Universiteit Gent Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2015-2016 DE DELISCHE ZEEBOND : De kiem van een communautaire mariene zone Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Anthony Roegiers (studentennr. 01000171) Promotor: prof. dr. Dirk HEIRBAUT Commissaris: Dr. Frederik DHONDT - VOORWOORD Meestal bevat een thesisproloog alleen gezwets, meldingen waar niemand iets aan heeft. Geen mens die maalt om de studiedipjes, de onvergetelijke momenten met kroegmaten, de ouderlijke oppeppers of de beklijvend trouwhartige troostpraatjes van een bedpartner tijdens de bikkelharde opleiding aan de Gentse Universiteit. Sta mij toe dergelijke ditjes en datjes over te slaan. Wel belangrijk is dat naar oeroud gebruik de promotor wordt bedankt. Hoe kan het ook anders. Zelfs al gedroeg de dissertatiepatroon zich als een huiveringwekkende hufter of helleveeg, een scriptie waarin een literaire fuck-you-vinger wordt uitgestoken naar de begeleidende hoogleraar, rijft niet gauw een slaagcijfer binnen, en ook de omissie van bewierokende formuleverzen, zwanger van erkentenis en epiphanische extase, stemt de verbeteraar doorgaans slechtgeluimd. Professor Heirbaut, geenszins behoort U tot die dun gezaaide academische schare die een lovende eindproefinzegening tot hypocriete raaskallerij degradeert. U slaat en zalft, bemoedigt en vermaant, gunt vrijheid en stuurt bij, maar steeds met het welzijn van Uw pupillen voor ogen. Als opgeruimde poortwachter bewaakt U de toegang tot de advocatuur, wenkend naar de aspirant die in de verte komt opdagen; hij strompelt eerst, niet wetend waar de voeten te zetten tussen de ontelbare hindernissen en valkuilen; maar bij elke aanwijzing, elke opkikker die U van op afstand roept, schrijdt hij behendiger, kordater, tot de laatste spurt losbarst en U minzaam de hijgende boekenwurm toeknikt; hem rest niks anders dan te wachten tot de uitgansdeuren van de Universiteit, zoals het U belieft, ontgrendeld of verzegeld worden. Χαριν Σοι ἐχω ! 1 - INHOUDSTAFEL – VOORWOORD .................................................... 1 INHOUDSTAFEL ................................................. 2 TEN GELEIDE .................................................. 6 I. II. III. IV. V. OPZET VAN HET VERHANDELINGETJE ........................... DE ONDERZOEKSVRAAG ....................................... AFBAKENING VAN HET ONDERWERP ............................. METHODE .................................................. DE DELISCHE ZEEBOND : EEN KORTE KENNISMAKING ............. 6 6 7 8 9 EERSTE HOOFDSTUK. DE DELISCHE ZEEBOND : Enkele grondrechtelijke dimensies uitgeklaard ............... 11 I. II. III. A. B. C. D. E. IV. A. B. V. INLEIDING ............................................... 11 OPKOMST EN ONDERGANG VAN DE BOND ........................ 11 CONSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND ................. 15 Constituties in het Oude Griekenland ................. 15 Interstatelijke overeenkomsten in het Oude Griekenland 17 De Helleense statenassociaties ....................... 18 Het verdragsrechtelijke karakter van de Delische Symmachie ............................................ 20 Verhouding tussen Athene en de andere lidstaten ...... 24 INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND .................. 25 Constituties in het Oude GriekenlandDe organisatie van de Delische Zeebond .............................. 25 De organisatie van het Attische Rijk ................. 27 BESLUIT : HET BELANG VAN DE CONSTITUTIONELE EN INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE ..................................................... 31 TWEEDE HOOFDSTUK. MILITAIRE MACHTSUITOEFENING : Oorlogsvloten en zeeheerschappij ............................ 32 I. II. A. B. C. D. III. A. B. INLEIDING ............................................... DE ZEEMACHT VAN DE DELISCHE UNIE ........................ Doorvaart in vredestijd ............................... Oorlogsvloten in het oude Griekenland ................. Zeeheerschappij ....................................... Militaire tactieken ................................... DE RECHTSFACETTEN VAN DE DELISCHE ZEEMACHT .............. Krijgsnormen in het oude Griekenland ................... Dwingend karakter van het oorlogsrecht ................. 2 32 32 32 33 34 35 38 38 40 IV. A. B. C. V. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ............................ Diplomatie ............................................ Arbitrage ............................................. Collectief verweer .................................... BESLUIT : HET BELANG VAN DE MILITAIRE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE ......................... 41 41 41 44 45 DERDE HOOFDSTUK. MILITAIRE MACHTSUITOEFENING : Oorlogsvloten en zeeheerschappij ............................ 46 I. II. A. a. b. c. B. a. b. c. d. e. C. a. b. c. D. a. b. c. d. e. E. a. b. c. F. a. b. c. d. e. G. H. a. b. c. d. III. A. INLEIDING ............................................... HET PROCESRECHT IN ATHENE ............................... Pre-klassieke periode : de Helleense procesgeest ..... Mythische era ...................................... Pre-solonische era ................................. Solonische era ..................................... Klassieke periode : algemene kenmerken ............... Materiële vorderingen of formele procesinitiaties ? Onderverdeling van de geschillen ................... Belang en hoedanigheid ............................. Bewijsvoering ...................................... Executie ........................................... Berechting door een magistraat ....................... ἀνακρισις .......................................... ἐπ᾽αὐτοφωρῳ ........................................ κατα το τελος ...................................... Berechting door aristocratische instellingen ......... Ἀρειος παγος ....................................... Παλλαδιον .......................................... Δελφινιον .......................................... Φρεαττω ............................................ Πρυτανειον ......................................... Berechting door democratische instellingen ........... Προβολη ............................................ Εἰσαγγελια ......................................... Het schervengericht ................................ Berechting door volksrechtbanken ..................... Overzicht .......................................... Voorafgaande fase : ἀνακρισις ...................... Bodemproces ........................................ Beroep ............................................. Verhouding tussen ἐκκλησια en δικαστηριον .......... Berechting door private arbiters ..................... Berechting door publieke arbiters .................... Overzicht .......................................... (Pseudo-)ἀνακρισις ................................. Bodemproces ........................................ Beroep ............................................. MARITIEME PROCESSEN IN HET BIJZONDER .................... Commerciële disputen ................................. 3 46 46 46 46 48 48 49 49 51 52 54 55 56 57 57 58 59 60 63 63 64 64 65 65 66 67 68 68 70 73 74 74 77 77 77 79 79 80 82 82 a. b. c. d. Algemene kwalificatie .............................. Specifieke kwalificatie ............................ ἀνακρισις .......................................... Bodemproces ........................................ B. Strafzaken ........................................... a. Emporische misdrijven .............................. b. Piraterij .......................................... IV. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ............................ V. BESLUIT ................................................. 82 83 83 86 87 87 88 88 92 VIERDE HOOFDSTUK. PUNITIEVE MACHTSUITOEFENING : De Egeïsche Zee bevrijd van piraterij ....................... 96 I. II. A. B. C. a. b. c. d. e. f. g. III. A. B. IV. V. INLEIDING ............................................... 96 BESTRAFFING VAN MISDRIJVEN IN ATHENE .................... 96 De maatschappelijk functie van straffen .............. 96 Strafrechtelijke verantwoordelijkheid ................ 97 Overzicht van straffen ............................... 99 Doodstraf .......................................... 99 Verbanning ........................................ 100 Ontzetting uit burgerlijke rechten ................ 100 Opsluiting ........................................ 101 Verkoop als slaaf ................................. 101 Confiscatie ....................................... 102 Geldboetes ........................................ 102 BESTRAFFING VAN ZEEMISDRIJVEN IN HET BIJZONDER ......... 103 De maatschappelijk functie van straffen ............. 103 Berechting van piraterij in Athene .................. 104 INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ........................... 108 BESLUIT : BELANG VAN DE PUNITIEVE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE ................................. 110 VIJFDE HOOFDSTUK. ECONOMISCHE MACHTSUITOEFENING : Havenregelneverij en kustcontrole .......................... 112 I. II. III. A. B. a. b. C. a. b. D. INLEIDING .............................................. 112 KOOPVAARDIJ ....................................................... 112 Koopvaardij in het Oude Griekenland ................. 112 Algemene kenmerken van overeenkomsten in het Klassieke Athene .............................................. 113 Open of gesloten systeem .......................... 114 Consensueel of formalistisch systeem .............. 115 Algemene kenmerken van maritieme overeenkomsten in het Klassieke Athene .................................... 121 Bevoegde rechter .................................. 121 Documentair karakter .............................. 121 Overzicht van maritieme overeenkomsten in het Klassieke Athene .............................................. 122 4 a. b. c. d. E. IV. A. B. V. VI. Huur van een schip ................................ Zeetransport ...................................... Bodemerij ......................................... Zekerheden ........................................ Staatsinterventie ................................... VISSERIJ ............................................... Visserij in het Oude Griekenland .................... Visserijzones ....................................... INVLOED VAN DE DELISCHE BOND ........................... BESLUIT : HET BELANG VAN DE ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE ........................ 122 124 125 127 129 131 131 132 135 137 ALGEMEEN BESLUIT ........................................... 140 BIBLIOGRAFIE ............................................... 