAD, The Periplous, 178.
WHITEHEAD, The Periplous, 179.
WHITEHEAD, The Periplous, 180-81.
Thuc.2.91.
36
Figuur : διεκπλους
offensief in rechte lijn
Figuur : protectiemanoeuvres
verdedigingscirkel
twee
rijen
OF
Figuur : A. περιπλους als eskaderbeweging (περικυκλωσις) B.
περιπλους bij afzonderlijk schip
A. verdedigingscrikel insluiten en eigen aanvalscirkel
steeds kleiner maken
B.
trireem A
trireem B
koopvaardijschip
37
cirkel maken en
rammen
III. DE RECHTSFACETTEN VAN DE DELISCHE ZEEMACHT
A. Krijgsnormen in het oude Griekenland
Tijd om deze belligerente manifestaties eens te benaderen vanuit
juridisch perspectief. Hadden de Oude Grieken voeling met
volkenrechtelijke regels omtrent het voeren van oorlog ? De bij
wijlen gruwelijke slachtpartijen die zich hebben voltrokken
tijdens de Klassieke Oudheid doen vermoeden dat, mochten de
Helleense stadsstaten zich al met al gebonden hebben geacht door
internationale normen, deze in ieder geval niet zweemden naar
moderne standaarden. Ook de dialoog tussen de Meliërs en de
Atheners die Thucydides konterfeitte, laat weinig ruimte voor
luchthartige interpretaties129 : wie macht heeft zal altijd
heersen, het is een natuurlijke reflex : τὸ ἀνθρώπειόν τε σαφῶς
διὰ παντὸς ὑπὸ φύσεως ἀναγκαίας, οὗ ἂν κρατῇ, ἄρχειν.130
Rechtvaardigheid kan slechts gedijen wanneer de noodzaak daartoe
voor beide partijen even groot is, anders geldt de wet van de
sterkste : ἐπισταµένους πρὸς εἰδότας ὅτι δίκαια µὲν ἐν τῷ
ἀνθρωπείῳ λόγῳ ἀπὸ τῆς ἴσης ἀνάγκης κρίνεται, δυνατὰ δὲ οἱ
προύχοντες πράσσουσι καὶ οἱ ἀσθενεῖς ξυγχωροῦσιν.131
Polybius132 stelt dat in een oorlog alles geoorloofd is om de de
tegenstander te verzwakken en de eigen hulpmiddelen te
versterken, zoals het vernielen van havens, schepen en steden,
het doden van soldaten en het platgooien van oogsten.133 Toch
fonkelde er een zeker rechtsbesef. Aristoteles134 dagdroomde over
een natuurlijk recht en een natuurlijk onrecht, die beiden
bestaan daar waar tussen mensen geen gemeenschap of overeenkomst
is.135 De vijfde-eeuwse volkerengewoontes getuigden reeds van een
dergelijk denkbeeld.
Geldige oorlogsmotieven waren voor de Grieken136 :
- het scheppen van een duurzame vredestoestand
129
130
131
132
133
134
135
136
Cf. LANNI, The Law of
Thuc. 5.105
Thuc. 5.89.
Polyb.V.11.
LOENEN, Polemos : een
Rhet.I.13.
LOENEN, Polemos : een
LOENEN, Polemos : een
War in Ancient Greece, 469.
studie over oorlog in de Griekse oudheid, 90.
studie over oorlog in de Griekse oudheid, 89.
studie over oorlog in de Griekse oudheid, 32-36.
38
-
de leiding over onderworpenen
heersen over mensen die van nature slaven zijn (βαρβαροι)
het uitoefenen van het recht van de sterkste
bescherming van de eigen cultuur
het wreken van een onrechtvaardige behandeling
de bevrijding van bondgenoten
De Grieken onderscheidden binnen het internationaal publiek recht
οἱ των παντων ἑλληνων νοµοι, het Helleens pan-communautair recht,
en οἱ των παντων ἀνθρωπων νοµοι, het universele volkenrecht.137
Het was een geheel van bindende gewoonten dat het buitenlands
beleid kneedde, en interstatelijke geschillen op een
gezaghebbende wijze kon beslechten.138
Ettelijke Griekse overheden eerbiedigden tegenover andere
Helleense volkeren normen die indruisten tegen hun
eigenbelang139 : de onschendbaarheid van heiligdommen,
geestelijken en herauten, alsook het verbod oorlog te voeren
tijdens een religieus festival. Vooral de immuniteit van
tempelgebieden legde een kloeke beperking op aan bevelhebbers,
daar zich vaak kostbaarheden in de tabernakels bevonden.
Niettemin, menig inbreuk op deze regels werd geattesteerd. Wat de
behandeling van krijgsgevangen betrof, leken er geen mitigerende
protocollen te bestaan, gekliste soldaten konden worden gedood.
Wel dienden de lijken van de vijand met respect te worden
behandeld. De overwinnaar mocht de lichamen niet verminken, en de
gesneuvelden moesten worden terugbezorgd aan de eigen stadstaat,
met het oog op een gepaste begrafenis. Dit impliceert dat men na
afloop van een zeeslag, indien mogelijk, de lijken niet in het
water mocht laten liggen, hetgeen een onaanvaardbare miskenning
van de uitvaartplechtigheden zou geweest zijn.140 Overwonnen
volkeren mochten worden verkocht als slaaf.
De internationale normen tussen Grieken en βαρβαροι leken zich de
iure te hebben beperkt tot de regel pacta sunt servanda, de
137
138
139
140
HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the
Middle Ages, 914-917.
SCHEETS, Conceptualizing International Law in Thucydides, 70.
LANNI, The Law of War in Ancient Greece, 476-481.
Cf. LINDENLAUF, The Sea as a Place of no Return in Ancient Greece, 421.
39
onschendbaarheid van herauten141 en het recht op gepaste
begrafenisrituelen.142 Niettemin wordt erop gewezen dat er in de
praktijk weinig verschil was met de onderlinge Helleense
standaard.143 De personen en goederen van een ingenomen stad
behoorden toe aan de bezetter. Mannen konden worden vermoord,
maar zelden vond echte genocide plaats. Vrouwen en kinderen
werden verkocht als slaaf. Krijgsgevangenen liet men soms vrij
omwille van politieke redenen.144 Opmerkelijk is dat de Grieken de
uitvaartgebruiken van Barbaarse volkeren poogden te
eerbiedigen.145 Al met al hetzelfde liedje als tussen Grieken dus.
Echter, bij het naleven van een gegeven woord durfden οἱ των
παντων ἀνθρωπων νοµοι toch eens te verschillen van οἱ των παντων
ἑλληνων νοµοι. Doelbewuste inbreuken kwamen frequenter voor146,
waarschijnlijk omdat er tegen het einde van de 5de eeuw v.Chr.
meer tegenstellingen tussen Grieken en Barbaren rezen door een
groeiende identiteitsgewaarwording.147
B. Dwingend karakter van het oorlogsrecht
Allemaal goed en wel, maar hoe zat het met de afdwingbaarheid ?
Het standpunt dat er in de Oudheid geen efficiënte
volkenrechtelijke mechanismen waren die de uitvoering van
internationale regels verzekerden, geraakt ten aanzien van οἱ των
παντων ἑλληνων νοµοι verevenwichtigd door τιµη en de religieuze
oorsprong van krijgsnormen in acht te nemen. Terugkoppelend naar
eergevoel en sacrale geplogenheden, beiden kernconcepten van de
Helleense maatschappij, is het mogelijk drie probate sancties te
ontwaren die een kwaadwillige stadstaat gebeurlijk ervoer :
geoorloofde weerwraak, reputatieschade, vrees voor goddelijke
straffen.148 Zelfs de bollebozen met de onomwonden opvatting dat
er bij de Grieken geenszins van baar internationaal recht mag
worden gerept, laten zich ontvallen dat religieuze sancties deels
141
142
143
144
145
146
147
148
HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the
Middle Ages, 917.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 61.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 149.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 55.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 61.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 150.
LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 113.
LANNI, The Law of War in Ancient Greece, 472-476.
40
het gebrek aan legale sancties opvingen.149 Bij het verkennen van
deze denkpiste is voorzichtigheid geboden. Teneinde represailles
en tegenmaatregelen te onderscheiden van wederrechtelijke
oorlogsdaden, is een navolgende beoordeling door een onpartijdig
jurisdictioneel orgaan cruciaal, en op dit vlak liep het nu en
dan mis. Ofschoon prestigeverlies en godsvruchtigheid Helleense
regeringsleden beslist moest hebben aangespoord tot een zekere
mate van zelfbeknotting, lijkt de geschiedschrijving te
suggereren dat in de zieleroerselen van deze bewindslieden een
vorm van pragmatische heerschappijzucht niet zelden de bovenhand
heeft gehaald op politieke redelijkheid.
IV.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND
A. Diplomatie
Nu een beknopt overzicht werd verstrekt van het zeegerelateerde
strijdvertoon en de normen daaromtrent, worden de supranationale
prikkels van de Delische Unie onderzocht. De Bond boetseerde op
drie vlakken het oorlogsrecht bij. Om te beginnen, de
institutionalisering van προξενοι of κηρυκες, alsmede de plenaire
vergaderingen te Delos, verstevigden de vreedzame verhoudingen.
De vertegenwoordigingsopdracht van de uitzendambtenaren was
ongetwijfeld pacificerend cement, en in de grensoverschrijdende
assemblees kon een gezamenlijk standpunt ingenomen omtrent het
uitvoeren van militaire acties, waaronder de bestiering der
oorlogsvloot. Het somtijdse politieke overwicht van Athene ten
spijt, waren deze parlementen de onmoetingsplaats bij uitstek
voor het bijvijlen van internationale relaties. Daarnaast kon het
συνεδριον een rol hebben gespeeld bij volkenrechtelijke
arbitrage, en ook de verplichting om zowel vrienden als vijanden
te delen was niet onbelangrijk. In het eerste hoofdstukje kwamen
de diplomatieke verdiensten van de Liga reeds te berde. Hieronder
wordt dieper ingegaan op verdragsclausules betreffende arbitrage
en collectief verweer.
B. Arbitrage
149
MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 327.
41
Het is opmerkelijk dat de weerbare Grieken het principe van
interstatelijke scheidsoordelen hebben geïntroduceerd.150
Pausanias vermeldt een arbitrale procedure tussen Messenia en
Sparta, en Herodotos stipt eenzelfde litigieuze benadering tussen
Mytilene en Athene aan.151 Beide geschillen gaan terug
respectievelijk tot de 8ste en 7de eeuw voor Christus. In de
Archaïsche Periode bleef een scheidsrechtelijke tussenkomst een
vrijblijvend middel om oorlog af te wenden, maar vanaf het midden
van de vijfde eeuw voor Christus, het tijdvak van de Delische
Bond, weefden voermannen steeds vaker arbitrageclausules in
verdragen, voor het geval de overeenkomst miskend werd.152
Velerlei soorten zaken werden aan een scheidstribunaal
voorgelegd :
- Territoriale claims : een conflict over een grenslijn of het
bezit van eilanden, bronnen en rivieren.153
- Disputen rond de interpretatie van verdragen.154
- Meervoudige geschillen : in plaats van een geïsoleerde
gebeurtenis, werd een hele situatie aan arbitrage
onderworpen. Zo deed Argos in een zaak tussen Tylissos en
Knossos uitspraak over de kalenderopstelling, grenzen,
eigendomsrechten, religieuze vieringen en de wederzijdse
behandeling van onderdanen.155
- Algemene geschillen : er diende een einde gemaakt aan elke
vorm van interstatelijke onenigheid. De Pergamenerrs kregen
een dergelijke scheidsopdracht ten aanzien van Pitane en
Mytilene.156
Een arbitrale taak kon worden toegewezen aan staten, individuen157
of de Amphiktyonische Raad. Vaak kregen prominente figuren uit
staten waarmee de twistende overheden beiden bevriend waren, de
eer een geschil te beslechten. Het ging dan voornamelijk om
150
151
152
153
154
155
156
157
WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 198.
WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 199.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 175.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 54-56.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 60-61.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 62.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 63.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 83.
42
regeringsleiders en vorsten. Een staat die als rechter werd
aangeduid, vaardigde een panel van vertegenwoordigers af om
kennis te nemen van de zaak.158 Steden met een hoog aanzien en
neutrale buitenlandse politiek zoals Megara, Argos, Korinthe,
Rhodes, en Pergamum kwamen in aanmerking. Sparta en Athene werden
als dominante grootmachten, volgens de bewaarde bronnen, beiden
slechts twee gekozen.159
Hoe ging zo’n arbitrageregeling nu in zijn werk ? Eerst diende er
een akkoord te zijn tussen de bakkeleiende steden om het conflict
voor te leggen aan wederzijds gefiatteerde rechters, soms na
bemiddeling door derde staten.160 De partijen kregen de kans om
ten overstaan van de ingezworen arbiters hun standpunten uiteen
te zetten161, meestal in een heiligdom.162 Een afstapping ter
plaatse was geen uitzondering, zeker niet bij territoriale
claims.163 De procesduur varieerde van een onmiddellijke
afhandeling tot enkele weken.164 Ter uitvoering van het
scheidsvonnis werden vaak boetes opgelegd aan degenen die het
gewijsde weigerden te aanvaarden.165 Verbijsterend modern is de
stipulatie in een uitspraak tussen Troezen en Herminone bij
aanvang van de tweede eeuw voor Christus, dat niemand een
vordering mocht inleiden, gebaseerd op hetgeen beslecht was.
Nietig was elk zulk een verdict, en de eiser moest veroordeeld
worden tot duizend drachmen indien een particulier, of
tienduizend drachmen indien een staat.166
In 440 voor Christus velde Athene een arbitraal oordeel naar
aanleiding van de vete tussen Samos en Miletos. In deze periode
was het Attisch Rijk reeds ontkiemd, en de hoofdstad mat zich op
eigen beweging bevoegdheden aan. Er kan dus niet met zekerheid
worden beweerd dat deze jurisdictionele interventie in de
oorspronkelijke verdragseden van de Delische Bond besloten lag.
Andere indiciën dienen te worden aangehaald. Welnu,
158
159
160
161
162
163
164
165
166
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
TOD,
International
International
International
International
International
International
International
International
International
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
Arbitration
amongst
amongst
amongst
amongst
amongst
amongst
amongst
amongst
amongst
43
the
the
the
the
the
the
the
the
the
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
Greeks,
102.
96.
70-71.
109
115.
109.
107-108.
164.
165.
statenassociaties oefenden dikwijls invloed uit op een
arbitrageproces. Een kernfunctie van de prille Ionische
Confederatie was het stimuleren van scheidsrechtelijke
tussenkomsten bij tweespalt in eigen gelederen.167 De Korintische
Bond delegeerde via het συνεδριον των Ἑλληνων rechtsprekende
taken aan lidstaten bij onderlinge verdeeldheid, en ook op bevel
van de Achaeïsche en Boeotische Liga werden arbitrale vonnissen
uitgesproken.168 Bovendien werd in de 5de eeuw voor Christus zowel
in het bestand der dertigjarige vrede als in het peisverdrag van
Nikias een arbitrageclausule opgenomen. Dit doet vermoeden dat er
bij de Delische Unie eveneens een scheidsrechtelijk concept
gelanceerd werd. De omstandigheid dat er geen umperische
verdicten zijn overgeleverd tussen 479 en 465 voor Christus is
waarschijnlijk te wijten aan de goede interstatelijke
betrekkingen binnen de Unie.
C. Collectief verweer
Naast het voormelde arbitragebeding, verdient nog een andere
verdragsrechtelijke bepaling aandacht. Er mag worden aangenomen
dat de hoeksteen van de Zeebond de eed τον αὐτον ἐχθρον εἶναι και
φιλον was, de verplichting dezelfde vrienden en vijanden te
hebben.169 Aanvankelijk beloofden de staten in de Helleense
krijgsunie eensgezind te vechten en elkaar trouw te blijven170,
maar door het amphyktionische accent na de Delische
constitutionalisatie, werd de samenwerkingsverplichting binnen de
symmachie specifieker.171 Deze verbintenis kan worden beschouwd
als een wederkerige verdedigingslast die niet alleen gericht was
tegen buitenstaanders maar ook gold tussen lidstaten onderling.172
Hierdoor blonk het allooi van communautaire afspraken op. De
dreiging van een strafexpeditie door gebundelde strijdkrachten
moest minstens enige bedachtzaamheid hebben gevergd van
weerspannige partijstaten.
167
168
169
170
171
172
WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 200.
TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 74.
LARSEN, The Constitution and original purpose of the Delian League, 187.
Her. 9.106.
Cf. Ath.Pol. 23.5.
SOMMERSTEIN en BAYLISS, Oath and State in Ancient Greece, 206.
44
V.
BESLUIT : HET BELANG VAN DE MILITAIRE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE
De Atheners beschikten over een geavanceerde legervloot, dienstig
voor moeilijke manoeuvres. Niettegenstaande het krijgsbedrijf van
deze armada begrensd werd door een aantal quasi-universele
gedragslijnen, bleek de afdwingbaarheid van die volkenrechtelijke
regels een heikel punt te zijn. De Delische Liga bracht enigszins
soelaas. Aangenomen moet worden dat de Bond scheidsrechtelijke
procedures bemoedigde. Dergelijke uitspraken waren toongevend en
droegen bij tot het rechtsgezag van interstatelijke akkoorden.
Ook de verplichting vriend en vijand te delen zwengelde de
volkenrechtelijke gehoorzaamheid binnen de Unie aan.
Aanwijzingen voor een vrije zee vallen op twee niveaus te
ontdekken. Vooreerst gedijden er uitwendige navigatiegewoontes.
Militair ingrijpen, hoe veelvuldig ook, dient beschouwd te worden
als een afwijking op een pan-hellenistisch vredesideaal, dat
reeds in de vijfde eeuw voor Christus een rudimentair recht van
onschuldige doorvaart behelsde op de landnabije wateren. Het
Delische peisengagement verijdelde deerlijke derivaties, waardoor
de partijsteden dit vaargebruik ten volle konden ontplooien.
Daarnaast schiep de Unie een eigen, inwendig passageregime. Uit
Thuc.1.53 kan worden afgeleid dat de lidstaten een
doorvaartbelemmering als verdragsbreuk ervoeren. Sterker nog, de
kustgeoriënteerde koers van de τριηρες suggeert dat de finaliteit
van Bond juist bestond uit een ongehinderde scheepsovertocht met
gewaarborgde ankerplaatsen. Op deze wijze werd de actieradus van
oologsvloten gevoelig verruimd bij het uitvoeren van militaire
patrouilles of politionele moeienissen. Het zou vreemd zijn
mochten de lidstaten dit doel niet hebben nagestreefd in een
hoofdzakelijk maritieme symmachie. Dit interne navigatiebeginsel
werd ongetwijfeld geïntensiveerd door de τον αὐτον- clausule.
45
–
DERDE HOOFDSTUK –
JURISDICTIONELE MACHTSUITOEFENING :
Van schuit tot spreekgestoelte
I.
INLEIDING
Φιλωδικειν, met dit werkwoord werden de dagelijkse bezigheden van
de Atheners soms smalend omschreven. Hoewel de doorsnee burger
wellicht niet aan een alarmerende procesverslaving leed, mag de
behoorlijk fijnbesnaarde gerechtelijke structuur gerust het
kroonjuweel van de Attische grondwet worden genoemd. Er heerste
een sensationele justitiële cultuur in de polis der polissen. Een
goede redenen om dit onderwerp even te beroeren, alvorens naar
materieelrechtelijke thema’s zoals bestraffing en contracten te
springen. Een overzicht van het gemeen vorderingenscala is een
must om de specifieke maritieme processen naar waarde te kunnen
schatten. Hoe de Delische Bond deze ontwikkelingen katalyseerde
staat onderaan te lezen.
II.
HET PROCESRECHT IN ATHENE
A. Pre-klassieke periode : de Helleense procesgeest
a. Mythische era
In de befaamde passage over het wapenschild van Achilles ligt de
volgende beschrijving verweven (Hom. Il. 18. 497-508) :
λαοὶ δ᾽ εἰν ἀγορῇ ἔσαν ἀθρόοι: ἔνθα δὲ νεῖκος
ὠρώρει, δύο δ᾽ ἄνδρες ἐνείκεον εἵνεκα ποινῆς
ἀνδρὸς ἀποφθιµένου: ὃ µὲν εὔχετο πάντ᾽ ἀποδοῦναι
δήµῳ πιφαύσκων, ὃ δ᾽ ἀναίνετο µηδὲν ἑλέσθαι:
ἄµφω δ᾽ ἱέσθην ἐπὶ ἴστορι πεῖραρ ἑλέσθαι.
λαοὶ δ᾽ ἀµφοτέροισιν ἐπήπυον ἀµφὶς ἀρωγοί:
κήρυκες δ᾽ ἄρα λαὸν ἐρήτυον: οἳ δὲ γέροντες
εἵατ᾽ ἐπὶ ξεστοῖσι λίθοις ἱερῷ ἐνὶ κύκλῳ,
σκῆπτρα δὲ κηρύκων ἐν χέρσ᾽ ἔχον ἠεροφώνων:
τοῖσιν ἔπειτ᾽ ἤϊσσον, ἀµοιβηδὶς δὲ δίκαζον.
46
κεῖτο δ᾽ ἄρ᾽ ἐν µέσσοισι δύω χρυσοῖο τάλαντα,
τῷ δόµεν ὃς µετὰ τοῖσι δίκην ἰθύντατα εἴποι.
Op de vergaderplaats kwamen mensen samen. Onenigheid was daar
ontstaan : twee mannen bakkeleiden over de vergoeding voor een
gestorvene. De ene beweerde betaald te hebben, maar de andere had
niks daarvan ontvangen. Beiden wilden het geschil voorleggen aan
een rechter. Het volk joelde, er was steun voor elk van de
partijen, en de wachters bedaarden hen. De grijsaards zaten op
gepolijste stenen in een heilige kring. Zij hielden de scepters
vast die de bulderende bodes hun aanreikten. Hiermee zwaaiden zij
beurt om beurt bij het uitspreken van hun vonnis. In het midden
lagen twee gouden muntstukken voor degene onder hen die het
billijkste oordeel velde.
Het fragment moet worden gekaderd binnen een tijd waarin de
gerechtelijke procedure nog niet de belangen van de partijen
diende. Het doel van een proces was een minimale publieke
controle op eigenrichting. De suggestie dat de partijen beiden
moesten instemmen met de rechtsgang, kan daarom worden
genuanceerd. Bij gebrek aan medewerking stelde men zich
waarschijnlijk bloot aan ongelikt staatsgeweld, als barbaarsere
bakermat van de missio in bona of in rem.173 De literatuur richt
aandacht op het feit dat er ἐπὶ ἴστορι in het vers staat. Geen
meervoudsvorm dus. De partijen wilden hun geschil voorleggen aan
een rechter (ἰστωρ, letterlijk ‘weter’), terwijl er meerdere
majesteitelijke figuren samentroepen om hun zegje te doen. Op
basis van een vergelijking met het Oud Germaans rechtssysteem,
waarin het Ding iemand aanduidde als vonnisvinder en vervolgens
met wapengekletter al dan niet ratificerende Umstand uitte voor
het geïmproviseerde verdict, wordt besloten dat het verzamelde
volk uit een aantal kandidaten dé rechter of ἰστωρ koos, en dus
zelf de eindbeslissing gaf.174 De geldstukken die in het midden
lagen, konden de beloning zijn voor de verkozen ἰστωρ, of de
vergoeding die de verweerder aan de eiser moest betalen. Auteurs
geraken er niet aan uit.175 Een oplossing ligt misschien in de
Hesodiaanse poëzie. Rechtsprekende koningen worden omschreven als
173
174
175
WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 48-49.
WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 40-41.
WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 39.
47
‘eters van geschenken.’ Een hint dat de jurerende bestuurslieden
wel eens een graantje dorsten meepikken ?
De opvatting kan worden verdedigd dat de mythologische
verspreiding van degelijke litigieuze taferelen een verklaring is
voor het vroege democratische bewustzijn van de Helleense
beschaving. De epische en didactische dichtwerken vermelden een
populistische controle op de rechtshandhaving. De Grieken die met
deze verhalen opgroeiden, waren vertrouwd met dit gedachtengoed.
De mythen plantten de goegemeente de idee in dat het sociaal
aanvaardbaar was om bestuurlijke oordelen te evalueren. Het
gebruik van jury’s en parlementen als rechtsprekende organen in
Klassiek Athene kan waarschijnlijk gekaderd worden binnen deze
volksgeest.
b. Pre-solonische era
De rechtsmacht van Koningen zou in de Archaïsche Periode
geleidelijk zijn overgevloeid naar archonten, die geschillen
beslechtten.176 Deze visie wordt genuanceerd door de vaststelling
dat in een draconische wet de (ἀρχων) βασιλευς bij moordzaken
enkel een juryproces voorzat177, en de bewering dat magistraten
bij andere soorten gedingen optraden als bestuurlijke
vredesofficieren die toezicht hielden op de uitoefening van
eigenrichting in niet-aristocratische milieus bij wijze van
ordehandhaving.178
c. Solonische era
Aan Solon wordt een belangrijke hervorming toegeschreven : de
exclusieve jurisdictie van de magistraten werd aan diggelen
geslagen door de oprichting van een ἡλιαια, een volksgerecht, dat
archonten controleerde in graad van beroep.179 In de Klassieke
Periode, die hieronder uitvoeriger wordt behandeld, verwelkten de
vonnisaanspraken van de overheidsfunctionarissen volledig. De
magistraten werden teruggedrongen tot preliminaire schakels. In
176
177
178
179
WOLFF,
WOLFF,
WOLFF,
BONNER
154.
The origin of
The origin of
The origin of
EN SMITH, The
judicial litigation among
judicial litigation among
judicial litigation among
Administration of Justice
48
the Greeks, 58.
the Greeks, 76.
the Greeks, 82.
from Homer to Aristotle,
het begin namen zij wel nog kennis van
ontoelaatbaarheidsexcepties, maar later werd ook voor deze
argumenten een juryproces voorzien, nu bleek dat de
discretionaire drang soms te groot was.
B. Klassieke periode : algemene kenmerken
a. Materiële vorderingen of formele procesinitiaties ?
Sommigen menen dat de Attische procesgang geen acties kende zoals
die uit het Romeins rechtstelsel. Weliswaar erkennen zij dat
redenaars en schrijvers vaak met een uitdrukking naar een
misdrijf verwijzen, zoals γραφη λιποταξοῦ - een verzoekschrift
voor desertie - maar, zo voegen zij daar aan toe, deze termen
treft men zelden aan in de eigenlijke wetteksten.180 Verworpen
wordt de opvatting dat deze begrippen deel uitmaakten van een
reeks gedetermineerde eisen, omdat er in de overgeleverde bronnen
geen categorische benaming kan gevonden worden voor litigieuze
handelingen. Het Atheens recht gaf volgens hen geen specifieke
vordering aan de eiser in een welomschreven geval, maar voorzag
steeds in de procedure die moest gevolgd worden, wanneer men een
inbreuk beging. Indien het recht geen procedure preciseerde, dan
waren civiele of penale aanspraken uitgesloten.181 Ook wordt
gewezen op het gedingregelende karakter van de overgebleven
normen. Hiaaterkenning was een bijzonder kenmerk van het oudGrieks recht. In plaats van te streven naar exhaustiviteit of
lacune-exinctie, specifieerden wetten vaak dat rechters of
juryleden volgens het meest billijke oordeel de geschillen
moesten beslechten die niet door wetten werden geregeld.182
Deze bewering is m.i. niet volledig juist. Uit het
bronnenmateriaal kan inderdaad afgeleid worden dat een ragfijn
uitgekiende vorderingensystematiek de Grieken vreemd was – de
summa diviso was δικη en γραφη - maar de afwezigheid van geijkte
formules, gelijkaardig aan die van de Romeinen, betekent niet
noodzakelijk dat de gehele rechtspleging slechts een
180
181
182
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 59.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 61.
GAGARIN, The Unity of Greek Law, 34-35.
49
formeelrechtelijke omkadering had. Het concept van procedurele
bepalingen als exclusieve basis voor judiciële beslissingsmacht
strookt bijvoorbeeld niet met de bewaarde draconische wet die
procedure voor moordzaken meldde183 (In de Klassieke Periode was
deze archaïsche wet nog steeds van toepassing) :
Zelfs indien iemand doodt zonder opzet, zal hij verbannen worden.
De Koningen berechten de schuldige, en de Epheten vellen het
vonnis. Gratie wordt verleend indien allen daarin toestemmen,
vader of broer of zoon, maar de weigering van één van hen is
voldoende om de gratie niet toe te kennen. Deze wet is van
toepassing op doodslag gepleegd voor zijn aanname. De
bloedverwanten tot in de graad van neef en zoon van een neef,
zullen de beschuldiging uitspreken op de markt.
In dit pre-klassieke fragment wordt de specifieke
procedurebenaming niet vermeld. Er zijn wel vormelijke
richtsnoeren, zo moet de aanklacht door familieleden openbaar
worden gemaakt op een ἀγορα, en gaat de beslissing uit van het
ephetisch college, maar het blijkt geenszins dat deze elementen
behoorden tot een statische en generieke procedure. Wat waren de
bevoegdheden van de voorzitter ? Hoe moest de aanklacht
uitgesproken worden ? Wat was het verdere verloop van het geding
na de prosecutieve proclamatie ? Deze onvolledigheid wekt de
suggestie dat de formele aspecten ondergeschikt waren aan de
inhoudelijke. Sterker nog, de materiële component vertoont veel
gelijkenissen met de (weliswaar civielrechtelijke) formulamethodiek :
- Aan bloedverwanten wordt het actierecht toegekend om de
verbanning te vragen t.a.v. de dader van onopzettelijke doodslag.
-Er is een soort van exceptief verweer, met name de situatie
waarin de naaste familieleden vergiffenis schenken.
- Een duplicatio-achtig factor is het verzet van één van die
familieleden.
Laat ons nu even kijken naar een zuiver-klassieke Attische
strafwet184 :
ἐὰν δέ τις ἐκδῷ ξένην γυναῖκα ἀνδρὶ Ἀθηναίῳ ὡς ἑαυτῷ προσήκουσαν,
ἄτιµος ἔστω, καὶ ἡ οὐσία αὐτοῦ δηµοσία ἔστω, καὶ τοῦ ἑλόντος τὸ
183
184
NOMINA I, 02 (=IG i3 104).
Dem.59.52.
50
τρίτον µέρος. γραφέσθων δὲ πρὸς τοὺς θεσµοθέτας οἷς ἔξεστιν,
καθάπερ τῆς ξενίας.
Als iemand een buitenlandse vrouw uithuwelijkt met een Atheense
man, zoals familieleden [vaders] dat bij ons doen, laat zijn
stemrecht teloor gaan, en laat hem onteigend worden ten voordele
van de staat, terwijl een derde van deze goederen toebehoort aan
de aanklager die wint. Laat een γραφη voorgelegd worden aan de
θεσµοθεται door al diegenen die dit ook kunnen doen bij geveinsd
staatsburgerschap.