142 5 - TEN GELEIDE I. OPZET VAN HET VERHANDELINGETJE In dit vijfdelig artikel ga ik dieper in op de geschiedenis van het Europees zeerecht. Die omvangrijke kroniek overwoekert mijn navorsing bekrompen naar tijd en ijver. Noodgedwongen beperk ik mij daarom tot de aangevreten wortel van de communautaire maritieme samenwerking : de Delische Bond. Laat U zich derhalve niet verleiden, beste lezer, tot de gedachte dat deze armtierige pluk uit het verleden een volledig overzicht verschaft van een volkenrechtelijke ontwikkeling. De pertinentie van een historische uiteenzetting neemt immers toe naarmate meerdere periodieke motieven en tussenschakels betrokken worden bij het onderzoek. Aldus wordt een patroon uitgebaggerd, zoals een op het eerste zicht onsamenhangende stippenwolk, waarin men door de juiste punten te verbinden een herkenbare figuur doet opdoemen. Zo een uitputtende bespiegeling kan ik U bijgevolg niet openbaren. Niettemin is het zelden onnuttig de ontstaansprocessen van een hedendaags verschijnsel onder de loep te nemen, ook al beperkt men zich tot de prille aanvang van dit uitgespannen verloop. Recht komt uit de geschiedenis voort zoals het delicieuze afvalwater van een onophoudelijk drinkgelag. Zelfs de vroegste scharnieren van het historisch reactiemechanisme kunnen boeiende inzichten uitlokken. Moge deze summiere studie hierom verschoond wezen. II. DE ONDERZOEKSVRAAG De Delische Bond is opmerkelijk. Misschien werd er voor de eerste keer in de geschiedenis gestreefd naar een vrije zee met een gemeenschappelijke krijgsvloot. Ik hou U nog even in spanning, kwestie dat U niet onmiddellijk afhaakt. (Ik kan U onmogelijk het plezier ontzeggen zich te verkneukelen omwille van talloze 6 schrijffouten en rechtshistorische kemels, waartoe teisterende tijdsdruk mij door eigen aspiraties aangespoord heeft.1) De vraagstelling die deze scriptie oppompt, luidt dus : bewerkstelligde de Delische Bond een communautaire vrije zee ? In het onderhavig vlugschrift hoop ik Uw aandacht te gidsen naar aanwijzingen voor die κοινη θαλλαττη. III. AFBAKENING VAN HET ONDERWERP De Delische Bond omspande schierlijk de volle vijfde eeuw voor Christus (479 tot 403). Binnen deze periode, die samen met een anderhalve vierde eeuw voor Christus de zogenaamde Klassieke Helleense Era vormde, ligt de focus op de jaren 479-465, omdat het statenconglomeraat nadien transformeerde tot het Attisch Rijk, waarin er, naar analogie met haar Romeinse tegenhanger, eerder sprake was van bevelsmacht dan van gelijkheid. Er is een verschil tussen een mare liberum en een mare nostrum. De ontraadselde mariene zone betreft voornamelijk de Egeïsche zee. Dit was het belangrijkste actieterrein van de Bond. Doorheen de bespreking van de Delische Unie, die was samengesteld uit meerdere stadrijkjes, zal hoofdzakelijk scherp gesteld worden op Athene. De reden hiervoor hoeft geen breedvoerige onderbouwing. De Attische pennenvruchten leveren het leeuwendeel van de bewaarde literatuur uit dit tijdvak. Daarenboven was Athene de machtigste onder de bondgenoten. De natie bloeide door maritiem verkeer. Voor de analyse van vrijheid, vormt de dynamiek tussen zelfbeschikking en machtsuitoefening op de wateren de as van het onderzoek. De meest excessieve bewindstechnieken kristalliseerden immers de ondergrens van het vrijheidsconcept. Bijzondere interesse zuigt de materiële of formele inperking van rechten aan. Een beknopte weergave van algemene juridische fenomenen is 1 Om de een of andere reden wordt een dt-fout in de Nederlandse als een gênante misslag beschouwt, hoewel zo’n orthografisch onding ook maar een vergissing is. Hopelijk pronken er reeds een paar van deze schamelijke schuivers in de introductie zodat het ijs enigszins gebroken is, en U door de wet van het afnemend grensnut geen exorbitant leedvermaak ontplooid bij het lezen van de broodtekst. 7 dus betamelijk. Indien er in verhouding tot het gemeenrecht faciliteiten of uitzonderingen golden op vlak van de scheepvaart, duidde dit mogelijks op liberalisering. Bij de subsidiaire beoordeling van communiteit, gaat vooral aandacht naar de Delische federatiestructuur, die een zekere gelaagdheid voegde aan het vrijheidsconcept. Een onderscheid dringt zich op tussen navigatie- of exploitatiemogelijkheden voor Grieken enerzijds, en voor Barbaren anderzijds. Binnen de categorie van Hellenen kan er daarenboven differentiatie zijn tussen Delische bondgenoten en derde staten. IV. METHODE Hoe zal ik te werk gaan ? Om de ingeschapen gezindheid van deze Europese bakermatgemeenschappen te kennen, dient men een volksgeest te puren uit hetgeen werd overgeleverd. Mythische verhalen, redevoeringen, geschiedschrijving, en wetteksten zijn hiervoor geschikt. Deze bronnen ga ik onderzoeken. Bij het afborstelen van rechtsnormen uit de oud-Griekse πολεις, springen meerdere hindernissen tevoorschijn. In de eerste plaats is er de inlichtingenschaarste. Bovendien moet men zich binnen dit gering informatieaanbod dikwijls steunen op de filosofische fossilisatie van rechtsregels, hetgeen de betrouwbaarheid niet altijd ten goede komt. Aangezien er weinig bronnen zijn uit de periode –479 tot -465, zal er vaak een sprong in de tijd gemaakt worden, om vervolgens vanuit latere eeuwen een reconstruerende gok te wagen. 8 V. DE DELISCHE ZEEBOND : EEN KORTE KENNISMAKING Wat moet men zich voorstellen bij de Delische Bond ? Laat ons dit academisch avontuurtje aanvatten met wat kwakzalverswijsheid op Wikipedia (Nee beste lezer, U hoeft niet grammoedig de wenkbrauwen te bruuskeren. Iedereen consulteert deze burgerencyclopedie. Studenten die zeggen dat ze dat niet doen, liegen.) Op de wikipedische webstek staat in de huidige Lingua Franca te lezen : ‘The Delian League, founded in 478 BC, was an association of Greek city-states, members numbering between 150 to 173, under the leadership of Athens, whose purpose was to continue fighting the Persian Empire after the Greek victory in the Battle of Plataea at the end of the Second Persian invasion of Greece. The League’s modern name derives from its official meeting place, the island of Delos, where congresses were held in the temple and where the treasury stood until, in a symbolic gesture, Pericles moved it to Athens in 454 BC. Shortly after its inception, Athens began to use the League's navy for its own purposes. This behavior frequently led to conflict between Athens and the less powerful members of the League. By 431 BC, Athens' heavy-handed control of the Delian League prompted the outbreak of the Peloponnesian War; the League was dissolved upon the war's conclusion in 404 BC under the direction of Lysander, the Spartan commander.’2 Welaan, zo traumatiserend schabouwelijk was deze lekengeleerdheid nu ook weer niet. Meer nog, ik acht deze oriëntatie een ideaal startschot voor enkele studentikoze ontboezemingen. Er is ook een fraai kaartje beschikbaar3 : 2 3 en.wikipedia.org/wiki/Delian_League. en.wikipedia.org/wiki/Delian_League#/media/File:Map_athenian_empire_ 431_BC-en.svg. Voor een ‘wetenschappelijke toets’ m.b.t. de oorspronkelijke bondgenoten tussen 479 en 454 v.Chr., zie MERITT, WADEGERY, en MCGREGGOR, The Athenian Tribute Lists Vol. III, 198-199 (eilanden), 204 (Ionië), 206-207 (Hellespont), 213 (Karia), 223 (Thrakië). 9 Ziezo, we kunnen van wal steken. Vijf hoofdstukken schotel ik U voor. Beginnend bij het blootleggen van de constitutieve facetten van de Unie, behandel ik aansluitend de verschillende machtsgedaanten op de Egeïsche zee, om alle bevindingen te verbinden op het einde. Voor het overige is de opdracht van de proclamandus simpel : lees, denk, en schrijf. Geschiedenis is geen wetenschap, Zij is een muze ! 10 – EERSTE HOOFDSTUK - DE DELISCHE ZEEBOND : Enkele grondrechtelijke dimensies uitgeklaard I. INLEIDING In de oude Helleense wereld was de statenbond een opmerkelijk verschijnsel. Het bewerkstelligen van een gezamenlijke besluitvorming was dikwerf de voornaamste drijfveer, in weerwil van het misbruik waaraan heerszuchtige partijstaten zich veelvuldig hebben bezondigd. Er bestonden meerdere noemenswaardige volkerencoalities, maar op het gebied van maritieme samenwerking was de Attisch-Delische Zeebond de belangrijkste. De organisatie van deze rond Athene uitzwellende stedenassociatie wordt hieronder behandeld. Nadat de ontstaansgeschiedenis van de Liga is besproken, wordt haar constitutionele aard gefileerd, om als laatste kwestie enkele institutionele aspecten te onderzoeken. II. OPKOMST EN ONDERGANG VAN DE BOND Toen Koning Xerxes de Hellespont overstak, verenigden talrijke steden zich in de Helleense krijgsunie4, ἡ συµµαχια των Ἑλληνων, zo placht men die althans te noemen5, ofschoon dit statensyndicaat een uitbreiding was van de toenmalige Peloponnesische Liga, aangevoerd door Sparta.6 Nog nooit vochten zoveel Grieken samen. Nadat de Themistokliaanse troepen gezegevierd hadden over die barbaarse boten uit het Oosten, werd Athene almaar machtiger. De Atheners bouwden een schutmuur7, tot ongenoegen van Sparta, hierbij verkondigend dat, wanneer het bondgenootschap zou beraadslagen, zij voortaan heel goed wisten 4 5 6 7 KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, LARSEN, The constitution of the Peloponnesian MERITT, WADE-GERY, en MCGREGGOR, The Athenian 97. Contra BRUNT, The Hellenic League against KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 11 31-33. League, 263. Tribute Lists Vol. III, Persia, 141 en 146-149. 36. wat goed was voor henzelf en alle andere Grieken.8 Eenmaal Pausanias, een Lakedaimonische leider, omwille van tirannieke tics het bevel over de Griekse eenheden ontnomen was, zagen de Attiërs hun kans schoon. Ze namen het commando over, en vanaf dat ogenblik vergaderden zij met de geallieerden in de tempel van Delos.9 De Spartanen trokken zich terug uit de Helleense Krijgsunie, samen met hun bondgenoten, waarover zij het meeste te zeggen hadden. De Peloponnesische en Delische organisaties wedijverden om de grootste invloedssfeer. Dit hanig bestuur ontlokte een eerste onderlinge strijd , met overwinningen en nederlagen aan beide kanten. Daarna sloten Sparta en Athene een dertigjarig peisbestand. De twee liga’s werden toen uitdrukkelijk erkend. Onderwijl was de Attische administratie van de Zeebond in imperialistische konkelarij ontaard. Het opstandige eiland Samos werd met geweld onderworpen toen de inwoners de bondsbijdragen niet langer wilden betalen, en uiteindelijk liet Perikles de schatkist uit het heiligdom naar zijn eigen ambtsgebied zeulen. Veertien jaar gedijde die wapenstilstand. Sparta oordeelde dat Athene haar verdragsverplichtingen geschonden had door de Corinthiërs, die hun medestanders waren, te misnoegen. Verbroken was de vrede. De oorlog die opnieuw uitbarstte tussen de stadstaten, mondde uit in de val van Athene. De eens zo trotse natie werd gefnuikt, en de Delische Liga ontbonden. Athene slaagde er nooit meer in haar vroegere luister te recycleren. 8 9 Thuc. 1.91 KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 38. 12 Figuur 1 : De belangrijkste statenassociaties in de 5de eeuw voor Christus (eigen figuur). Vierdelige tijdlijn. De Delische Zeebond (479-404) Het Attische Rijk (454-404) De Helleense Bond (490-480) Boeotische Bond (446-338) De Peloponnesische Bond (6de eeuw-338) 13 Figuur 2 : Het bestuur van de Zeebond (eigen figuur). Vierdelige tijdlijn. Op de eerste rij de evolutie van bond naar imperium. Op de tweede rij de belangrijkste oorlogen. Op de derde rij de Attische bestuursvorm. Op de vierde rij de meest prominente generaals. 