Ook dit uittreksel heeft een overwegend materieel karakter. De
procedure wordt weliswaar verduidelijkt (γραφη), maar het als
misdrijf omschreven feit en de sanctie worden vastgelegd. Men zou
kunnen stellen dat het hier gaat om een inhoudelijke vordering
met een accessoire procesbepaling. Sommigen constateren inderdaad
dat het Griekse recht eerder casuïstisch dan formalistisch was
(door de frequente ἐαν τις-formule : als iemand…dan).185
b. Onderverdeling van de geschillen
Δικη was de standaardbenaming voor een proces. In Athene
bestonden twee soorten rechtszaken, δικη ἰδεα en δικη δηµοσια. De
eerste groep omvatte private geschillen, aanklachten publiek van
oorsprong, waarbij men, naast een herstelvergoeding, ook een
bijkomende boetedoening moest ondergaan wegens
maatschappijontwrichting, vielen onder de laatste.186 Dit is een
eerder theoretische classificatie, ontleend aan Demosthenes187.
Dergelijke definities speelden geen al te grote rol in de
Attische rechtspraktijk.
Een vanuit juridisch oogpunt belangrijker onderscheid vormen de
specifieke varianten van δικη, elk met hun karakteristieke
proceseigenheden. Bij γραφη mocht iedere burger opkomen tegen het
delict, dit in tegenstelling tot een gewone δικη, die enkel kon
worden geactiveerd door het slachtoffer zelf en diens aangemerkte
vertegenwoordigers of rechtsopvolgers.188 Het betrof dus een actio
popularis. Een gelijkschakeling met de hedendaagse verhouding
tussen burgerlijk en penaal recht is niet waterdicht. Moord werd
185
186
187
188
CAREY, The Shape of Athenian Laws, 96 en 99.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 75.
Dem 46. 26.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 76.
51
sinds oudsher beheerst door een δικη (φονου)189 en er bestonden
γραφαι die niet gericht waren op een straf, zoals het
annuleringsberoep.190 Naast γραφη circuleerden nog een aantal
andere bijzondere procesinitiaties, die verschilden van een niet
gespecifieerde δικη. De ἐισαγγελια en προβολη, om er een paar te
noemen, ontketenden de onderzoeksbevoegdheden van de parlementen,
en bij ἀπαγωγη, ἐνδειξις, ἐφηγησις werden magistratelijke
maatregelen gevraagd. Op deze vormen van aanhangigmaking wordt
later ingegaan. Als inleidende beschouwing volstaat het te
vermelden dat de categorieën δικη en γραφη de meest prominente
waren.
c. Belang en hoedanigheid
In het gemeen procesrecht beschikten enkel mannelijk burgers van
tenminste zeventien jaar oud, die niet ontzet waren uit hun
rechten, over een vorderingsbevoegdheid.191 Minderjarige jongens
werden vertegenwoordigd door hun πατηρ, of indien deze
vooroverleden was, door hun voogd (ἐπιτροπος).192 Vrouwen konden
zogezegd in persoon gedagvaard worden, maar het was hun κυριος
die hen vertegenwoordigde. (Volgens geijkte rangorde : vader,
echtgenoot, broer, grootvader, en als geen van dezen meer in
leven was, het dichtste familielid met een Y-chromosoom. Deze
persoon moest de vrouw overigens huwen. Het weze opgemerkt dat de
πατηρ zijn huiselijke δυναµις kon blijven uitoefenen tijdens het
huwelijk, hoewel de echtgenoot als dagdagelijkse κυριος
fungeerde.193) De κυριος procedeerde tevens om de belangen van de
vrouw te vrijwaren.194 Vreemdelingen en slaven mochten in de regel
geen eisen voor de rechtbank brengen, enkel de µετοικοι hadden
een beperkte toegang tot justitie via de polemarch.195
Μετοικοι waren bevoorrechte vreemdelingen. Zij hadden geen
politieke rechten, maar werden wel beschouwd als deel van de
gemeenschap. Tegenover een permanent verblijf met judiciële
189
190
191
192
193
194
195
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
The
The
The
The
The
The
The
Law
Law
Law
Law
Law
Law
Law
of
of
of
of
of
of
of
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Vol
Vol
Vol
Vol
Vol
Vol
Vol
II, 77.
II, 78.
II, 82-84.
I, 98 en 73.
I, 108-110.
I, 114.
I, 193.
52
privilleges stond het betalen van een metoikenbelasting, het
vinden van een Atheense beschermheer (προστατης), en indien nodig
legerdienst. Een veroordeling tot slavernij volgde als men zich
niet gekweten had van deze verplichtingen.196 Vreemdelingen die
niet over het metoikenstatuut beschikten, werden ξενοι genoemd.
Hun rechten waren erg beperkt.197
Zoals reeds aangehaald, diende men bij een δικη persoonlijk
getroffen te zijn door een onrechtmatige handeling. Bij γραφη
mocht iedere burger opkomen tegen een wandaad, maar er waren
beperkingen. In de eerste plaats werd de eiser opgezadeld met het
vooronderzoek van de magistraat, schoon het niet plausibel is dat
men op uitgekookte wijze een procedureel voordeel moest
demonstreren. Veruit de meest probate indamming van pleitmisbruik
leverden de anti-sycofantiewetten. Een συκοφαντης had een ruime
betekenis en sloeg op een volledige klasse van snoodaards die
fielterige plannen verhakstukten om het gerechtelijk apparaat te
saboteren. Omkoperij, valse getuigenissen, afpersing,
ordeverstoring, ondersteuning van revolutionairen, aanvallen op
politici; hieruit bestonden de akelige activiteiten waarmee zulke
smiechten zich bezighielden. In de enge zin kenschetste
συκοφαντης iemand die ongefundeerd doch gewiekst processen
aanspande, dikwijls om argeloze en onverdorven burgers kaal te
plukken.198 De Attische wetgever was niet blind voor deze
problematiek, en stipuleerde dat een aanklager, bij de meeste
γραφαι, zich minstens van één vijfde der stemmen moest
vergewissen, op straffe van een fikse boete die tot duizend
drachmen kon klauteren.199
In Athene activeerden private aanklagers de meeste strafzaken. Er
bestonden ook openbare aanklagers200 :
-­‐ στρατηγοι konden desertie vervolgen.
-­‐ αγορανοµενοι vervolgden ordeverstoring op de markt.
-­‐ συνηγοροι waren advocaten belast met het aanspannen van
fraudezaken tegen voormalige magistraten.
196
197
198
199
200
MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 76-77.
MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 76.
LOFBERG, The Sycophant-Parasite, 62-63.
BURCKHARDT, History of Greek Culture, 86.
MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 61.
53
-­‐
κατηγοροι waren advocaten, aangeduid door de ἐκκλησια om te
pleiten in een welbepaalde zaak, wanneer de volksvergadering
het besluit uitgevaardigd had een persoon te vervolgen.
d. Bewijsvoering
Hoewel de Attische intelligentsia de rationele onderbouwing van
een rechtszaak propageerde, waren de δικαστηρια niet vies van
bovennatuurlijke voortekens en orakels. Getuigen bleven evenwel
de belangrijkste stavingtactiek. De Grieken hechtten wijdere
waarde aan de verslagen van omstanders en betrokkenen dan aan
geschreven documenten, zeker in de vijfde eeuw voor Christus.
Toch was het gerechtelijke gebeuren geen smeuïge soapopera. Er
gold een verbod op geruchtverklaringen. In twee gevallen stelde
men zich flexibeler op, namelijk wanneer een stervende man op het
laatste nippertje de identiteit van zijn moordenaar had onthuld,
en indien een stamboomonderzoek gevoerd werd, zowat iedereen
mocht dan een duit in het zakje doen. Mannelijke staatsburgers en
vrije vreemdelingen was het vergund te getuigen. Vrouwen en
kinderen werden in de regel geweerd. (Maar een redenaar kon
creatief zijn en hen op persuasieve wijze citeren in zijn
oratie.) De ophelderingen van een slaaf werden alleen aanvaard na
foltering.201
Uit Dem. 40. 58. wordt afgeleid dat er voor getuigen die zelf
belang hadden bij de zaak, geen plaats was : ὅτι µάρτυρες µέν
εἰσιν οὗτοι, οἷς µὴ µέτεστι τοῦ πράγµατος περὶ οὗ ἡ δίκη ἐστίν,
ἀντίδικοι δ᾽ οἱ κοινωνοῦντες τῶν πραγµάτων περὶ ὧν ἂν δικάζηταί
τις αὐτοῖς. Naar de exacte draagwijdte van deze uitspraak is het
raden, waarschijnlijk moeten we Dem. 40.58. niet al te serieus
nemen. Enkel personen die partij waren in het geschil, of zich in
principe partij konden stellen, vulden de categorie van
ontoelaatbare getuigen.202 Soms trad de getuige op als expert,
bijvoorbeeld wanneer een arts inlichtingen verstrekte over de
doodsoorzaak.203 De portefeuille van een getuige die niet opdaagde
werd mogelijks wat lichter gemaakt door de δικη λιποµαρτυριου.
Meineed werd beteugeld door de γραφη ψευδοκλητειας. De eerste
201
202
203
BONNER, Evidence in Athenian Courts, 20-22.
BONNER, Evidence in Athenian Courts, 17-39.
BONNER, Evidence in Athenian Courts, 79-80.
54
keer ontlokte een boete, maar de derde maal volgde verlies van
burgerrechten en onteigening van alle bezittingen.204
Er bestonden natuurlijk nog andere proevevormen. Geschreven
bewijs liet niet altijd een sterke indruk na. Testamenten en
bankbrieven vormden een uitzondering. Wel diende sedert de vierde
eeuw voor Christus van alle mondelinge declaraties een
opschriftstelling te geschieden. Veelal behoefden contracten de
oogopslag van een omstander, die bij betwistingen opgeroepen werd
voor het δικαστηριον. Ook bepaalde tartingen werden aangewend.
Men daagde de opponent uit om een eed te zweren of een slaaf te
laten martelen (πρκοκλησις). Een gebrek aan medewerking deed
menig jurylid de wenkbrauwen fronsen. Over een erewoord werd niet
lacherig gedaan. Men nam het zekere voor het onzekere om
transcendente trammelant of hemelse heibel te mijden. Daarnaast
werden objecta of producta sceleris tevoorschijn getoverd om het
vonnisvolk in te palmen. Onontvankelijke getuigen, zoals slaven
en vrouwen, konden wel ingezet worden als voorwerpen, zeg maar.205
e. Executie
Bij private zaken, of althans wat wij vandaag de dag als private
zaken zouden omschrijven, bleef eigenrichting de Atheense
rechtspraktijk doorzwavelen, hoewel dwang op de persoon niet
toegelaten was sinds Solon.206 Schuldeisers gingen, vergezeld van
kompanen en met de nodige theatraliteit, hun geld halen bij de
veroordeelde debiteur. Ingeval van eigendomsbetwistingen omtrent
roerende goederen, die in de regel moesten worden meegebracht
naar rechtszaal, kon de zegevierende partij na afloop van het
proces de hand leggen op het litigieuze voorwerp (ἐφαπτεσθαι),
hetgeen de onderspit delvende opponent onder priemende blik van
de juryleden doorgaans liet gebeuren. Bij tweespalt over
onroerende bezittingen kon de eigenaar simpelweg binnengaan
(ἐµβατευειν).207 Verzet tegen deze vormen van συλᾶν –zelfhulp in
het Nederlands - leidde tot de δικη ἐξουλης. Uitvoerend beslag
met een scherp kantje, zeg maar. De weerspannige schuldenaar zag
zich genoodzaakt een geldsom te betalen aan de staat, van
204
205
206
207
BONNER, Evidence in Athenian
BONNER, Evidence in Athenian
HARRISON, The Law of Athens,
HARRISON, The Law of Athens,
Courts,
Courts,
Vol II,
Vol II,
55
92.
67-81.
187.
188.
dezelfde waarde als het goed dat hij diende af te staan.208 Nietuitvoering van een publieke boete kon leiden tot de doodstraf.209
De concrete uitvoering van straffen geschiedde onder auspiciën
van het College van Elf.
C. Berechting door een magistraat
In Athene bestonden er verscheidene functionarissen die toezicht
hielden op de rechtsbedeling. De negen Archonten waren de meest
doorluchtige. In de Klassieke Periode fungeerden zij als quasionderzoeksrechters, nu de Raad van de Tien Strategen het
uitvoerende bewind hadden geüsurpeerd. (Als je een vergelijking
zou maken met het Romeins Staatsrecht : het praetoriaanse iudicum
werd min of meer uitgeoefend door de αρχοντες, en het consulair
imperium door de στρατηγοι. Gebeurlijk trad een στρατηγος
αύτοκρατορ naar voren als primus inter pares, bekleed met
imperium maius.) Hooggeplaatste militairen, zoals de strategen en
hun officieren, zetten overigens ook de pet van rechtercommissaris op bij krijgstuchtelijke aangelegenheden.
Vermeldenswaardig is dat de magistraten in de vijfde eeuw voor
Christus, vermoedelijk zelfs tot 462, optraden als
aanlegrechters, wier beslissingen konden worden aangevochten voor
de volksgerechten (ἐφεσις). Nadien kortwiekten populistische
bonzen hun macht. Ze werden gereduceerd tot preliminaire
prominenten. Betoogd wordt dat het ging om een administratieve
injunctie in plaats van een vonnis, waarna het parlement de
motivering heroverwoog op verzoek van de geadresseerde. In die
zin was ἐφεσις geen hoger beroep, eerder een vorm van provocatio
ad populum.210
De ἀρχοντες werden in hun gerechtelijke taken bijgestaan door
lokale of gespecialiseerde hulpjes te velde . De districtdikasten
deden dienst als vice-thesmotheten bij kleinschaligere
arbitragezaken. Daarnaast bestonden er aedilis-achtige
markttoezichters, zijnde ἀγορανοµοι, en op quaestores lijkende
208
209
210
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 189.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 185.
WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 78-80.
56
belastingbeambten, ἀποδεκται, die, benevens
prosecutiebeslommeringen, beiden jurisdictionele bevoegdheden
uitoefenden, respectievelijk op commercieel en fiscaal gebied. De
werkzame wetwaakhonden in maritieme zaken worden later vermeld
onder IV.
De justitiële kernattributen van deze Attische magistraten na ca.
465 voor Christus, laten zich in drie klassen onderverdelen.
Oneigenlijk rechtsmacht spreidden zij ten toon in het
vooronderzoek en bij heterdaadprocedures. De eigenlijke
rechtsmacht ontwelde bij zaken zonder verwijzingsplicht.
Hieronder een woordje uitleg.
a. ἀνακρισις
Bij δικη en γραφη handelde de betrokken magistraat als
onderzoeksschepen in de voorgaande fase van een proces. Na zich
over eventuele preliminaire excepties gebogen te hebben,
bereidden de αρχοντες de zitting ten gronde voor bij zaken die
rechtstreeks naar een volkstribunaal vlogen. De districtdikasten
deden hetzelfde bij geschillen van geringer allooi, die eerst
door een scheidsman dienden gehoord.
De magistraat oordeelde enkel over de toelaatbaarheid
(εἰσαγωγιµον εἰναι). Het tribunaal hoefde geenszins te worden
gemachtigd uitspraak te doen naar analogie van iussus iudicandi.
Alle vorderingen dienden immers gebaseerd te zijn op bestaande
νοµοι. De magistraat mocht niet op eigen gezag acties scheppen.
Er was dus geen imperium. Evenmin was de instemming van de
partijen vereist vergelijkbaar met de litis contestatio.211 Het
oordeel van de magistraat werd op indirecte wijze gecontroleerd
door het volk via de εὐθυνα op het einde van zijn mandaat.
b. ἐπ᾽αὐτοφωρῳ
De vorderingen voor misdrijven in flagrante delicto, of ἐπ᾽
αὐτοφωρῳ zoals de Grieken plachten te zeggen, verruimden de
bevoegdheden van de magistraten.212 De op heterdaad betrapte
misdadiger, die weigerde te bekennen, werd middels een verkorte
211
212
WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 68.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 222.
57
procedure zonder ἀνακρισις voor de volksrechtbank gebracht. Hier
mag de magistraat gerust beschouwd worden als een quasi-rechter,
aangezien de gezworenen zich hoofdzakelijk steunden op zijn
vaststellingen, en door de band zijn intiële beoordeling van het
rokende-geweer-delict bevestigden. Drie procesinitiaties werden
benut :
-­‐ De ἀπαγωγη kon worden gericht tegen κακουρκοι. Het College
van Elf of een thesmotheet nam kennis van de vordering. Deze
categorie van slechteriken was vrij breed en behelsde
dieven, overvallers, kidnappers, alsmede moordenaars die het
waagden zich na een veroordeling bij δικη φονοῦ op Attisch
grondgebied te vertonen.213 Voor hen lonkte de doodstraf.214
Ook deserteurs en personen die hun ouders mishandelden215
vielen onder het toepassingsgebied van ἀπαγωγη, maar in dat
geval hoefde levensberoving blijkbaar niet.216 Bij ἀπαγωγη
mocht de aanklager de verdachte eigenhandig arresteren en
naar de Elf meetronen, die vervolgens over zijn definitieve
aanhouding beschikten.
-­‐ ἐνδειξις was een variant op de ἀπαγωγη. De vordering, die
ontvangen werd door οἱ ἑνδεκα, de ἀρχων βασιλευς of de
θεσµοθηται, steunde op dezelfde concepten, maar de gevatte
magistraat was nu verplicht de dader in hechtenis te
houden.217
-­‐ Bij ἐφηγησις werd de magistraat door de private aanklager
naar de locus delicti geleid om de dader te arresteren.218
c. κατα το τελος
Een magistraat kon, vanaf de tweede helft van de vijfde eeuw voor
Christus, slechts onder bepaalde omstandigheden een vordering
inwilligen als bodemrechter (αὐτοτελεῖς). De districtdikasten en
apodekten mochten zelf een zaak beslechten, zonder te verwijzen
onderscheidenlijk naar een arbiter of een jurypanel, indien het
geschil niet meer dan tien drachmen omvademde. Vermoedelijk gold
deze regel ook bij de hiërarchisch hogere Archonten, die zelfs,
213
214
215
216
217
218
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
HARRISON,
The
The
The
The
The
The
Law
Law
Law
Law
Law
Law
of
of
of
of
of
of
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Athens,
Vol
Vol
Vol
Vol
Vol
Vol
II,
II,
II,
II,
II,
II,
58
223-226.
229.
228.
229.
231.
232.
zoals de overgeleverde bronnen wel ondubbelzinnig inseinen,
gemachtigd waren een publieke boete op te leggen beneden de
wettelijke drempel (ἐπιβολαι).219 Sommige tekstfragmenten
suggereren dat er een indirect beroep openstond door de boete
gewoonweg niet te betalen, hetgeen de affirmatie door een
populistische rechtbank prikkelde.220
D. Berechting door aristocratische instellingen
Het doden van een burger was een van de ergste misdaden in
Athene.221 De schuldigverklaring had een religieuze nerf. De
samenleving moest gezuiverd worden van een gruwelijke
bezoedeling.222 Een buitengemene procedure drong zich op. De
schijnwerpers stonden gericht op de ἀρχων βασιλευς, doorkneed in
sacrale besognes, die als referentiemagistraat223 de
moordaanklacht openbaar maakte, en, afhankelijk van zijn precieze
kwalificatie, kon doorverwijzen naar vijf gerechtshoven : de
᾽Αρειος Παγος, het Παλλαδιον, het Δελφινιον, Φρεαττω(ς224), en het
Πρυτανειον.225 De koningsarchont spitte de feiten uit, bereidde de
zitting voor, en figureerde als rechtbankpresident.226
Net zoals bij de doordeweekse processen was er een meerhoofdige
jury, maar in tegenstelling tot de volkstribunalen, die
samengesteld waren uit gelote burgers, voor één jaar op post,
hadden deze strafhoven een meritocratische aura. Ἐφεται troepten
samen om de zaak te horen. Deze Efeten waren alle voormalige
Atheense archonten die na hun mandaat levenslang bivakkeerden in
de Areopaag. Hun aantal schommelde rond de honderdvijftig
leden.227 Vanaf 487 voor Christus werden de ἀρχοντες geloot , met
dien verstande dat tot 457 voor Christus enkel grondeigenaars in
219
220
221
222
223
224
225
226
227
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 4-5.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 6.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 334.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 327.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 333.
MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 82.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 331.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 332-333.
LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 314.
59
de trektrommel belandden.228 Hierdoor behielden de strafhoven tot
het midden van de vijfde eeuw hun aristocratisch karakter. Alle
ἐφεται zetelden als Ἀρεοπαγιτες, maar voor de compositie van het
wijzende panel in de andere gerechtshoven werden er eenenvijftig
onder hen geselecteerd.229 Dit systeem bleef intact tot in de
vijfde eeuw, toen heliastische dikasten, waarschijnlijk na de
Perikliaanse herscheppingen, de fakkel overnamen.230
a. Ἀρειος παγος
De Areopaag behandelde moordzaken in de Klassieke Periode, meer
bepaald alle vormen van opzettelijke doding (δικη φονου ἐκ
προνοιας) tegen Attische burgers.231 Ook over brandstichting (
γραφη πυρκαιας)232 en beschadiging van de heilige olijfbomen233
werd er beraadslaagd. Na een nogal opgeschroefd ritueel waarbij
de partijen een eed zwoeren op twee vooruitstekende rotsblokken,
die roekeloosheid en hoogmoed symboliseerden234, mochten de
aanklager en de inbeschuldiginggestelde elk twee keer spreken.235
Het Strafhof genoot een groot prestige. Hoewel Atheners de
incompetentie van sommige lekenrechters in de populistische
verdictcolleges nu en dan dorsten hekelen, werd de Areopaag alom
bewierookt.236 Schrijvers noemden het Hof zo verheven boven alle
andere vierscharen, dat zelfs degenen die veroordeeld werden, hun
straf aanvaardden en het vonnis billijk achtten.237 Het heiligste
en rechtvaardigste gerecht238, klonk het, met de meest
inzichtelijke juryleden.239 Inderdaad, er waarde een behoorlijk
professionele werkgeest over de westelijke heuvel van de
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer
255-256.
LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 313.
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer
271.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 337.
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer
258.
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer
260.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 336.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 333.
LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 315-316.
Lyc. 1. 12.
Lys. 6. 14
Ant. 6. 51.
60
to Aristotle,
to Aristotle,
to Aristotle,
to Aristotle,
Acropolis. Zo was er een verbod op irrelevante verklaringen240, en
redevoeringen wekken de indruk dat de gepensioneerde Archonten
plichtsbewust focusten op de inhoud van het geschil, zonder al te
veel belang te hechten aan welsprekendheid of sociale status.241
Het zij opgemerkt dat de Ἀρειος Παγος tot in de vijfde eeuw voor
Christus een aanzienlijke politieke uitstraling had, die door
Aristoteles samengevat werd als ἐπισκοπος της πολιτειας en φυλξ
τῶν νοµῶν.242 De edele instelling functioneerde als een soort
senaat die feitelijk tot het soevereine lichaam van de Atheense
stadstaat uitgroeide. De hervormingen van Kleisthenes waren een
waarschuwing voor het noblesseplantsoen, dat baarlijk gepluimd
werd door Ephialtes in 462 voor christus, en definitief
fossiliseerde na de laatste democratische reformatiebeweging van
Perikles tien jaar later.243 Tussen de kleisteniaanse en
Ephialtische reorganisatie echter, die de beginperiode van de
Delische Zeebond omspande, moest de Areopaag nog steeds over een
paar additionele judiciële machtsinstrumenten hebben beschikt,
benevens de reeds vermelde. Naar alle waarschijnlijkheid hadden
die te maken met constitutionele controle op wetten,
eredienstdelicten, en zedenkwesties.
Naast het toezicht op de vroomheid en beteugeling van
goddeloosheid (ἀσεβεια), alsook supervisie op tempels en heilige
gebieden (ἱερα ὀργας)244, ontfermde de Areopaag zich toen over
moraliteitsinbreuken en censuur (γραφη ἀργιας).245 De meeste
gewichtige competentie niettemin was de νοµοφυλακια. Het is vrij
zeker dat deze wetsbehoeding het gezag behelsde om magistraten op
het matje te roepen, en hun beslissingen, indien nodig, ongedaan
te maken.246 Kleisthenes hevelde deze autoriteit over naar de
βουλη. Het is plausibel dat niet enkel de uitvoerende organen
240
241
242
243
244
245
246
LANNI,
LANNI,
BONNER
251.
BONNER
253.
BONNER
260.
BONNER
261.
BONNER
262.
The Homicide Courts and the Dikasteria, 317-324.
The Homicide Courts and the Dikasteria, 326.
en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
61
maar ook de normgevende volksvergaderingen gesurveilleerd werden
door een grondwettoetsing naar analogie van de γραφη παρανοµων,
die voor het eerst opduikt in 415 voor Christus.247 Op het einde
van de vierde eeuw werd de rol van de Areopaag enigszins
opgekalefaterd nu er nasporingsbevoegdheden (ἀποφασις) werden
toegekend bij εἰσαγγελια.248
Er dient uitgeweid over de νοµοφυλακια. De bronnenhiërarchie uit
de 4de eeuw v. Chr. was een belangrijke grond voor het
vernietigingsberoep ( γραφη παρανοµων). Iedere burger kon een
proces aanspannen tegen de indiener van een wetsvoorstel om de
illegaliteit van diens plannen aan te tonen. In wezen betekende
dit de onverenigbaarheid van ψηφισµατα met νοµοι. Indien het
voorstel reeds gestemd was, werd de verordening geschorst tot de
uitspraak. (Een verschil met het moderne administratieve
annuleringsberoep is dat de attische vordering gericht was tegen
de politicus zelf). Indien de beklaagde schuldig werd bevonden,
moest hij een boete betalen. De betrokken norm werd vernietigd.
Nadat een politicus driemaal veroordeeld was voor dit misdrijf,
werd hij uit zijn burgerrechten ontzet.249
Na 403 v.Chr. duikt een variant op van de γραφη παρανοµων : γραφη
νοµον µη ἐπιτηδειον θεῖναι. Dit hield een gelijkaardig
vervolgingsrecht in voor het maken van ongeschikte wetten. De
procedure had betrekking op νοµοι, de door de Legislatieve Raad
gefiatteerde parlementsbesluiten. Het proces tegen de indiener
moest geactiveerd worden binnen een jaar na het aannemen van de
wet door de νοµοθεται. Hierna was er geen veroordeling meer
mogelijk. Sommige auteurs betogen dat na het verstrijken van deze
termijn toch nog een wetsannulering kon worden bekomen op basis
van de παρανοµων-procedure. Anderen menen dat παρανοµων enkel
betrekking mocht hebben op de hiërarchisch lagere ψηφισµατα.
Vermoedelijk ging het om een ruimer vorderingsrecht dan de
παρανοµων-actie. Ongeschiktheid dekt andere gebreken dan
onwettigheid. De straf bij ἐπιτηδειον werd geval per geval
bedisseld door de jury. Het volk toonde zich bij wijlen
meedogenloos. In 382 v.Chr. werd een politicus geëxecuteerd.
247
248
249
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
265 en 267.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 191.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 50.
62
Waarschijnlijk waren de straffen strenger dan bij het gewone
vernietigingsberoep, omdat misdrijven als machtsmisbruik of
poging tot staatsgreep ook besloten lagen in het
ongeschiktheidscriterium; aspiraties waarvan de Grieken gruwden
na het schrikbewind van de Dertig.250
Nu, Xenophoon erkende dat beslissingen uitgaande van een κοινον
haast op natuurlijke wijze prevaleerden op stadstatelijke
regels.251 Het is niet zeker of de bondgenoten, voor de
omwenteling naar het Attische Rijk, een dergelijke normenladder
aanvaardden in de συµµαχια . Er zijn geen γραφαι παρανοµων uit de
4de eeuw v. Chr. die Atheense wetten aan Delische decreten
toetsen. Het zou wel kunnen dat in de 5de eeuw v .Chr. de
Areopaag een indirecte hiërarchie vestigde via de νοµοφυλακια. De
archonten-emeriti die aan de Areopaag verankerd waren, hadden de
mogelijkheid al te contrasterende ἐκκλησια-besluiten te
polijsten, om aldus de effectiviteit van de supranationale
krijgsschikkingen te garanderen.
b. Παλλαδιον
Het Palladion, de naam alludeerde op de tempel van Pallas252, boog
zich over onopzettelijke doding van Atheense burgers (φονος
ἀκουσιος)253, alsook doding, opzettelijk of onopzettelijk, van
vreemdelingen en slaven.254 Daarnaast berechtte het Hof pogingen
tot moord of doodslag (βουλευσις).255
c. Δελφινιον
Gerechtvaardigde doding (φονος δικαιος), daarvan nam het
Delphinium kennis.256 Sommigen menen dat er sprake was van een
ceremoniële rechtbank die geen straffen kon opleggen, of toch in
ieder geval niet de doodstraf. De beklaagde onderging slechts een
purificatieprocedure. De redevoering van Lysias voor Euphiletos,
250
251
252
253
254
255
256
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 50-51.
BECK, The Laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon
on Federalism, 362.
MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 58
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 334.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 337
MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 60.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 340.
63
die de minnaar van zijn vrouw had neergestoken toen hij hen
betrapt had in bed, weerlegt deze assumptie.257 Op het einde van
de toespraak, vermoedelijk afgevuurd in de Δελφινιον, zegt hij :
‘ἐγὼ γὰρ νῦν καὶ περὶ τοῦ σώµατος καὶ περὶ τῶν χρηµάτων καὶ περὶ
τῶν ἄλλων ἁπάντων κινδυνεύω, ὅτι τοῖς τῆς πόλεως νόµοις
ἐπειθόµην.’258 Ik zet nu mijn leven, mijn bezittingen en alle
andere dingen op het spel omdat ik de wetten van de stad
gehoorzaamd heb. Dit toont aan dat er wel degelijk sancties
konden worden uitgesproken.
Op een bepaald ogenblik – en dit is hoogst interessant- wordt een
wet geciteerd die de Areopaag verbood de beklaagde te
veroordelen, indien deze de carnale aanbidder van zijn vrouw
gemold had tijdens buitenechtelijk gestoei.259 Dit impliceert dat
een gelijkaardig geval voor verschillende strafhoven kon
voorkomen, afhankelijk van de discretionaire determinatie van de
βασιλευς. Geopperd wordt dat de Areopaag bevoegd was indien de
beschuldigde geen rechtvaardigingsgrond inriep tijdens het
vooronderzoek.260 Een kleine kanttekening. Aangenomen wordt dat de
onderhavige redevoering zich afgewikkeld heeft in het Delphinium,
onder andere omdat Lysias Euphiletos in de derde persoon laat
spreken over de Areopaag. Maar het zou ook kunnen dat de
uitdrukking αὐτῳ τῳ δικαστηριῳ τῳ ἐξ Ἀρεου Παγου in Lys. I. 30,
letterlijk vertaald ‘de Areopaag zelf’, in de context van het
vertoog, eigenlijk bedoeld werd als ‘deze Areopaag’.
d. Φρεαττω
Personen die tijdelijk verbannen werden wegens onopzettelijke
doodslag, en daarna beschuldigd werden van moord, moesten zich in
een bootje voor de kust van de Atheense haven verantwoorden
tegenover de Eferen.261 Indien zij onschuldig werden bevonden
moesten ze terug wegvaren, bij een veroordeling werd de straf
onmiddellijk uitgevoerd.
e. Πρυτανειον
257
258
259
260
261
MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 71-72.
Lys. I. 50.
Lys. I. 30.
MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 72.
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 341.
64
Dit was een rare rechtbank. Levenloze voorwerpen en dieren werden
er veroordeeld wanneer zij een ongeluk met dodelijke afloop
veroorzaakt hadden, of wanneer de moordenaar die hen op een of
andere manier aangewend had, niet kon worden gevonden.262
E. Berechting door democratische instellingen
Soms mocht men een zaak voorleggen aan de volksvergaderingen.
Deze rekesten waren een overblijfsel uit de archaïsche periode,
toen de parlementen judiciële en normcreërende taken
combineerden. Twee rechterlijke recepturen boden zich aan :
προβολη en εἰσαγγελια.
a. Προβολη
Bepaalde wetsinbreuken konden worden gerapporteerd aan één van de
πρυτανεις, de vijftig administratieve directeurs van de βουλη.
Zij verwezen de klacht naar de ἐκκλησια die beide partijen hoorde
en met vooruitgestoken vuist stemde over de schuldvraag.263 De
misdrijven die aanleiding gaven tot προβολη waren wangedrag op
religieuze festivals264 alsmede sycophantie en volksmisleiding.265
We bevinden ons op het domein van zedenkwesties, persoonlijke
eerbaarheid en regeringsmoraliteit; waarschijnlijk substitueerde
de προβολη op dit vlak de gemengde politieke en justitiële
controle van de Areopaag uit voorgaande eeuwen.
Over het precieze effect van de stemming woeden discussies. Het
ziet ernaar uit dat het oordeel van de ἐκκλησια eerder
gezaghebbend was. De volkstribunalen werden er niet door
gebonden. Een voor de verdachte profijtige poll maakte hem niet
immuun voor verdere vervolging middels een reguliere δικη of
γραφη. Omgekeerd, een stembusstigma minimaliseerde de rol van de
jury geenszins tot het uitspreken van een straf, meer nog, de
aanklager mocht de zaak zelfs laten vallen. De idee wordt
gelanceerd dat als de aanklager er middels een προβολη in slaagde
262
263
264
265
HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 342-343.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 59-60.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 194-196.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 60-61.
65
een meerderheid van de parlementariërs voor zich te winnen, hij
ontheven was van de verplichting één vijfde van de gezworenen te
overtuigen in een juryrechtbank.266 Mogelijks was de προβολη een
appel tegen de ἀνακρισις in de heliastische procedure. Vanuit de
wetenschap dat de ἐκκλησια hiërarchisch toezicht uitoefende op
overheidsfunctionarissen, kan worden geopperd dat de beslissing
wel bindend was voor de magistraten die na het vooronderzoek een
zaak naar de rechtbanken katapulteerden. Deze discretionaire
appreciatie werd misschien afgestompt door de προβολη, hetzij ex
post bij wijze van hoger beroep, hetzij ex ante om te anticiperen
op corruptie of favoritisme bij gevoelige moraliteitskwesties.
Hoe het ook zij, in de vierde eeuw voor Christus ging het
onomstotelijk om een gesubordineerde preliminaire procedure, die
de prerogatieven van de δικαστηρια onverlet liet.
b. Εἰσαγγελια
Oorspronkelijk zou εἰσαγγελια de benaming geweest zijn voor alle
vorderingen die mondeling ingeleid werden bij de autoriteiten.267
In de vierde eeuw voor Christus was εἰσαγγελια, in de strikte
betekenis, een bijzondere procesinitiatie voor misdrijven tegen
de staat, die de normerende nimbus van de populistische
congressen groeien deed met judiciële jubel. Bij omverkegeling
van het staatsbestel of een poging daartoe, alsmede landsverraad,
omkoping van ambtenaren of juryleden, en misleidende beloften aan
het volk,268 mocht iedere burger zijn grieven kenbaar maken aan de
βουλη, mondeling of schriftelijk. Opmerkelijk is dat het ook
slaven en vreemdelingen toegestaan was bezwaren te uiten. De Raad
van Vijfhonderd pleegde overleg en lichtte prima facie de
aanklacht door. Indien de raadsleden de zaak niet verwierpen,
volgde een preliminaire hoorzitting in de βουλη zelf. Werd de
verdachte ervan beschuldigd de democratie te hebben willen
slopen, of trouweloos te zijn geweest tijdens de bediening van
een ambt, dan was voorhechtenis verplicht. Anders dan bij de
ἀπαγωγη en verwante heterdaadvorderingen, bleef de
inverdenkinggestelde aangehouden, zelfs al diste hij zekerheden
op. De βουλη mocht een geldboete van ten hoogste vijfhonderd
266
267
268
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 62-64.
HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 90.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 53-54.
66
drachmen gelasten. Voor zwaardere straffen diende te worden
doorverwezen naar een δικαστηριον of de ἐκκλησια.269
Middels een andere interpretatie van de overgeleverde bronnen
wordt aangedragen dat een onderscheid dient gemaakt tussen een
εἰσαγγελια die betrekking had op ernstige politieke delicten, en
een εἰσαγγελια die gericht was tegen machtsmisbruik vanwege
magistraten. De eerste kwam, na een vooronderzoek door de βουλη,
bij de ἐκκλησια terecht, die het procespalaber kon delegeren aan
een δικαστηριον, en de laatstgenoemde belandde bij de βουλη die
ten gronde over de zaak mocht oordelen zonder dat de ἐκκλησια er
bijgehaald werd. De maximumstraf in dat geval was een boete van
vijfhonderd drachmen.270
Wat er ook van aan is, de ἐκκλησια werd bijwijlen geadieerd als
hooggerechtshof. Telkenmale ontvouwde zich een soort ἀνακρισις
voor de βουλη, die uiteindelijk een προβουλευµα uitvaardigde
waarin een gepaste straf werd vermeld. De ἐκκλησια waardeerde in
laatste aanleg de feiten, en kon de προβουλευµα al dan niet
bekrachtigen. Vermoed wordt dat, aangezien de beklaagde bij wet
veroordeeld werd, de quorumregel van de νοµοι ἐπ᾽ἀνδρι toepassing
vond, waardoor er minstens zesduizend burgers aanwezig hoorden te
zijn. Indien de burgervergadering verwees naar een δικαστηριον,
werd de omvang van de jury en de concrete penitentie
geëxpliciteerd. De gebruikelijke strafscheppende macht van de
volkstribunalen werd dus een tikje beknot.271 Volgens een
controversiële stelling zouden de εἰσαγγελιαι in de vijfde eeuw
voor Christus aanhangig zijn geweest bij de Areopaag.272 Een
andere omstreden opvatting, gebaseerd op een geïsoleerde
sofistische tekst, is dat een εἰσαγγελια kon worden ingesteld om
bij nieuwe misdrijven, zijnde alle onaanvaardbaar geachte
handelingen die de wetgever niet voorzien had, een sanctie te
fixeren, en tegelijkertijd toe te passen.273
c. Het schervengericht
269
270
271
272
273
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 55-56.
HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 93-95.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 57-58.
HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 91.
HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 92.
67
In Athene bestond er een speciale procedure om mannen waarvan
vermoed werd dat ze een coup zouden plegen, preventief te
verwijderen. Ostracisme bood opperste bescherming aan het
democratisch bestel door toekomstige tirannen te elimineren. Er
waren twee fasen. Eenmaal per jaar werd in de ἐκκλησια bij
handopsteking besloten of er een schervengericht zou worden
geïnstalleerd.274 Indien er een meerderheid opborrelde, werd
enkele weken later de Ostrakophoria geformeerd. Deze vergadering
vertoonde gelijkenissen met de κατακλησια, een bijzondere
zitting, voorgezeten door de negen archonten, waarbij de βουλη en
de boerenbevolking buiten de stad samenkwamen op de agora om
uitzonderlijke zaken te bediscussiëren.275 Men liet een keuze
blijken door de naam van de geïncrimineerde persoon op een
potscherf te kartelen (ὀστρακα), en die vervolgens te deponeren.
De stemming had dus een geheim karakter en er was geen onderling
overleg.276 De gewraakte politicus moest de stad voor tien jaar
verlaten, maar kon vroegtijdig worden gepardonneerd. (Dit was het
geval bij Perikles.) De goederen van de banneling werden niet
geconfisqueerd. Ostracisme wordt beschouwd als een
administratieve maatregel uitgevaardigd door een
volksvergadering.277 Het was geen gerechtelijke procedure. De
geviseerde persoon kon worden verbannen zonder aanklacht of
verdediging.
In de vijfde eeuw voor Christus werd een schervengericht gehouden
tegen Themistokles, Kimon, Aristeides en Perikles. Niet voor niks
waren het allen στρατηγοι die de Delische bond aanvoerden.
Ostracisme zorgde er voor dat bevelhebbers zich niet konden
ontpoppen tot echte monarchische keizers, ondanks hun
extraterritoriale macht.
F. Berechting door volksrechtbanken
a. Overzicht
274
275
276
277
CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 53-53.
CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 73.
CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 87.
BONNER EN SMITH, The Administration of Justice from Homer to Aristotle,
194-195.
68
De volksrechtbanken, gegroeid uit het democratisch appel tegen
besluiten van een magistraat278, waren het kloppende hart van de
Attische huis-tuin-en keukenjudicatuur. Met ἡλιαια werd in de
vierde eeuw voor Christus doorgaans een panel van lekenrechters
bedoeld, maar de term kon ook slaan op het gerechtelijk apparaat
in het algemeen.279 Een synoniem was δικαστηριον.280 In de
Klassieke Periode waren er volgens sommigen verschillende ἡλιαια,
die in belangrijke zaken konden fuseren.281 Er was in dat laatste
geval geen eengemaakte of hiërarchisch hogere rechtbank282, eerder
een gezamenlijke sommering van de heliasten. Met andere woorden,
één enkele ἡλιαια bestond toen niet. De parate vonnisgevers
moesten zich afwisselend, van dag tot dag, in velerlei
samenstellingen vermeien. Doch, af en toe werd er een
uitzonderlijk quorum gevergd, waarbij meerdere basisformaties
versmolten. Anderen verdedigen dat de ἡλιαια ten tijde van Solon
de enige volksrechtbank was, die kennis nam van beroepen tegen
magistraatbeschikkingen. In de klassieke Periode, toen
bewindvoerders begonnen te ijveren voor een eersteaanlegprocedure
in het populistische tribunaal, evolueerde de ἡλιαια naar een
soort overkoepelend gerecht ad hoc, waarvan de lekenrechters in
de praktijk verdeeld werden over de δικαστηρια. Enkel voor de
behandeling van gewichtige vraagstukken werd de ἡλιαια
opgetrommeld als δικαστηρια zetelend in verenigde kamers.283
Aangenomen wordt dat zich geen oppergerechtshof kristalliseerde
voor de behandeling van cassatieberoepen tegen de vonnissen van
de δικαστηρια als gefractioneerde entiteiten. Deze
kruinsamenstelling wordt geïdentificeerd met de ἡλιαια των
θεσµοθετων die de meest beduidende publieke zaken onder haar
hoede kreeg.284 (In dit academisch kattebelletje wordt die tweede
strekking begenadigd, niet zozeer omdat het een onwankelbare
gissing is dat de Atheners ἡλιαια van δικαστηριον onderscheidden,
maar eerder omdat het vanuit theoretisch perspectief enigszins
overzichtelijker is een ander woord te gebruiken voor de
278
279
280
281
282
283
284
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 29.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 3.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 4.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 17.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 19-20.
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
224-225.
BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle,
156-157.
69
samengestelde verschijningsvorm van de jurypanels. Deze voeging
insinueert immers een externe hiërarchie op basis van de ernst
van de zaak.)
Nu, In de vijfde eeuw voor Christus bengelde het aantal
gezworenen in een δικαστηριον tussen de vijfhonderd en duizend.
Een eeuw later werd een bescheidener forum van vierhonderd
gegadigden als voldoende ervaren.285 De juryleden werden geloot
uit de burgerbevolking – althans vanaf 422 voor Christus - en
moesten minstens dertig jaar oud zijn.286 In totaal werden er
zesduizend gelukkigen aangeduid, en vermoedelijk mocht men zich,
voor het wrochten van deze lijst, opgeven als vrijwilliger.287 De
ambtstermijn van deze dikasten bedroeg één jaar, na afloop
waarvan εὐθυνα uit den boze was.288 Zij moesten derhalve aan
niemand rekenschap doen. Vanaf de Perikliaanse Era werden de
rechters op het einde van het bewogen etmaal naar huis gestuurd
met twee obolen. Rond 425 dokte de Staat daar eentje bij op
aandringen van Kleon.289
Δικη en γραφη, met uizondering van diegene die tot de exclusieve
bevoegdheid van de vijf strafhoven behoorden, alsook de drie
heterdaadvorderingen, waren de belangrijkste processen die
afgewikkeld werden voor de volksrechtbanken. Sommige δικαι en
γραφαι werden in eerste aanleg behandeld, andere dienden
voorafgaandelijk gehoord door een openbare scheidsman, waarna
heliastisch beroep mogelijk was.
b. Voorafgaande fase : ἀνακρισις
Het geding begon met ἀνακρισις, het vooronderzoek van de
magistraat. De αρχων ἐπωνυµος deed familiegeschillen, waaronder
erfeniskwesties, en zaken die verband hielden met religieuze
festivals, zoals de Dionysia. De πολεµαρχος overpeinsde
betwistingen betreffende het vreemdelingenstatuut. Οἱ ἑνδεκα
registreerden de heterdaadvorderingen tegen κακουργοι, waarbij
voorhechtenis mogelijk was. De Θεσµοθεται, ten slotte, namen een
285
286
287
288
289
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 36.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 24.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 35.
JORDAN en R. F. TOWNSEND, The Law courts at Athens, 25-26.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 34.
70
restcategorie onder de vleugels. De meeste penale zaken,
handelszaken en geschillen die beheerst werden door
internationale akkoorden, kwamen op hun bord terecht.290 De
δικασται κατα δηµους, ofte districtdikasten, substitueerden in
hun ressort de Θεσµοθεται voor kleine burgerlijke betwistingen
die onderhevig waren aan de prealabele arbitrageverplichting.
De particuliere procureur stopte de bevoegde functionaris zijn
verzoekschrift toe na een honorarium te hebben betaald. Soms werd
de tenlastelegging aan een bord op de agora gespijkerd.
Vervolgens moest de verweerder gedagvaard worden door de
aanklager zelf. Dit gebeurde door de betrokken persoon op de
markt aan te klampen in het bijzijn van getuigen, bijvoorbeeld :
‘Ik beschuldig u van diefstal, gelieve binnen tien dagen te
verschijnen voor de Archont.’ Kwam de verdachte niet aandraven,
dan kon hem een boete worden opgelegd, tenminste als er getuigen
waren die beaamden dat hij weldegelijk een oproep had gekregen.291
(Misschien gaf verstek aanleiding tot arrestatie middels ἀπαγωγη
of ἐνδειξις. Hoewel er geen harde bewijzen zijn, is het mogelijk
dat γραγη en ἀπαγωγη een cascadestructuur kenden, afhankelijk van
de medewerking der partijen en de ernst van het privaat of
publiek delict. Een aanwijzing hiervoor is m.i. de omstandigheid
dat na een ‘mislukte’ δικη φονου, waarbij de verdachte gevlucht
was en zich in ballingschap teruggetrokken had, een ἀπαγωγη mocht
worden ingesteld wanneer de bij verstek veroordeelde dader gespot
werd in Athene.)
De gevatte ambtenaar ging zijn bevoegdheid na, systematiseerde de
argumenten van de partijen, en fixeerde de dienende dag. Tijdens
deze bijeenkomst ondervroeg de hoogwaardigheidsbekleder de
kemphanen, zodat zij, met het oog op de voorbereiding van het
bodemproces, een beeld kregen van elkanders standpunten. De eiser
spuwde zijn gal, waarna de verweerder op verschillende manieren
kon reageren. Hij mocht ofwel de claim eenvoudigweg ontkennen
(εὐθυδικα), kif die dan door de bodemjury diende bedisseld, ofwel
een tegeneis instellen (ἀντιγραφη)292, ofwel twee
ontoelaatbaarheidsexcepties opwerpen293 : παραγραφη en
290
291
292
293
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 237.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 238.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 131.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 241.
71
διαµαρτυρια. Het is essentieel te onderstrepen dat het
magistratenmonopolie op de voormelde preliminaire verweermiddelen
doorbroken werd in de vierde eeuw voor Christus. Indien de
verweerder deze protesten aanboorde, was de onderzoeksrechter
verplicht door te verwijzen naar de jury, die in een afzonderlijk
proces de ontvankelijkheid van de zaak exploreerde, alvorens ten
gronde uitspraak te doen, eventueel op een andere stonde.294 De
volksrechtbanken slorpten dus een deel van de ἀνακρισις op. In de
vijfde eeuw voor Christus was de discretie van de
overheidsdienaren nog massiever.
Παραγραφη had betrekking op onwettigheden.295 Eigenlijk ging het
om juridisch-technische vraagstukken die niet erg geschikt waren
voor leken zonder noemenswaardige eruditie. Zo waren naast
verjaring296, ook betwistingen omtrent het bestaan van een
overeenkomst297, non bis in idem298, de minimis non curat
praetor299, onbevoegdheid, of ontstentenis van belang300, aan de
orde. Er zat wel een adder onder het gras : indien de παραγραφη
werd weggewuifd, moest de verweerder die gefaald had, één zesde
van het litigieuze bedrag ophoesten (ἐµπωβελια).301
Bij διαµαρτυρια leverden getuigen bewijs prima facie voor
bepaalde partijbeweringen. De exceptie had niet alleen betrekking
op procedurele aspecten, bijvoorbeeld het statuut van burger of
vreemdeling om de bevoegdheid van de Polemarch te
diagnosticeren302, maar dekte ook disposities ten gronde, zoals
het bestaan van een erfgenaam van hogere rang, wat uitdraaide op
de vraag of de eiser gerechtigd was op de nalatenschap.303 Ook
afstammingsbanden konden middels διαµαρτυρια gestaafd worden.304
Valse getuigenissen werden hard aangepakt langs de γραφη
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 219.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 119.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 117.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 114.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 120.
Cf. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 121.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 122.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 109 en 188.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 212.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 102.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 241.
72
ψευδοκλητειᾶς.305 (Διαµαρτυρια wordt meestal beschouwd als een
afzonderlijke preliminaire procedure, met eigen aanleidingen en
consideransen, maar het is natuurlijk ook mogelijk dat er een
concrete bekrachtigingswijze verschaft werd voor παραγραφη.)
Als deze herrie geluwd was, haalde de magistraat zijn agenda
erbij, en instrueerde hij het proces ten gronde, dat hij niet
zelden voorzat. Het is onduidelijk of er een echte formula
vervaardigd werd met legalistische richtlijnen voor de heliasten.
Waarschijnlijk intervenieerde de functionaris tijdens de zitting
wanneer de wet oneer werd aangedaan.
c. Bodemproces
De grote dag was aangebroken. De partijen begaven zich naar het
gerechtsgebouw, en zo bestonden er wel een paar. (Bekende panden
zijn het Odeion, Metiokheion, de Stoa Poikile, en het Kallion.)
De zaal werd afgeschermd van de mensenmeute door een rijzige
houten poort, vanzelfsprekend om gewelddaden van overijverige
toeschouwers te voorkomen. Niettemin bleef het proces openbaar
want het plebs hield van op afstand het hele gebeuren nauwlettend
in het oog, en liet ongegeneerd bijval of afkeer blijken. De
gedaagden mochten getuigen, familieleden en supporters
binnenloodsen. Eerst sprak de aanklager, dan de verweerder.
Advocaten bestonden niet, de twiststokers moesten zich
persoonlijk tot de gezworenen richten.306 Gefortuneerde burgers
schakelden een logograaf in, die, tegen een flinke fooi, oefenend
op het bevredigend pleidooi, naar nederige zinnen zoekend, een
mooie, zoetgevooisde redevoering rooide uit zijn brede, broedende
geest.
De babbeltijd mocht niet tot fier gefilibuster ontsporen. In de
ruimte bevond zich een κλεπσυδρα, een soort waterklok. Op een
zekere architektonische elevatie - een trap of iets dergelijks –
werd een pot gezet met een gat erin. Onmiddellijk daaronder
pronkte een andere vaas. De hogergelegen kruik werd met water
gevuld, en een procespartij mocht zolang doorratelen als de
vloestof nodig had om naar de onderste kom te sijpelen. Dit was
305
306
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 213.
JORDAN en R. F. TOWNSEND, The Law courts at Athens, 25-26.
73
tussen de vijf en tien minuten. Een stuntelige of onsympatieke
spreker kon echter worden weggejouwd voordat de aardgravitatie
zijn werk had gedaan. Na de oraties stemden de juryleden
overwijld zonder te delibereren. Zij schreden naar voren en
smeten een kiezelsteentje in een van de twee urnes die daar
stonden – U raadt het al - één voor schuldig en één voor
onschuldig.307 Onder bewaking van de magistraat werden de keitjes
geteld. Een absolute meerderheid was vereist om iemand te
veroordelen. Op het eerste zicht is dit een niet zo bijster
subtiele methode voor iets wat een geheime stemming moest
verbeelden. De Grieken hadden nochtans een frugale oplossing. De
twee amfora werden overtegen door een krabbenmand, die vanuit
deze positie de vorm had van een omgekeerde trechter. Het jurylid
kon dus zijn hand in die nauwe opening steken om het grindblokje
verheeld in de gewenste keramische pul te lossen. Indien mogelijk
werd het vonnis terstond uitgevoerd. Als de aanklager een
specifieke sanctie kon vorderen, werd er opnieuw gepleit over de
exacte strafmaat, waarna de jury andermaal balloteerde.308
d. Beroep
Tegen de beslissingen van een heliastisch hof stond geen hoger
beroep open. Desalniettemin, in sommige gevallen kon men een
nieuw proces krijgen, als onwettigheden of onregelmatigheden
werden aangetoond (δικη ἀναδικος).309 Een proces werd ook
overgedaan wanneer er valse getuigenissen waren, of indien men
een excuus kon ophoesten voor verstek.310 In de vijfde eeuw voor
Christus kon voor de ἡλιαια een appelprocedure (ἐφεσις) worden
ingesteld tegen beslissingen genomen in eerste aanleg door een
magistraat.311
e. Verhouding tussen ἐκκλησια en δικαστηριον
In principe waren zowel de ἐκκλησια als de δικατηρια samengesteld
uit burgers. Uit Dem. 20.9. wordt afgeleid dat dezelfde personen
in de ἐκκλησια, δικαστηρια en raad van νοµοθεται konden
307
308
309
310
311
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 27.
JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 28-29.
BONNER, Evidence in Athenian Courts, 93.
HARRISON, The Law of Athens, 192-197.
HARRISON, The Law of Athens, 191.
74
zetelen.312 Toch mogen deze instellingen niet over dezelfde kam
worden geschoren. In de vijfde eeuw voor Christus beschikte de
δηµος, zoals vertegenwoordigd door de ἐκκλησια, over het opperste
gezag, als men de schimmige invloed van de Areopaag negeert
althans. De δικαστηρια wordt samen met de βουλη op een subsidiair
niveau geplaatst. In de vierde eeuw voor Christus lijkt een
omgekeerde situatie te hebben getierd. De invloed van de
δικαστηρια op zowel het bestuur als de wetgevende vergaderingen
dijde uit door de γραφη παρανοµων en δοκιµασια. Ook door
εἰσαγγελια geraakten politiek gevoelige dossiers tot bij de
volksrechtbanken.313 Dientengevolge fungeerden de rechtbanken als
administratieve rechtscolleges of zelfs embryonale
grondwettelijke hoven. Het waren de dikastische decisies die
voortaan als κυριοι παντων werden beschouwd.314
Ofschoon er gewaarschuwd wordt voor het ‘transformatieve doel’
van redevoeringen, die een vertekend beeld kunnen verschaffen van
de jury’s door hun paaiende, mouw vegende aard315, en de
onderverdeling van δηµος in institutionele of constitutionele
clusters eveneens aan kritiek onderhevig is door de intrinsieke,
casuïstische rechtscheppende bevoegdheid van de
volkstribunalen316, valt er veel te zeggen voor deze analyse. De
dubbele toets van de γραφη παρανοµων wordt beklemtoond : decreten
werden een tweede maal door dezelfde abstracte staatsentiteit
bespiegeld, met name het volk in een andere samenstelling. De
ietwat kneuterige sfeer in de δικατηρια moest de mogelijke
massahysterie en kortzichtigheid verhelpen, verwekt door
sprankelende sprekers. Terwijl de aanname van een decreet een van
de vele vergaderpunten was in de ἐκκλησια, vaak als vrucht van
een jachtig en chaotisch roezemoesdebat, trok het bevoegde
δικαστηριον een volledig etmaal uit om de legaliteit van het
besluit te evalueren. Een uitvoerige, meer geordende
312
313
314
315
316
HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion
Athens, 522.
HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion
Athens, 526.
HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion
Athens, 530.
BLANSHARD, What counts as the demos ? Some notes on the
between jury and the people in Classical Athens, 36-37.
BLANSHARD, What counts as the demos ? Some notes on the
between jury and the people in Classical Athens, 44.
75
in Classical
in Classical
in Classical
relationship
relationship
gedachtewisseling in kleinere groep wond zich los. Bovendien was,
anders dan bij een parlementsvergadering, de stemming geheim. Ook
de specifieke compositie van het volkstribunaal versterkte de rol
van een tweede overpeinzing. De juryleden, die overigens, in
tegenstelling tot de parlementaire δηµος, een heliastische eed
zwoeren, waarin zij plechtig beloofden plichtsgetrouw te
oordelen, moesten minstens dertig jaar oud zijn, met dien
verstande dat de gemiddelde leeftijd veel hoger lag, dit door het
grote aantal bejaarde vrijwilligers, dat het dikastdagloon als
een pensioentje wou benutten. De δικατηρια werden dus geacht
bedachtzamere, gewetensvollere en wijzere opvattingen te
koesteren.317
Een vreemde eend in de bijt was de raad van νοµοθεται. Betrof het
een volksvergadering naast de ἐκκλησια en βουλη, of hebben we te
maken met een δικαστηριον ? Het dient vooreerst in herinnering
gebracht dat de νοµοθεται, na de ontbinding van de Delische Bond,
de geschiktheid van nieuwe wetgeving aprecieerden. Als zij een
beslissing van de ἐκκλησια goedkeurden, kwam er een echte νοµος
tot stand. Ook gevestigde verordeningen werden jaarlijks aan een
compabiliteitsonderzoek onderworpen. Aanvankelijk was er een
automatische controle, maar rond 355 deden de θεσµοθεται een
vooronderzoek, waarna zij de krakkemikkige akte al dan niet
verwezen naar de nomothetische raad.318 Het ging waarschijnlijk om
een hybride constellatie.319 De νοµοθεται werden door de ἐκκλησια
gekozen uit de annuele lijst met zesduizend juryleden, die de
heliastische eed hadden gezworen. Zij hielden zitting in panels
van vijfhonderd tot duizend man.320 Dit is een hint in de richting
van een dikasterisch orgaan. Maar ook het feit dat zij, zoals de
epigrafische bronnen laten uitschemeren, met handopsteking
stemden, en de omstandigheid dat de γραγη νοµον µη ἐπιτηδειον
θειναι gericht tegen een νοµος, parallel met de γραγη παρανοµων
gericht tegen een ψηφισµα, achteraf behandeld werd door een
δικαστηριον321, dienen onder de aandacht gebracht. Dit zijn
indicaties voor een wetgevende conferentie. Allicht werd een
317
318
319
320
321
HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion in Classical
Athens, 531- 533.
MACDOWELL, Law making at Athens in the fourth BC, 73.
RODES, Sessions of Nomothetai in fourth-century Athens, 129.
SAELEY, On the Athenian Concept of Law, 290.
RODES, Sessions of Nomothetai in fourth-century Athens,
76
gemixte instelling gecreëerd naar analogie met de Areopaag in de
vijfde eeuw voor Christus (ἀρεοπαγιτες νοµοφυλακες).
G. Berechting door private arbiters
De partijen mochten in der minne één of meerdere scheidsmannen
aanduiden, die een eed moesten afleggen waarin zij verkondigden
billijk te zullen oordelen. Deze procedure was volledig
buitengerechtelijk. Euvels ontsproten echter op het vlak van de
tenuitvoerlegging, en zoals Dem. 33, 14-19 illustreert, vielen de
arbiters zelf wel eens in ruzie.322 Deze διαιτηται αἱρετοι waren
immers geen staatsfunctionarissen, hoewel er vermoedelijk een wet
circuleerde die hun taak veraanschouwelijkte. Betoogd wordt dat
de arbitrale beslissing even bindend was als een gerechtelijk
vonnis, en bijgevolg een δικη ἐξουλης stutte.323 Verwarring en
vrijblijvendheid bleven evenwel troef. Er was nood aan een
gereguleerde variant.
H. Berechting door publieke arbiters
a. Overzicht
Het leeuwendeel van de informatie over publieke arbitrage wordt
gedestilleerd uit de pennenvruchten van Aristoteles. De bronnen
verbreiden dus een reconstructie van het systeem uit de vierde
eeuw voor Christus.
De δικασται κατα δηµους werden oorspronkelijk door Peisistratos
(ca. 550 v. Chr.) geïnstalleerd om de overbelasting van de
gerechtelijk machinerie te kalmeren. Tevens hoopte de machtselite
het boerenvolk te verstrooien. Door een acute afhandeling van hun
dorpse beslommeringen, hoefden dergelijke uilskuikens niet naar
Athene te benen om te participeren in de democratische tribunalen
en politieke instellingen. De municipale magistraten fungeerden
als lokale, peripatetische Thesmotheten die zich ontfermden over
civiele zaken van fijnschalig kaliber. Rond 453 voor Christus
322
323
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 203-205.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 64-65.
77
werden deze dertig districtdikasten opnieuw ingezegend. Ergens
tussen ca. 527 en 453 was dit plaatselijk ambt dus afgeschaft. Na
het schrikbewind van de Tyrannen in 403 werd hun aantal naar
veertig gebracht.324
Oorspronkelijk traden de δικασται κατα δηµους dus zelf op als
magistraat-scheidsmannen, maar door de aangewassen populatie die
de mankere mobiliteit van deze rondtrekkende rechters tot gevolg
had alsook een procesproliferatie, zocht de stad toevlucht tot
leken.325 De publieke arbiters (διαιτηται) worden voor het eerst
vermeld in 403.326 Voor burgers gold de verplichting om vanaf hun
zestigste, meer bepaald na de militaire dienst, gedurende één
jaar te zetelen als arbiter. De scheidsmannen werden geloot uit
de laatste van de 42 op leeftijd gerangschikte soldatenlijsten.
Elke tabel had een patroonheld.327
De districtdikasten waren bevoegd voor τας ἀλλας δικας.328 Deze
cryptische categorie sloeg waarschijnlijk op alle vorderingen,
waarvan hogere magistraten, zijnde ἀρχοντες στρατηγοι, en οἱ
ἑνδεκα, alsmede lagere magistraten, onder andere ἀγορανοµοι en
ἀποδεκται, niet op rechtstreekse wijze kennis namen.