479 oprichting van de Delische Zeebond. 465 Athene slaat de opstand in Thasos neer : het startpunt van een imperialistische herschepping 454 Perikles laat de schatkist naar Athene brengen : de voltooiing van het Attische Rijk. 490-480 De Tweede Perzische Oorlog 460446 De Eerste Helleense Oorlog (Athene-Sparta) 404 De val van het Attische Rijk : het einde van de Bond 446431 30jarige Vrede 431-404 De Tweede Helleense Oorlog 508-470 Klassieke Kleisteniaanse democratie : De Raad en de volksvergadering zijn de machtigste Atheense instellingen 470-460 Conservatieve Kimoniaanse democratie : De Aereopaag is de machtigste Atheense instelling 460-403 Progressieve Perikliaanse democratie : De Raad en de volksvergadering zijn de machtigste Atheense instellingen. 479-471 Themistokles voert de Zeebond aan 471-460 Kimon voert de Zeebond aan 460-429 Perikles voert de Zeebond aan (quasi-keizerschap) 14 404 bewind van de dertig tirannen 429-404 Kleon, Nikias en Alkibades voeren achtereenvolgens de Zeebond aan III. CONSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND A. Constituties in het Oude Griekenland In de 5de eeuw v. Chr. leken de Attiërs geen onderscheid te maken tussen wetten die de staatsinstellingen behelsden en normen met een andere finaliteit. Thucydides bijvoorbeeld gebruikt het veelomvattende woord πολιτεια om naar de Atheense staatsinrichting te verwijzen. De verordeningen van Drakon, Solon en Kleisthenes waren de belangrijkste publiekrechtelijke instrumenten ten tijde van de Zeebond. De Drakonische decreten regelden de bevoegdheid van de Areopaag in moordzaken, de Solonische schikkingen en Kleisthiaanse conventies hadden betrekking op alle andere politieke organen. Recht kon weliswaar ongeschreven zijn, maar de meeste institutionele richtsnoeren werden op houten of stenen platen gekorven.10 Er bestonden meerdere begrippen waarmee een bindende bepaling werd vereenzelvigd. Νοµος was de ruimste norm. Het ging om afspraken die iedereen aanvaardde, waaronder gewoonte en goddelijk recht. Vaak werd νοµος als overkoepelende term gebezigd. θεσµος was de benaming voor regelgeving die een overheid oplegde. Vanaf de 5de eeuw v. Chr. duikt onder invloed van de democratische kentering een kersverse formulering op : ψηφισµα. Onder deze categorie vielen besluiten van de volksvergadering.11 In 403 v. Chr. brak een nieuwe periode aan onder Εὐκλειδης. Het regime van de dertig tirannen capituleerde, en Athene waagde zich aan hip legifereren. Deze baanbrekende rechtsvernuftigheid kwam in zwang net toen het Attische Rijk was uiteengespat. Voor de materie die in dit strooischrift wordt aangeraakt, is de onderhavige uitweiding zonder nut. Het zijn een paar informatieve alineaatjes die illustreren hoe opwindend geraffineerd een preRomeinse judicatuur kon zijn. Ten gevolge van de Euklidische hervormingen moest ieder voorstel om bestaande wetgeving te amenderen na een stemming in de ἐκκλησια worden voorgelegd aan de νοµοθεται. Deze raad, uit de jurylijst gekozen door de 10 11 MACDOWELL, The Law of Athens, 43-44. MACDOWELL, The Law of Athens, 45. 15 volksvergadering zelf, fungeerde als controleorgaan, dat de opdracht had inconsistenties en normconflicten te onderzoeken. De νοµοθεται konden een ψηφισµα blokkeren. Daarenboven werden vijf belangrijke principes verwaaierd : (a) Geen enkele wet aangenomen voor 403 v. Chr. was nog geldig (b) Ongeschreven wetten konden niet afgedwongen worden (c) Een νοµος had voorrang op een ψηφισµα (d) Misdrijven gepleegd voor 403 v.Chr. konden niet langer worden vervolgd (e) Wetten konden geen betrekking hebben op individuen, tenzij er een bijzondere meerderheid was in de ἐκκλησια. Νοµοι ἐπ’ ἀνδρι moesten zesduizend stemmen vergaren. Wellicht ging het eerder om een aanwezigheidsquorum.12 De afkeer voor ongeschreven maatstaven is opmerkelijk. Deze regel lijkt niet-opgetekend gewoonterecht volledig te elimineren; een opvatting die enigszins genuanceerd kan worden, nu de ruime discretionaire appreciatie van de volksrechtbanken behouden bleef. Juryleden konden nog steeds naar billijkheid oordelen over zaken die niet door wetten werden behartigd.13 Een boeiende bepaling is de verhouding tussen ψηφισµα en νοµος : ψηφισµα δε µηδεν µητε βουλῆς µητε δηµου νοµου κυριωτερον εἶναι.14 Heerlijk gewoon. Νοµος ontwikkelde zich tot een hogere norm die niet langer door de δηµος werd vervaardigd, maar door de Legislatieve Raad.15 Ψηφισµατα van de ἐκκλησια bleven verbindend, maar indien zich een strijdigheid voordeed met eerdere beslissingen van de νοµοθεται, konden burgers een vernietigingsberoep instellen bij een δικαστηριον, een belangrijke juryrechtbank.16 Vroegere volksvergaderingsbesluiten die indruisten tegen een nieuwbakken νοµος werden automatisch opgeheven, want de γραµµατευς της βουλης kreeg de opdracht alle bestaande ψηφισµατα te zuiveren.17 In de periode van de Delische Zeebond was het Attisch recht nog niet tot zulke luister uitgebot. Νοµοι en ψηφισµατα betekenden hetzelfde. Ofschoon de Grieken het arsenaal aan wetten dat de verhouding tussen overheid en burger beklonk, niet echt als een grondwet 12 13 14 15 16 17 MACDOWELL, The Law of Athens, 48-49. JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 135. HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens, HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens, HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens, HANSEN, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens, 16 324. 330. 325. 324. beschouwden, was er wel een zeker constitutionaliteitsbesef. Dergelijke gouvernementele basisprincipes en institutionele mechanismen tref je eveneens aan bij de statenbonden. De stichtingsregels werden opgenomen in verdragen, aanvankelijk in de vorm van plechtige mondelinge verklaringen. Later liet men de internationale afspraken in stenen tabletten beitelen, en deze στηλαι werden niet noodzakelijk vernietigd nadat de overeenkomst was geschonden.18 De prille bondsconstituties beperkten zich tot kaderstipulaties en intentiebescheiden. Bovendien waren avondroodclausules gangbaar, de partijen verbonden zich niet voor onbepaalde duur.19 Naderhand kregen deze pacten een bestendige aard en werd hun inhoud verfijnd, het oprichtingstraktaat van de tweede Panhelleense Unie onder Demetrios Poliorketes bijvoorbeeld beschrijft tamelijk nauwkeurig de bevoegdheden van het parlement.20 Van de Delische Statenunie werd geen geschreven grondverdrag bewaard. Om het bestel van deze Liga beter te kunnen verbeelden, wordt hieronder de thematiek van internationale akkoorden verder uitgespit. B. Interstatelijke overeenkomsten in het Oude Griekenland In het Oude Griekenland vloeide de bindende kracht van volkenrechtelijke verplichtingen voort uit de eed waarmee een statenovereenkomst werd geratificeerd. Deze eed laat zich omschrijven als een verklaring tegenover een bovennatuurlijke entiteit, waarin men een vloek over zichzelf afroept indien de belofte door eigen toedoen zou worden gebroken.21 Deze plechtige uiteenzetting had dus een sacraal karakter, dat de Hellenen niet zonder meer dorsten te miskennen.22 Zo sprongen bewindslieden in antieke verhalencyclus niet al te losjes om met beloftes, zelfs de Goden haalden het niet in hun hoofd om terug te komen op een eed die zij bij de Styx hadden gezworen.23 Een mythologisch motief dat geïnterpreteerd kan worden als een richtsnoer voor 18 19 20 21 22 23 BOLMARCICH, The afterlife of a Treaty, 477-478. SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 315. CARY, A Constitution of the United States of Greece, 140-143. SOMMERSTEIN en TORRANCE, Oaths and Swearing in Ancient Greece, 1-2. HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the Middle Ages, 917. SCHWAB, Griekse Mythen en Sagen, 51. 17 heersers. Een opmerkelijk voorbeeld, in de vierde eeuw voor Christus bevocht de Thebaanse generaal Lakrates, de troepen van zijn medeofficieren, omdat zij de gecapituleerde bevolking van Pelousion aanvielen. De veldheer had gezworen dat de overwonnen inwoners de buitgemaakte stad ongedeerd zouden kunnen verlaten.24 Daarenboven was er een zeker rechtsbesef wat het naleven van verdragsnormen betrof; het beginsel pacta sunt servanda kan worden afgeleid uit de diplomatieke gedragingen die Thukydides beschrijft.25 C. De Helleense statenassociaties Welke verdragsrechtelijke aard had de Zeebond nu? Laat ons eerst even uitweiden over de toenmalige interstatelijke samenwerkingsvormen. Je had ruwweg vier klassen26 : κοινη εἰρηνη, ἀµφικτιονια, συµµαχια en συµπολιτεια. Κοινη εἰρηνη was een permanent en collectief staakt-het-vuren, dat betrekking had op alle oorlogvoerende partijen, en verwezenlijkt werd door een specifiek verdrag.27 Vermaard is de Koningsvrede van 387 voor Christus. Dit traktaat was een enorme sprong in het volkenrecht, want voor de eerste keer werd de verplichting opgelegd gemeenschappelijk op te treden tegen onbesuisde verdragsschenders. Voor 387 v.Chr. worden alleen regelingen van bepaalde duur aangetroffen, bekokstoofd door legeraanvoerders met handslag en eed (σπονδαι και ὁρκοι), waarin een tijdelijke negatie van oorlog aan de orde was.28 Het dertigjarig Vredesakkoord tussen Athene en Sparta is daar een voorbeeld van. Ἀµφικτιονια laat zich omschrijven als een verbond met religieus karakter ter bescherming van een cultus of een tempeloord. De belangrijkste was de Delphische Amphiktyonie, die tot doel had het Pythisch Heiligdom te beschermen, het vrij verkeer van 24 25 26 27 28 SOMMERSTEIN en TORRANCE, Oaths and Swearing in Ancient Greece, 283. SHEETS, Conceptualizing International Law in Thucydides, 54. LARSEN, Federation for peace, 145 e.v. RYDER, Koine Eirene : General Peace and Local Independence in Ancient Greece, XV. LOENEN, Polemos : een studie over oorlog in de Griekse oudheid, 81-82. 18 personen te waarborgen, en krijgsbuitenissigheden in te dammen.29 De partijen zwoeren, noch elkaars grondgebied te teisteren, noch de watertoevoer af te sluiten - zelfs niet in oorlogstijd - noch de goddelijke tempelbezittingen te ontvreemden. Eendrachtig dienden zij de stadstaten te vernielen die deze verbodsbepalingen overtraden.30 De Amphiktyonische Raad van Delphi had overigens jurisdictionele bevoegheden, zij fungeerde soms als een Panhellenistisch gerechtshof.31 Maar daar komen we later nog op terug. Daarnaast bestond συµµαχια, een militaire unie, waarmee men een gezamenlijke vijand wou verslaan. De naties die partij waren bij de bond, behielden hun autonomie. Deze samenwerkingsvorm was de meest succesvolle. De kerngedachte was dat meerdere πολεις overleg pleegden met het oog op het voeren van een gemeenschappelijk defensiebeleid. Ter inlichting, een συµµαχια kon bestaan uit meerdere binnenunies. Dit kwam voor in de Peloponnesische Bond; zo werd de nevenhegemonie van Elis gekortwiekt door Sparta, toen deze interne alliantie te groot werd.32 Συµπολιτεια duidt op een uitgerijpte federale staatsstructuur met een stolpadministratie. Er heerst wat verwarring met het begrip κοινον, dat eveneens aan een bepaalde mate van federalisering uitdrukking geeft.33 Het onderscheid tussen συµµαχια, συµπολιτεια en κοινον is bijgevolg niet altijd zonneklaar.34 Merk op dat κοινον in wetteksten voorkomt als algemene term voor federale staatsentiteiten.35 Als je de opvattingen van Xenophoon over federalisme onder de loep neemt, zal je vaststellen dat er binnen de categorie van συµπολιτεια of κοινον een schakering was, gaande van soepel confederalisme, dat in wezen niet veel verschilde van 29 30 31 32 33 34 35 SANCHEZ, Le Serment Amphictionique, 159. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 377. BONNER en SMITH, Administration of Justice in the Delphic Amphictyony, 1. CAPREEDY, A league within a league : the preservation of the Elean symmachy, 503. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 382. BECK, Polis und Koinon : Untersuchungen zur Geschichte und Struktur der griechischen Bundesstaaten im 4. Jahrhundert v. Chr, 10-11. BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon on Federalism, 359. 19 een symmachie met autonome partijsteden, tot behoorlijk complex federalisme. Rond die eerste pool situeerden zich bijvoorbeeld de Arcadische en Boeotische Bond.36 Ergens in het midden zweefde de Chalcidische Bond37, die een zuiver militaire constellatie ontgroeid was door civiele privileges en commerciële rechten toe te kennen aan de inwoners. Aan het andere spectrumuiteinde bevond zich Keos, dat samen met Hestiaia en vermoedelijk ook Eretria een kleine maar geraffineerde bestuurlijke eenheid vormde, bestaande uit φυλαι, τριττυες en χῶροι.38 Je had ook nog ἐθνος. Hier gaat het niet zozeer om een staatkundige entiteit. Er wordt eerder verwezen naar een bepaald samenhorigheidsgevoel. Natie lijkt een gepaste vertaling, hoewel dit woord als soms als synoniem voor κοινον wordt gebezigd.39 Gesteld kan worden dat ἐθνος het tegenovergestelde is van ἀρχη.In het eerste geval bestaat er een κοινον die de hoogste graad van integratie heeft bereikt, door op natuurlijke wijze een hechte gemeenschap te baren, bijna zoals een πολις. Bij die andere bestuursvorm gaat de κοινον door dwang en onderwerping lijken op een stadstaat onder centraal gezag. D. Het verdragsrechtelijke karakter van de Delische Symmachie De Helleense Krijgsunie wordt beschouwd als een συµµαχια40, en de Delische Bond had in zijn prille jaren hetzelfde karakter.41 Sommigen menen dat de Delische Liga eigenlijk de Helleense Krijgsunie was, voorgezeten door Athene42, anderen verdedigen dat zij aanvankelijk een afzonderlijke organisatie was binnen dat 36 37 38 39 40 41 42 BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon on Federalism, 359. BECK, The laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon on Federalism, 360-362. LEWIS, The federal constitution of Keos, 1. LARSEN, Representation and Democracy in Hellenistic Federalism, 78. PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes : Element einer imperialistischen Politik Athens ? I. Von der Hellenensymmachie zum Seebund, 422. LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League, 187190. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 378. MARTIN, La Vie Internationale dans la Grèce des cités, 151. 20 groot militair verbond tegen de Perzen, hetwelk een bestendig karakter had.43 Die eerste opvatting verdient de voorkeur. Thukydides suggereert dat de Delische Bond een voortzetting was van de Helleense krijgsvereniging, maar nu onder leiding van Athene, nadat de Spartanen zich stilzwijgend teruggetrokken hadden door geen vlootaanvoerders meer te zenden : παραλαβόντες δὲ οἱ Ἀθηναῖοι τὴν ἡγεµονίαν τούτῳ τῷ τρόπῳ ἑκόντων τῶν ξυµµάχων διὰ τὸ Παυσανίου µῖσος, ἔταξαν ἅς τε ἔδει παρέχειν τῶν πόλεων χρήµατα πρὸς τὸν βάρβαρον καὶ ἃς ναῦς.44 De schrijver gebruikt παραλαµβανειν, wat overnemen of ontvangen betekent, in combinatie met ἡγεµονιαν bedoelt hij hier duidelijk ‘het opperbevel erven’, en deze gedachte wordt nog eens versterkt door de uitlating ἑκόντων τῶν ξυµµάχων, die aangeeft dat de lidstaten de machtswissel goedgekeurd hadden. Je treft inderdaad passages aan bij Diodoros en Aristoteles, waarin wordt beweerd dat er een afzonderlijk grondverdrag was voor de Delische Bond.45 Maar Herodotos, schetst een getrouwer beeld dan latere schrijvers, zoals Aristoteles en Diodoros. Hier komt een stuk over de Helleense Krijgsunie : συλλεγοµενων δε ἐς τὠυτο τῶν Ἑλληνων τῶν περι την Ἑλλαδα τα ἀµεινω φρονεοντων και διδοντων σφισι λογον και πιστιν.46 Hij zegt dat alle Grieken die het beste voorhadden met Griekenland samenkwamen, en aldaar letterlijk vertaald- woord en vertrouwen uitwisselden. Na deze belangrijke passage, somt hij de maatregelen op waartoe dit congres besloten had : het bekrachtigen van onderlinge vrede, het uitzenden van spionnen die Xerxes’ gevolg in de gaten moesten houden, en het vragen van hulp aan andere stadstaten. In een later tekstdeel47 wordt gepreciseerd dat de Grieken daarbij een eed hadden gezworen tegen de Perzen : Οἱ δε συνωµοται Ἑλληνων ἐπι τῳ Περσῃ. 43 44 45 46 47 BRUNT, The Hellenic League against Persia, 149 en 153. LARSEN, The constitution of the Peloponnesian League, 263- 265. LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League, 204-208. Cf. CAWKWELL, The Peace between Athens and Persia, 1. Thuc. 1.96. LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League, 182183. LARSEN, The constitution of the Peloponnesian League, 267. Her.vii,145. Zie BRUNT, The Hellenic League against Persia, 136 e.v. Her.vii,148. 21 De combinatie van deze fragmenten leert dat de zogenaamde Helleense Krijgsunie eerder een informeel karakter had. Door de Perzische dreiging moesten de geallieerden snel handelen, wat tot gevolg had dat deze συµµαχια geen uitgekiende constitutionele structuur kende. Bovendien is het weinig waarschijnlijk dat de rivaliserende stadstaten brandden van verlangen om op grote schaal een blijvend supranationaal systeem te wrochten. Het lijkt aannemelijker dat er, onder leiding van Sparta, vooral interstatelijk overleg was, met het oog op gecoördineerde militaire acties48, waarbij de partijen onder ede bepaalde verdragsverplichtingen moesten eerbiedigen; zonder dat deze ontmoetingen een echt volkenrechtelijk vergaderorgaan in het leven riepen. Bovendien zijn de bewoording van Thukydides een hint voor de toenmalige perceptie bij de Griekse bevolking : οἱ δὲ αἰσθόµενοι ἀπῆλθον, καὶ ἄλλους οὐκέτι ὕστερον ἐξέπεµψαν οἱ Λακεδαιµόνιοι, φοβούµενοι µὴ σφίσιν οἱ ἐξιόντες χείρους γίγνωνται, ὅπερ καὶ ἐν τῷ Παυσανίᾳ ἐνεῖδον, ἀπαλλαξείοντες δὲ καὶ τοῦ Μηδικοῦ πολέµου καὶ τοὺς Ἀθηναίους νοµίζοντες ἱκανοὺς ἐξηγεῖσθαι καὶ σφίσιν ἐν τῷ τότε παρόντι ἐπιτηδείους.49 De historiograaf stelt duidelijk dat de Spartanen geen aanvoerders meer mandateerden, omdat dit slecht was voor hun stad. Ze wilden af van de oorlog, en meenden dat de Atheners op degelijke wijze leiding zouden geven. Deze zin wordt pas betekenisvol, wanneer men aanvaardt dat de Helleense Krijgsunie een losse, officieuze statenassociatie was, waarbinnen Athene het commando overnam, toen Sparta, en dus haar Peloponnesisch Rijkje, dat overigens het leeuwendeel die Hellenensymmachie vormde50, zich teruggetrokken had.51 Vanuit deze invalshoek kan worden betoogd dat Athene, van zodra de stad het bevel voerde, een constitutionalisatiemanoeuvre heeft verricht door te bepalen dat alle lidstaten een bijdrage moesten leveren, ofwel in geld ofwel in schepen; en door de post van schatkistbewaarder in het leven te roepen; alsook het bedehuis 48 49 50 51 Cf. συλλεγοµενων en διδοντων λογον και πιστιν. Thuc. 1.95. PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes : Element einer imperialistischen Politik Athens ? I. Von der Hellenensymmachie zum Seebund, 427. Cf. ἀπαλλαξείοντες. 22 van Delos aan te duiden, niet alleen als bewaarruimte voor de bondskas, maar ook als vaste vergaderplaats.52 Ofschoon er niet echt sprake was van een juridisering - een term die een tikkeltje voorbarig blijkt binnen de Oudgriekse tijdslus - kan minstens worden gewaagd van een verfijnde formalisatie. De bevinding dat de Delische Liga een reorganisatie was van de Helleense Krijgsunie, is niet verstoken van enig belang. Door deze veronderstelling mag worden aangenomen dat de oorspronkelijke Delische partijstaten dezelfde waren als die van de antiPerzische Oorlogsbond, op de Peloponnesische leden na. De oudste lijst met cijnsbare steden dateert immers van 454 voor Christus.53 Voor de periode 479-465 blijft men in het ongewisse wat de precieze omvang van het bondgenootschap betreft. Vermeldingen van niet-Lakedaimonische besturen in de Helleense Krijgsunie kunnen dus als uitganspunt dienen voor een reconstructie. Aldus had Athene de Helleense Krijgsunie omgeschapen tot een plechtige Bond, terwijl Sparta terugplooide op de reeds gevestigde Peloponnesische Liga. Boeiend is de beslissing om een tempel als bestuursmiddelpunt te kiezen, hetgeen doet vermoeden dat de Delische Unie ook het karakter van een ἀµφικτιονια kreeg.54 Een bijkomende consolidatietruuk, want hierdoor mag worden verondersteld dat de Bond permanent werd55, en dat er een recht van doorvaart bestond naar het heiligdom. Immers het vrij verkeer van personen in de richting van het hiëratisch centrum was een essentieel onderdeel van de amphiktyonische bescherming.56 Een dergelijk passagerecht werd bovendien uitdrukkelijk erkend in sommige vredesverdragen, zoals het bestand van Nikias : περὶµὲν τῶν ἱερῶν τῶν κοινῶν, θύειν καὶ ἰέναι καὶ µαντεύεσθαι καὶ θεωρεῖν κατὰ τὰ πάτρια τὸν βουλόµενον καὶ κατὰ γῆν καὶ κατὰ θάλασσαν ἀδεῶς.57 52 53 54 55 56 57 Thuc. 1.96. MERITT, WADE-GERY, en MCGREGGOR, The Athenian Tribute Lists Vol. III, 5. BALCER, Separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 32. cf. BOAK, Greek Interstate Associations and the League of Nations, 377. SANCHEZ, Le Serment Amphictionique, 159. Thuc.5.18. 