Erfeniszaken, religieuze delicten, moordzaken, fiscale zaken,
handelszaken, vreemdelingenzaken, en gedingen met interstatelijke
dimensies vertoefden derhalve in een meer verheven
jurisdictioneel echelon. In praktijk waren de δικασται κατα
δηµους bevoegd voor contractuele of buitencontractuele
schadevergoedingen, eigendomsbetwistingen329 en waarschijnlijk ook
strafbagatellen. Indien de waarde van het geschil minder dan tien
drachmen bedroeg, evoceerde de districtdikast de zaak, waarna
hijzelf uitspraak deed. Zo niet, introduceerde hij de partijen
aan een arbiter, naar analogie met de heliastische preliminaire
fase.330
324
325
326
327
328
329
330
HARREL, Public Arbitration in Athens, 1-3.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 4.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 5.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 10-15.
Arist. Ath. Pol. 53. 1.
Cf. HARREL, Public Arbitration in Athens, 36.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 3-4.
78
b. (Pseudo-)ἀνακρισις
Tijdens een inleidend verhoor ging de districtdikast na of de
zaak voldoende ingrediënten bevatte voor een proces. Hij ploos
ook uit wat de precieze geldsom was. Vervolgens lootte hij een
arbiter, en griffelde hij een γραµµατειον : de aanklacht
(ἐγκληµα) alsook de omschrijving van de schade (τιµηµα) werden
als instructiecertificaat neergeschreven voor de umpire. Betoogd
wordt dat deze fase geen ongerepte ἀνακρισις was, aangezien het
hele scheidsrechtelijke gebeuren het eigenlijke voorstadium van
de heliastische procedure uitmaakte.331
c. Bodemproces
Als dit allemaal achter de rug was, verschenen de kibbelende
kinkels voor de arbiter. Een karig loon werd de rechter gegund.
Elk van de vechtjassen moest hem één drachme overreiken. De
hoorzitting (συνοδοι) had een informeel karakter. Overvloedige
macht mocht de scheidsman niet ontplooien. Hij kon vragen stellen
en de partijen een eed laten zweren, maar dat was het zo een
beetje. Er werd van hem eerder een verzoenende attitude
verwacht.332 Als hij te veel van zijn tak maakte, kon men met een
wrakingsvordering op de proppen komen (εἰσαγγελια εἰς τους
διαιτητας). De arbiter moest de biezen nemen, indien de
betrokkene aantoonde dat hij klakkeloos benadeeld was geweest. De
hypothese circuleert dat dit wrakingsverzoek gericht werd tot het
voltallige college van δικασται κατα δηµους, dat minstens één
keer per jaar vergaderde, en niet tot een δικαστηρια, nu het
juist de bedoeling was om middels lokale litigatie de
prestatiedruk van deze volksrechtbanken te sussen. De διαιτηται
konden alsnog gewraakt worden na afloop van het proces, in welk
geval het scheidsoordeel opgeheven werd. (Wellicht is het dus
beter te gewagen van verhaal op de rechter)333
Teneinde de partijen tot medewerking te bewegen, werd vaak een
schuldverklaring afgeleid uit een of ander stilzwijgen, zeker
wanneer de tegenstrever een uitdaging ( προκλησις) opwierp. Denk
331
332
333
HARREL, Public Arbitration in Athens, 21.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 22-23.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 16-18.
79
bijvoorbeeld aan het folteren van een slaaf, die op het verkeerde
moment op de verkeerde plaats ergens rondhing (εἰς βασανον), of
het geven van een erewoord (εἰς ὀρκον). De ruziënde rakkers
sleepten vaak getuigen mee. Forfait en meineed werden ontmoedigd
door respectievelijk de δικη λιποµαρτυριου en de δικη
ψευδοµαρτυριων. Publieke arbitrage etaleerde dus gelijkenissen
met de διαµαρτυρια in de heliastische ἀνακρισις. Alle
stavingelementen dienden door de partijen op schrift gesteld,
althans in de vierde eeuw voor Christus.334
Na de luisterassemblage bezon de arbiter zich. Hij bepaalde zelf
wanneer hij zijn vonnis voorlas (ἀποφασις). Tot aan de dag waarop
de grijsaard uitspraak deed (κυρια ἡµερα), stond het de
procesvoerders vrij op ieder ogenblik overeen te komen de zaak
naar een private scheidsrechter te transfereren. De partij die
niet verscheen wanneer de arbiter zijn beslissing openbaarde,
werd in het ongelijk gesteld. (ἐρηµος δικη) Tegen dit belazerend
verstekvonnis kon een rechtsmiddel worden aangewend. De δικη µη
οὖσα mag gerust als een verzetsprocedure avant la lettre worden
bestempeld. Als de verliezer binnen de tien dagen na het wijzen
van het vonnis aantoonde dat hij niet aanwezig kon zijn door
ziekte of overmacht - waaronder men dringende affaires in het
buitenland rekende – dan werd het vonnis vernietigd. De vordering
moest worden voorgelegd aan de districtdikast.335
d. Beroep
Het scheidsoordeel kon worden aangevochten voor een jury (ἐφιεναι
εἰς το δικαστηριον). De arbiter pende, na afloop van zijn
forensische functie, de aangehaalde bewijselementen en de
uitspraak op het γραµµατειον, dat werd teruggezonden naar de
districtdikast, welke het inlichtingspapier, op vraag van de
appellant, beurtelings naar het volkstribunaal verzond.336 Het is
onduidelijk of de zaak eerst langs een archont passeerde ter
controle van de preliminaire kwesties. Zoals eerder vermeld,
dienden mondelinge verklaringen opgetekend. Al het
stavingmateriaal werd in verzegelde urnen (ἐχινοι) gestouwd. De
334
335
336
HARREL, Public Arbitration in Athens, 24-28.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 29-33.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 34.
80
arbiter gaf die door aan de districtdikast. Enkel over het bewijs
dat zich in deze tonnen bevond, mocht opnieuw gepleit worden voor
het democratisch gerecht. Het aanhalen van nieuwe feiten en
stukken was verboden. Het is moelijk te ramen in hoeverre deze
regel werkelijk betracht werd.337 Sommigen vegen deze zienswijze
van tafel. Geponeerd wordt niet alleen dat deze regel suppletief
was, waardoor de partijen er eensgezind van konden afwijken, maar
ook dat het δικαστηριον de voorlegging van vers bewijs mocht
gelasten.338
In de praktijk werden arbitrale vonnissen haast altijd
geappelleerd339, waardoor de vraag rijst of er, in plaats van een
beroep, niet eerder sprake was van een antecendente
scheidsrechtelijke procedure die in zijn geheel de eigenlijke
ἀνακρισις bij heliastische gedingen verving. Is er hier eigenlijk
wel echte arbitrage ? Misschien is dat een pertinenter probleem.
De διαιτηται hadden, ondanks hun bemiddelende opdracht, meer
gemeen met een iudex uit het Romeins recht dan met een arbiter,
nu zij niet per se naar een oplossing dienden te zoeken die alle
partijen voldoening gaf.340 Integendeel, twee personen disputeren
en de scheidsman intervenieerde. Een mies vonnis werd geschapen
voor de versteklatende domoor. Op de koop toe waren het niet de
partijen die de arbiter kozen via een afdwingbaar compromissum
dat resulteerde in een receptum arbitri.341 Er is, anderzijds,
evenmin een doorslaggevende gelijkenis met de litis contestatio,
daar de partijen geenszins hun medewerking moesten verlenen om
het bindende karakter van de uitspraak te bewerkstelligen.342 Het
negatief verstekvonnis kon weliswaar gezien worden als impliciet
dwangmiddel dat een cooperatieve houding te bevorderde, maar
verregaande varianten zoals deze verbonden aan het
romeinsrechtelijk status van indefensus ontbraken, en de
aanvaardig van de scheidsrechtelijke macht was in wezen niet
vereist.343 Het is beter te gewagen van een quasi formula344 : ten
aanzien van het volkstribunaal werden de feitelijke en juridische
337
338
339
340
341
342
343
344
HARREL, Public Arbitration in Athens, 26-27.
BONNER, Evidence in Athenian Courts, 55.
HARREL, Public Arbitration in Athens, 35.
Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 384.
Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 228.
Cf. KASER- WUBBE, Romeins Privaatrecht, 390-391.
Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 389.
Cf. KASER- WUBBE, Romeins Privaatrecht, 393-395.
81
thema’s gebetonneerd door de zowel de ἐχινοι als de γραµατειον,
die de arbiter samen met de districtdikast verleed.
III. MARITIEME PROCESSEN IN HET BIJZONDER
A. Commerciële disputen
Maritieme processen stalden een paar bijzondere kenmerken uit,
waarover hieronder wordt bezonnen. Het gaat hoofdzakelijk om de
situatie in de vierde eeuw voor Christus, nu de redevoeringen van
Demosthenes ons de meeste inlichtingen verschaffen.
a. Algemene kwalificatie
Door de verstokte procescultuur nestelde zich heel wat
rechtsachterstand in Athene. Zaken sleepten soms jaren aan. De
staatsarbiters kenden geen termijn waarbinnen zij uitspraak
moesten doen, en in hun levensavond waren ze nu ook weer niet
geneigd zich op te jutten. Daarom werd een snelrechtsysteem op
poten gezet voor bepaalde categorieën van geschillen, waarbij een
gezwinde afhandeling voordelig bleek, hetzij omdat er economische
turbaties dreigden, hetzij omdat er een bepaald ethisch of
maatschappelijk belang op het spel stond. Deze δικαι ἐµµηνοι
moesten, zoals de naam impliceerde, binnen de maand van de baan
zijn.345 Maar misschien is het realistischer om te presumeren dat
de tribunalen die deze δικαι ἐµµηνοι overpiekerden, maandelijks
zitting hielden, en er een grote druk op de rechters rustte om
uitspraak te doen tijdens de aangrenzende sessie.346
Zaken met betrekking tot bruidsschatten (προικος ), leningen
(δανειον), mishandeling of andere gewelddaden (αἰκειας),
maatschappen (κοινωνικαι), slaven (ἀνδραποδων) , het bankwezen
(τραπεζιτικαι), en mijnexploitatie (µεταλλικαι) behoorden onder
meer tot de δικαι ἐµµενοι. Het belangrijkste subgenre – althans
in het kader van dit schools paskwil – vormden de δικαι
ἐµπορικαι. Het betrof zaken die verband hielden met het emporium
nabij de Πειραιευς, de marktplaats aan de Attische haven, waar de
345
346
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 10-22.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 40.
82
overzeese goederen verhandeld werden, en vaak alleen daar
verhandeld mochten worden.347
b. Specifieke kwalificatie
Dem. 32.1. stelt een dubbele voorwaarde voor δικαι ἐµπορικαι :
geschillen die voortvloeien uit geschreven overeenkomsten voor
scheepsvervoer van het emporium naar het emporium :348 ‘οἱ νόµοι
κελεύουσιν, ὦ ἄνδρες δικασταί, τὰς δίκας εἶναι τοῖς ναυκλήροις
καὶ τοῖς ἐµπόροις τῶν Ἀθήναζε καὶ τῶν Ἀθήνηθεν συµβολαίων, καὶ
περὶ ὧν ἂν ὦσι συγγραφαί: ἂν δέ τις παρὰ ταῦτα δικάζηται, µὴ
εἰσαγώγιµον εἶναι τὴν δίκην.’
Dem. 34.3 suggereert dat scheepsvervoer naar Athene reeds
voldoende was, maar dit fragment wordt door sommigen als een
interpolatie aangemerkt.349 Het is beter de frase εἶναι τοῖς
ναυκλήροις καὶ τοῖς ἐµπόροις te lezen als een allusie op
scheepsvervoer. Het was geen echte hoedanigheidseis, nu een
uniforme commerciële zeevaarderklasse ontbrak350, en er evenmin
beroepsvoorwaarden golden. Immers, iemand die een schip bezat was
een ναυκληρος, iemand die op de havenmarkt verkocht, was een
ἐµπορος. De hoedanigheid als zee- of koopman was dus irrelevant,
zeker als geïsoleerd element. (cf. Dem 35.45). Gekrakeel van
andere aard tussen dergelijke professionelen werd beslecht door
het gemeen recht.351 In Dem. 33.1. staat vermeld : ‘ἐαν τι
ἀδικωνται ἐν τῳ ἐµποριῳ’. Als ze op om het even welke wijze
verongelijkt zijn op het emporium. Hieruit wordt opgemaakt dat de
δικαι ἐµπορικαι zich niet beperkten tot contractuele conflicten,
ook onrechtmatige daden tegen een handelaar die gelieerd waren
aan het vervoerscontract en zich voordeden op de markt, vielen
onder het toepassingsgebied.352
c. ἀνακρισις
De ἐµπορικαι waren niet vatbaar voor publieke arbitrage.
Waarschijnlijk werd de ἀνακρισις beredderd door een bijzondere
347
348
349
350
351
352
COHEN,
COHEN,
COHEN,
COHEN,
COHEN,
COHEN,
Ancient
Ancient
Ancient
Ancient
Ancient
Ancient
Athenian
Athenian
Athenian
Athenian
Athenian
Athenian
Maritime
Maritime
Maritime
Maritime
Maritime
Maritime
Courts,
Courts,
Courts,
Courts,
Courts,
Courts,
83
12-15 en 23.
100-101.
112.
116.
126.
108.
magistraat. De bronnen spreken elkaar een beetje tegen.
Aristoteles affirmeert dat het de θεσµοθεται waren , Pollux pent
over εἰσαγωγεις, en Lysias lanceert de ναυτοδικαι. Om alles nog
wat labyrintischer te maken, een aantal geschriften gewagen van
ξενοδικαι, die verwant leken te zijn met de πολεµαρχος en de
voormelde ναυτοδικαι.353 Het is wel flagrant dat de
justitiecommissaris het klachtschrift, ληξις354 geheten, enkel
beurde in de wintermaanden.355
Nu, δικαι ἐµµηνοι werden inderdaad ingeleid door de εἰσαγωγεις,
vermoedelijk een kersverse categorie klerken, belast met de rasse
referte naar een maandelijkse zitting.356 Aristoteles vermeldt de
δικαι ἐµπορικαι evenwel niet onder de δικαι ἐµµηνοι, en wijst de
reguliere θεσµοθεται aan als verantwoordelijke bureaucraten.
Harpocrates en Pollux houden ons dan weer voor dat δικαι
ἐµπορικαι wel degelijk δικαι ἐµµηνοι waren. Volgens sommigen
hoeven we ons niet bijster noest te verdiepen in Pollux, om alle
aandacht aan voornamere theoretici zoals Aristoteles te kunnen
schenken :357 de Thesmotheten knapten het wik-en-weegwerk op in
deze vierde-eeuwse procedurele voorfase. Anderen stofferen dat de
ναυτοδικαι actief waren in de vijfde eeuw358 en tot in 355
maritieme handelszaken behartigden.359 Door de economische
expansie van Athene tijdens de Delische Bond, hetgeen vele
buitenlanders lokte, zou het ambt van de ξενοδικαι zijn
aangekweekt. Zij traden op als substituten van de πολεµαρχος,
welke laatste zich enkel nog bezighield met µετοικοι en προξενοι.
De vele andere vreemdelingen, zoals zeevaarders, werden naar de
ξενοδικαι geveegd, en ook geschillen die uit verdragen schoten,
arriveerden nu bij deze nieuwe staatsdienaars, handelend in de
hoedanigheid van collegae minores .360 Gepoogd werd om deze visies
te verzoenen door een keten van drie opeenvolgende ontwikkelingen
: in de tweede helft van de vijfde eeuw voor Christus vervingen
de ναυτοδικαι de ξενοδικαι voor het preliminair onderzoek van
maritieme geschillen, die toen nog niet als δικαι ἐµµηνοι werden
353
354
355
356
357
358
359
360
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 159-160 en 163-166.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 36-37.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 58.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 21-23.
BEAUCHET, droit privé de la république Athénienne, Vol IV, 99
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 229.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 24.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 222-224.
84
gekwalificeerd. Ergens tussen 437 en 355 voor Christus
absorbeerden de δικαι ἐµµηνοι de δικαι ἐµπορικαι, en na 355 werd
de ἀνακρισις bevroed door de εἰσαγωγεις, alvorens rond 320 voor
Christus onder de bevoegdheid van de θεσµοθεται te ressorteren.361
(Het zou ook kunnen dat de termen εἰσαγωγεις, ξενοδικαι en
ναυτοδικαι in het kader van de δικαι ἐµπορικαι op hetzelfde
officium doelden. Εἰσαγειν betekende simpelweg inleiden, en het
werkwoord werd benut om de preliminaire functie van alle
magistraten te omschrijven. Mogelijks was εἰσαγωγεις een algemeen
begrip. Teksten vermelden ξενοδικαι voor het eerst in 443 voor
Christus, en ναυτοδικαι, die zich toespitsten op emporische
zaken, ziet men in schrijfsels opduiken vanaf 437 voor Christus.
We bevinden ons dus in hetzelfde tijdvak. De formulering
‘ναυτοδικαι’ was misschien een bijnaam voor de ξενοδικαι, toen na
een aantal jaren bleek dat zij vooral zaken voorgeschoteld
kregen, waarbij zeelui (ναυκληροι) betrokken waren, ongeacht de
precieze aard van het geschil, omdat deze personen nu eenmaal de
grootste groep vreemdelingen vormden. Later zou dan de expliciete
commerciële en maritieme connotatie floreren. Een aanwijzing
hiervoor is het feit dat in een decreet van 445 voor Christus
over ναυτοδικαι wordt bericht, die niks uitstaande hadden met
koophandel of scheepsaangelegenheden.362 Waarschijnlijk sprongen
de Attiërs nogal losjes om met deze juridische kunsttaal. Vanuit
dit perspectief opereerden de ναυτοδικαι-ξενοδικαι, somwijlen
aangeduid als εἰσαγωγεις, vanaf de vijfde eeuw voor Christus, en
werden zij tegen het einde van de vierde eeuw voor Christus
verruild voor de θεσµοθεται.)
Het belang van de ναυτοδικαι ligt in de accentuering van het
supranationale procedureaspect.363 Niet alleen werden
vreemdelingen, welke het metoikenstatuut ontbeerden, toegang
verleend tot het gerecht, zoals de bronnen Dem. 34 en Dem. 56
beamen364 - iets wat volstrekt onmogelijk was bij de
gemeenrechtelijke procedures δικη en γραφη - eveneens werd hun
een op maat gesneden magistraat gegund. (Merk op dat de
εἰσαγγελια, die opstond voor allochtonen, geen gemeenrechtelijke
361
362
363
364
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 161.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 23.
Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 62.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 59.
85
procedure was, want ettelijke misdrijven die deze vordering
viseerde, konden ook worden vervolgd middels een γραφη.365) Dem.
21. 176. bewaarheidt zelfs dat voor de Atheense rechtbanken δικαι
ἐµπορικαι werden afgewikkeld tussen twee buitenlanders.366
De παραγραφη speelde een sleutelrol in de emporische procedure.
Doordat de Attische wetgever de δικαι ἐµπορικαι duidelijk
afgebakend had (Dem.32.1.), te weten schriftelijke contracten
verbonden met het maritiem transport van of naar Athene, hetzij
bij wijze van charterpartij (cf. nαυκληροι) hetzij bij wijze van
leveringsovereenkomst (cf. ἐµποροι), en daaraan toevoegde : ἂν δέ
τις παρὰ ταῦτα δικάζηται, µὴ εἰσαγώγιµον εἶναι τὴν δίκην, smulden
gehaaide logografen van preliminaire bevoegdheidsbetwistingen.367
Dit verweermiddel werd zodanig getapt, dat de jury een
afzonderlijk tussenvonnis velde in een afgesplitste pleitgang,
daar waar in het gemeenrecht de παραγραφη en het bodemproces
meestal gecombineerd werden.368
Een laatste karakteristiek van de ἀνακρισις was de mogelijkheid
tot voorhechtenis, opnieuw een kosmische afwijking van de normale
burgerlijke procedureregels.369 De πολεµαρχος oordeelde over de
gevangenzetting. De verweerder werd in de stadskerker gegooid,
indien hij geen zakelijke of persoonlijke zekerheden
presenteerde, bijvoorbeeld de immobilisatie van het schip, of een
meegesjouwde borgsteller. De bevoegdheid van de πολεµαρχος kan
worden verklaard vanuit zijn hiërarchische relatie tot de
ναυτοδικαι. Toen de θεσµοθεται op de voorgrond traden, bleef hij
deze taak uitoefenen.
d. Bodemproces
Gespecialiseerde juryleden zouden zich over de δικαι ἐµπορικαι
hebben beraad. Het dikasterisch panel werd mogelijks geselecteerd
uit de Attische zeevaarderkaste of het handelarenmilieu.370 Het is
niet geheel duidelijk hoe de aanduiding verliep volgens deze
365
366
367
368
369
370
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 59.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 59
Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 156-157.
Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 145-148.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 83.
COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 93-96.
86
visie. Werden uit de jaarlijkse lijst van zesduizend heliasten
rechters gepikt, die werkzaam waren als ἐµπορος en ναυκληρος, of
geschiedde een schifting op grond van een afzonderlijke lijst ?
De ἡλιαια τῶν θεσµοθετων zou naar mening van anderen de juiste
instantie zijn geweest.371 Toegegeven, bij δικαι ἐµπορικαι
zinnespelen de bewaarde redevoeringen op een ietwat markantere
eruditie van de vonnisvorsers.
B. Strafzaken
a. Emporische misdrijven
Voor een aantal inbreuken die gerelateerd waren aan het
scheepvervoer bestond een bijzondere procedure, φασις genaamd. De
φασις kende een ruim toepassingsgebied en omvatte ondermeer
schending van wezenbeschermingswetten, onvergunde
mijnactiviteiten, en schade aan staatseigendom, maar had in de
maritieme context betrekking op372 :
-­‐ Bodemerijcontracten waarbij een Athener geld leende voor een
scheepstocht, die niet bestemd was om graan naar de
Πειραιευς te brengen.
-­‐ Graanvervoer door een Athener naar een andere haven dan de
Πειραιευς.
-­‐ Miskenning van de import- en exportregulering
-­‐ Ontwijking van douaneheffingen en andere taksen
Net als γραφη kan φασις als een actio popularis worden
bestempeld. Iedere burger mocht het misdrijf aankaarten bij de
overheid. Voor het binnensteken van een schriftelijke verklaring
was men bij de Thesmotheten aan het juiste adres.373 Een verschil
met de γραφη bestond erin dat een succesvolle aanklager als
beloning de helft van de boete kreeg toegewezen die de
veroordeelde werd opgelegd. Blijkbaar docht het de Attische
bewindslieden noodzakelijk een soort klikspaanvordering te
creëren voor misdrijven die enige sociale tolerantie aanzogen.374
371
372
373
374
DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 100.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 218-219.
HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 220.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 159.
87
b. Piraterij
Over dit onderwerp kan een volledig kapitteltje worden
neergepend. Ik verwijs u door naar hoofdstuk 4.
IV.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND
Wanneer er tweedracht heerste tussen personen met een
verschillende nationaliteit, kon dit moeilijkheden opleveren in
de Griekse Oudheid. Het merendeel van dergelijke twisten rees
tussen reizende handelaars. Dikwijls moest de eiser naar de πολις
van de verweerder afzakken om een proces op te starten. Gezien de
executieproblematiek, was de regel actio sequitur forum rei de
meest praktische optie.375 De rechtzoekende mocht zichzelf al
gelukkig prijzen, indien hij daar als buitenlander de
mogelijkheid kreeg om een vordering in te stellen, maar dan nog
bestond een reële kans op inheems favoritisme. Stadstaten sloten
gevolglijk verdragen die het territoriaal bevoegde tribunaal en
het toepasselijke recht preciseerden bij geschillen tussen de
eigen onderdanen. Deze sui generis zaken werden in Athene δικαι
ἀπο συµβολων genoemd,376 en zij vielen onder de invloedssfeer van
de πολεµαρχος.377 Later doemden assisterende ξενοδικαι op. Er is
een theorie die zegt dat de πολεµαρχος in de 5de eeuw v.Chr. zelf
over de zaak mocht beslissen zonder door te verwijzen naar een
volksrechtbank, omdat er in de teksten παρα τῳ πολεµαρχῳ staat en
niet προς τον πολεµαρχον.378
In de Delische Zeebond werden dergelijke traktaten naarstig
aangewend om de onderlinge staatsverhoudingen te stroomlijnen;
nogmaals een indicatie dat er, zelfs in de beginjaren, een
samenwerkingsverband gewrocht werd dat verder ging dan een
zuivere συµµαχια. Een handvol vijfde-eeuwse ξυµβολαι tussen
Athene en een andere lidstaat zijn overgeleverd, het betrof
verdragen met Phaselis, Mitylene, Selymbria en Samos.379 De
375
376
377
378
379
Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 106.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 220-221.
HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 39.
GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques,
185.
HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 41.
88
geschiften van Thukydides laten echter uitschemeren dat Athene
met de meeste bondgenoten zulke symbola had gesloten.380
De centrale informatiewel over de ξυµβολαι is Thuc. I. 77.381 :
§1 ‘καὶ ἐλασσούµενοι γὰρ ἐν ταῖς ξυµβολαίαις πρὸς τοὺς ξυµµάχους
δίκαις καὶ παρ᾽ ἡµῖν αὐτοῖς ἐν τοῖς ὁµοίοις νόµοις ποιήσαντες τὰς
κρίσεις φιλοδικεῖν δοκοῦµεν. ’ We hebben geen overwicht in
geschillen die behelsd worden door onze gemeenschappelijke
akkoorden. Voor onze bondgenoten gelden dezelfde regels als voor
ons. Misschien noemen ze ons daarom procesziek.
§2 καὶ οὐδεὶς σκοπεῖ αὐτῶν τοῖς καὶ ἄλλοθί που ἀρχὴν ἔχουσι καὶ
ἧσσον ἡµῶν πρὸς τοὺς ὑπηκόους µετρίοις οὖσι διότι τοῦτο οὐκ
ὀνειδίζεται: βιάζεσθαι γὰρ οἷς ἂν ἐξῇ, δικάζεσθαι οὐδὲν
προσδέονται. En niemand vraagt zich af waarom andere Rijken382
geenszins hetzelfde verwijt te beurt valt. Deze grootmachten gaan
overigens wat onbehouwener om met hun geallieerden dan wij.
Wellicht is het omdat rechters niet nodig zijn wanneer men
wapenmacht383 kan uitoefenen.
§3 οἱ δὲ εἰθισµένοι πρὸς ἡµᾶς ἀπὸ τοῦ ἴσου ὁµιλεῖν, ἤν τι παρὰ τὸ
µὴ οἴεσθαι χρῆναι ἢ γνώµῃ ἢ δυνάµει τῇ διὰ τὴν ἀρχὴν καὶ ὁπωσοῦν
ἐλασσωθῶσιν, οὐ τοῦ πλέονος µὴ στερισκόµενοι χάριν ἔχουσιν, ἀλλὰ
τοῦ ἐνδεοῦς χαλεπώτερον φέρουσιν ἢ εἰ ἀπὸ πρώτης ἀποθέµενοι τὸν
νόµον φανερῶς ἐπλεονεκτοῦµεν.’ Zij zijn het zodanig gewoon bij
interne uniebetrekkingen384 op gelijke voet te staan, dat, wanneer
er eens een vonnis wordt geveld dat hen ongelijk geeft, of
wanneer er eens moet worden gezwicht voor onze rijksbevelen385,
zij ondankbaar zijn voor het feit we hen niet meer beknotten dan
dat. Over deze inferioriteit winden zij zich op. Ze zouden anders
piepen mochten we van meet af aan het rechtsgezag opzij geschoven
hebben om een machtsvoordeel te behalen.
Thuc. I. 77 wordt geïnterpreteerd als een verwijzing naar δικαι
ἀπο συµβολων tussen de leden van de Delische Liga. Er wordt
geargumenteerd dat, hoewel kooplieden de voornaamste doelgroep
380
381
382
383
384
385
GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques,
201.
HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 35.
cf. ἄλλοθί που ἀρχὴν ἔχουσι
cf. βιάζεσθαι
cf. ὁµιλεῖν
cf. δυνάµει τῇ διὰ τὴν ἀρχὴν
89
vormden, dergelijke zaken niet enkel commerciële of contractuele
geschillen dekten, maar ook betrekking hadden op onrechtmatige
daden en misdrijven, daar deze bescherming onontbeerlijk was om
de globale handelsactiviteiten van vreemdelingen te waarborgen in
de ontvangststaat.386 Uit de bewaarde inscripties leidt men af dat
de δικαι ἀπο συµβολων het principe actio sequitur forum
contractus huldigden. Bevoegd was de rechter van de stadstaat
waar het internationale contract diende uitgevoerd.387
Vermoedelijk werd dit als een verbetering van de actio sequitur
rei-norm beschouwd, omdat bij de executieve uitdoving van de
leverings-of vervoersovereenkomst, zowel de migrerende
schuldeiser als de residerende schuldenaar zich in de buurt
bevonden, waardoor een heen-en-weerodyssee niet langer hoefde.
Het is plausibel dat het tribunaal dat zich competent achtte, het
eigen recht toepaste.
Thukydides suggereert dat deze instrumenten van internationaal
privaatrecht aanvankelijk gebruikt werden om tussen evenwaardige
bondspartijen een uniforme justitietoegang te volvoeren. Zelfs
toen Athene de Delische Bond naar een Rijk converteerde, werd
deze wederkerig jurisdictie behouden als schijnsysteem :
unieleden konden ervan genieten, zolang zij de Attische imperiale
belangen niet al te hevig verdrongen. De ἀρχη van Athene bracht
geen noemenswaardige verandering in de procesafwikkeling onder
δικαι ἀπο συµβολων.388
Het is wiedes dat Athene naliet haar despotische verzuchtingen te
botvieren in δικαι ἀπο συµβολων. Handeldrijvende vreemdelingen
belemmerden het bestuur niet. Integendeel, invoer versterkte de
economie. Door het forum contractus kon de Attische judicatuur
zelfs impliciete controle uitoefenen op dergelijke
overeenkomsten. Bij export, wanneer het contract buiten de
stadmuren uitvoering vond, ving Athene de vanuit een
autocratische invalshoek nadeligere kant van forum contractus op
door fiscale maatregelen. De grootmacht had er echter alle belang
bij om de rechtspraak in de onderworpen gebieden te beteugelen.
De tribunalen van de deelstaten werden bevolkt door een rijke
386
387
388
DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 95-96.
Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 105.
DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 108.
90
oligarchische elite, die het Attische regime meestal niet gunstig
gezind was. De andere Helleense landjes hadden de middelen niet
om juryleden een loon uit te keren, waardoor vooral welgestelde
burgers met een heleboel vrije tijd in aanmerking kwamen. De
Rijksmeesteres moest er dus over waken dat de pro-Attische
minderheid in de maatschappelijke bovenlaag, inzonderheid de
προξενος, niet genekt werd door de plaatselijke dikasten.
Evenzeer was het een prioriteit de opulente opponenten koest te
houden, zodat zij de overheidsadministratie niet konden
destabiliseren door oproerige redes uit te kramen in een
rechtbank.389
Een aantal decretale slimmigheidjes toverden zodoende de
Atheense δικαστηρια om tot quasi-federale gerechtshoven.390 Het
δικαστηριον van de πολεµαρχος leek de spilinstantie te zijn
geweest. Dergelijke vonnissen werden uitvoerbaar verklaard in het
hele Rijk. De imperiale magistraten zagen ter plaatse toe op de
concrete implementatie. Een overzicht :
-­‐ Sommige verordeningen legden een geldboete van vijf talenten
op aan een deelstaat, die verantwoordelijk werd geacht voor
de dood van Atheense burgers, of bij naam genoemde προξενοι.
-­‐ Deelstaten konden in beroep gaan tegen belastingheffingen.
-­‐ Ernstige inbreuken op de rijksregelgeving, zoals
bijvoorbeeld de miskenning van het muntdecreet, werden
onmiddellijk in Attika berecht. De aanklager kon een
buitenlandse onderdaan zijn.
-­‐ Misdaden die bestraft werden met de dood, verbanning, of
verlies van burgerlijke rechten moesten goedgekeurd worden
door de Attische tribunalen, waarschijnlijk middels ἐφεσις.
-­‐ Sommige προξενοι kregen het voorrecht enkel door Atheense
rechtbanken te worden bestraft, alsook hun eigen vorderingen
tegen derden bij de πολεµαρχος aanhangig te maken.
Er is een duidelijke link tussen de δικαι ἀπο συµβολων en de
δικαι ἐµπορικαι. Vooral het maritiem karakter en het congruerend
forum contractus vallen op. Zonder meer zijn de δικαι ἐµπορικαι
uit de 4de eeuw v.Chr. geëvolueerd uit de δικαι ἀπο συµβολων van
de 5de eeuw v.Chr. Het ging echter niet om een absorberende
389
390
DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire II, 277-278.
Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire II, 268-276.
91
overgang, de δικαι ἀπο συµβολων bleven nuttig omdat emporische
zaken een beperkter voorwerp hadden.391
De προξενοι zouden met de komst van de δικαι ἀπο συµβολων een
gerechtelijke rol hebben gekregen. Naast getuige, woordvoerder en
beschermer van vreemdelingen werden zij nu
procesvertegenwoordiger ten overstaan van de πολεµαρχος.392 Na
verloop van tijd verleende men de vreemdelingen directe toegang
voor de ξενοδικαι-ναυτοδικαι393, welke na de vestiging van de ἀρχη
binnenlandse Rijksmagistraten werden.
V.
BESLUIT : BELANG VAN DE JURISDICTIONELE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE
In de periode 479-462 v. Chr. beschikte de Areopaag over
vermaarde macht. De definitieve opsplitsing van de ἡλιαια in
verschillende δικαστηρια was waarschijnlijk niet afgerond. De
magistraten hadden vermoedelijk nog jurisdictie als rechters van
eerste aanleg, wier beslissingen konden worden aangevochten voor
de volksrechtbank. De Ἀρεος παγος, die samengesteld was uit
voormalige archonten, kon een wetscontrole uitvoeren, en dit is
belangrijk in het kader van de Liga. Het is aannemelijk dat deze
ex-magistraten nauwer betrokken waren bij de organisatie van de
Bond dan de vele niet-beëdigde burgers die in de έκκλησια wetten
stemden. Als νοµοφυλακες konden zij deze beslissingen toetsen aan
het beleid van het συνεδριον, om aldus, middels een mechanisme
dat als voorloper van de γραφη παραµοµων mag worden bestempeld,
een indirecte embryonale normhiërarchie te bewerkstelligen tussen
het nationaal en internationaal recht, hetgeen de effectiviteit
van Delische decreten uiteraad ten goede kwam.
In de vierde eeuw voor Christus waren de δικαι ἐµπορικαι in
zwang, welke zeevarende vreemdelingen, in verhouding tot het
gemeen recht, op ongekende wijze begunstigden. Vreemdelingen
hadden dezelfde rechten als burgers. Dit pleit voor een vrije
391
392
393
GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques,
200.
Cf. GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités
greques, 60.
Cf. COHEN, Ancient Athenian maritime Courts, 164.
92
zee. Het is niet zeker dat deze δικαι ἐµπορικαι in de vijfde eeuw
voor Christus reeds bestonden, maar de δικαι ἀπο συµβολων,
waaruit zij ontsproten, sorteerden een soortgelijk effect. Door
interstatelijke akkoorden tussen de bondgenoten kregen ἐµποροι en
ναυκληροι toegang tot buitenlandse rechtbanken. Het is geenszins
overdreven te stellen dat tussen 479 en 465 de maritieme
procesvoering een sterk supranationaal karakter had, met dank aan
de Delische Bond.
93
FIGUUR (eigen figuur) : Het Attisch gerechtelijk systeem in de 4de
eeuw v. Chr.
Ἡλιαια (δικατηριον Α + B)
Γραφη παρανοµων
Ἐκκλησια
Εἰσαγγελια
Βουλη
Δικαστηρια
Ἀρεος παγος
Δικη/γραφη
Ἀρχων
Θεσµοθεται
Πολεµαρχος
Βασιλευς
Ἀγορανοµοι/
Ἐπιµεληται/
Ἀποδεκται
Δικασται
κατα
δηµους
Διαιτηται
94
FIGUUR (eigen figuur) : Het Attisch Gerechtelijk systeem in de 5de
eeuw v. Chr.
Ἁρεος παγος
νοµοφυλακια
Beroep
Ἐκκλησια
Ἡλιαια/Δικαστηρ
ιον
Eerste aanleg
Βασιλευς
Ἀρχων
Θεσµοθετ
αι
Πολεµαρχος
Ξενοδικαι/
Ναυτοδικαι
95
–
VIERDE HOOFDSTUK –
PUNITIEVE MACHTSUITOEFENING :
De Egeïsche Zee bevrijd van piraterij
I.
INLEIDING
Piraterij is zo oud als de scheepvaart zelf. Aangezien het om de
belangrijkste van alle zeemisdrijven gaat, werd een apart
afdelingetje ingevlochten. De antieke zeeroof, die een veel
ruimer toepassingsveld ontvouwde dan het huidige verdrag van
Montego Bay beklonken heeft, dient eerst gekaderd in het gemeen
Attisch strafrecht. De procedurele aspecten werden reeds
toegelicht, hieronder volgt een bespreking van de inhoudelijke
karakteristieken. De laatste pagina’s zoomen in op de Delische
Unie.
II.
BESTRAFFING VAN MISDRIJVEN IN ATHENE
A. De maatschappelijk functie van straffen
Het is niet gemakkelijk de Attische strafnotie af te bakenen. Het
contemporaine beschot tussen strafrecht en burgerlijk recht wordt
immers niet aangetroffen in het Oude Griekenland. Enerzijds was
het civiel genoegdoeningssysteem doorspekt met punitieve
geldboetes, die opliepen tot een gepeperd meervoud van de
werkelijke schadewaarde, en anderzijds werden familierechtelijke
figuren als repressief gezien door hun onterende karakter. Zo
ervoer men echtscheiding als een straf voor de man die zijn vrouw
afgetuigd had. Het Atheens rechtssysteem voorzag bovendien geen
uitdrukkelijke misdrijfclassificatie.394 Een onderverdeling op
basis van de rechterlijke bevoegdheid lijkt nog de meest
bruikbare.395
394
395
COHEN, Crime, Punishment, and the Rule of Law in Classical Athens, 211235.
CALHOUN, The Growth of Criminal Law, 134.
96
De begeerte naar wraak leverde in de Griekse maatschappij nog
steeds een sanctieachtergrond. Dit suggereert Demosthenes vrij
onverbloemd in Naerea.396 Straffen substitueerden bloedvetes.
Sterker nog, de gerechtelijke weg werd uiteindelijk hoger in het
vaandel gedragen, want het was wraak met een sociale impact.397
Dem. 21.44-45 gunt ons enkele andere beschouwingen omtrent
publieke penitentie, bijvoorbeeld : ‘ὅτι πάνθ᾽ ὅσα τις βιαζόµενος
πράττει κοίν᾽ ἀδικήµατα καὶ κατὰ τῶν ἔξω τοῦ πράγµατος ὄντων
ἡγεῖθ᾽ ὁ νοµοθέτης’ (omdat) De wetgever meende dat alle
gewelddaden, een kwaad dat individueel onrecht overstijgt, ook
degenen treffen die er niks mee te maken hebben. Straffen vormden
een instrument om de stadsstatelijke normen te handhaven, niet
alleen als zelfstandig afschrikkingsmiddel maar ook als van
collectieve compensatie : τὸ δὲ τίµηµ᾽ ἐποίησεν ὅλον δηµόσιον:
τὴν γὰρ πόλιν ἡγεῖτ᾽ ἀδικεῖν. De polis streek soms de volledige
boete op, en dat moest afdoende voldoening geven aan het
slachtoffer. Toch valt er ook een repressiever regime te
ontwaren. Zo was een diefstal op een openbare plaats met de
doodstraf verknocht, en politieke misdaden werden eveneens hard
aangepakt. In het laatste geval waarborgde het penaal recht de
democratische ordening.
Aldus kan men uiteindelijk tot een definitie komen die niet veel
verschilt van de moderne opvattingen. Het ging in hoofdzaak om
onrechtmatige daden waarbij de sanctie, die enkel mocht worden
uitgevoerd door de staat, een afschrikwekkend karakter had.398
B. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid
De Atheners maakten bij vele misdrijven een onderscheid tussen
opzettelijk en onopzettelijk handelen. Zo was er een sobere
oogmerkladder bij dodingsdelicten, die reeds dateerde van de
Solonische tijd. Naast doelnuances bestonden er ook
rechtvaardigingsgronden zoals noodweer, en verschoningsgronden
die neerkwamen op geoorloogde eigenrichting, zoals de
mogelijkheid om een buitenechtelijke minnaar naar Hades te
396
397
398
Dem. 59.126.
HERMAN, Morality and Behavior in Democratic Athens, 189-194.
CALHOUN, The Growth of Criminal Law, 129-130.
97
helpen. De jury kreeg een ampele appreciatiemarge voor de
casuïstische creatie van verzachtende omstandigheden.
Het is echter niet zo duidelijk hoe het opzetbegrip werd
ingevuld. De rechters mag gerust wat slordigheid worden verweten.
Bij moord, om een voorbeeld te geven, werd er geen grens
getrokken tussen opzet en voorbedachtheid. Door pragmatische
causaliteitsbenaderingen werden intentietrappen meestal vermeden.
Bijvoorbeeld, in de vijfde eeuw voor Christus werd aangevoerd dat
een discuswerper die een jongen dodelijk verwond had met zijn
projectiel, geen verantwoordelijkheid droeg, omdat de knaap zelf
op het verkeerde moment de toeschouwersmeute ontvlucht was. De
beoordeling van een echte dadersfout drong zich dus niet op,
aangezien het slachtoffer als de eigenlijke dader werd beschouwd,
die een straf over zichzelf had afgeroepen. Vanaf het einde van
de vijfde eeuw voor Christus kwam er een nijpendere nadruk te
liggen op de mentaliteit van de delinquent. De klassieke
filosofie oefende invloed uit.
Plato geloofde dat alle onrechtmatige daden onvrijwillig werden
begaan. Hij scheidde op schier confuciaanse wijze het schadeelement van het rechtmatigheidselement. Vergoeding verzachtte
enkel de schade, het onrechtmatig gedrag van de dader werd
verholpen door schuldinzicht, hetwelk bestraffing, beloning of
scholing bewerkstelligden. Onverbeterlijke overtreders moesten de
doodstraf krijgen. Op vlak van sanctionering maakte Plato binnen
de filosofische categorie van ‘inherent onvrijwillige misdrijven’
vreemd genoeg een praktische afsplitsing tussen opzettelijke
daden, die een zekere afweging vereisten, onopzettelijke
handelingen, en passionele misdrijven als tussenklasse.
Onachtzaamheid was voor hem geen aansprakelijkheidsparameter,
iemand die gedood had zonder het te hebben gewild, was
onschuldig, maar in sommige gevallen proclameerde de wijsgeer
relaties die een bijzondere zorgverplichting ontplooiden, zoals
burenomgang alsmede de verhouding tussen voogd en pupil.399
Aristoteles verwierp de opvatting van Plato dat men in beginsel
niet verantwoordelijk kon zijn voor delicten, omdat deze
verrichtingen als een beduiveling van het verstand dienden
399
JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 269-271.
98
beschouwd. Hij stelde dat mensen meesters van hun eigen daden
waren. In die zin is men aansprakelijk zowel voor opzettelijke
als onopzettelijke handelingen. Een vernieuwend accent was het
verschil tussen voorzienbare en onvoorzienbare gevolgen. De
briljante breinkunstenaar hanteerde de volgende gradatie400 :
-­‐
ἀδικηµα, een wanbedrijf waarbij schade werd berokkend, ofwel
door een bewuste gedraging die niet noodzakelijk kwaadwillig
hoefde te zijn, ofwel door gevolgen die redelijkerwijze
voorzienbaar bleken;
-­‐
ἁµαρτηµα, een vergissing die voorzienbare schade veroorzaakt
had door onachtzaamheid;
-­‐
ἀτυχηµα, een ongewild ongeluk dat men niet kon voorzien
hebben.
Enkel in de eerste twee genres rees aansprakelijkheid. Eveneens
een belangrijke mijmering is zijn stelling dat opzet en
voorbedachtheid niet identiek waren. Plotse daden, die niet
gepland waren, konden ook opzettelijk zijn, omdat ze vrijwillig
werden begaan.
De (ephetische) jury beschikte over een ruime discretie bij het
invullen van intentieschakeringen. Aangezien er geen geschreven
strafvonnissen bewaard zijn - of althans niet bij mijn weten - is
het moeilijk in te schatten, op basis van de overgeleverde
oraties die slechts één kant van het verhaal geven, in hoeverre
dergelijke doctrine werd verzilverd door toedoen van de
logografen.
C. Overzicht van straffen
a. Doodstraf
De terdoodveroordeling was geen zeldzaamheid in Athene. Θανατος
werd vooral aangewend bij politieke en religieuze misdaden401, of
vergrijpen die toentertijd beschouwd werden als een aantasting
van de openbare orde, zoals diefstal op publieke plaatsen. De
exacte levensberovingswijze kon worden vastgesteld door de
400
401
JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 271-274.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 91.
99
juryleden, maar indien dit niet gebeurd was, had het college van
elf waarschijnlijk discretionaire bewegingsruimte.402 Gif,
steniging, wurging, onthoofding, sterftemakende stokmeppen,
behoorden tot de mogelijkheden, ofschoon de venijndronk een
privilege leek te zijn voor burgers uit gegoede kringen.403
b. Verbanning
Bij ἀειφυγια moest de veroordeelde - in principe - eeuwigdurend
de Attische bodem verlaten; al zijn bezittingen werden
geconfisceerd.404 Iedereen die het waagde asiel te verlenen, werd
beurtlings uitgedreven.405 Indien de veroordeelde zich niet binnen
de opgegeven termijn uit de stad verwijderde, volgde de
doodstraf.406 ἀειφυγια mag geenzins worden verward met de sanctie
voor onopzettelijke doodslag, die bestond uit een tijdelijke
emigratie van ten hoogste een jaar zonder algemene onteigening,
na afloop waarvan de veroordeelde opnieuw in zijn burgerrechten
werd hersteld.407 Evenmin mag verbanning worden gelijkgeschakeld
met het gedwongen ballingschap, uitgesproken door het
schervengericht, hetgeen een politieke maatregel was408, van
tijdelijke duur409 met behoud van alle bezittingen.410
c. Ontzetting uit burgerlijke rechten
ἀτιµια kende verschillende gradaties. Bij de zwaarwichtigste
verschijningsvorm zag de veroordeelde zich volledig onteigend,
tevens werd hem de toegang tot bestuursfuncties, tempels,
volksvergaderingen of rechtbanken ontzegd.411 Deze straf werd
opgelegd bij ernstige familiale delicten zoals uitbuiting van
wezen en erfgenamen of het uithuwelijken van een buitenlandse
dochter aan een Atheens staatsburger; daarnaast trof deze sanctie
ook de debiteuren van een tempel of overheid, zolang zij hun
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
Cf. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 94.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 91-94.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 101.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 101.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 102.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 104.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 104
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 105.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 106.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 107.
100
schuld niet afbetaald hadden.412 Een penale tussenmaat maakte het
behoud van bezittingen mogelijk.413 Dieven, deserteurs en
verstokte meineedplegers vormden de doelgroep.414 De lichtste
variant belemmerde enkel de uitoefening van bepaalde rechten of
handelingen,415 bijvoorbeeld het verbod tempels te betreden na een
valselijke aanklacht van religieuze aard416, of het verbod de
βουλη of ἐκκλησια binnen te wandelen na militaire ontrouw.417
d. Opsluiting
Opsluiting of δεσµος werd als zelfstandige straf gevonnist tegen
personen die militairen smaadden, of opdoken tijdens
volksvergaderingen na ontzet te zijn uit hun burgerrechten.418 In
Platoons Apologia laat Socrates uitschemeren dat hem mogelijks
een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd hangt voor
corruptie van de jeugd.419 Daarnaast kon er ook sprake zijn van
preventieve detentie of een additionele vrijheidsstraf waarbij
men, meestal voor diefstal, vijf dagen in een publieke gevangenis
moest zitten, vastgeklonken aan houten voetblokken.420
e. Verkoop als slaaf
Veelal werden vreemdelingen of metoiken verkocht als slaaf, de
eersten wanneer zij
op bedriegelijke wijze een Attische burger huwden door hun
afkomst te verdoezelen, de laastgenoemden indien zij hun
verblijfsvergoeding weigerden te betalen of nalieten een
beschermheer te zoeken.421 Er is echter een geval bekend van een
rasechte Athener die van de hand werd gedaan. Het betrof een
krijgsgevangene die vrijgekocht was door een andere inwoner van
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
de
de
de
de
de
de
de
de
de
de
la
la
la
la
la
la
la
la
la
la
République
République
République
République
République
République
République
République
République
République
101
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
108.
107.
109.
107.
111.
110.
114.
115.
116.
120.
de Minervische Stad. Toen hij weigerde deze som terug te betalen,
werd hij veroordeeld tot slavernij.422
f. Confiscatie
De algemene onteigening was een verplichtige bijkomende straf
ingeval van verbanning, slavernij, of volledige ontzetting uit de
burgerrechten. Er was sprake van een facultatief penaal
accessorium bij moord, brandstichting, diefstal in tempels,
volksmisleiding, of verstoring van de democratische
instellingen.423 Soms manifesteerde confiscatie zich als een
zelfstandige hoofdstraf voor personen die oorlogscontributies
weigerden, personen die zich borg gesteld hadden voor een
staatsdebiteur maar diens schuld niet konden vereffenen, of
personen die goederen verduisterden voor de fiscus.424 De
onteigende goederen werden verdeeld tussen de schatkist en de
tempels, en er ging ook een deel naar de aanklagers.425 Daarnaast
bestonden vormen van verbeurdverklaring. Zo werd koopmannen hun
graan ontnomen indien zij actief waren op een andere plaats dan
het Attische emporium, en zagen zij hun handelsgoederen eveneens
in rook opgaan wanneer zij belastingen poogden te ontwijken.426
g. Geldboetes
Het bedrag van en pecuniaire straf kon bepaald worden door de wet
of door de rechters. Bij private boetes werd de geldsom
toegewezen aan de eisende partij, bij publieke boetes kwamen de
munten terecht in de schatkist van de staat of een tempel.427 Een
verdeling tussen de openbare thesauri en de benadeelde drong zich
op bij delicten met een gemengd karakter. Belangrijk was de
publieke geldboete als sanctie voor het niet naleven van een
civiel vonnis.428 De hoogte van de financiële last varieerde.
Vijfhonderd drachmen voor beledigingen, en het dubbele van de
werkelijk geleden schade werden bijvoorbeeld geattesteerd in
422
423
424
425
426
427
428
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
de
de
de
de
de
de
de
la
la
la
la
la
la
la
République
République
République
République
République
République
République
102
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
121.
121.
122.
125.
128-129.
130.
131.
private sfeer.429 Honderd drachmen voor botanische boeren per
niet-vergunde olijvenboom, en duizend drachmen voor onachtzame
marktinspecteurs belast met het toezicht op de gebruikte maten en
gewichten, kunnen worden aangehaald als judiciële stadsinkomsten.
III. BESTRAFFING VAN ZEEMISDRIJVEN IN HET BIJZONDER
A. Piraterij in het Oude Griekenland
Het oudste Griekse woord voor piraat is ληιστης, slechts vanaf de
vierde eeuw voor Christus duikt πειρατης op.430 Beide termen zijn
veel ruimer dan de huidige definitie. Piraten overvielen
koopvaarders431, plunderden kustnederzettingen432, en ontvoerden
mensen voor losgeld.433 Soms vermomden deze smiechten zich als
onschuldige handelaars434, soms raasden zij zonder hun
hoedanigheid te verhelen een haven binnen om te geankerde schepen
aan te vallen.435
Thukydides vermeldt dat de meeste kustvolkeren en
eilandbewoneners piraten waren in vroege era’s. De
aanzienlijksten, zo zegt hij, namen de leiding bij het overvallen
en plunderen van zeenabije steden, ze handelden niet alleen uit
winstbejag, maar ook om de zwakkeren in de samenleving te
onderhouden. Deze passage benadrukt het politieke en sterk
staatsgelieerde karakter van zeeroof, in die tijd nauwelijks van
kaapvaart vervreemd436, en ontsluiert eveneens een
zelfvoorzienende, haast beroepsmatige connotatie.
Pas toen stadstaten een georganiseerde vloot gingen
benaarstigen , konden piraten op afstand worden gehouden. Deze
lokale marines verbeterden de economische omstandigheden en
wakkerden agglomeratie aan. In de Helleense hemisfeer ontpopten
429
430
431
432
433
434
435
436
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 129.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 59.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 22.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 31.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 36.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 37.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 38.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 64.
103
de Kretenziërs zich als kranige oeradmiraals, maar ook de
Korinthiërs waren er vroeg bij.
Toch bleven zeerovers een acute plaag. In de vijfde en vierde
eeuw voor Christus bijvoorbeeld waren het schiereiland Gallipoli
en het kanaal van Kythera gevaarlijke plaatsen, waar
scheepsagressors driest bedrijvig waren.437 Het betrof
excellerende schippers438, die in smalle boten op de loer lagen.439
B. Berechting van piraterij in Athene
Het juridisch kader rond zeeroof is erg wazig. Op grond van
Digest XIV,ii,3, wordt gesteld dat de Rhodiaanse maritieme code
strafbepalingen van dien aard bevatte440, maar andere studies
stofferen dat deze vruchten van de Justiniaanse judicatuur
helemaal niet geïnspireerd waren op het zeerecht van Rhodos.441
Ook de Attische wetten zijn verre van helder. Er zijn geen
piraterijzaken overgeleverd, en evenmin scheen er een specifieke
vordering te hebben gecirculeerd, wat op zich natuurlijk niet
betekent dat de Atheense rechtbanken er geen behandelden. Een
aantal hypotheses omtrent deze lokale litigieuze schaarste kunnen
niettemin uitgedolven worden.
Het is mogelijk dat door de toenmalige intrinsieke verknochtheid
tussen kaapvaart en zeeroof, er in een aantal gevallen geen
sprake was van illegaliteit. Vijandige schuiten mochten
probleemloos geteisterd worden, indien er spanningen waren tussen
deze naties. Zo hanteerde Athene prijsmakingsdecreten442, en
bestond er zelfs een Solonisch schrijfsel dat - zo kan het
geïnterpreteerd worden althans - piraterij gericht tegen
buitenlanders fiatteerde als stadstatelijke productiefactor (ἐπι
λειαν οἰχοµενοι).443
437
438
439
440
441
442
443
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 20.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 30.
HORMEROD, Piracy in the Ancient World, 26.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 55.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 62.
ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 68.
104
Een ander aannemelijk gevolg van het publieke karakter van
zeeroof was sanctionering onder het volkenrecht, in plaats van
nationale procesvoering. Represailles tegen buitenlanders werden
immers in bepaalde omstandigheden toegelaten door de νοµοι παντῶν
τῶν Ἑλληνῶν.444 Er waren drie gradaties in zwang. Staten konden
een collectief plunderverlof uitvaardigen tegen volkeren die hen
agressief bejegenden, een gebruik waarnaar verwezen werd met
ῥυσια καταγγελειν, het ging om een vergeldingsactie zonder
oorlogsverklaring.445 Verder kende men toentertijd ἀνδροληψια :
een individu mocht, wanneer een familielid op gewelddadige wijze
om het leven was gekomen in het buitenland, ten hoogste drie
onderdanen uit die staat ontvoeren en vasthouden, totdat de
moordenaar aldaar veroordeeld was, of zichzelf uitleverde aan de
natie van de nabestaande.446 Als laatste variant, kon iemand die
in een handelsgeschil meende gegriefd te zijn door een
vreemdeling, persoonlijk beslag leggen op diens eigendommen; deze
geoorloofde, vrijwel universele vorm van eigenrichting werd συλον
genoemd.447 Dergelijke wraakmaatregelen lijken geknipt in het
kader van piraterij.
Naast dit internationale represaillesysteem, zal ook de daarop
volgende schakel van het gemeenschappelijk hellenenrecht
pertinenter geweest zijn dan landelijke regelgeving. Sinds
oudsher werden piraten bestreden door de oorlogsvloot, hetgeen
suggereert dat het verjagen van deze zeebandieten in wezen een
soldatenverdrijf was, dat zich niet onderscheidde van andere
militaire activiteiten, onderworpen aan krijgsnormen. Gesteld kan
worden dat de gezagvoerders zich meestal niet de moeite troostten
om piraten in de boeien te slaan en mee te tronen naar het
vasteland voor een proces. Zij werden waarschijnlijk onmiddellijk
afgeslacht, zoals overwonnen tegenstanders in een zeeslag.
De ontstentenis van een generieke penale vordering in het Attisch
recht kan ten slotte worden verklaard vanuit het uitgestrekte
operatiespectrum van de zeerover. Piraterij werd niet beschouwd
als een afzonderlijke koepelvergrijp, maar de gemeenrechtelijke
procesingangen voor de vele
444
445
446
447
ORMEROD,
ORMEROD,
ORMEROD,
ORMEROD,
Piracy
Piracy
Piracy
Piracy
in
in
in
in
the
the
the
the
Ancient
Ancient
Ancient
Ancient
World,
World,
World,
World,
105
62.
63.
64.
65.
misdaden die dit begrip dekte, vonden toepassing. Voor de
volledigheid wordt hieronder een bondig overzicht gegeven van de
mogelijke actiemiddelen.
Voor moord of φονος ἐκ προνοιας kreeg men de doodstraf.448
Indien de veroordeelde erin slaagde te vluchten, werd hij
verbannen met verval van bezittingen en burgerrechten.449 Werd de
moordernaar na het vonnis toch aangetroffen op Attisch
grondgebied, dan mocht iedere burger hem voor de Thesmotheten
brengen, dewelke de executie voltrokken, sterker nog, Demosthenes
laat uitschemeren dat het de burgers toegestaan was de schuldige
ter plekke af te maken, doch zonder tortuur.450 Het doden van
tyrannen451, en minnaars van een echtgenote, zus of moeder452 was
toegelaten. Bovendien omarmde het Atheens recht noodweer. Bij het
verdedigen van goederen, zo argumenteerde Demonsthenes, moest de
dodelijke afweerdaad een onmiddellijke reactie zijn, zonder dat
men de tijd had om de situatie te overdenken.453 Zelfverdediging
met de dood tot gevolg kon enkel door de beugel wanneer de
aanvaller een imminente bedreiging vormde; zo veroordeelde de
volksjury een man die een dronken heethoofd had vermoord, toen
deze hem een klap in het gezicht gaf.454
Voor het toebrengen van slagen en verwondingen alsmede
andere lichamelijke letsels, was er een behoorlijk geraffineerde
regeling. Indien er sprake was van opzettelijke verwondingen met
de bedoeling om het slachtoffer te doden, dan kon de γραφη
τραυµατος ἐκ προνοιας aangewend worden : de dader diende zich
voor de Aereopaag te verantwoorden, en er hing hem totale
onteigening of verbanning boven het hoofd.455 De γραφη ὑβρεως werd
ingesteld ingeval van kwetsuren, die niet voortvloeiden uit
levensontnemende bedoelingen.456 Bij de straftoemeting leken de
juryleden over een zekere appreciatiemarge te beschikken,
ontzetting uit de burgerrechten en zelfs de doodstraf zijn
geattesteerd.457 Opmerkelijk is dat de γραφη ὑβρεως enkel fysieke
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
THONISSEN,
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Le
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
Droit
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
pénal
de
de
de
de
de
de
de
de
de
de
la
la
la
la
la
la
la
la
la
la
République
République
République
République
République
République
République
République
République
République
106
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
240.
241.
244.
251.
251.
253.
252.
259.
261.
269.
vernedering omvatte, de vordering kreeg een publiek karakter door
het ervaren van een onterende behandeling.458 Ook aanranding en
verkrachting konden onder deze eis ressorteren.459 Indien er geen
schaamteverwekkende intentie bestond, of de jury oordeelde dat
men in de concrete zaak blijkbaar wat te teergevoelig was, kon
het slachtoffer enkel beroep doen op private procesmiddelen. In
een δικη αἰκιας werd vergoeding gevraagd voor lichamelijke
schade.460 De δικη βιαιων behelsde alle gewelddaden461, en
verschafte bij judiciële inwilliging een boete ten belope van het
dubbele van de schade, διπλην την βλαβην ὀφειλειν, waarvan de ene
helft aan het slachtoffer toekwam en de andere aan de
schatkist.462 De δικη αἰκιας focuste dus op het eigenlijke letsel,
terwijl de δικη βιαιων, als hybride vordering, de aantasting van
de openbare orde door een daad van agressie viseerde. Gedacht kan
worden aan misdaadpogingen463, onwettige eigenrichting,
bedreigingen, en overvallen.464
Ontvoering kon ongetwijfeld beheerst worden door de
wijdzijdse δικη βιαιων, maar er bestonden ook specifieke actiones
voor vrijheidsbeknotting. Tegen een persoon die iemand gevangen
hield mocht de γραφη εἱρµοῦ ingezet worden.465 De doodstraf
behoorde tot de mogelijkheden.466 Hetzelfde lot wachtte degene die
een vrij man degradeerde tot slaaf, al dan niet met het oogmerk
om hem te verkopen.467
Diefstal was een ernstig vergrijp in Athene.468 In de
Draconische periode werd diefstal van groenten even zwaar
bestraft als doodslag. Later werden de scherpste kantjes gevijld.
indien het gestolen goed minder dan vijftig drachmen waard was,
en de diefstal overdag plaatsvond, dan was er slechts sprake van
een private sanctie ( δἰκη κλοπῆς). De sanctie bestond uit de
terugbetaling van het dubbele, indien gestolen goed terug in
bezit van eigenaar kwam, en uit een tienvoudige boete, indien
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 264.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 323.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 269.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 274
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 270.
Cf. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 274.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 271.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 294.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 295.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 296.
THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 299 e.v.
107
goed niet gerecupereerd werd. Diefstal met verzwarende
omstandigheden gaf aanleiding tot een γραφη, die kon resulteren
in de doodstraf. De publieke vordering werd aangewend voor
nachtelijke diefstal; diefstal van goed van meer dan vijftig
drachmen (zelfs indien overdag gepleegd); diefstal van een
voorwerp in de haven, in het Lyceum, in de Academie, of een
voorwerp van meer dan tien drachmen in de gymnasia; diefstal op
de agora of een plaats bestemd tot bijeenkomst van burgers;
diefstal van een slaaf (ἀνδραποδισταί); diefstal met braak
(τοικωρύχοι); diefstal van een gewaad (λωποδύται) diefstal door
een geldbuidel (βαλαντιοτόµοι); diefstal van roeispanen en andere
uitrusting voor schepen. Voor tempelroof (ἱεροσυλοι) gold een
afzonderlijke regeling. Indien de diefstal buiten het heilige
gedeelte geschiedde, dan was de gewone wetgeving van toepassing,
met als enige verschil dat er altijd een tienvoudige boete is.