23 E. Verhouding tussen Athene en de andere lidstaten Hoewel de partijen in het begin autonoom waren58, trok Athene na verloop van tijd de macht naar zich toe, waardoor de συµµαχια afgleed naar een ἀρχη.59 Oorspronkelijk hadden lidstaten de mogelijkheid om eigen wetten te maken, eigen magistraten te verkiezen, en eigen rechtbanken in te stellen.60 Vanaf het ogenblik dat in Attische wetten de formule ἐν τῶν πολεων ὧν Ἀθηναῖοι κρατοῦσι voorkomt61, ongeveer rond 440 v. Chr., lijkt die zelfstandigheid verdampt te zijn. Athene maakt er dan geen geheim meer van dat zij heerst over de andere bondstaten door regels uit te vaardigen die op ieder van toepassing zijn. Daar komt nog bij dat er een decreet werd gestemd, die het verplicht gebruik van de Atheense munt doorvoerde in de gehele Unie62, en dat de schatkist werd geconfisqueerd; wat kan worden gezien als een poging om de amphiktyonische bescherming rond de tempel van Delos te enten op het Attisch Partheon.63 Door deze constitutionele chirurgie werd de συµµαχια opgekalefaterd tot een συµπολιτεια, waarin Athene eenzijdig de leden bestierde. Thucydides oppert dat dit van meet af aan hun ware intentie was. Als hij de oorspronkelijke strekking van de bijdragen kenschetst, pent hij64 : προσχηµα γαρ ἦν ἀµυνεσθαι ὧν ἐπαθον δῃοῦντας την βασιλεως χωραν. De bedoeling van die bijdragen was wraak voor hetgeen ze hadden geleden door middel van verwoestingen op het grondgebied van de Koning. Προσχηµα is een kleurrijke term, die men gerust als ‘het voorgespiegelde oogmerk’ mag vertalen. Hieruit kan worden afgeleid dat de pientere Grieken toen al beseften dat de Atheners een verborgen agenda hadden.65 58 59 60 61 62 63 64 65 Thuc. 1.97. POPP, Zum Verhältnis Athens zu seinen Bündern im attisch-delischen Seebond, 425. STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 21. STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 19. BALCER, separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 34. BALCER, separatism and anti-separatism in the Athenian Empire, 34. Thuc. 1.96. RAWLINGS, Thucydides on the Purpose of the Delian League, 1-8. 24 Het kantelpunt ligt tussen de opstand in Naxos en de onderwerping van Samos.66 Er moet evenwel rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het neerslaan van rebellie geschiedde met de goedkeuring van de Liga.67 De symmachie was immers voor een bestendige duur gesmeed, en opstandige leden verziekten het hele concept van militaire toenadering. Terugkrabbelen werd beschouwd als een vorm van desertie. Revoltes waren niet alleen voor Athene maar eveneens voor geëngageerde geallieerden een doorn in het oog. Op zich zijn de ordehandhavingsexpedities dan ook geen verwezenlijking van eenzijdige dominantie. De Attische reactie op de Thasische oproer in 465 v.Chr. krijgt voor het eerst een iets wrangere bijsmaak.68 Hier werd het conflict tussen Athene en Thasos niet gevoed door deloyaliteit of krijgstuchtelijke insubordinatie, maar ontsproten er economische passies. Athene en Thasos plukhaarden over handelsplaatsen en mijnen. Diodoros fulmineert dat Athene sedertdien haar bondgenoten met geweld begon te bejegenen en hen niet langer als gelijken zag.69 Aan de andere kant, de meeste lidstaten bleven Athene trouw tot aan de ineenstorting van de Bond70, en de Atheners waren naar hen toe zeker niet bruter dan andere hegemonistische besturen in die tijd.71 Een rijk dat alleen gegrondvest is op dwingelandij en dril, houdt het meestal niet lang vol. Athene koorddanste op de schemerige scheiding tussen oorbare diplomatie en dreigtaal, overtuigend door hun vloot. Perikles bijvoorbeeld voerde een bezield panhelleens beleid. IV. INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE ZEEBOND A. De organisatie van de Delische Zeebond Toen gelijkheid en onafhankelijkheid de kernwaarden waren van de Unie, werden drie specifieke bondsambten geïnstalleerd : de 66 67 68 69 70 71 WEST, The Tribute List and de Non-tributary Members of the Delian League, 270. KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 46. KAGAN, The Outbreak of the Peloponnesian War, 47-48. Diod.11.703 STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 16. STE. CROIX, The Character of the Athenian Empire, 14. 25 ἑλληνοταµιαι, κηρυκες en προξενοι polijsten de interstatelijke relaties. In het συνεδριον werden gezamenlijke standpunten ingenomen en richtinggevende beslisingen gestemd door afgevaardigden van de lidstaten. De uitvoering van die kaderbesluiten berustte bij de politieke organen van de lidstaten. De tien ἑλληνοταµιαι waren de schatkistbewakers van de Delische Liga. Zij inden de bijdragen, en hielden de rekeningen bij.72 Het mandaat van προξενος en κηρυξ bestond ook buiten de Zeebond. Het waren belangrijke internationale functies. De κηρυξ was een onschendbare boodschapper. De regel dat een heraut niet mocht worden aangevallen of gevangengenomen, behoorde tot de νοµοι παντῶν τῶν ἑλληνικων.73 De προξενος was een ereburger die in zijn eigen stadstaat als aanspreekpunt diende voor buitenlanders. Hij moest bemiddelen tussen migranten en de plaatselijke overheid.74 De Unie versterkte hun positie. Vooreerst werden κηρυκες op frequentere basis uitgezonden, gezien de nauwere internationale relaties. De werkzaamheden van deze gezanten kregen een quasipermanent karakter. Daarnaast konden de προξενοι zich meer veroorloven. Het concept van diplomatieke onschendbaarheid was de Grieken tot dan toe onbekend.75 Stadstaten vaardigden geen vertegenwoordigers af en externe betrekkingen werden niet beschouwd als een afzonderlijke bestuursfunctie. Het belang van de προξενος die enkel over vrijblijvende consulaire bevoegdheden beschikte, was dus vrij beperkt. Maar door de verplichting dezelfde vrienden en vijanden te delen, zou een aanval op de προξενοι een inbreuk hebben betekend op de bondsconstitutie. Door deze onrechtstreekse bescherming nam de diplomatieke waarde van het proxeenambt toe. Het parlement van een statenbond heette doorgaans συνεδριον. In het συνεδριον van de Delische Liga werd het oorlogsbeleid bepaald.76 Hoogstwaarschijnlijk bestond de delegatie niet uit 72 73 74 75 76 LEPPIN, Die ἀρχοντες εν ται πολεει des Delisch-Attischen Seebundes. PRITCHETT, The Hellenotamiai and Athenian Finance, 295 en 297. HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the Middle Ages, 914. MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 320. MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 321. LARSEN, The constitution and original purpose of the Delian League 194195. 26 leden van de municipale volksvergaderingen, maar werden hoge legerofficieren afgevaardigd. Hoewel de representatie mogelijks vastgesteld werd op basis van de fiscale draagkracht, mag worden aangenomen dat ieder lid slechts één stem had, nu Thucydides vermeldt dat de machtige bondspartijen er niet in slaagden de besluitvorming te sturen door het numerieke overwicht van de vele kleinere stadstaten die Athene controleerde.77 Ook in het assemblee van de Achaeïsche Bond, waarvoor de Delische krijgsvereniging model stond, hadden de onderscheiden πολεις één stem.78 In contrast met de institutionele structuur van de Aetolische Bond, die over een ἐκκλησια, συνεδριον en συνοδος ἀποκλητων beschikte, telde de Delische Liga slechts één gezamenlijk overlegorgaan.79 Een punt van gelijkenis met deze laatste confederatie is evenwel de richtinggevende aard van het συνεδριον, dat zich over minder vitale zaken minder boog, of beslissingen van de ἐκκλησια preciseerde.80 B. De organisatie van het Attische Rijk In het Attische Rijk werden de vroegere ambten behouden ten behoeve van heerszuchtige beslommeringen. Zo bracht de κηρυξ niet langer boodschappen over, maar besluiten die op alle lidstaten van toepassing waren.81 In een Atheense wet uit 453 v. Chr. worden voor het eerst imperiumfunctionarissen vermeld.82 Er waren drie belangrijke bestuursposten binnen het Attische Rijk : ἀρχοντες, ἐπισκοποι, en φρουραρχοι.83 De attische uitzendambtenaren genoten immuniteit. Een gewelddaad tegen deze prominenten leidde tot vervolging wegens hoogverraad.84 De ἐπισκοπος gaf raad aan de overheid van de lidstaten. De magistraat zag ter plaatse toe op de samenstelling van de 77 78 79 80 81 82 83 84 LARSEN, The constitution and original purpose of the 195. CASPARI, the Parliament of the Achaean League, 218. LARSEN, The assembly of the Aetolian League, 1. LARSEN, The Assembly of the Aetolian League, 13-15. BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 27 Delian League 194- 271. 259 258. 262 volksvergaderingen en bestuurscolleges.85 Hij kon buitenlandse bewindslieden vervolgen voor Atheense rechtbanken wanneer zij de wetten van de hegemonistische stad overtraden, bijvoorbeeld door locale munten te gebruiken of attische administrateurs te verjagen.86 De φρουραρχος was een garnizoenscommandant.87 Hij belichaamde de militaire aanwezigheid van Athene in de bondstaten, en assisteerde de ἐπισκοπος indien dwanguitoefening werd vereist. Een stap verder dan het toezicht door de ἐπισκοποι ging de opdracht van de ἀρχοντες ἐν ταις πολεσι. In sommige steden installeerde Athene een eigen regime. Deze ἀρχοντες fungeerden als plaatselijke regenten die het dagelijks bestuur waarnamen.88 In dat geval had de bondstaat geen zelfstandige regeringsvorm meer. De functie van ἀρχοντες ἐν ταις πολεσι mag niet worden verward met de hiërarchisch hogere ἀρχοντες van Athene, die bevoegd waren voor het hele rijk, en daarom ἀρχοντες ἑκαστης τῆς πολεως genoemd werden.89 (En om het helemaal ingewikkeld te maken, soms werd de term ἀρχοντες in regelgeving gebruikt als benaming voor alle imperiummagistraten, de ἐπισκοποι en κηρυκες incluis.90) Ter verduidelijking wordt een kort overzicht gegeven van de ἀρχοντες ἑκαστης τῆς πολεως.91 Het protocolair staatshoofd was de ἀρχων ἐπωνυµος, die onderzoeksmagistraat in familiezaken was, en de ἐκκλησια voorzat. Het jaar waarin hij zijn ambt bekleedde, werd naar hem vernoemd. De ἀρχων βασιλευς was belast met de organisatie van godsdienstige plechtigheden en oefende toezicht uit op de goede zeden, hetgeen een prestigieus ambt moet zijn geweest. Zijn postitie is vergelijkbaar met die van de censor. Hij was tevens onderzoeksmagistraat in moordzaken en voorzitter van de Ἀρεος Παγος. De πολεµαρχος, had oorspronkelijk het opperbevel over het leger, maar in de klassieke periode trokken de tien στρατηγοι het militair commando naar zich toe. De στρατηγοι kunnen dus ook worden beschouwd als ἀρχοντες, hoewel dit niet hun formele betrekking was. Zij waren ex officio leden 85 86 87 88 89 90 91 BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 269 BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 264. BALCER, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 277 Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 274. Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 273. Balcer, Imperial Magistrates in the Athenian Empire, 273. HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 74-78 en 244-255. MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 24-26. 