Indien de diefstal zich voltrok in de gewijde ruimte, dan was de
straf dezelfde als bij verraad tegen het vaderland, namelijk de
dood, waarbij het lijk begraven werd buiten Attika, en
confiscatie van alle goederen ten voordele van de schatkist.
IV.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND
Zoals eerder aangestipt, trokken triremes over de wateren om
piraten te verdelgen. De vraag is of het συνεδριον van de
Delische Bond ook jurisdictionele bevoegdheden kon uitoefenen.
Meerdere auteurs geloven dat het συνεδριον inderdaad
vonniswijzende splendeur sprankelde. Er zijn geen bronnen die
onomstotelijk bevestigen dat de Delische statenvergadering tevens
dienst deed als supranationaal strafhof. Niettemin zijn er enkele
indicaties. In 476 voor Christus veroordeelde de Amphiktyonische
Raad van Delphi het eiland Skyros wegens piraterij.469 In
Plut.Cim.8.3-5 wordt bericht dat de Dolopiërs, gevestigd te
Skyros, de bemanning van een Thessaliaans schip hadden gegrepen.
Nadat de drommels ontsnapt waren uit de gevangenis, deden ze
beroep op de Amphiktyonische Raad, die de stadstaat een
herstelverplichting oplegde. De overheid voelde zich onterecht
geviseerd, en weigerde een vergoeding uit te keren. In plaats
469
SANCHEZ, L’Amphictionie des Pyles et des Delphes, 104-106.
108
daarvan werd geordonneerd dat de betrokken piraten de
buitgemaakte goederen moesten teruggeven. De bandieten zonden
daarop een brief naar Kimon, toentertijd de feitelijke leider van
de Delische Bond, met de smeekbede de regering af te zetten,
waarna hij er gerust zelf de baas mocht komen spelen. Kimon had
daar oren naar. Hij veroverde Skyros en, zo zegt Ploutarchos,
bevrijdde de Egeïsche zee van piraterij. (Wat vermoedelijk
inhield dat de naiëve verzoekers hun eigen graf gedolven hadden.)
Deze passage is interessant omdat bevestigd wordt dat de
Amphiktyonische Raadleden strafrechter konden wezen. Het is zo
dat verscheidene schrijvers de judiciële aard van dit college
onderlijnden. Aeschines articuleerde dat een van de
Amphiktyonische kerntaken eruit bestond excessief geweld te
verbieden tussen lidstaten. Dionysios van Halikarnassos
bestempelde de Raad als een arbitragetribunaal voor interne
aangelegenheden binnen het Delphisch verbond. En Tacitus gewaagde
dan weer van een Helleens oppergerechtshof (praecipium fuit rerum
omnium iudicum.)470 Het valt op dat de superlatieven toenemen
naarmate de tijd verstrijkt. Er heerst twijfel of dergelijke
uitlatingen veel historische waarde schragen.471 In de vijfde eeuw
voor Christus zou de Amphiktyonische Raad slechts een beperkte
rechterlijke functie hebben vervuld, en enkel dan als justitiële
waakhond hebben gefungeerd, wanneer er een duidelijke link was
met sacrale aangelegenheden, zoals het organiseren van religieuze
feesten, of het onderhoud van sanctuaria. Bovendien konden de
vonnissen niet uitgevoerd worden zonder politieke medewerking van
de partijsteden.472
In het geval van de Dolopiërs is het evenwel niet zonneklaar wat
het directe sacrale aanknopingspunt was. Er wordt betoogd dat de
getergde Thessaliërs op weg waren naar een panegyrisch festival
in Anthela473, maar dat is een vermoeden.
Nu, het feit dat de Delphische Amphiktyonie piraterij indamde,
bekrachtigt misschien de mogelijkheid dat het Delische συνεδριον,
dat Amphiktyonische kenmerken opslokte, zich een gelijkaardige
470
471
472
473
SANCHEZ,
SANCHEZ,
SANCHEZ,
SANCHEZ,
L’Amphictionie
L’Amphictionie
L’Amphictionie
L’Amphictionie
des
des
des
des
Pyles
Pyles
Pyles
Pyles
et
et
et
et
109
des
des
des
des
Delphes,
Delphes,
Delphes,
Delphes,
44-46.
57.
120-121.
105.
opdracht kon toe-eigenen. Bovendien is het kras dat de Delische
Bond zich moeide met Skyros, en zodoende het Delphische arrest
afdwong. Een connectie tussen de Amphiktyonische en Delische Liga
is niet geheel onwaarschijnlijk. Athene zou zelfs een verdrag
hebben gesloten met de Amphiktyonie tijdens haar ἀρχη, om het
eigen panhellenistische prestige op te krikken.474 Dit akkoord
stamde uit de periode 458-450 v.Chr.475 In de wedloop tussen twee
contrasterende grootmachten kon de Delphische Unie een mediërende
derde speler zijn geweest. Een wederzijdse erkenning van
resoluties en besluiten droeg mogelijks bij tot een nauwere
samenwerking op judicieel vlak, waarbij de Delische Bond optrad
als uitvoerend orgaan. Het is mogelijk dat een dergelijke
verhouding reeds op informele wijze tot stand was gekomen voor
het samenwerkingsakkoord.
V.
BESLUIT : BELANG VAN DE PUNITIEVE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE
Er zijn onvoldoende bronnen om te kunnen nagaan of er bij
piraterij afwijkingen bestonden ten opzichte van het gemeen
strafrecht, tenminste als deze zaken al met al verschenen voor de
Attische rechtbanken uit de vijfde eeuw voor Christus, voor de
Ἠλιαια in graad van beroep, of rechtstreeks voor de Ἀρεος παγος,
afhankelijk van de precieze kwalificatie. Om een aantal redenen
immers, leek geen specifieke vordering te hebben gecirculeerd.
(Evenmin zijn er attestaties uit de vierde eeuw voor Christus.)
Wat wel opvalt is dat er, in tegenstelling tot nationale
misdrijven, een interstatelijke dimensie was. Zo veroordeelde de
Amphiktyonische Raad Skyros wegens een vorm scheepsagressie. Het
ging niet om een persoonlijke straf maar een collectieve
schadevergoeding. Toch valt hier een verschil te ontwaren met
zuivere interstatelijke arbitrage : De Dolopiërs, partij zijnde
bij de Delphische Ampiktyonie, moesten blijkbaar niet instemmen
met de rechtsmacht van de Raad, en ook particulieren hadden
toegang tot de procedure. (Ploutarchos gebruikt de uitdrukking
δίκην κατεδικάσαντο τῆς πόλεως Ἀµφικτυονικήν in Cim.8.3. Door het
474
475
LARSEN, Greek Federal States, 125.
MERITT, Athens and the Amphiktyonic League, 372.
110
woordgebruik δικη-καταδικειν is er onmiskenbaar een gerechtelijke
connotatie.)
Deze mengvorm tussen volkenrechtelijke arbitrage en een nationale
penale procedure, die de Delische Bond lijkt te hebben
gestimuleerd door te opereren als handhavingslichaam, schildert
reeds een transitie tussen piraterij als internationaal misdrijf
en als represaille- of krijgsmaatregel, die niet te onderscheiden
viel van kaapvaart. Een eerste stap misschien naar pirata
communis hostis omnium est, als internationale regel die de
veiligheid en het doorvaartbelieven op de zeeën waarborgt.
111
–
VIJFDE HOOFDSTUK –
ECONOMISCHE MACHTSUITOEFENING :
Havenregelneverij en kustcontrole
I.
INLEIDING
In het tweede hoofdstukje werd betoogd dat de Oude Grieken geen
expliciete soevereiniteitsaanspraken lieten gelden op kustnabije
zeegebieden. Er dient niettemin een onderscheid gemaakt tussen
dominium en imperium. Het concept van de territoriale wateren als
extensie van de vorstelijke eigendom stamt uit de 17de eeuw, en
was de Hellenen bijgevolg onbekend. Ofschoon de πολεις geen
mariene aanwas van het stadstatelijke domein aspireerden,
deinsden zij er niet voor terug om de oceanische economie te
begoochelen met ordonnerende interventies. In de onderhavige
rubriek worden deze indirecte territoriale prerogatieven
behandeld. Na een bondige historische achtergrondschets, wordt de
marktgerelateerde organisatiedrift van de Griekse overheden
uitgepluisd met de Delische invloedssfeer als uitsmijter.
II.
KOOPVAARDIJ
A. Koopvaardij in het Oude Griekenland
De belangrijkste figuren bij het maritiem transport waren de
ἐµποροι en de ναυκληροι. De eerste groep bestond uit koopmannen
die over zee goederen verhandelden met een gehuurd schip.476 Tot
de andere categorie werden de scheepseigenaars gerekend.477
Sommigen stelden hun vaartuig louter ter beschikking, anderen
ondernamen zelf commerciële reizen. Op grote schepen werd een
professionele kapitein aangesteld, deze κυβερνητης superviseerde
de bemanningsleden.478 De πρῳρευς, tweede stuurman, en de
τοιχαρχος, ladinginspecteur, waren zijn belangrijkste
assistenten.479 De algemene benaming voor koopvaardijschepen was
476
477
478
479
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
112
World,
World,
World,
World,
9.
13.
316.
319.
πλοιον.480 Bij vele commerciële tripjes werd een zeilboot ofte
ὁλκας gebruikt481, maar er bestonden ook roeituigen zoals de
ακατοι en de smallere doch behendigere κελητες.482 Κερκυροι waren
robuuste schepen, gebouwd om een niet zo karige cargo de zee op
te krijgen.483
Vanaf 475 voor Christus geschiedde het meeste goederenvervoer in
de Griekse wereld bij wijze van interregionale overzeese handel,
die voornamelijk door arme kwanten werd bestierd.484 Graan, hout,
slaven, wapens, oorlogsbuiten485 en oliën486 waren de belangrijkste
ladingen. De handelsroutes van Athene beperkten zich niet tot
verbindingen met andere Griekse stadstaten, maar sponnen eveneens
navigatiemogelijkheden uit naar Egypte487, Macedonië488, OostEuropa en Asia Minor.489 Tijdens de vierde eeuw voor Christus
kwamen de meeste ἐµποροι die handel dreven in Athene uit het
buitenland.490 De situatie rond de vijfde eeuw voor Christus
blijkt minder helder. Aangenomen mag worden dat steeds meer
uitheemse ἐµποροι het Attisch havengebied aandeden, naarmate de
welvaart en politieke invloed van de stad toenamen.491
B. Algemene kenmerken van overeenkomsten in het Klassieke
Athene
Het contract is de hoeksteen van een geordende samenleving. Het
uitwisselen van beloften behoort tot de oudste gewrochten van de
menselijke omgang. Niettemin, de bindende aard en afdwingbaarheid
van dergelijke afspraken blijken de vruchten van geavanceerdere
judicaturen. Halfbakken was het Attisch recht zeker niet.
Overeenkomsten vormden de drieste drijfkracht achter het
burgerlijke en commerciële verkeer. Het wekt geen verwondering
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 195.
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek
113
World,
World,
World,
World,
World,
World,
157.
169.
160.
163.
74.
19.
World,
World,
World,
World,
World,
17.
20.
21.
27.
29.
dat stadstatelijke normen insprongen op deze fenomenen.
Verscheidene benamingen worden aangetroffen : συναλλαγµα,
ὁµολογια, συνθηκη, συµβολλαιον, συνβολλον, συγγραφη.492
Ongetwijfeld waren er nuances. De ene term zal een pietsje
prismatischer geweest zijn dan de andere. Zo gaf συναλλαγµα
vermoedelijk uiting aan een algemeen contractbegrip, sloeg
ὁµολογια hoofdzakelijk op mondelinge overeenkomsten, συγγραφη op
schriftelijke, was συνθηκη een plechtstatigere woordkeuze, en
werd συνβολλον aangewend om verdragen te kenmerken.493
a. Open of gesloten systeem
Een eerste punt dat enig onderzoek verdient, is het obligatorisch
karakter van de
toenmalige contracten. Kon men enkel toetreden tot vastgelegde
typeschikkingen om gebonden te zijn, of waren de
consensusmogelijkheden schier onbegrensd ?
Aristoteles pende : ‘ ὁµολογουµένης δ᾽ εἶναι τῆς συνθήκης,
οἰκείας µὲν οὔσης αὐξητέον: ἡ γὰρ συνθήκη νόµος ἐστὶν ἴδιος καὶ
κατὰ µέρος, καὶ αἱ µὲν συνθῆκαι οὐ ποιοῦσι τὸν νόµον κύριον, οἱ
δὲ νόµοι τὰς κατὰ νόµους συνθήκας, καὶ ὅλως αὐτὸς ὁ νόµος συνθήκη
τίς ἐστιν, ὥστε ὅστις ἀπιστεῖ ἢ ἀναιρεῖ συνθήκην τοὺς νόµους
ἀναιρεῖ.’494 Een overeenkomst is een bijzondere en partiële wet;
maar de wet verleent aan overeenkomsten bindende kracht, niet
andersom. De wet zelf is immers een soort overeenkomst, zodat al
wie een overeenkomst miskent, ook de wetten miskent. De wijsgeer
voegt hier vervolgens twee belangrijke mijmeringen aan toe :
‘ἅπερ ἄν τις πρὸς νόµον ἐναντίον µαχέσαιτο, ταῦθ᾿ ἁρµόττει·
ἄτοπον γὰρ εἰ τοῖς µὲν νόµοις, ἂν µὴ ὀρθῶς κείµενοι ὦσιν ἀλλ᾿
ἐξαµάρτωσιν οἱ τιθέµενοι, οὐκ οἰόµεθα δεῖν πείθεσθαι, ταῖς δὲ
συνθήκαις ἀναγκαῖον. εἶθ᾿ ὅτι τοῦ δικαίου ἐστὶ βραβευτὴς ὁ
δικαστής· οὔκουν τοῦτο σκεπτέον, ἀλλ᾿ ὡς δικαιότερον.’495 Als men
de mogelijkheid heeft om krakkemikkige wetten ongehoorzaam te
zijn, dan hoeft men zich evenmin in elke situatie gebonden te
achten door overeenkomsten. Bovendien moet de rechter niet alleen
de inhoud van het contract beoordelen, maar ook de billijkheid.
492
493
494
495
BEAUCHET, Histoire du
BEAUCHET, Histoire du
Arist. Rhetor, I, 15,
Arist. Rhetor, I, 15,
droit privé de la République Athénienne, 15.
droit privé de la République Athénienne, 15-16.
§21.
§23.
114
Het zij aangestipt dat het werk van Aristoteles over de
redenaarskunst geen zuiver juridische doctrine overlevert.
Rechtsleer van Romeins allooi werd in de Helleense periode niet
beoefend. Het is niet altijd duidelijk of de rechtskundige
ontboezemingen beschrijvend dan wel beschouwend zijn. Daarenboven
geeft de Chalkidikische docent tips om vanuit een bepaald
partijstandpunt betooggronden te ontwikkelen. Ondanks de wrakke
juridische methodiek en actorgelieerde insteek, vormt zowel het
filosofische als retorische leesvoer een belangrijke bron, daar
deze gezaghebbende instructieve naslagwerken werden aangewend
door de logografen, die in praktijk een quasi-monopolie
ontplooiden op de procesargumentatie, en bijgevolg een
doordringende invloed lieten gelden op de juryrechtspraak.
Bij het lezen van Arist. I, 15, §21 als geïsoleerde
informatiestof, bekruipt de indruk van een gesloten systeem de
hersenschors : enkel de overeenkomsten die de wet fiatteerde
waren verbindend. Het valt echter op dat de stichter van de
Peripatetische School een ietwat circulaire redenering opbouwt.
De meest verlichtende lezing luidt dat een overeenkomst het
verlengstuk was van de wet, en daarom niet met de voeten getreden
mocht worden. Als uitzondering drong zich de natuurrechtelijke
billijkheid op, die een hogere norm leek te zijn bij het
appreciëren van slechte of concreet ongeschikte regels.
Daarenboven dient de passage in samenhang te worden begrepen met
Dem. 56, 2 waarin een wettekst wordt geciteerd : ‘ ὁσα ἀν τις
ἑκων ἑτερος ἑτερῳ ὁµολογησῃ κυρια εἶναι.’ Al wat de ene
vrijwillig overeenkomt met de ander, is bindend. In vele
geschriften duiken varianten op van deze formule496, hetgeen de
betrouwbaarheid versterkt. De woordkeuze ὀσα ontvouwt het
vermoeden dat er sprake was van een open systeem. Op basis van de
voormelde fragmenten mag worden aangenomen dat het Attisch recht
de naleving van contracten garandeerde, en dat de partijen in
beginsel om het even wat konden afspreken.
b. Consensueel of formalistisch systeem
496
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 35.
115
De κυρια-clausule is de grondslag voor de verdere studie van het
Atheens verbintenissenrecht. Nu duidelijk werd gemaakt dat
overeenkomsten bindende werking hadden, dient de modaliteit
ὁµολογησῃ onder de loep genomen. Hoe precies werden contracten
verbindend ? Er heerst polemiek rond de vraag of het Attisch
recht formalistische dan wel consensuele overeenkomsten genegen
was. Sommigen ontwaren noodzakelijke vormvereisten, anderen menen
dat een loutere wilsontmoeting voldoende was voor de
contractgeldigheid.
In de Lex Gortynia, die een vroege fase van het Grieks recht
openbaart, worden mondelinge overeenkomsten erkend.497 Hoewel er
geen grammaticale plichtplegingen worden gesuggereerd zoals bij
de Romeinse stipulatio, treft men een getuigenvereiste aan :
‘ἀνδοκα δε κἐνκοιοταν και διαβολας και διρεσιος µαιτυρες οἱ
ἐπιβαλλοντες ἀποπονιοντον.’498 Dit is een formalitische factor
die, gelijklopend met de meeste oude rechtstelsels, wortels heeft
in liturgische lof.499 De sacrale sier van een godsaanroeping
bewerkstelligde in ongeletterde gemeenschappen een waarborg voor
het naleven van orale verbintenissen.500 Bij plechtige
interstatelijke verdragen bleef deze religieuze regie lange tijd
doorschemeren. Bij particuliere bedisselingen van bescheidenere
omvang werd de transcendente entiteit vervangen door een
aanzienlijke of betrouwbare medeburger.
Tijdens de Klassieke Periode speelden getuigen nog steeds een
belangrijke rol in Athene.501 In het geval van mondelinge
overeenkomsten werd altijd een omstaander ingezet502 : ‘ἀλλ’ οὐδε
προς ἀλλον οὐδ’ ἀν εἶς οὐδενα τοιοῦτο συναλλαγµα ποιουµενος
ἀµαιοτυρος ἀν ἐπαξεν.’503 Aan dergelijke verbintenissen,
uitgesproken in aanwezigheid van een toeschouwer, wees de
Attische wetgever een dwingend karakter toe.504 De overgeleverde
teksten impliceren inderdaad een soort validatievoorwaarde : bij
orale akkoorden zullen de oude godsdienstige conventies zich
497
498
499
500
501
502
503
504
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 15.
Lex Gort. IX, 39.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 18.
Cf. KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 47.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 24-25.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 48.
Dem, I, §21.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 49.
116
vanuit de procespraktijk vermengd hebben met een opgelegde
functionele affirmatiezekerheid.505 Maar ook personen die
schriftelijk contracteerden, hetzij op tabletten hetzij op
papyri506, betrokken vaak een getuige bij de tekstredactie.507 Toch
moet worden aangenomen dat de getuige in deze context eerder een
bewijsfunctie vervulde, zonder dat er sprake was van een
geldigheidsvereiste. Een aantal elementen duwen ons in die
richting.
Om te beginnen legt de aangehaalde κυρια-formule nadruk op vrije
wil : ἐκων ἑτερος ἑτερῳ ὁµολογησῃ. De aangehaalde wet oppert dat
wederzijdse intentieverklaringen volstonden. De Helleense
volksgeest broedde een wijsgerige rechtsleer uit. In
tegenstelling tot de Romeinen die een pragmatische casuïstiek
ontwikkelden, zochten de Oudgriekse procesdeskundigen hun
toevlucht tot bespiegelende abstractie. Aldus overpeinst men in
de platonische dialogen zeden en deugdzaamheden. Een behoorlijk
verfijnde wilsgebrekentheorie was het rendement van dit
denksysteem.508
Zowel Plato als Aristoteles beargumenteren dat dwang509 en
bedrog510 de nietigheid van een contract teweegbrengt. Redenaars
hebben deze annihilatiegronden gepleit, hetgeen de toepassing
ervan door de volkstribunalen plausibel maakt.511 Juryleden
mochten zich immers buigen over billijkheidsvraagstukken. Deze
quasi-rechtscheppende bevoegdheid zat vervat in hun eed. Zo
verzocht Hyperides middels een wijdlopige analogie-argumentatie
de rechters een contract opzij te schuiven, dat tot stand was
gekomen door bedrog.512 Ofschoon de Atheense wet zulke deficiënte
verbintenissen vermoedelijk niet uitdrukkelijk teniet deed513,
refereerde de raadsman naar allerlei andere normen die in
verwante omstandigheden het bindend karakter van de overeenkomst
505
506
507
508
509
510
511
512
513
Cf. Dem. 42. 12.
BEAUCHET, Histoire du
PRINGSHEIM, The Greek
BEAUCHET, Histoire du
BEAUCHET, Histoire du
BEAUCHET, Histoire du
BEAUCHET, Histoire du
35.
BEAUCHET, Histoire du
BEAUCHET, Histoire du
droit privé de la
Law of Sale, 27.
droit privé de la
droit privé de la
droit privé de la
droit privé de la
République Athénienne, 55.
République
République
République
République
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
31.
31-32.
33-36.
31 en 34-
droit privé de la République Athénienne, 35.
droit privé de la République Athénienne, 36.
117
ophieven514 : het meegeven van verkeerde marktwaren, de aankoop
van een zieke slaaf over wiens gezondheidstoestand de verkoper
geen inlichtingen had verstrekt, frauduleuze verloving, en
testamenten opgesteld onder geweld of suggestie. Volgens Plato
werd een vergelijk eveneens aangetast door dwaling, doch de
Attische redevoeringen hebben geen onversneden vergissingsmotief
overgeleverd.515 Verder was de doctrine van de ongeoorloofde
oorzaak de logografen niet onbekend. Aristoteles voert aan dat
een overeenkomst die indruist tegen οἱ δικαιοι ἢ καλοι, kan
worden aangevochen.516 Aldus poogde Aechines de gezworenen ervan
te overtuigen dat een prostitutieverbintenis geen waarde had.517
Ook deze exceptie kan worden teruggevoerd naar de discretionaire
equiteitsbeoordeling van de vonnispanels.
De aandacht voor de bedoelingen en achterliggende beweegredenen
die de partijen koesterden, is een hint voor de consensuele basis
van de Attische overeenkomsten. Immers, onder invloed van de
Helleense hersenspinsels verflauwden de Klassieke juristen het
formalistische wezen van de stipulatio, door rekening te houden
met interpretatio voluntatis518 en conventio.519
Weldan, de ondersteuning van een ommestaander lijkt bij
geschreven contracten te zijn ingefluisterd door de vrije
bewijsapreciatie waarover de volksjury beschikte. Een geschrift
had niet noodzakelijk een hogere persuasieve waarde dan een
getuige. Sterker nog, de uitgelote burgers smulden van pittige
moraliteitsverklaringen en karikaturale persoonlijkheidsschetsen.
Niet zelden kon emotionele randanimatie doorslaggevend zijn.
Zeker wanneer men waarheidsbetwistingen, wilsgebreken of
causaliteitscorruptie wou inroepen, was het veiliger een getuige
achter de hand te houden. Er lonkt vanuit dit perspectief nog een
andere bedenking. De Oude Grieken schreven in drukletters, vaak
zonder spaties. Niet alleen op kleitabletten, maar ook op papyri
kon de distinctieve hoedanigheid van een persoonlijke
514
515
516
517
518
519
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 35-36.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 33.
Arist. Rhet., I, 15, §24.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 44.
KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 53-54.
KASER -WUBBE, Romeins privaatrecht, 56.
118
naamtekening enigszins gefnuikt worden. Getuigen en zegels520
brachten soelaas.
Contracten met bankiers verschaffen een andere indicatie. De
aanwezigheid van een getuige was niet vereist, omdat de
kredietboeken een bijzondere geloofwaardigheid genoten :521 ἐπι
ταις τραπεζαις ἀνευ µαρτυρων γιγνεσται.522 Hoewel het gebruik van
een zelfstandig geschrift bij dergelijke overeenkomsten juist als
tegenargument wordt aangewend, aangezien de Attische literatuur
de uitzonderlijke aard ervan onderlijnt523, is het duidelijk dat
de controle van een toeschouwer overbodig bleek door de
intrinsieke bewijswaarde van de bankpaparassen, als afwijking op
de algemene procedurele stavingsregels.
Tegenargumenten zoals het Ptolemeïsche recht524, de fragmenten
Plat. Thg, 123b en Arist. Rhet, I, 15, §17525, alsmede Dem. 42.
12526, kunnen worden weerlegd :
-­‐
Een grieksgeletterde Egyptische papyrus uit 321 voor
Christus waarin een behoorlijk ceremoniële koop met 6 getuigen
staat opgetekend, is op zich geen symptoon van Helleense
invloeden. Integendeel, een bron uit de zevende eeuw voor
Christus gewaagt reeds van een verkoop met zeven getuigen in het
Nijlgebied527, hetgeen een oosterse oorsprong aannemelijk maakt.
Het Attische recht uit de vierde eeuw voor Christus suggereert
geenzins een overdrachtsritueel met meerdere getuigen. Een
dergelijke eigendomsverwerving is eigen aan primitieve tradities,
zo wortelde de mancipatio, die eveneens een handvol getuigen
vereiste, vermoedelijk in de voor-Republikeinse Era.528
-­‐
De uitlating van Plato : ‘ἀλλα τα µεν ἐµπροσθεν σοι προς
τοῦτον ῥηθεντα ὡσπερ ἀνευ µαρτυρων λογοµενα, νυνι δε ἐµε ποιῆσαι
µαρτυρα’529 moet correct worden geïntepreteerd. De jonge Theages
beklaagt zich erover dat zijn wens om stuurman te worden in
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 58.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 29.
Isoc. 17.2.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 29.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 30-32.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 25.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 20.
PIRENNE en VAN DE WALLE, Documents Juridiques Egyptiens, 1937, 70.
Cf. KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 43.
Plat. Thg, 123b.
119
dovemansoren valt bij het gezinshoofd. De heer des huizes doet
alsof hij het verzoek van zijn zoon om die stiel te mogen leren,
nooit gehoord heeft. Socrates repliceert dat hijzelf als getuige
zal fungeren tijdens het gesprek. Λεγοµενα is het gekozen woord :
het gaat hier om een mondelinge afspraak, die weinig nut heeft
zonder confirmatie van een derde.
-­‐
Dem. 42. 12 dient in de juiste context gelezen. Aan de
geijkte κυρια-bepaling wordt hier toegevoegd : ‘κυριας εἰναι τας
προς ἀλληλους ὁµολογιας ἁς ἐναντιον µαρτυρον.’ Het betreft een
fragment uit de redevoering tegen Phainippos. De zaak draaide
rond de betwisting van een publieke dienstbaarheid.530 Omwille van
zijn geschatte vermogen moest de anonieme eiser, in geval van
nood, de belastingen van driehonderd andere burgers voorschieten.
De persoon in kwestie kende echter pecuniaire perikelen. Hij vond
er niet beter op dan de rijkere Phainippos te dagvaarden,
teneinde die gemeenschapsverplichting over te dragen. Phainippos
had ten overstaan van de eiser en een getuige beloofd een
inventaris van al zijn bezittingen door te spelen. De eiser
verkondigt dat dit niet was gebeurd, en citeert de voormelde wet
om het bindend karakter van die toezegging te onderstrepen. De
additionele zinsnede ἐναντιον µαρτυρον houdt ook hier verband met
een mondelinge verklaring, en kan bijgevolg niet worden
geprojecteerd naar het regime van geschreven overeenkomsten.
-­‐
Aristoteles beweert nergens dat geschreven contracten
ongeldig zouden zijn zonder getuige. Wat hij stelt is het
volgende : ‘ἔχοντι δὲ πρὸς µὴ ἔχοντα, ὅτι οὐχ ὑπόδικα τὰ εἰκότα,
καὶ ὅτι οὐδὲν ἂν ἔδει µαρτυριῶν, εἰ ἐκ τῶν λόγων ἱκανὸν ἦν
θεωρῆσαι.’531 Wanneer iemand een getuige heeft, kan worden betoogd
dat de waarschijnlijkheden die voortvloeien uit het
bewijsmateriaal van de tegenpartij, niet meer onderzocht hoeven
te worden. Het is geenszins overbodig deze tekstbrok te kaderen.
Vlak voor de onderhavige gedachtenloop bestookt de wijsgeer zijn
akolieten met een volledig omgekeerd argument : ‘µάρτυρας µὲν µὴ
ἔχοντι, ὅτι ἐκ τῶν εἰκότων δεῖ κρίνειν καὶ τοῦτ᾽ ἐστὶ τὸ γνώµῃ τῇ
ἀρίστῃ.’532 Als men geen getuige heeft, dan kan de jury worden
gevraagd waarschijnlijkheden te beoordelen door uitspraak te doen
naar geweten. Opnieuw doemt de billijkheidstoets op. Aristoteles
530
531
532
MURRAY, Demosthenes Orations vol V, 28.
Arist. Rhet, I, 15, §17.
Arist. Rhet, I, 15, §17
120
alludeert hier op de reeds vermelde bewijseigenheden van het
Attisch procesrecht. Daarenboven laat hij zich wat verder
ontvallen : ‘ὁποῖοι γὰρ ἄν τινες ὦσιν οἱ ἐπιγεγραµµένοι ἢ
φυλάττοντες, τοιούτως αἱ συνθῆκαι πισταί εἰσιν.’533 Om de
betrouwbaarheid van een contract in de verf te zetten, moet je
uitweiden over het karakter van de ondertekenaars of bewaarders.
Deze opmerking suggereert dat in een geding de zegel van de
partijen kon volstaan om een betamelijke contractsluiting hard te
maken.
De equiteitsattributen van de volksjury hinten dat de obligate
schriftuur eigenlijk een louter procedureel
ontvankelijkheidsmechanisme vormde, waarbij de volksjury toch kon
kennis nemen van geschillen omtrent mondelinge overeenkomsten
door hun discretie in de schaal te werpen.
C. Algemene kenmerken van maritieme overeenkomsten in het
Klassieke Athene
a. Bevoegde rechter
Er dient in herinnering gebracht dat in de vierde eeuw voor
Christus δικαι ἐµπορικαι een afwijkend procedureel parcours
aflegden. Maritieme geschillen werden beslecht door bijzondere
rechtbanken, welke zitting hielden in de winter. In de vijfde
eeuw voor Christus waren, naast de πολεµαρχος, de ξενοδικαι en
ναυτοδικαι bevoegd voor de δικαι ἐπο συµβολων.
b. Documentair karakter
Ofschoon mondelinge Attische contracten zeldzaam geworden waren
in de vierde eeuw voor Christus, lijkt de opschriftstelling van
verbintenissen middels een συγγραφη verknocht te zijn geweest met
de δικη ἐπορικη. Opnieuw kan worden verdedigd dat de συγγραφη
geen formalistische geldigheidsvereiste veruitwendigde, maar een
procedurele toelaatbaarheidstandaard, die diende nageleefd met
het oog op het adiëren van de gespecialiseerde
533
Arist. Rhet, I, 15, §21.
121
emporiumrechters.534 Ingeval van niet-ontvankelijkheid door
papierontstentenis, kon de eiser waarschijnlijk naar de gewone
δικαστηρια trekken om een billijkheidsoordeel te vragen. Vaak
werden deze συγγραφαι in bewaring gegeven bij een
vertrouwenspersoon535, zodat de partijen in geval van betwisting
hun rechten makkelijker konden bewijzen.536 Ook tempels537 en
registratieambtenaren538 fungeerden bij wijlen als
depotinstanties.
D. Overzicht van maritieme overeenkomsten in het Klassieke
Athene
a. Huur van een schip
Ἐµποροι sloten bevrachtingscontracten met ναυκληροι of de staat,
een gebeuren dat bekend stond als πλοιον ιδιοστολον ἀγειν.539 Dit
hield in dat zij een schip huurden om hun koopwaar naar een
bepaalde bestemming te brengen.540 Een huurcontract heette
µισθωσις.541 Op vlak van scheepsgenot waren variëteiten in zwang.
De vroegste verschijningsvorm laat zich omschrijven als
bootverhuur van korte of middellange duur542 : gedurende een
aantal maanden mocht de handelaar op exclusieve wijze het schip
gebruiken voor het vervoer van legale goederen.
In de eerste eeuw voor Christus wordt een complexere kloon
aangetroffen : de µισθωπρασια.543 Het betrof een overeenkomst
waarbij langdurige exploitatierechten op schepen werden
toegekend. De tijdslimiet schommelde tussen de vijftig en de
zestig jaar. Hoewel het onnuttig zou zijn om in Attisch recht een
onderscheid te maken tussen persoonlijke en zakelijke rechten,
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 94.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 60.
Dem 33. 36.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 64.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 65.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 270.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 271.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 140.
Cf. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 279-280.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 273-278.
122
kan hier een mengvorm tussen koop en huur544 worden gesignaleerd,
die verder gaat dan de klassieke µισθωσις. Er werden
eigendomsattributen geënt : ‘λαµβάνων παρʼ αὐτοῦ τό τε
ν̣
α[
̣υ]πηγικὸν τοῦ πλοίου κ(αὶ) ἄλλας προκ̣
τη
̣τικ[ὰς] ἀσφαλείας τοῦ
αὐτοῦ πλοίου πρὸς τὸ µένε̣
ιν
̣ αὐτῷ κ(αὶ) τὰ ἀπʼ αὐτῶ̣
ν δίκαια
ἐκδιδοῦντος.’545 Omwille van de vrij bestendige gebruikstermijn,
die ongetwijfeld de levensspanne van de gemiddelde Helleense
koopman overschreed, mag worden aangenomen dat de
exploitatietitel overdraagbaar was. Er circuleert een boude
theorie.546 Sommigen verstuiven de opvatting dat, aangezien een
eigendomsoverdracht in het Grieks recht slechts werd
bewerkstelligd door overhandiging van de volledige prijs547,
waardoor een procesingang onmogelijk was ingeval van periodieke
betalingen, de partijen bij µισθωπρασια toevlucht zochten tot een
duale constructie, die, naast het huurcontract, een fictieve
leenovereenkomst omspande, zodat de verhuurder toch over een
vorderingsrecht beschikte, wanneer de huurder zijn verplichtingen
niet nakwam. Deze gok lijkt een beetje bij de haren getrokken.
Koop op krediet was inderdaad afschrikwekkend riskant in het
Attisch recht, gezien de procedurele onverschilligheid. Zolang de
prijs niet betaald was, kon de koper geen δικη οὐσιας, δικη
ἐξουλῆς of δικη βεβαιοσεος instellen.548 Eventueel werd ἀρραβον,
een voorschot, overhandigd, maar de eigendom ging pas over na
aflossing van het gehele bedrag.549 De loutere levering of
bezitsoverbrenging, παραδοσις genaamd, gaf geen eigendomsrecht.550
Daar het juist de bedoeling was van de partijen om een zuivere
propriëteitstransfer te vermijden, en de µισθωπρασια een
zelfstandige overeenkomst scheen te zijn, is het beter te
veronderstellen dat er in wezen sprake was van huur, met de
bijzondere eigenschap dat er eigendomsachtige attributen waren
verbonden met de παραδοσις, als uitzondering op de algemene
regel.551
544
545
546
547
548
549
550
551
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 203
P. Lond, 3, 1164 f, H, regel 14-15, www.trismegistos.org.
PRINGSHEIM, Greek Law of Sale, 262-268.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 138.
Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 146-147.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 139.
PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 219.
Cf. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 232.
123
Tijdens de regeerperiode van Nero worden ook scheepshuur voor een
welbepaalde reis aangetroffen, ναυλωτικα geheten.552 De huurprijs
werd meestal voor een deel uitgekeerd op het ogenblik van de
naamtekening of zegelzetting, en het resterend bedrag na aankomst
van de goederen in de haven van bestemming.553
b. Zeetransport
Benevens huur van een vaartuig, kon men opteren voor wat vandaag
de dag bestempeld zou worden als huur van diensten : aan een
ναυκληρος werd gevraagd goederen te verschepen. De specifieke
vergoeding daarvoor, ναυλον genaamd, werd uitgekeerd bij aankomst
van het koopwaar in de haven, hetzij door de ontvangende
eigenaar, hetzij door een derde die handelde voor zijn
rekening.554 Dit soort overeenkomsten werd voornamelijk door een
staat gesloten met het oog op graaninvoer.555 Fiscale ambtenaren
fungeerden meestal als het contracterend overheidsorgaan.556
Bovenop het eigenlijke contract werd een ontvangstscertificaat
opgesteld.557 In dit συµβολον verklaarde de bootbezitter of
kapitein een bepaalde hoeveelheid welomschreven goederen te
hebben geladen om te vervoeren naar de bestemde plaats.558 De voor
de hand liggende functie van het συνβολον is bewijs van eigendom
voor de opdrachtgever of verkrijger, aangezien de daadwerkelijk
bevrachting enige tijd na de initiële contractsluiting werd
voleindigd.
De vroegste συµβολα gelieerd aan zeevervoer dateren van 1ste eeuw
voor Christus.559 De meest geavanceerde verschijningsvorm van dit
document in de Klassieke Oudheid treft men aan bij het
Ptolemeïsch nijlvervoer. Dergelijke συµβολα bevatten niet alleen
een gedetailleerde beschrijving van de partijen, de vracht en het
schip, maar ontsluierden ook de clausule µηδεν ἐγκαλω, die
doorgaans wordt uitgelegd als het verbod voor de vervoerende
ναυκληρος om een vordering in te stellen tegen de dienstgenieter
552
553
554
555
556
557
558
559
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
VELISSAROPOULOS,
Les
Les
Les
Les
Les
Les
Les
Les
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Nauclères
Grecs,
Grecs,
Grecs,
Grecs,
Grecs,
Grecs,
Grecs,
Grecs,
124
280.
281.
282.
295.
283.
283.
286.
291.
(in praktijk de Egyptische staat).560 Misschien is het
aannemelijker dat dit beding een onweerlegbare bewijskracht
verleende aan de cargocatalogisering : de vervoerder beschikte
over de mogelijkheid zich tot de rechtbanken te wenden, doch
getuigen konden geen afbreuk doen aan hetgeen in de συνβολον
stond.
De voormelde rechtspraktijk zegt natuurlijk niet zoveel over de
toestand in de vijfde eeuw voor Christus. Toch zijn er
aanwijzingen dat er tijdens de periode van de Delische Zeebond
συµβολα in zwang waren. Op Korfu werden kleitabletten uit
omstreeks 500 voor Christus teruggevonden, die volgens sommigen
kwitanties bij maritieme overeenkomsten openbaren.561
Belangwekkend is dat deze tabletten werden gedeponeerd in een
tempel.562
c. Bodemerij
Bij ναυτικον δανεισµα, een bodemerijcontract, werd aan royale
rentes een som geld geleend aan de ναυκληρος met het schip of de
cargo als onderpand, doch de terugbetaling was enkel verschuldigd
in geval van behouden aankomst.563 Ofschoon deze scheepsleningen
overvloedig gedocumenteerd werden in de vierde eeuw voor
Christus, zijn er aanwijzingen dat zij al bestonden in de vijfde
eeuw voor Christus,564 nu Lysias565 en Isocrates566 erop alluderen.
Uit de redevoeringen van Demosthenes kunnen enkele algemene
karakteristieken worden afgeleid : uiteraard diende het contract
schriftelijk te zijn middels een συνγραφη, de interestvoet
schommelde tussen 20 en 30 ten honderd, en aan de lening werden
bijzondere modaliteiten gekoppeld zoals strafbedingen en
buitengerechtelijke uitvoering.567 Laat ons deze contractuele
bepalingen eens nader bekijken.
560
561
562
563
564
565
566
567
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs,
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs,
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs,
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs,
REED, Maritime Traders in the Ancient
Lys. 32. 6.
Isok.7. 32, 5.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs,
125
296.
287.
289.
301.
Greek World, 40-41.
306-307.
Opvallend is de καθαπερ ἐκ δικης-clausule die vastlegde dat de
schuldeiser mocht uitvoeren op de goederen van de schuldenaar
‘alsof deze bij vonnis veroordeeld zou zijn’.568 Bij bodemerij
mocht de schuldeiser bezit nemen van het onderpand wanneer de
schuldenaar de lening met interest niet kon terugbetalen. Indien
de opbrengst van het schip of de lading niet voldoende bleek, was
het de geldschieter toegelaten de schuldenaar aan te spreken op
al zijn goederen te land en ter zee.569 Op het eerste zicht
gedroeg καθαπερ ἐκ δικης zich een rechtvaardigingsgrond voor
eigenrichting. Maar wat als de schuldenaar zijn boedel niet
gewillig zag slinken ? Het lijkt niet waarschijnlijk dat deze
clausule de mogelijkheid verschafte om bij fysiek verzet met
private tegendwang de goederen van de schuldenaar mee te nemen570,
vermoedelijk kreeg de overeenkomst judiciële kracht in de zin van
een onweerlegbaar bewijs van eigendom in een executoire
possessieprocedure. De schuldeiser kon bijvoorbeeld toevlucht
nemen tot een δικη εἰς ἐµφανων καταστασιν wanneer de schuldenaar
additionele goederen weigerde af te leveren.571 Door deze
vordering werd de onrechtmatige bezitter voor een magistraat op
straffe van een zware geldboete gedwongen het litigieuze goed af
te staan aan de eiser.572 Een andere mogelijkheid is dat de
καθαπερ-clausule een διαδικασια overbodig maakte, waardoor men
rechtstreeks een δικη ἐξουλῆς kon activeren573, doch het zij
opgemerkt dat deze procesgang voornamelijk werd aangewend om
iemand van een stuk land te verjagen.574 Misschien bracht ἐφηγησις
eveneens soelaas, ofschoon deze procedure normalerwijze
betrekking had op restitutie na diefstal.575
Ook ἐπιτιµια, de strafclausule, was typisch voor
bodemerijcontracten.576 ἠ διπλασιον ὀφειλειν, de verplichting het
dubbele van het uitgeleende bedrag uit te keren, was de
568
569
570
571
572
573
574
575
576
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 439.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 440.
Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 449450.
Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 208.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 209.
Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 217.
MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 218.
Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 207.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 430.
126
gebruikelijke standaard577, niet alleen ingeval van
betalingsachterstand, evenzeer bij andere wanprestaties waartoe
de bodemerij aanleiding kon geven.578 Vele gemeenrechtelijke
contracten fixeerden slechts ἡµιολιον, een anderhalve
verhoging.579
In bodemerijovereenkomsten werden vaak vormen van creditaire en
debitaire ondeelbaarheid geweven. Indien een scheepslening
meerdere schuldeisers deed opduiken, verschafte het beding ἐνι
ἑκατερῳ τῶν δανεισαντῶν και ἀµφοτεροις aan elk van hen
afzonderlijk een vordering tegen de schuldenaar ten belope van
zijn gehele vermogen.580 Daarnaast bestond hoofdelijke
aansprakelijkheid, κοινῇ ὀφειλειν, uitgedrukt door het voorbehoud
ἐξ ἐνος και ἐξ ἀµγοῖν.581
Een raadselachtige clausule is : κυριωτερον περι τουτων ἀλλο
µηδεν εἶναι τῆς συγγραφῆς. οὐδε προσφερειν οὐτε νοµον οὐτε
ψηφισµα οὐδ ἀλλ οὐδ ὁτιον προς την συγγραφην.582 Niks prevaleert
op de contractsbepalingen, zelfs de wet niet. Het vereist enig
bochtwerk om dit beding te doen rijmen met de kernwaarden van het
Attische verbintenissenrecht. Reeds werd verduidelijkt dat een
overeenkomst bindende kracht putte uit de wet. Verdedigd zou
kunnen worden dat er een uitschakeling van conflicterend
suppletief recht optrad.583 Deze notie lijkt echter wat te mondain
voor het Oudgriekse recht. Misschien is het beter om te spreken
van indirect aanvullend recht door deze clausule te beschouwen
als een verruiming van de procedurele billijkheidsbeoordeling :
de rechters konden vanuit hun discretionaire appreciatiemarge een
buitengewone waarde toekennen aan de bodemerijovereenkomst, omdat
de partijen dit zo afgesproken hadden. In het bijzonder mocht dan
de goede trouw van de wetgever worden nagegaan bij alle
regelgevende handelingen die tot stand kwamen na de
contractsluiting.
d. Zekerheden
577
578
579
580
581
582
583
BEAUCHET,
BEAUCHET,
BEAUCHET,
BEAUCHET,
BEAUCHET,
BEAUCHET,
BEAUCHET,
Histoire
Histoire
Histoire
Histoire
Histoire
Histoire
Histoire
du
du
du
du
du
du
du
droit
droit
droit
droit
droit
droit
droit
privé
privé
privé
privé
privé
privé
privé
de
de
de
de
de
de
de
127
la
la
la
la
la
la
la
République
République
République
République
République
République
République
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
Athénienne,
431.
432.
433.
487.
488-489.
80.
81.
In het Attisch recht laten zakelijke zekerheden zich in drie
categorieën onderverdelen.584 Bij ἐνεχυρον gaf de schuldenaar een
voorwerp in pand bij de schuldeiser. Indien de schuldenaar in het
bezit bleef van een goed, met de belofte het aan de schuldeiser
te bezorgen ingeval van insolvabiliteit, was er sprake van
ὑπεθηκε. Meestal ging het om een erf waarop de schuldeiser een
δικη ἐξουλης kon laten gelden. Πρασις ἐπι λυσει duidde op verkoop
met een terugnemingsoptie. De schuldeiser kocht een goed van de
schuldenaar, dat deze laatste wederom verkreeg na terugbetaling
van de verkoopprijs op een afgesproken tijdstip. Er vond een
eigendomsoverdracht plaats die definitief werd, indien de
schuldenaar er niet in slaagde het bedrag af te lossen. Doordat
παραδωσις geen geldigheidsvoorwaarde was voor een
koopovereenkomst, kon het goed ook in het bezit blijven van de
schuldenaar. Ἀποτιµηµα, zekerheden gelieerd aan bruidsschatten en
voogdijpatrimonia, vormen een afzonderlijk categorie.585 Ook
bodemerij kende een specifieke pandvariant.586 In de sfeer van
persoonlijke zekerheden bestond ἐγγυητης, hetgeen neerkwam op
borgstelling587 : men verbond zich ertoe garant te staan voor de
wanprestatie van een ander.
Het is vanzelfsprekend dat boten het voorwerp uitmaakten van de
generieke bodemerijhypotheek, maar alvorens deze figuur te
bespreken, dient toegelicht dat
ἐγγυητης588 alsmede πρασις επι λυσει ook verbonden konden zijn met
een schip, zoals blijkt uit de redevoering van Demosthenes tegen
Apatourios.589 Er zijn functionele gelijkenissen tussen πρασις ἐπι
λυσει en µισθωπρασια. Waarschijnlijk vervulde de algemene figuur
van πρασις in de klassieke periode de rol van maritieme huurkoop,
waarna dit gebruik zich rond de eerste eeuw voor Christus,
gecombineerd met µισθωσις, ontwikkeld heeft tot een specifiek
contract.
584
585
586
587
588
589
HARRISON, The Law of Athens Vol I, 258.
HARRISON, The Law of Athens Vol I, 259.
HARRISON, The Law of Athens Vol I, 304.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 461.
Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 484.
HARRISON, The Law of Athens Vol I, 274.
128
E. Staatsinterventie
Het is bekend dat Athene de toegang tot het ἐµποριον streng
afbakende, zeker wanneer het ging om graanvervoer. Zo was het
verboden om meer dan vijftig zakken graan te kopen gedurende een
zekere tijdsspanne, en ieder schip dat aanlegde in de Piraios
werd verplicht tweederden van de cargo uit te laden.590
Staatsburgers die het aandorsten graan te vervoeren naar andere
havens dan de Piraios, konden geëxecuteerd worden.591 Athene was
op dat vlak zeker geen buitenbeentje, in de vijfde eeuw voor
Christus bepaalden de wetten van Teos dat personen die de import
van graan verhinderden, ter dood veroordeeld moesten worden.592
Fascinerend is het voorschrift dat vermeld staat in Dem. 35.51 :
Atheense burgers mochten geen bodemerijovereenkomst sluiten,
wanneer het schip graan transporteerde naar een andere markt dan
de Attische ἐµποριον :593 ‘ἠ χρηµατα δανεισῃ εἰς ἀλλο τι ἐµποριον
ἠ το Ἀθηναιων’. Er wordt echter betoogd dat de betekenis
betreffende de Attische markt aannemelijker is, omdat de ἐιςconstructie in dezelfde zin dient geïnterpreteerd als deze in
Dem. 34.42, een fragment dat de toelaatbaarheidsvoorwaarden voor
de δικη ἐµπορικη uiteenzet.594 Aldus zou het financieren van
scheepstochten naar andere havens dan de Piraios niet illegaal
geweest zijn, als de onderliggende vervoersovereenkomst een
indirecte link vertoonde met de Atheense ἐµποριον.
Anderzijds beschermde de Attische wetgever koopvaarders. Zware
boetes vielen degenen te beurt die valse of lasterlijke
aantijgingen richtten tot ἐµποροι en ναυκληροι.595 Ook de
geldschieters bij een bodemerijovereenkomst werden begunstigd :
scheepvaarders die, ingeval van niet-nakoming, hun boot weigerden
af te staan of een ander bestemming aanwipten dan degene die werd
590
591
592
593
594
595
BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade
Classical Greece, 177.
BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade
Classical Greece, 177.
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek World,
BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade
Classical Greece, 184.
BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade
Classical Greece, 187.
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République
129
in Archaic and
in Archaic and
46.
in Archaic and
in Archaic and
Athénienne, 86.
afgesproken, riskeerden de doodstraf.596 Daarnaast ontstond de
praktijk van γης και οἰκιας ἐγτησις, de toebedeling van land en
grond aan vreemdelingen om de maritieme handel aan te hitsen.597
Athene interveneerde dus niet enkel om de belangen van haar eigen
burgers te waarborgen, maar nam eveneens de buitenlandse
koopmannen onder de vleugels.598
Wat frappeert is dat deze maatregelen vooral verband hielden met
de markttoegang en op zich geen afbreuk deden aan de
navigatievrijheid van de koopvaarders. Niks wijst erop dat Athene
imperium uitoefende op de bevaarbare kustomboordselen zoals
Eretria en Thasos. Een Eritreese wet daterend uit de zesde eeuw
voor Christus schetst iets wat op de delimitatie van een
maritieme zone lijkt, waarin stuurmanskunst aan voorwaarden wordt
onderworpen.599 Een alternatieve lezing wordt als tegenargument
benut : de tekst markeert enkel twee geografische pieken
waarbinnen scheepvaarders gerechtigd zijn op een hoger loon.600
Een gelijkaardig Thasiaans decreet uit de vierde eeuw voor
Christus stipuleerde dat er geen buitenlandse wijn mocht vervoerd
worden door Thasiaanse schepen tussen Athoos en Pacheia.601 Dit
fragment wordt genuanceerd door de stelling dat ἐσο Ἁθω και
Παχειης geen uitdrukking geeft aan het eigenlijke zeeareaal
tussen deze ijkpunten en slechts verwijst naar de havens die
daarbinnen gesitueerd kunnen worden.602 Bovendien adresseert de
wet alleen eigen onderdanen, hetgeen impliceert dat er geen
algemene zoneregels werden afgekondigd.
Athene bootste dergelijke normering niet na, maar hief wel, net
als vele andere Griekse steden, import -en exporttaksen alsmede
havenbelastingen. De meest gebruikte taks was de πεντηκοστη, een
heffing op geïmporteerde of geëxporteerde goederen ter waarde van
een vijftigste van de gehele lading.603 Attische havenrechten
596
597
598
599
600
601
602
603
BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 87.
BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 209.
REED, Maritime Traders in the Ancient Greek World, 52.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 138.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
Reach, 15.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 138-139.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
Reach, 15.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 208 en 211.
130
werden aangeduid met λιµην of ἐλλιµενον.604 Sommigen poneren dat
ἐλλιµενα zuivere ankerretributies waren en λιµενας
douanerechten.605 Anderen denken dat voormelde categorieën als
synoniemen circuleerden voor πεντηκοσται.606 Hoe het ook zij, deze
fiscale maatregelen hadden geen betrekking op de doorvaart zoals
–opnieuw- een decreet uit Thasos, hetwelk bepaalde dat burgers
naar om het even waar mochten te varen, indien zij aan de
overheid één talent hadden betaald.607 Op basis van één enkel
komediefragment608 wordt er weleens beweerd dat Athene παραγωγιον,
zijnde passageheffingen, invoerde609, maar het is beter de
kleurrijke taal van de dramaturg te beschouwen als een verwijzing
naar πεντηκοσται of λιµενες.610
III. VISSERIJ
A. Visserij in het Oude Griekenland
Visvangst wordt overvloedig vermeld in de overgeleverde
bronnen.611 Volgens de klassieke visie waren Helleense vissers
nooddruftige kinkels die voor een aalmoes af en toe de wijde
wateren verkenden.612 Recent onderzoek beklemtoont dat antieke
bronnen visserlui in een afzonderlijke sociale klasse proppen.613
De geïsoleerde bevolkingsgroep van θαλαττουργοι614, waarbinnen
beroepsmatige kennis werd overgedragen615, bestond in de ogen van
de modale Griek uit deugdzame en bewonderenswaardig vaardige
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 220.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 217.
Pollux IX, 30.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 214-215.
BOECKH, The public economy of Athens, 25.
MYLONA, Fishing in the Late Antiquity : the case of Itanos, Crete, 103.
GALLANT, A Fishermen’s Tale, 121.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
Reach, 39.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
Reach, 44.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
Reach, 40
131
schippers, die juist zo eerbaar waren omdat zij kozen voor
armoede in plaats van piraterij.616
In de oudheid was er grote vraag naar zeevruchten, hetgeen een
behoorlijk ontwikkelde visindustrie suggereert.617 Visconsumptie
was alledaagse bedoening waarnaar ettelijke gastronomische
traktaten, epigrammen en theaterspelen verwezen.618 Er zijn ook
aanwijzingen voor grootschalige tonijnvangst619
B. Visserijzones
Een aantal tekstfragmenten suggereren dat de Griekse stadstaten
visserij reguleerden.
-­‐ Een Mykonische wet uit de derde eeuw voor Christus620 stelde
een taks op vis vast : ἀπο τοῦ τελους τῶν ἰχθων.621
-­‐ Een wet afkomstig van Kos622 bepaalde dat de vissers die in
de stadhaven kwamen, jaarlijks aan het heiligdom van
Afrodite vijf drachmes moesten betalen.623
-­‐ Een inscriptie uit tweede eeuw voor Christus624 onthult dat
Kos bepaalde teeltconstructies, klaarblijkelijk ressorterend
onder het staatsdomein, in concessie gaf aan particulieren.
Het betrof uitkijkposten voor tonijnvangst opgesteld aan de
kust of in laag water.625 Het zij opgemerkt dat men
dergelijke tuurtorens ook in private eigendom kon hebben.626
-­‐ In de Oeconomica, een werk toegeschreven aan Aristoteles,
wordt gewag gemaakt van τῆς θαλαττης την ἁλιεαν,
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Reach, 45.
LYTLE, Marine Fisheries and the Ancient Greek Economy, 3.
BEKKER-NIELSEN, Ancient Fishing and Fish Processing, 34.
LYTLE, Marine Fisheries and the Ancient Greek Economy, 49.
Syll.3, 1024.10.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Reach, 21.
SEG XL, 766.27-29.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Reach, 22.
Syll.3, 1000. 9-11.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Reach, 25.
LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Reach, 26.
132
Regulatory
Regulatory
Regulatory
Regulatory
Regulatory
visserijvoorschriften uitgevaardigd door Byzantium vanaf de
vijfde eeuw voor Christus.627
Weerom kan worden verdedigd dat deze vorm van staatsinterventie
op zich de navigatievrijheid en zeetoegang van vreemde vissers
onverlet liet. Het loutere feit dat schippers taksplichtig waren
of bepaalde voorschriften moesten gehoorzamen, betekent niet dat
zij geweerd werden uit mariene gebieden. Tekstflarden van de
sofist Alkiphroon, wiens werk tussen de vijfde en de derde eeuw
voor Christus wordt gesitueerd, berichten dat vissers uit Rhodos
zich allieerden om in Attische wateren te werken, sterker nog,
soms vormden niet-gesyndiceerde netgooiers een team met
buitenlandse collega’s.628 Bovendien verzinnebeeldt de redenaar
een visser die Atheense kust wil ontvluchten, omdat hij anders
zal gedwongen worden om te roeien in de triremes. De bootbink
beschouwt zijn beslissing als de meest profijtige, hetgeen doet
vermoeden dat er andere wateren in het verschiet lagen, waarop
hij actief kon zijn.629
In een ander boeiend Alkiphroonfragment630 vergaapt de visser
Enkymoon zich aan een achtergelaten gaasweefsel op een stand
nabij Sounion . Het ligt daar al meer dan vier jaar, en niemand
verstoutte zich om het mee te nemen. Enkymoon gaat eens luisteren
bij de plaatselijke bevolking, en komt te weten dat het net een
zekere Haliktypos toebehoorde. De visser kruipt in zijn pen en
schrijft een brief naar zijn beroepsbroeder. De eerstegenoemde
maakt de andere hoffelijk kenbaar dat hij in het bezit is van
iets wat niet langer van hem is door beschadiging en tijd : αἰτω
οὖν σε το τῇ φθορᾳ και τῳ χρονῳ.631 Haliktypos antwoordt per
kerende dat Enkymoon met zijn fikken van zijn eigendom moet
blijven. Enkymoon sluit de correspondentie af door te stellen
dat, hoewel hij iets wenst te houden wat Haliktypos niet bezit,
hij diens gemoed zal respecteren.
627
628
629
630
631
LYTLE, Fisherman,
Reach, 32.
LYTLE, Fisherman,
Reach, 42.
LYTLE, Fisherman,
Reach, 43.
LYTLE, Fisherman,
Reach, 40.
Alkiphroon 1. 17.
the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory
3.
133
In het Attisch recht bleven gevonden voorwerpen eigendom van
degene die ze verloren had. Een solonische wet bepaalde : ἁ µη
ἐθου µη ἀνελῃ, εἰ δε µη θανατος ἡ ζηµια.632 Wat je niet hebt
neergelegd mag je ook niet oprapen, anders de dood of een
geldboete. Sommige filosofen633 meenden dat de eerlijke vinder het
goed mocht houden, indien de oorpronkelijke eigenaar niet meer
kon worden getraceerd.634 Een paar bedenkingen dringen zich op.
Het zou goed kunnen dat de geciteerde regel enkel gold voor
verloren voorwerpen maar niet voor res derelicta. Alkiphroon
gewaagt immers uitdrukkelijk van φθορα, wat mogelijks betekent
dat men in Helleense streken een voorwerp mocht meenemen, indien
men, bijvoorbeeld door beschadiging, duidelijk zag dat iemand het
achtergelaten had. Daarnaast is een andere woordkeuze interessant
: χρονῳ. Hiermee doelt de sofist ongetwijfeld op een vorm van
verkrijgende verjaring. De meeste auteurs stellen dat er in
Athene geen onbezoedeld equivalent van usucapio bestond.635 Er
zijn echter wel referenties naar προθεσµιας, uitdovende
verjaring. De prins der redenaars636 haalt een wet van Solon aan
waaruit blijkt dat een vergoeding voor contractuele wanprestaties
moest ingeleid worden binnen een termijn van vijf jaar.637 Ook
voor een vordering tegen pleegvoogden en de δικη ἐξουλης
beschikte de eiser over een termijn van 5 jaar, respectievelijk
vanaf de meerderjarigheid en het tijdstip waarop de erfgenaam
wiens eigendom betwist werd overleden was.638 De verwijzing naar
de δικη ἐξουλης is in deze context de meest relevante. Deze
procesactie had betrekking op gronden, het is derhalve niet
uitgesloten dat de extinctie van de δικη εἰς ἐµφανων καταστασιν
betreffende roerende zaken verbonden was met een kortere termijn.
De beperkte temporele toelaatbaarheid van eigendomsprocessen in
een sterk procedurele judicatuur sorteert feitelijk hetzelfde
effect als de verkrijgende verjaring.639
Flinke vermoedens mogen worden gekoesterd dat Alkiphroon met
φθορᾳ και τῳ χρονῳ alludeerde op een (Attische) regel waarvan
632
633
634
635
636
637
638
639
HARRISON, The Law
Menander (Arbitr.
HARRISON, The Law
HARRISON, The Law
Dem. 36.25.
HARRISON, The Law
HARRISON, The Law
Cf. HARRISON, The
of
64
of
of
Athens
ff. K)
Athens
Athens
Vol I, 245.
en Theophrastos (Char. 30. 9).
Vol I, 245.
Vol I, 246 en 248.
of Athens Vol I, 247.
of Athens Vol I, 247.
Law of Athens Vol I, 246.
134
Enkymoon uiteindelijk afweek onder sociale druk. Deze passage
impliceert dus een aantal universele visserijgebruiken tussen
schippers met verschillende nationaliteit; een gewoonterecht dat
buiten de stadstatelijke regelgeving viel.640
IV.
INVLOED VAN DE DELISCHE BOND
Op het eerste zicht lijkt de invloed van de Unie maar magertjes.