28 van de βουλη. De πολεµαρχος werd een onderzoeksmagistraat in vreemdelingenzaken. De zes θεσµοθεται hielden rechtspraak en het gewoonterecht bij. Zij waren de onderzoeksmagistraten in kleinschaligere civiele of penale zaken. De ἀρχοντες vormden geen college92, in tegenstelling tot de tien strategen. Een bijzondere bediening bezigde de στρατηγος αὐτοκρατορ.93 Deze oppergeneraal genoot een grotere beslissingsvrijheid dan de reguliere στρατηγοι, aan wie hij leiding gaf. Er werd dus een uitzondering gemaakt op het principe van de collegialiteit (δεκατος αύτος). Voor vele militaire afwegingen hoefde hij niet aan te kloppen bij de βουλη of ἐκκλησια. Temistokles en Aristeides viel deze eer een enkele maal te beurt. Kimon lijkt eerder een invloedrijke primus inter pares geweest te zijn. Aan zijn opvolger Perikles werd meerdere keren deze titel verleend. Hij mag gerust een quasi-keizer worden genoemd. (Niet zozeer omdat hij aanspraak maakte op universele macht, maar omdat hij zijn militaire mandaten op ingenieuze wijze combineerde, en, langs de normale politieke organen heen via het feitelijk eenmanscommando over de verenigde Delische krijgsvloot, een min of meer gecentraliseerd rijksgezag wist te bewerkstellingen.) Ook Nicias en Alkibades werden buitengewone volmachten als αὐτοκρατορ verleend.94 De post van στρατηγος αὐτοκρατορ kreeg officieel een vorstelijke insteek tijdens de Panhelleense Unie onder Phillipos van Macedonië. De Romeinse principes werden in bepaalde streken met deze titel aangesproken als equivalent voor imperator; maar in geen geval benaderde de macht van een Attische αὐτοκρατορ die van een princeps. In tegenstelling tot de Senatus, waren de βουλη en ἐκκλησια niet verweekt tot marionettenbastions. Zo viel zelfs Perikles een jaar in ongenade, waardoor hij uit zijn ambt werd ontzet. De spil van het imperium bleven dus de democratische vergaderingen. De Βουλη was samengesteld uit vijfhonderd mannen, vijftig uit elke φυλη, geloot na vrijwillige kandidatuur. De Raad kon op eigen gezag uitvoeringsregels afkondigen over minder belangrijke aangelegenheden en maatregelen van dagelijks bestuur 92 93 94 HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 77. HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 247-248. HARRIS, Nikias’ Illegal Proposal in the Debate about the Sicilian Expedition, 66. 29 treffen95, maar zijn belangrijkste bevoegdheid was de προβουλευµατα-procedure, waarin de ἐκκλησια opgedragen werd ofwel een debat te voeren over een bepaalde kwestie en zo nodig een wet op te stellen, ofwel een specifiek voorstel te verwerpen, te amenderen of te ratificeren.96 De eigenlijke προβουλευµατα werd afgewikkeld door de πρυτανεια, een vijftighoofdig comité binnen de βουλη, waarna de betrokken motie in een plenaire zitting kon worden goedgekeurd.97 In de ἐκκλησια konden alle vrije Atheense mannen zetelen. De fiattering door het Assemblee gaf een raadsvoorstel kracht van wet.98 Voor het δικαστεριον werden de magistraten onderworpen aan δοκισµασια, een voorafgaande beoordeling op vordering van om het even welke burger, en εὐθυναι, een evaluatie van de machtsuitoefening na afloop van het ambt.99 Vanaf het midden van de 5de eeuw breidden de βουλη en ἐκκλησια hun territoriale bevoegdheid uit door wetten te stemmen die golden voor de hele Zeebond. Het συνεδριον verloor elk nut en werd waarschijnlijk niet meer opgetrommeld na 453 v. Chr. De weigering het συνεδριον van de Delische Liga om te vormen tot een federaal parlement lag vermoedelijk aan de wieg van de gebeurlijke instabiliteit van het Rijk. Door het eigen Assemblee uit te roepen tot overkoepelende wetgever, ging Athene voorbij aan het belang van schijninstellingen in een imperium. Philippos en Alexandros van Macedonië maakten niet dezelfde fout. In de Panhelleense Unie was het συνεδριον theoretisch gezien het hoogste beslissingsorgaan wiens verordeningen werden uitgevoerd door de στρατεγος αὐτοκρατορ.100 Bovendien scheen vooral Philippos een beleid van gezaghebbende beïnvloeding na te streven in plaats van zuivere krijgsvervaardheid aan te wenden. Ook in de tweede Panhelleense Unie onder Demetrios Poliorkretes was de statenvergadering het soevereine lichaam van de federatie, waarvan de stemgerechtigde leden niet konden worden gearresteerd.101 95 96 97 98 99 100 101 HIGNETT, A History of the Ahtenian Constitution, 150-152 en 238. SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313. SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313. SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313. SCHWARTZBERG, Athenian Democracy and Legal Change, 312-313. LARSEN, Representative Government in the Panhellenic Leagues, 56. CARY, A constitution of the United States of Greece, 138-139. 30 V. BESLUIT : HET BELANG VAN DE CONSTITUTIONELE EN INSTITUTIONELE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE Tussen 479 en 465 v. Chr. was de Zeebond een unie waarin onafhankelijke lidstaten vrijheid en gelijkheid uitdroegen als kernwaarden. In deze periode kon een vrije zee tieren. Constitutionele aanwijzingen in die richting zijn het amphiktyonisch karakter van de Liga, dat een recht van doorvaart naar het Delisch heiligdom suggereert. Op institutioneel gebied ontplooide het συνεδριον een gemeenschappelijke admiraliteit. De κηρυκες en προξενοι optimaliseerden de interstatelijke verhoudingen met het oog op een collectief marinebestuur. Deze politieke en diplomatieke organen impliceren dat er minstens een officieuze navigatievrijheid was tot aan de gewijde vergaderplaats, en dat staatsgezanten in de uitvoering van hun ambt toegang hadden tot de havens van verdragspartijen. 31 – TWEEDE HOOFDSTUK - MILITAIRE MACHTSUITOEFENING : Oorlogsvloten en zeeheerschappij I. INLEIDING Na de Perzische Oorlogen bestreek de verenigde marine van het Delisch bondgenootschap de Egeïsche zee, die zich niet zelden leende tot deinend decor van militaire acties. Niettegenstaande de talrijke tweespalt en het wemelend geweld in de Oudgriekse era, lieten wijsgeren blijken dat legerconfrontaties niet de voorkeur verdienden.102 Bij Homeros treft men bij πολεµος geen enkel blijmoedig epitheton aan.103 Vele politieke leiders beschouwden oorlog als verderf.104 Hoewel strijdtwisten toentertijd haast een natuurlijke bezigheid waren van de πολεις, waardoor het eerder gekunsteld zou zijn deze krijgsseizoenen een uitzondering te noemen, mag worden aangenomen dat al die baldadige bedrijvigheid niet als de meest harmonieuze toestand werd beschouwd. Op de volgende velletjes wordt het belang van de Delische marine ontbloot. Er wordt gefocust op oorlogsvoering te zee. Na een summiere uiteenzetting van de krijgsvlootactiviteiten, worden de omkaderende normen toegelicht, met bijzondere aandacht voor de communautaire rechtsinvloeden binnen de Liga. II. DE ZEEMACHT VAN DE DELISCHE UNIE A. Doorvaart in vredestijd Het recht van goedaardige doorvaart bestond reeds in het Oude Griekenland, ofschoon met primitieve praal. Herodotos, oudste der geschiedschrijvers, maakt gewag van vrije stuurmanskunst; leest u zijn Ἱστοριης ἀποδεξις na. Niet alleen handelaars maar ook plezierreizigers begaven zich op zilte baren, stromen zoet van 102 103 104 RAAFLAUB, Conceptualizing Peace in Ancient Greece, 227-228. LOENEN, Polemos : een studie over oorlog in de Griekse oudheid, 78. GRIFFITH, Koine Eirene, The So called Koine Eirene of 346 B.C., 71. 32 aard. Dit toont aan dat het toentertijd gebruikelijk was om zeeën en rivieren te doorkruisen, hetzij in Hellas, hetzij daarbuiten, zonder noemenswaardige belemmeringen van de kadekolonies. Gastvrij ontvingen kustnederzettingen en oeveroorden ankerende boten zonder gewapende wil. B. Oorlogsvloten in het oude Griekenland De situatie was natuurlijk anders wanneer er ietwat imposantere drijfgedrochten in de buurt vertoefden. Het belangrijkste scheepstype van de Delische marine was de τριηρες.105 Dit vaartuig verving geleidelijk de oudere πεντηκοντορος.106 Vanaf de vijfde eeuw v.Chr. was de τριηρες alomtegenwoordig bij mariene expedities.107 Kenmerkend waren de drie roeirissen aan beide flanken van het schip.108 (De πεντηκοντος daarentegen had aan iedere kant één rij met vijfentwintig peddelspanen.) De orthodoxe zienswijze dat er drie opeengestapelde roeigatreeksen waren aan de bootzijdes, wordt door een minderheidsstrekking betwist. Het woord τριηρες zou ook kunnen betekenen dat er maar één riemketen was, waarbij elke peddelbalk door drie personen werd aangedreven.109 Een klassieke τριρηρες was ongeveer 35 meter lang en 5 meter breed, met plaats voor 85 roeiers aan elke flank en 30 bijkomende bemanningsleden, waaronder officiëren en matrozen.110 Opgemerkt moet worden dat de τριηρες door luttele proviandopslagplaatsen alsmede tengere makelij niet uitermate geschikt was voor lange reizen in de open zee, en dikwijls dicht bij de kust stevende111, waar scheepsconfrontaties gewoonlijk plaatsvonden.112 Deze strandafhankelijkheid strekte risico’s uit113 : - Er was een verhoogde kans op schipbreuk. Stormweer kon de boot makkelijk tegen een rostenwand smijten. - Maritieme blokkades waren niet zo efficiënt; 105 106 107 108 109 110 111 112 113 STARR, The Ancient Warship, 355. DAVISON, The first Greek Triremes, 18. WALLINGA, The Trireme and history, 140. TORR, Triremes, 137. COOK en RICHARDSON, Triremes, 371. LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Reality, 445. GOMME, A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy, 19. LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Realities, 446. TAILLARDAT, La trière Athénienne et la guerre sur mer, 201. 33 - De trireme had meerdere uitvalsbasissen en rustposten nodig. C. Zeeheerschappij Aanvankelijk hadden Helleense vechtvloten een defensief karakter. Zij behoedden de maritieme handelsroutes voor piraten.114 Later kreeg de zeemacht een offensievere invulling. Zo vermeldt Herodotos versperringen, krijgstochten en wraakontboezemingen vanwege oorlogsschuiten. Er zijn ettelijke passages die betrekking hebben op het mariene krijgswezen.115 Het valt echter op dat wanneer de historiograaf in deze militaire configuratie spreekt over heerschappij te zee, hij daarmee eerder een hoge graad van scheepsbedrevenheid bedoelt dan de begeerte om visserijzones af te sluiten of vreemde vloten te onderwerpen aan eigen wetten. Hij schrijft bijvoorbeeld : τῆς γὰρ θαλάσσης οἱ Μιλήσιοι ἐπεκράτεον, ὥστε ἐπέδρης µὴ εἶναι ἔργον τῇ στρατιῇ : De Milesiërs hadden heerschappij over de zee, zodat hij geen blokkade kon optrekken met zijn landleger.116 Nog belangwekkender is de volgende zinsnede : ἐπείτε δὲ οὐκ ἔπειθε, δεύτερα συνεβούλευε ποιέειν ὅκως ναυκρατέες τῆς θαλάσσης ἔσονται. ἄλλως µέν νυν οὐδαµῶς ἔφη λέγων ἐνορᾶν ἐσόµενον τοῦτο· ἐπίστασθαι γὰρ τὴν δύναµιν τῶν Μιλησίων ἐοῦσαν ἀσθενέα· εἰ δὲ τὰ χρήµατα καταιρεθείη τὰ ἐκ τοῦ ἱροῦ τοῦ ἐν Βραγχίδῃσι, τὰ Κροῖσος ὁ Λυδὸς ἀνέθηκε, πολλὰς εἶχε ἐλπίδας ἐπικρατήσειν τῆς θαλάσσης, καὶ οὕτω αὐτούς τε ἕξειν τοῖσι χρήµασι χρᾶσθαι καὶ τοὺς πολεµίους οὐ συλήσειν αὐτά.117 Samengevat, Hekataios raadt Aristagoras aan geen opstand tegen de Perzische koning te bedisselen, vooraleer hij de heerschappij te zee heeft verworven. Om deze machtspositie te consolideren, moet hij de tempel van Milete plunderen, want de goudschat die in het heiligdom verborgen ligt, zal de militaire beslommeringen kunnen bekostigen. Zelfs deze referentie naar een ietwat agressievere manifestatie van oceanisch bewind, verduidelijkt dat de kerngedachte daarvan het financieren van een georganiseerde oorlogsvloot is, ter bescherming van nationale 114 115 116 117 Thuc.I. Zie bijvoorbeeld Her.I.166. Her.I.27. Her.VI.33. Her.I.17. Her.V.6. 