Het betrof dan ook een in wezen militaire liga die zich
onverschillig opstelde ten aanzien van staathuishoudelijke
kommer. Toch dienen zich nuances aan. Het Attische Rijk vestigde
een thalassocratie die ook economische aspecten uitdroeg door de
gecentraliseerde handelspolitiek.641 Een mooi voorbeeld is het
zogenaamde muntdecreet van 440 voor Christus, dat het gebruik van
Atheense zilverstukken verplicht stelde in alle bondstaten.642 Een
dergelijk beleid gaat niet over een nacht ijs. In de periode dat
de Delische Bond een cluster van vrije naties belichaamde, was
reciprociteit het middel bij uitstek voor Athene om haar eigen
handelsbelangen te versterken. De geschiedenis openbaart meerdere
indicaties.
In de vijfde eeuw voor Christus werden een aantal προξενοι
betrokken bij het maritiem gebeuren : tien onder hen waren
bevoegd voor het graantransport, twee voor het vervoer van
scheepsmateriaal, en vijf voor het toekennen van privileges aan
koopmannen.643 Zij waren het aanspreekpunt voor buitenlandse
zeevaarders, en gezien hun institutionele link met de Delische
Bond, mag worden aangenomen dat er vooral gunsten werden
toegekend aan onderdanen van een partijstaat.
Er is een wisselwerking tussen de politionele opdrachten van de
Liga en economische bloei. Doordat de triremes piraterij
bestreden, konden koopmannen de Egeïsche zee veiliger
doorkruisen. Perikles oreerde op het Panhelleens congres over της
640
641
642
643
Cf. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek
Regulatory Reach, 41 en 48.
SCHAEFER, Beiträge zur Geschichte der Attischen Symmachie, 259.
BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 213-214.
BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 205 en 207.
135
θαλαττης ὁπως πλεωσι ἀδεως644 en van zijn voorganger Kimon werd
gezegd : τὸν Αἰγαῖον ἠλευθέρωσε.645 Er mag worden verondersteld
dat de vaarvrijheid die deze στρατηγοι propageerden, deel
uitmaakte van een ruimer handelsbeleid.646 Themistokles, de eerste
aanvoerder van de Bond, stimuleerde de uitbouw van de Piraios,
wat suggereert dat hij de militaire invloed van de Unie en het
commerciële beleid in de πολις wou overbruggen.647
Daarnaast speelt het Delische heiligdom zelf een belangrijke rol.
Het eiland werd κοινον Ἑλληνων ἐµποριον genoemd, de
gemeenschappelijke zeemarkt van alle Grieken.648 Rond de eerste
eeuw voor Christus onderscheidden de tempelautoriteiten
vreemdelingen als κατοικουντες, langdurig verblijvende migraten,
of καταπλεοντες, tijdelijke bezoekers die wilden doorvaren naar
andere oorden en ter plaatste vaak de koppen bij elkaar staken in
beroepsverenigingen.649 Het is goed mogelijk dat buitenlandse
schippers reeds een gelijkaardige vorm van erkenning genoten in
de vijfde eeuw. Het is geweten dat de hiëratische heersers in de
derde eeuw voor Christus importheffingen650, havenbelastingen651,
en zelfs péage652 proclameerden. Vanaf de vijfde tot de tweede
eeuw voor Christus hief de tempel een slaktaks, gekend als
πορφυρα, de naam voor de brandhoren die in de Oudheid gevangen
werd omwille van diens purperkleurige verfstof.653 Deze fiscale
maatregel wordt dikwijls als een kweekbelasting beschouwd, die
diende betaald alvorens vissers aan de kust van Delos hun netten
mochten uitgooien, maar nieuwbakken studies tonen overtuigend aan
dat het eerder een importbelasting of douanerecht betrof.654 Het
is niet geheel onwaarschijnlijk dat de door de unieleden
afgedokte φορος, dewelke in de Delische schatkist belandde,
oorspronkelijk gedeeltelijk bedoeld was als stimulans voor het
κοινον Ἑλληνων ἐµποριον. Er is een aanwijzing : rond 413 voor
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
Plut. Per. 17.
Plut. Cim. 8. 5.
Cf. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 133.
PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes, teil II, 19-20.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 106.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 106-107.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 208-210.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 215.
LYTLE, The Delian Purple and the lex portus Asiae, 247.
LYTLE, The Delian Purple and the lex portus Asiae, 256.
136
Christus verving Athene de φορος door εἰκοστη, een handelstaks
van vijf ten honderd op goederen vervoerd te zee.655 Deze
substitutie impliceert dat de φορος van in den beginne
commerciële dimensies uitdiepte, of minstens tijdens de
levensduur van de Bond een dergelijk nevenkarakter kreeg. Vanuit
dit perspectief kan worden verdedigd dat de φορος, naast het
budget voor gemeenschappelijke militaire bescherming, ook
bepaalde privileges vestigde op de gemeenschappelijke maritieme
markt.
Een vergelijking met andere statenassociaties geeft eveneens een
hint. In 393 sloot Macedonië een verdrag met de Chalkidische Liga
waarin het vrij verkeer van handelsgoederen werd geïnstaureerd.656
De vermelde contractspartij is het κοινον Χαλκιδεων. De gehele
stedenbond, en niet diens afzonderlijke leden, nam de
traktaatsverplichtingen op zich. Dit wekt de indruk dat er reeds
een gelijkaardige circulatievrijheid gedijde in het κοινον zelf.
V.
BESLUIT : HET BELANG VAN DE ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DE
DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE
Documenten uit de vierde eeuw voor Christus impliceren dat de
verbintenisinhoud vrij bepaald werd te Athene. Enkele specifieke
vormvereisten voor maritieme overeenkomsten doen daaraan geen
afbreuk. Deze regeltjes moeten, gezien het sterk procedurele
karakter van de Attische judicatuur, worden beschouwd als
justitiële toelaatbaarheidsvereisten, die geenszins een
formalistisch contractsysteem vertolkten. (Waarschijnlijk
belandden mondelinge maritieme contracten bij de gewone
δικαστηρια die, zelfs wanneer er geen getuigen waren, uitspraak
konden doen door de flexibele residuaire billijkheidstoets.) Er
is geen grond om eenzelfde ingesteldheid te betwisten in de
vijfde eeuw voor Christus ten aanzien van overeenkomsten die
aanleiding gaven tot δικαι ἀπο συµβολλων. Integendeel,
waarschijnlijk bestonden er minder vormplichten.
655
656
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 212.
VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 177.
137
Stadstaten reguleerden weliswaar visserij en markttoegang, maar
dergelijke ordonnanties oefenden slechts een indirect effect uit
op de handelsvrijheid. Deze inherente commerciële zelfbeschikking
werd in het zeetransport nog eens gepantserd door de οὐτε νοµονclausule die als tegenwicht kon fungeren voor beperkende
maatregelen, zoals de εἰς ἀλλο τι ἐµποριον-strafbepaling : zelfs
indien er een bodemerijovereenkomst werd gesloten door een
Atheense staatsburger voor graanvervoer dat niet aan de Peiraios
gerelateerd was, waardoor deze zich blootstelde aan vervolging,
mocht noch de lening zelf noch het onderliggende
transportcontract worden geannuleerd door de rechter. (Het graan
kon eventueel worden geconfisqueerd, maar de partijen bleven
vergoedingsgerechtigd.) Waarschijnlijk waren sommige
geldschieters bereid dit risico te nemen, aangezien er grote
winsten lonkten bij bodemerij. Bovendien kon een καθαπερ ἐκ
δικης-beding worden onderhandeld, dat buitengerechtelijke
zelfhulp mogelijk maakte, en gebeurlijk een onmiddellijke δικη
ἐξουλης, waarin –vermoedelijk- mede door de οὐτε νοµον-formule,
alleen de ingebrekeblijving van de schuldenaar telde, ongeacht de
aard van de aangegane verbintenissen. Het dient opgemerkt dat
ettelijke Attische decreten ἐµποροι beschermden. De economische
inmening van de overheden op vlak van scheepvaart en visserij had
verder geen weerslag op de navigatievrijheden, zeker niet wanneer
buitenlandse zeelui betrokken waren.
Binnen deze normeringswoeker dient de aandacht gevestigd op
sterke indicaties voor een schier onaantastbare kern van
internationale maritieme gebruiken tussen zeevaarders, die de
statelijke stipulaties overvleugelden, doordat de partijen, onder
invloed van wederzijds plichtsbesef, hun geschillen buiten het
normale justitiecircuit hielden. Dit is een onmiskenbaar argument
voor ongehinderde koersprivilleges inter alia.
Niks wijst erop dat de Delische Bond deze juridische jojo tussen
staatsinterventie en private verhoudingen, bestaande uit
commerciële contractsvrijheid en onafhankelijke
visserijgebruiken, in de richting van de nationale
machtsuitoefening stuurde. Integendeel, de militaire politiek
stabiliseerde het handelsklimaat, en ook de status van de
Delische havenmarkt als κοινον Ἑλληνων ἐµποριον maakt het
aannemelijk dat de krijgsvloot de economische belangen van
138
bondgenoten behartigde (of minstens geen enkele reden had om
buitenlandse scheepslieden tegen te werken).
139
- ALGEMEEN BESLUIT –
Nadat de Peloponnesische Liga de handdoek in de ring had
gegooid, schiepen de overige leden van de Helleense
krijgsunie, onder leiding van Athene, een eigen συµµαχια met
een offensief en defensief karakter. Deze vrije en autonome
bondgenoten, die in de tempel van Delos vergaderden, beraamden
tussen 479 en 465 voor Christus een collectieve vlootstrategie
om de laatste Perzische perikelen het hoofd te bieden,
heulende Hellenen te straffen, en kapers koud te maken. Een
klinkende clausule lijmde hun loyaliteit : τον αὐτον ἐχθρον
και φιλον. De lidstaten moesten dezelfde vrienden en vijanden
hebben. Deze verdragsverplichting werd versterkt door de semiamphiktyonische aard van het stedensyndicaat.
Een piraat was ongetwijfeld zo’n ‘τον αὐτον ἐχθρον’ en de
zeeroofbestrijding dient dan ook in deze context gekaderd. De
Delische vloot bevrijdde de Egeïsche zee van piraterij, zo
wordt gezegd, en hield vijandige Barbaren op afstand. Dit was
het startschot voor een welvaartsklimaat waar alle bondgenoten
–in het begin- van profiteerden. In de sibilijnse link tussen
de Delische Unie en de Delphische Amphiktyonie, waast zelfs
een oerglimp van het omnium hostis-principe. In deze
omstandigheden waren de doorvaartmogelijkheden van de
bondgenoten groter dan ooit te voren.
De αὐτον φιλον-zijde van de Delisch Liga droeg in de eerste
plaats miliaire baten. Een toename van aanmeerplaatsen en
uitvalsbasissen voor de kustafhankelijke triremen, is een
voorbeeld dat de ruimere navigatiemarge van de stadstatelijke
marines onderstreept. Het vriendschapsengagement resulteerde
ook in politieke hechtingen en verkloekte diplomatieke
relaties. Onschendbare κηρυκες moesten gezwind over de wateren
kunnen reizen om bondsboodschappen over te brengen. De
vernauwde samenwerking en wederzijdse hulpverplichting mondde
uit in een impliciete vredestoestand, waarin het belemmeren
van doorvaart als onwettig werd aangevoeld. Daarenboven waren
er economische evoluties. Ἐµποροι en ναυκληροι konden veiliger
varen, meer nog, het ziet er naar uit de bescherming van Delos
als το ἐµπορον παντων των Ἑλληνων deel uitmaakte van de
symmachietaken. De belangrijkste ontwikkeling die de τον αὐτον
φιλον-gedachte bewerkstelligde op vlak van de commerciële
scheepvaart was de geboorte van de δικαι ἀπο συµβολων.
Bondgenoten verleenden elkaars onderdanen bij verdrag toegang
140
tot de rechter. In praktijk hadden deze overeenkomsten
betrekking op handelende zeelieden. De συµβολαι stonden aan de
wieg van een internationaal maritiem recht dat binnen de Liga
de reeds bestaande externe vaarvrijheid faciliteerde door
vreemdelingen en burgers over dezelfde kam te scheren; een
externe vaarvrijheid die reeds, door statenpraktijk, private
handelscontracten en visserijgewoonten, op primitieve wijze
gestold was tot een recht van onschuldige passage.
Visserijreglementen, douaneheffingen, emporische
strafbepalingen, en import-of exportcontroles dienen allen
beschouwd als minimale beperkende maatregelen die betrekking
hadden op markttoegang, en geenszins de doorvaart als dusdanig
behelsden. De hoogdagen van deze normerende nijdigheden vielen
trouwens in het Attische Rijk. Soevereiniteitsaanspraken laten
gelden op zeestroken, daar deden de Grieken niet aan mee.
Op grond van :
-
de τον αὐτον ἐχθρον και φιλον-bepaling
de onstentenis van dominium
het gekwalificeerd en doelgebonden imperium
de wederkerige jurisdictie
besluit ik dat de Egeïsche Zee door toedoen van de Delische
Unie een mariene zone vormde met communautaire kenmerken,
waarin bondgenoten een grotere en efficiëntere vaarvrijheid
genoten dan derde staten (om nog te zwijgen over niet-Griekse
volkeren).
Er was een θαλαττη κοινη, die wat meer κοινη was voor de ene
dan voor de andere. Dit toont misschien aan dat, wanneer
staten een verbond sluiten, het een natuurrechtelijk gevolg is
dat de onderlinge navigatievrijheid toeneemt. Maar deze
discussie, beste lezer, is voor een andere keer.
- Gent, 14 december 2015 -
141
- BIBLIOGRAFIE –
Balcer, Jack Martin. 1974. “Separatism and Anti-separatism in the
Athenian Empire (478-433 B.C.)”. Historia: Zeitschrift Für Alte
Geschichte 23 (1). Franz Steiner Verlag: 21–39.
http://www.jstor.org/stable/4435384.
Balcer, Jack Martin. 1976. “Imperial Magistrates in the Athenian
Empire”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 25 (3). Franz
Steiner Verlag: 257–87. http://www.jstor.org/stable/4435507.
Beauchet, Ludovic Histoire Du Droit Privé De La République
Athénienne. Amsterdam: Rodopi, 1969.
Beck, Hans. 2001. “"the Laws of the Fathers" Versus "the Laws of
the League": Xenophon on Federalism”. Classical Philology 96 (4).
The University of Chicago Press: 355–75.
http://www.jstor.org/stable/1215512.
Beck, Hans. Polis Und Koinon: Untersuchungen Zur Geschichte Und
Struktur Der Griechischen Bundesstaaten Im 4. Jahrhundert V.
Chr.. Stuttgart: Steiner, 1997.
Blanshard. 2004. “What Counts as the Demos? Some Notes on the
Relationship Between the Jury and "the People" in Classical
Athens”. Phoenix 58 (1/2). Classical Association of Canada: 28–
48. http://doi.org/10.2307/4135195
Boak, A. E. R.. 1921. “Greek Interstate Associations and the
League of Nations”. The American Journal of International Law 15
(3). American Society of International Law: 375–83.
http://doi.org/10.2307/2187998
Boegehold, Alan L., and John McK. Camp. The Lawcourts At Athens:
Sites, Buildings, Equipment, Procedure, and Testimonia. Princeton
(N.J.): American school of classical studies at Athens, 1995.
Bolmarcich, Sarah. 2007. “The Afterlife of a Treaty”. The
Classical Quarterly 57 (2). Cambridge University Press: 477–89.
http://www.jstor.org/stable/27564090
142
Bonner, Robert Johnson, and Gertrude Smith. The Administration of
Justice From Homer to Aristotle. Chicago (Ill.): University of
Chicago press, 1930.
Bonner, Evidence in Athenian Courts,in [verzamelband. Evidence In
Athenian Courts. Public Arbitration In Athenian Law]. New York:
Arno, 1979.
Brunt, P. A.. 1953. “The Hellenic League Against Persia”.
Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 2 (2). Franz Steiner
Verlag: 135–63. http://www.jstor.org/stable/4434342.
Burke, Edmund M.. 1992. “The Economy of Athens in the Classical
Era: Some Adjustments to the Primitivist Model”. Transactions of
the American Philological Association (1974-) 122. The Johns
Hopkins University Press: 199–226. http://doi.org/10.2307/284371
Calhoun, G. M., Growth of Criminal Law In Ancient Greece.
Berkeley, Calif: University of California Press, 1927.
Capreedy, Jim. 2008. “A League Within a League: The Preservation
of the Elean Symmachy”. The Classical World 101 (4). The Johns
Hopkins University Press: 485–503.
http://www.jstor.org/stable/25471970.
Carcopino, Jérôme, L'ostracisme Athénien. Paris: Alcan, 1935.
Carey, Christopher. 1998. “The Shape of Athenian Laws”. The
Classical Quarterly 48 (1). Cambridge University Press: 93–109.
http://www.jstor.org/stable/639754.
Cary, M.. 1923. “A Constitution of the United States of Greece”.
The Classical Quarterly 17 (3/4). [Classical Association,
Cambridge University Press]: 137–48.
http://www.jstor.org/stable/635636.
Caspari, M. O. B.. 1914. “The Parliament of the Achaean League”.
The English Historical Review 29 (114). Oxford University Press:
209–20. http://www.jstor.org/stable/551220
143
Casson, Lionel, Ships and Seamanship In the Ancient World.
Baltimore (Md.): Johns Hopkins university press, 1995.
Cohen, David, and Michael Gagarin. The Cambridge Companion to
Ancient Greek Law. Cambridge: Cambridge university press, 2005.
Cohen, Edward E. Ancient Athenian Maritime Courts. Princeton,
N.J.,: Princeton University Press, 1973.
Cook, Arthur Bernard, and Wigham Richardson. 1905. “Triremes”.
The Classical Review 19 (7). Cambridge University Press: 371–77.
http://www.jstor.org/stable/694747.
Davison, J. A.. 1947. “The First Greek Triremes”. The Classical
Quarterly 41 (1/2). Cambridge University Press: 18–24.
http://www.jstor.org/stable/636833.
de Ste Croix. 1961. “Notes on Jurisdiction in the Athenian
Empire. I”. The Classical Quarterly 11 (1). [Classical
Association, Cambridge University Press]: 94–112.
http://www.jstor.org/stable/637750.
de Ste Croix. 1961. “Notes on Jurisdiction in the Athenian
Empire. II”. The Classical Quarterly 11 (2). Cambridge University
Press: 268–80. http://www.jstor.org/stable/637716.
de Ste. Croix. 1954. “The Character of the Athenian Empire”.
Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 3 (1). Franz Steiner
Verlag: 1–41. http://www.jstor.org/stable/4434378.
Gauthier, Philippe Symbola: Les étrangers Et La Justice Dans Les
Cités Grecques. Nancy: [Université de Nancy II], 1972.
Gomme, A. W.. 1933. “A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy”.
The Journal of Hellenic Studies 53. The Society for the Promotion
of Hellenic Studies: 16–24. http://doi.org/10.2307/627242
Griffith, G. T.. 1939. “The So-called Koine Eirene of 346 B. C.”.
The Journal of Hellenic Studies 59. The Society for the Promotion
of Hellenic Studies: 71–79. http://doi.org/10.2307/626913
144
Hansen, Mogens Herman. 1980. “Eisangelia in Athens: A Reply”. The
Journal of Hellenic Studies 100. The Society for the Promotion of
Hellenic Studies: 89–95. http://doi.org/10.2307/630734
Hansen, Morgens Herman, Nomos and Psephisma in Fourth-Century
Athens, http://grbs.library.duke.edu/article/view/7321/4929
Hansen, Herman, Morgen, Concept of Demos, Ekklesia, and
Dikasterion in Classical Athens.
http://grbs.library.duke.edu/article/view/1541
Harrel, Public Arbitration in Athens, in [verzamelband. Evidence
In Athenian Courts. Public Arbitration In Athenian Law]. New
York: Arno, 1979.
Harris, Edward M.. 2014. “Nicias’ Illegal Proposal in the Debate
About the Sicilian Expedition (thuc. 6.14)”. Classical Philology
109 (1). The University of Chicago Press: 66–72.
http://doi.org/10.1086/673851
Harrison, Alick Robin Walsham, The Law of Athens. Oxford :
Clarendon P., 1968.
Harrison, Alick Robin Walsham, The Law of Athens: Procedure.
Oxford: Clarendon press, 1971.
Hershey, Amos S.. 1911. “The History of International Relations
During Antiquity and the Middle Ages”. The American Journal of
International Law 5 (4). American Society of International Law:
901–33. http://doi.org/10.2307/2186529
Hignett, C. A History of the Athenian Constitution to the End of
the Fifth Century B.C. Oxford,: Clarendon Press, 1952.
Holladay, A. J.. 1988. “Further Thoughts on Trireme Tactics”.
Greece & Rome 35 (2). Cambridge University Press: 149–51.
http://www.jstor.org/stable/642998
Hopper, R. J.. 1943. “Interstate Juridical Agreements in the
Athenian Empire”. The Journal of Hellenic Studies 63. The Society
for the Promotion of Hellenic Studies: 35–51.
http://doi.org/10.2307/627002
145
Hyde, Walter Woodburn. 1918. “The Homicide Courts of Ancient
Athens”. University of Pennsylvania Law Review and American Law
Register 66 (7/8). The University of Pennsylvania Law Review:
319–62. http://doi.org/10.2307/3314160
Jones, J. Walter The Law and Legal Theory of the Greeks: An
Introduction. Oxford: Clarendon press, 1956.
Kagan, Donald, The Outbreak of the Peloponnesian War. Ithaca
[N.Y.]: Cornell University Press, 1969.
Kaser, M., and F. B. J Wubbe. Romeins Privaatrecht. 2de herz. en
bijgew. dr. Zwolle: Tjeenk Willink, 1971.
Lanni, Adriaan, The Homicide Courts and the dikasteria.
http://grbs.library.duke.edu/article/view/2021
Lanni, Adriaan. 2008. “The Laws of War in Ancient Greece”. Law
and History Review 26 (3). American Society for Legal History:
469–89. http://www.jstor.org/stable/27641604.
Larsen, J. A. O.. 1952. “The Assembly of the Aetolian League”.
Transactions and Proceedings of the American Philological
Association 83. The Johns Hopkins University Press: 1–33.
http://doi.org/10.2307/283371
Larsen, J. A. O.. 1926. “Representative Government in the
Panhellenic Leagues. II”. Classical Philology 21 (1). University
of Chicago Press: 52–71. http://www.jstor.org/stable/263091.
Larsen, Jakob Aall Ottesen Greek Federal States: Their
Institutions and History. Oxford: Clarendon P., 1968.
Larsen, J. A. O.. 1940. “The Constitution and Original Purpose of
the Delian League”. Harvard Studies in Classical Philology 51.
Department of the Classics, Harvard University: 175–213.
http://doi.org/10.2307/310927
Larsen. 1933. “The Constitution of the Peloponnesian League”.
Classical Philology 28 (4). University of Chicago Press: 257–76.
http://www.jstor.org/stable/264925.
146
Larsen, J. A. O.. 1945. “Representation and Democracy in
Hellenistic Federalism”. Classical Philology 40 (2). The
University of Chicago Press: 65–97.
http://www.jstor.org/stable/266852.
Lazenby, J. F.. 1987. “Essays and Reflections: Naval Warfare in
the Ancient World: Myths and Realities”. The International
History Review 9 (3). Taylor & Francis, Ltd.: 438–55.
http://www.jstor.org/stable/40105816.
Lazenby, J. F.. 1987. “The Diekplous”. Greece & Rome 34 (2).
[Classical Association, Cambridge University Press]: 169–77.
http://www.jstor.org/stable/642944.
Lewis, David M.. 1962. “The Federal Constitution of Keos”. The
Annual of the British School at Athens 57. [British School at
Athens, Cambridge University Press]: 1–4.
http://www.jstor.org/stable/30104494.
Lindenlauf, Astrid. 2003. “The Sea as a Place of No Return in
Ancient Greece”. World Archaeology 35 (3). Taylor & Francis,
Ltd.: 416–33. http://www.jstor.org/stable/4128318.
Loenen, Dirk Polemos, Een Studie Over Oorlog In De Griekse
Oudheid. Amsterdam: Noord-Hollandsche uitgeversmaatschappij,
1953.
Lofberg, J. O.. 1920. “The Sycophant-parasite”. Classical
Philology 15 (1). University of Chicago Press: 61–72.
http://www.jstor.org/stable/263545.
Lonis, Raoul. Les Usages De La Guerre Entre Grecs Et Barbares;:
Des Guerres Médiques Au Milieu Du Ive S. Avant J.-C.. Paris,: Les
Belles Lettres, 1969.
Lytle, Ephraim. 2012. “'H Θάλασσα Κoινή: Fishermen, the Sea, and
the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach”. Classical
Antiquity 31 (1). University of California Press: 1–55.
http://doi.org/10.1525/ca.2012.31.1.1
147
Lytle, Ephraim. 2007. “The Delian Purple and the Lex Portus
Asiae”. Phoenix 61 (3/4). Classical Association of Canada: 247–
69. http://www.jstor.org/stable/20304658.
MacDowell, Douglas, The Law In Classical Athens. Ithaca (N.Y.):
Cornell university press, 1978.
Martin, Victor, La Vie Internationale Dans La Grèce Des Cités,
Vie-Ive S. Av. J.-C.. Paris: Recueil Sirey, 1940.
Meritt, Benjamin Dean, Henry Theodore Wade-Gery, and Malcolm
Francis McGregor. The Athenian Tribute List. Cambridge: Harvard
university press, 1939.
Mosley, D. J.. 1971. “Diplomacy and Disunion in Ancient Greece”.
Phoenix 25 (4). Classical Association of Canada: 319–30.
http://doi.org/10.2307/1088062
Mylona, Dimitra. 2003. “Fishing in Late Antiquity: The Case of
Itanos, Crete”. British School at Athens Studies 9. British
School at Athens: 103–10. http://www.jstor.org/stable/40960337.
Ormerod, Henry Arderne, Piracy In the Ancient World: An Essay In
Mediterranean History.. Repr. 1924 Chicago: Argonaut, 1967.
Perlman, S.. 1976. “Panhellenism, the Polis and Imperialism”.
Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 25 (1). Franz Steiner
Verlag: 1–30. http://www.jstor.org/stable/4435482.
Petzold, Karl-Ernst. 1993. “Die Gründung Des Delisch-attischen
Seebundes: Element Einer 'imperialistischen' Politik Athens? I.
Von Der Hellenensymmachie Zum Seebund”. Historia: Zeitschrift Für
Alte Geschichte 42 (4). Franz Steiner Verlag: 418–43.
http://www.jstor.org/stable/4436304.
Popp, Harald. 1968. “Zum Verhältnis Athens Zu Seinen Bündnern Im
Attisch-delischen Seebund”. Historia: Zeitschrift Für Alte
Geschichte 17 (4). Franz Steiner Verlag: 425–43.
http://www.jstor.org/stable/4435044.
Pringsheim, Fritz, The Greek Law of Sale. Weimar: Böhlau, 1950.
148
Raaflaub, Kurt, A.. 2009. “Conceptualizing and Theorizing Peace
in Ancient Greece”. Transactions of the American Philological
Association (1974-) 139 (2). The Johns Hopkins University Press:
225–50. http://www.jstor.org/stable/40651971.
Rawlings, Hunter R.. 1977. “Thucydides on the Purpose of the
Delian League”. Phoenix 31 (1). Classical Association of Canada:
1–8. http://doi.org/10.2307/1087151
Reed, C. M. Maritime Traders In the Ancient Greek World. Reprint
Cambridge: Cambridge university press, 2004.
Rhodes, P. J.. 2003. “Sessions of Nomothetai in Fourth-century
Athens”. The Classical Quarterly 53 (1). Cambridge University
Press: 124–29. http://www.jstor.org/stable/3556484.
Sánchez, Pierre, L'amphictionie Des Pyles Et De Delphes:
Recherches Sur Son Rôle Historique, Des Origines Au Iie Siècle De
Notre ère. Stuttgart: Steiner, 2001.
Sánchez, Pierre. 1997. “Le Serment Amphictionique [aeschn.
"legat." (2) 115]: Un Faux Du Ive Siècle?”. Historia: Zeitschrift
Für Alte Geschichte 46 (2). Franz Steiner Verlag: 158–71.
http://www.jstor.org/stable/4436461.
Schaefer, Hans. 1939. “Beiträge Zur Geschichte Der Attischen
Symmachie”. Hermes 74 (3). Franz Steiner Verlag: 225–64.
http://www.jstor.org/stable/4474591.
Schwab, Gustav Benjamin, Griekse Mythen En Sagen. 4e dr. Utrecht:
Het Spectrum, 1955.
Schwartzberg, Melissa, 2004. “Athenian Democracy and Legal
Change”. The American Political Science Review 98 (2). American
Political Science Association: 311–25.
http://www.jstor.org/stable/4145314.
Sealey, Raphael. 1982. “On the Athenian Concept of Law”. The
Classical Journal 77 (4). The Classical Association of the Middle
West and South: 289–302. http://www.jstor.org/stable/3297006.
149
Sheets, George A.. 1994. “Conceptualizing International Law in
Thucydides”. The American Journal of Philology 115 (1). The Johns
Hopkins University Press: 51–73. http://doi.org/10.2307/295348
Sommerstein, Allen, Torrance, and Isabelle, Oaths and Swearing in
Ancient Greece. Beiträge zur Altertumskunde, Berlin : De Gruyter,
2014.
Starr, Chester G.. 1940. “The Ancient Warship”. Classical
Philology 35 (4). University of Chicago Press: 353–74.
http://www.jstor.org/stable/264035.
Taillardat J., La trière et la guerre sur mer in Vernant, JeanPierre, Problèmes De La Guerre En Grèce Ancienne. Paris: Mouton,
1968.
Thonissen, J. J. Le Droit Pénal De La République Athénienne:
Précédé D'une étude Sur Le Droit Criminel De La Grèce Légendaire.
Bruxelles: Bruylant, 1875.
Thucydides, and Leo Lewin. Een Blijvend Bezit: De Oorlog Tussen
De Peloponnesiërs En De Atheners. Delft: Eburon, 2002.
Torr, Cecil. 1905. “Triremes”. The Classical Review 19 (9).
Cambridge University Press: 466–66.
http://www.jstor.org/stable/693910.
Velissaropoulou-Karakōsta, I. Les Nauclères Grecs: Recherches Sur
Les Institutions Maritimes En Grèce Et Dans L'orient Hellénisé.
Genève: Droz, 1980.
Wallinga, H. T.. 1990. “The Trireme and History”. Mnemosyne 43
(1/2). BRILL: 132–49. http://www.jstor.org/stable/4431893.
Whitehead, Ian. 1987. “The Periplous”. Greece & Rome 34 (2).
[Classical Association, Cambridge University Press]: 178–85.
http://www.jstor.org/stable/642945.
West, Allen Brown. 1930. “The Tribute Lists and the Non-tributary
Members of the Delian League”. The American Historical Review 35
(2). [Oxford University Press, American Historical Association]:
267–75. http://doi.org/10.2307/1837438
150
Westermann, W. L.. 1907. “Interstate Arbitration in Antiquity”.
The Classical Journal 2 (5). The Classical Association of the
Middle West and South: 197–211.
http://www.jstor.org/stable/3287241.
Wolff, Hans Julius. 1946. “THE ORIGIN OF JUDICIAL LITIGATION
AMONG THE GREEKS”. Traditio 4. Fordham University: 31–87.
http://www.jstor.org/stable/27830102.
151
152
153
Download