34 belangen; en dit zonder stroken zee op te eisen met als oogmerk de doorvaart te reguleren. Tijdens de eerste jaren van de Delische Unie is dit defensief en offensief streefdoel duidelijk merkbaar. De bondgenoten onderdrukten piraterij118, en ondernamen expedities tegen perzischgezinde steden. Vanaf het midden van de vijfde eeuw kreeg het thalassocratieconcept een imperialistische schakering, maar zelfs in het Attische Rijk werd de zeemacht enkel ingezet om staten te onderwerpen. Athene heeft zich nooit mariene arealen toegeëigend als extensies van het grondgebied. θαλαττῆς ἐπικρατεῖν verwijst dus naar een stadium van nautische ontwikkeling dat toelaat vijandige vloten af te weren, of te bevechten. In de buitenissigste gevallen werden volkeren onderworpen. Zeeheerschappij gaf in deze periode geen uiting aan zoneringsaspiraties, maar beduidde het vermogen voor strijdlieden om de branding te doorklieven, en in het ruime sop hun soldateske karweitjes te verrichten. D. Militaire tactieken Voor een goed begrip van de machtsuitoefening op zee , raadplege men Thucydides’ verslag over de Peloponnesische Oorlog. Daar tijdens dit Pan-Helleens conflict ettelijke zeeslagen plaatsvonden, kan uit dit schrijfsel worden afgeleid hoe de Delische legervloot werd aangewend119 : - voor het vervoer van landsoldaten. - om een vijandig schip te enteren. - als aanvalsplatform voor krijgers, boogschutters, slingeraars en speerwerpers; de admiraal Κιµων bijvoorbeeld stond bekend omwille van zijn dek-aan-dekgevechtstechnieken. - als stormram, soms daartoe uitgerust met stootbalken; de Atheners waren verknocht aan deze geduchte beuktactieken. 118 119 GOMME, A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy, 23. LEWIN, Een blijvend bezit : de oorlog tussen de Peloponnesiërs en de Atheners, 34-35, 175, 440, 456, 460. 35 - voor het uitvoeren van manoeuvres, zoals διεκπλους en περιπλους.120 - voor het belemmeren van de doorvaart.121 De chargerende trireemwendingen behoeven een woordje uitleg. Bij διεκπλους scheerden schepen in een rechte lijn naar een vijandige bootformatie, verlangend die gordel te doorbreken met ramuithalen.122 De belaagde vloot kon dit manoeuvre pareren door zich in smalle zee-engtes op te stellen, door een cirkelpositie te maken, of door twee rijen naast elkaar te vormen.123 Er wordt hier en daar beweerd dat διεκπλους uitgevoerd werd door afzonderlijke vechtschuiten, en niet door eskaders.124 Dit is een ietwat vreemde veronderstelling, nu de meerwaarde van een aaneengesloten scheepsstoet onloochenbaar is : de naburige triremen konden zich niet draaien om het gepriemde segment binnen hun eigen formatie ter hulp te snellen, want anders zouden zij hun kwetsbare flank moeten prijsgeven aan de stootsnuit van het nakomend διεκπλους-groepslid. Περιπλους bestond uit een kringnavigatie gecombineerd met een beukbeweging.125 Deze botskromming kon worden benut als reactie op een verdedigingscirkel, bijvoorbeeld ingeval van διεκπλους126, of als verrassingskering tegen een achtervolgend schip.127 Wat die laatste strategie betreft, vermeldt Thucydides een voorval in de Korintische Golf, waarbij een Atheens schip rond een handelsvaartuig wentelde, om de Leukadische trireem die haar achterna zat, tot zinken te stompen.128 Op zich was de aanwezigheid van de koopvaardijboot niet onontbeerlijk om het manoeuvre uit te voeren, maar door deze te gebruiken als spilpunt, werd het andere schip verhinderd de beweging te voorkomen of te bemoeilijken met een schuinwaartse aanranding. De marktkramersschuit zou de klap dan opgevangen hebben. 120 121 122 123 124 125 126 127 128 HOLLADAY, Further Thoughs on Trireme Tactics, 149. Thuc. 1.53. LAZENBY, The Diekplous, 169. LAZENBY, Naval Warfare in the Ancient Wold : Myths and Reality, 449-450. LAZENBY, The Diekplous, 171-176. WHITEHEAD, The Periplous, 178. WHITEHEAD, The Periplous, 179. WHITEHEAD, The Periplous, 180-81. Thuc.2.91. 36 Figuur : διεκπλους offensief in rechte lijn Figuur : protectiemanoeuvres verdedigingscirkel twee rijen OF Figuur : A. περιπλους als eskaderbeweging (περικυκλωσις) B. περιπλους bij afzonderlijk schip A. verdedigingscrikel insluiten en eigen aanvalscirkel steeds kleiner maken B. trireem A trireem B koopvaardijschip 37 cirkel maken en rammen III. DE RECHTSFACETTEN VAN DE DELISCHE ZEEMACHT A. Krijgsnormen in het oude Griekenland Tijd om deze belligerente manifestaties eens te benaderen vanuit juridisch perspectief. Hadden de Oude Grieken voeling met volkenrechtelijke regels omtrent het voeren van oorlog ? De bij wijlen gruwelijke slachtpartijen die zich hebben voltrokken tijdens de Klassieke Oudheid doen vermoeden dat, mochten de Helleense stadsstaten zich al met al gebonden hebben geacht door internationale normen, deze in ieder geval niet zweemden naar moderne standaarden. Ook de dialoog tussen de Meliërs en de Atheners die Thucydides konterfeitte, laat weinig ruimte voor luchthartige interpretaties129 : wie macht heeft zal altijd heersen, het is een natuurlijke reflex : τὸ ἀνθρώπειόν τε σαφῶς διὰ παντὸς ὑπὸ φύσεως ἀναγκαίας, οὗ ἂν κρατῇ, ἄρχειν.130 Rechtvaardigheid kan slechts gedijen wanneer de noodzaak daartoe voor beide partijen even groot is, anders geldt de wet van de sterkste : ἐπισταµένους πρὸς εἰδότας ὅτι δίκαια µὲν ἐν τῷ ἀνθρωπείῳ λόγῳ ἀπὸ τῆς ἴσης ἀνάγκης κρίνεται, δυνατὰ δὲ οἱ προύχοντες πράσσουσι καὶ οἱ ἀσθενεῖς ξυγχωροῦσιν.131 Polybius132 stelt dat in een oorlog alles geoorloofd is om de de tegenstander te verzwakken en de eigen hulpmiddelen te versterken, zoals het vernielen van havens, schepen en steden, het doden van soldaten en het platgooien van oogsten.133 Toch fonkelde er een zeker rechtsbesef. Aristoteles134 dagdroomde over een natuurlijk recht en een natuurlijk onrecht, die beiden bestaan daar waar tussen mensen geen gemeenschap of overeenkomst is.135 De vijfde-eeuwse volkerengewoontes getuigden reeds van een dergelijk denkbeeld. Geldige oorlogsmotieven waren voor de Grieken136 : - het scheppen van een duurzame vredestoestand 129 130 131 132 133 134 135 136 Cf. LANNI, The Law of Thuc. 5.105 Thuc. 5.89. Polyb.V.11. LOENEN, Polemos : een Rhet.I.13. LOENEN, Polemos : een LOENEN, Polemos : een War in Ancient Greece, 469. studie over oorlog in de Griekse oudheid, 90. studie over oorlog in de Griekse oudheid, 89. studie over oorlog in de Griekse oudheid, 32-36. 38 - de leiding over onderworpenen heersen over mensen die van nature slaven zijn (βαρβαροι) het uitoefenen van het recht van de sterkste bescherming van de eigen cultuur het wreken van een onrechtvaardige behandeling de bevrijding van bondgenoten De Grieken onderscheidden binnen het internationaal publiek recht οἱ των παντων ἑλληνων νοµοι, het Helleens pan-communautair recht, en οἱ των παντων ἀνθρωπων νοµοι, het universele volkenrecht.137 Het was een geheel van bindende gewoonten dat het buitenlands beleid kneedde, en interstatelijke geschillen op een gezaghebbende wijze kon beslechten.138 Ettelijke Griekse overheden eerbiedigden tegenover andere Helleense volkeren normen die indruisten tegen hun eigenbelang139 : de onschendbaarheid van heiligdommen, geestelijken en herauten, alsook het verbod oorlog te voeren tijdens een religieus festival. Vooral de immuniteit van tempelgebieden legde een kloeke beperking op aan bevelhebbers, daar zich vaak kostbaarheden in de tabernakels bevonden. Niettemin, menig inbreuk op deze regels werd geattesteerd. Wat de behandeling van krijgsgevangen betrof, leken er geen mitigerende protocollen te bestaan, gekliste soldaten konden worden gedood. Wel dienden de lijken van de vijand met respect te worden behandeld. De overwinnaar mocht de lichamen niet verminken, en de gesneuvelden moesten worden terugbezorgd aan de eigen stadstaat, met het oog op een gepaste begrafenis. Dit impliceert dat men na afloop van een zeeslag, indien mogelijk, de lijken niet in het water mocht laten liggen, hetgeen een onaanvaardbare miskenning van de uitvaartplechtigheden zou geweest zijn.140 Overwonnen volkeren mochten worden verkocht als slaaf. De internationale normen tussen Grieken en βαρβαροι leken zich de iure te hebben beperkt tot de regel pacta sunt servanda, de 137 138 139 140 HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the Middle Ages, 914-917. SCHEETS, Conceptualizing International Law in Thucydides, 70. LANNI, The Law of War in Ancient Greece, 476-481. Cf. LINDENLAUF, The Sea as a Place of no Return in Ancient Greece, 421. 39 onschendbaarheid van herauten141 en het recht op gepaste begrafenisrituelen.142 Niettemin wordt erop gewezen dat er in de praktijk weinig verschil was met de onderlinge Helleense standaard.143 De personen en goederen van een ingenomen stad behoorden toe aan de bezetter. Mannen konden worden vermoord, maar zelden vond echte genocide plaats. Vrouwen en kinderen werden verkocht als slaaf. Krijgsgevangenen liet men soms vrij omwille van politieke redenen.144 Opmerkelijk is dat de Grieken de uitvaartgebruiken van Barbaarse volkeren poogden te eerbiedigen.145 Al met al hetzelfde liedje als tussen Grieken dus. Echter, bij het naleven van een gegeven woord durfden οἱ των παντων ἀνθρωπων νοµοι toch eens te verschillen van οἱ των παντων ἑλληνων νοµοι. Doelbewuste inbreuken kwamen frequenter voor146, waarschijnlijk omdat er tegen het einde van de 5de eeuw v.Chr. meer tegenstellingen tussen Grieken en Barbaren rezen door een groeiende identiteitsgewaarwording.147 B. Dwingend karakter van het oorlogsrecht Allemaal goed en wel, maar hoe zat het met de afdwingbaarheid ? Het standpunt dat er in de Oudheid geen efficiënte volkenrechtelijke mechanismen waren die de uitvoering van internationale regels verzekerden, geraakt ten aanzien van οἱ των παντων ἑλληνων νοµοι verevenwichtigd door τιµη en de religieuze oorsprong van krijgsnormen in acht te nemen. Terugkoppelend naar eergevoel en sacrale geplogenheden, beiden kernconcepten van de Helleense maatschappij, is het mogelijk drie probate sancties te ontwaren die een kwaadwillige stadstaat gebeurlijk ervoer : geoorloofde weerwraak, reputatieschade, vrees voor goddelijke straffen.148 Zelfs de bollebozen met de onomwonden opvatting dat er bij de Grieken geenszins van baar internationaal recht mag worden gerept, laten zich ontvallen dat religieuze sancties deels 141 142 143 144 145 146 147 148 HERSHEY, The History of International Relations During Antiquity and the Middle Ages, 917. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 61. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 149. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 55. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 61. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 150. LONIS, Les usages de la guerre entre Grecs et Barbares, 113. LANNI, The Law of War in Ancient Greece, 472-476. 40 het gebrek aan legale sancties opvingen.149 Bij het verkennen van deze denkpiste is voorzichtigheid geboden. Teneinde represailles en tegenmaatregelen te onderscheiden van wederrechtelijke oorlogsdaden, is een navolgende beoordeling door een onpartijdig jurisdictioneel orgaan cruciaal, en op dit vlak liep het nu en dan mis. Ofschoon prestigeverlies en godsvruchtigheid Helleense regeringsleden beslist moest hebben aangespoord tot een zekere mate van zelfbeknotting, lijkt de geschiedschrijving te suggereren dat in de zieleroerselen van deze bewindslieden een vorm van pragmatische heerschappijzucht niet zelden de bovenhand heeft gehaald op politieke redelijkheid. IV. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND A. Diplomatie Nu een beknopt overzicht werd verstrekt van het zeegerelateerde strijdvertoon en de normen daaromtrent, worden de supranationale prikkels van de Delische Unie onderzocht. De Bond boetseerde op drie vlakken het oorlogsrecht bij. Om te beginnen, de institutionalisering van προξενοι of κηρυκες, alsmede de plenaire vergaderingen te Delos, verstevigden de vreedzame verhoudingen. De vertegenwoordigingsopdracht van de uitzendambtenaren was ongetwijfeld pacificerend cement, en in de grensoverschrijdende assemblees kon een gezamenlijk standpunt ingenomen omtrent het uitvoeren van militaire acties, waaronder de bestiering der oorlogsvloot. Het somtijdse politieke overwicht van Athene ten spijt, waren deze parlementen de onmoetingsplaats bij uitstek voor het bijvijlen van internationale relaties. Daarnaast kon het συνεδριον een rol hebben gespeeld bij volkenrechtelijke arbitrage, en ook de verplichting om zowel vrienden als vijanden te delen was niet onbelangrijk. In het eerste hoofdstukje kwamen de diplomatieke verdiensten van de Liga reeds te berde. Hieronder wordt dieper ingegaan op verdragsclausules betreffende arbitrage en collectief verweer. B. Arbitrage 149 MOSLEY, Diplomacy and Disunion in Ancient Greece, 327. 41 Het is opmerkelijk dat de weerbare Grieken het principe van interstatelijke scheidsoordelen hebben geïntroduceerd.150 Pausanias vermeldt een arbitrale procedure tussen Messenia en Sparta, en Herodotos stipt eenzelfde litigieuze benadering tussen Mytilene en Athene aan.151 Beide geschillen gaan terug respectievelijk tot de 8ste en 7de eeuw voor Christus. In de Archaïsche Periode bleef een scheidsrechtelijke tussenkomst een vrijblijvend middel om oorlog af te wenden, maar vanaf het midden van de vijfde eeuw voor Christus, het tijdvak van de Delische Bond, weefden voermannen steeds vaker arbitrageclausules in verdragen, voor het geval de overeenkomst miskend werd.152 Velerlei soorten zaken werden aan een scheidstribunaal voorgelegd : - Territoriale claims : een conflict over een grenslijn of het bezit van eilanden, bronnen en rivieren.153 - Disputen rond de interpretatie van verdragen.154 - Meervoudige geschillen : in plaats van een geïsoleerde gebeurtenis, werd een hele situatie aan arbitrage onderworpen. Zo deed Argos in een zaak tussen Tylissos en Knossos uitspraak over de kalenderopstelling, grenzen, eigendomsrechten, religieuze vieringen en de wederzijdse behandeling van onderdanen.155 - Algemene geschillen : er diende een einde gemaakt aan elke vorm van interstatelijke onenigheid. De Pergamenerrs kregen een dergelijke scheidsopdracht ten aanzien van Pitane en Mytilene.156 Een arbitrale taak kon worden toegewezen aan staten, individuen157 of de Amphiktyonische Raad. Vaak kregen prominente figuren uit staten waarmee de twistende overheden beiden bevriend waren, de eer een geschil te beslechten. Het ging dan voornamelijk om 150 151 152 153 154 155 156 157 WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 198. WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 199. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 175. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 54-56. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 60-61. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 62. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 63. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 83. 42 regeringsleiders en vorsten. Een staat die als rechter werd aangeduid, vaardigde een panel van vertegenwoordigers af om kennis te nemen van de zaak.158 Steden met een hoog aanzien en neutrale buitenlandse politiek zoals Megara, Argos, Korinthe, Rhodes, en Pergamum kwamen in aanmerking. Sparta en Athene werden als dominante grootmachten, volgens de bewaarde bronnen, beiden slechts twee gekozen.159 Hoe ging zo’n arbitrageregeling nu in zijn werk ? Eerst diende er een akkoord te zijn tussen de bakkeleiende steden om het conflict voor te leggen aan wederzijds gefiatteerde rechters, soms na bemiddeling door derde staten.160 De partijen kregen de kans om ten overstaan van de ingezworen arbiters hun standpunten uiteen te zetten161, meestal in een heiligdom.162 Een afstapping ter plaatse was geen uitzondering, zeker niet bij territoriale claims.163 De procesduur varieerde van een onmiddellijke afhandeling tot enkele weken.164 Ter uitvoering van het scheidsvonnis werden vaak boetes opgelegd aan degenen die het gewijsde weigerden te aanvaarden.165 Verbijsterend modern is de stipulatie in een uitspraak tussen Troezen en Herminone bij aanvang van de tweede eeuw voor Christus, dat niemand een vordering mocht inleiden, gebaseerd op hetgeen beslecht was. Nietig was elk zulk een verdict, en de eiser moest veroordeeld worden tot duizend drachmen indien een particulier, of tienduizend drachmen indien een staat.166 In 440 voor Christus velde Athene een arbitraal oordeel naar aanleiding van de vete tussen Samos en Miletos. In deze periode was het Attisch Rijk reeds ontkiemd, en de hoofdstad mat zich op eigen beweging bevoegdheden aan. Er kan dus niet met zekerheid worden beweerd dat deze jurisdictionele interventie in de oorspronkelijke verdragseden van de Delische Bond besloten lag. Andere indiciën dienen te worden aangehaald. Welnu, 158 159 160 161 162 163 164 165 166 TOD, TOD, TOD, TOD, TOD, TOD, TOD, TOD, TOD, International International International International International International International International International Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration Arbitration amongst amongst amongst amongst amongst amongst amongst amongst amongst 43 the the the the the the the the the Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, Greeks, 102. 96. 70-71. 109 115. 109. 107-108. 164. 165. statenassociaties oefenden dikwijls invloed uit op een arbitrageproces. Een kernfunctie van de prille Ionische Confederatie was het stimuleren van scheidsrechtelijke tussenkomsten bij tweespalt in eigen gelederen.167 De Korintische Bond delegeerde via het συνεδριον των Ἑλληνων rechtsprekende taken aan lidstaten bij onderlinge verdeeldheid, en ook op bevel van de Achaeïsche en Boeotische Liga werden arbitrale vonnissen uitgesproken.168 Bovendien werd in de 5de eeuw voor Christus zowel in het bestand der dertigjarige vrede als in het peisverdrag van Nikias een arbitrageclausule opgenomen. Dit doet vermoeden dat er bij de Delische Unie eveneens een scheidsrechtelijk concept gelanceerd werd. De omstandigheid dat er geen umperische verdicten zijn overgeleverd tussen 479 en 465 voor Christus is waarschijnlijk te wijten aan de goede interstatelijke betrekkingen binnen de Unie. C. Collectief verweer Naast het voormelde arbitragebeding, verdient nog een andere verdragsrechtelijke bepaling aandacht. Er mag worden aangenomen dat de hoeksteen van de Zeebond de eed τον αὐτον ἐχθρον εἶναι και φιλον was, de verplichting dezelfde vrienden en vijanden te hebben.169 Aanvankelijk beloofden de staten in de Helleense krijgsunie eensgezind te vechten en elkaar trouw te blijven170, maar door het amphyktionische accent na de Delische constitutionalisatie, werd de samenwerkingsverplichting binnen de symmachie specifieker.171 Deze verbintenis kan worden beschouwd als een wederkerige verdedigingslast die niet alleen gericht was tegen buitenstaanders maar ook gold tussen lidstaten onderling.172 Hierdoor blonk het allooi van communautaire afspraken op. De dreiging van een strafexpeditie door gebundelde strijdkrachten moest minstens enige bedachtzaamheid hebben gevergd van weerspannige partijstaten. 167 168 169 170 171 172 WESTERMANN, Interstate Arbitration in Antiquity, 200. TOD, International Arbitration amongst the Greeks, 74. LARSEN, The Constitution and original purpose of the Delian League, 187. Her. 9.106. Cf. Ath.Pol. 23.5. SOMMERSTEIN en BAYLISS, Oath and State in Ancient Greece, 206. 44 V. BESLUIT : HET BELANG VAN DE MILITAIRE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE De Atheners beschikten over een geavanceerde legervloot, dienstig voor moeilijke manoeuvres. Niettegenstaande het krijgsbedrijf van deze armada begrensd werd door een aantal quasi-universele gedragslijnen, bleek de afdwingbaarheid van die volkenrechtelijke regels een heikel punt te zijn. De Delische Liga bracht enigszins soelaas. Aangenomen moet worden dat de Bond scheidsrechtelijke procedures bemoedigde. Dergelijke uitspraken waren toongevend en droegen bij tot het rechtsgezag van interstatelijke akkoorden. Ook de verplichting vriend en vijand te delen zwengelde de volkenrechtelijke gehoorzaamheid binnen de Unie aan. Aanwijzingen voor een vrije zee vallen op twee niveaus te ontdekken. Vooreerst gedijden er uitwendige navigatiegewoontes. Militair ingrijpen, hoe veelvuldig ook, dient beschouwd te worden als een afwijking op een pan-hellenistisch vredesideaal, dat reeds in de vijfde eeuw voor Christus een rudimentair recht van onschuldige doorvaart behelsde op de landnabije wateren. Het Delische peisengagement verijdelde deerlijke derivaties, waardoor de partijsteden dit vaargebruik ten volle konden ontplooien. Daarnaast schiep de Unie een eigen, inwendig passageregime. Uit Thuc.1.53 kan worden afgeleid dat de lidstaten een doorvaartbelemmering als verdragsbreuk ervoeren. Sterker nog, de kustgeoriënteerde koers van de τριηρες suggeert dat de finaliteit van Bond juist bestond uit een ongehinderde scheepsovertocht met gewaarborgde ankerplaatsen. Op deze wijze werd de actieradus van oologsvloten gevoelig verruimd bij het uitvoeren van militaire patrouilles of politionele moeienissen. Het zou vreemd zijn mochten de lidstaten dit doel niet hebben nagestreefd in een hoofdzakelijk maritieme symmachie. Dit interne navigatiebeginsel werd ongetwijfeld geïntensiveerd door de τον αὐτον- clausule. 45 – DERDE HOOFDSTUK – JURISDICTIONELE MACHTSUITOEFENING : Van schuit tot spreekgestoelte I. INLEIDING Φιλωδικειν, met dit werkwoord werden de dagelijkse bezigheden van de Atheners soms smalend omschreven. Hoewel de doorsnee burger wellicht niet aan een alarmerende procesverslaving leed, mag de behoorlijk fijnbesnaarde gerechtelijke structuur gerust het kroonjuweel van de Attische grondwet worden genoemd. Er heerste een sensationele justitiële cultuur in de polis der polissen. Een goede redenen om dit onderwerp even te beroeren, alvorens naar materieelrechtelijke thema’s zoals bestraffing en contracten te springen. Een overzicht van het gemeen vorderingenscala is een must om de specifieke maritieme processen naar waarde te kunnen schatten. Hoe de Delische Bond deze ontwikkelingen katalyseerde staat onderaan te lezen. II. HET PROCESRECHT IN ATHENE A. Pre-klassieke periode : de Helleense procesgeest a. Mythische era In de befaamde passage over het wapenschild van Achilles ligt de volgende beschrijving verweven (Hom. Il. 18. 497-508) : λαοὶ δ᾽ εἰν ἀγορῇ ἔσαν ἀθρόοι: ἔνθα δὲ νεῖκος ὠρώρει, δύο δ᾽ ἄνδρες ἐνείκεον εἵνεκα ποινῆς ἀνδρὸς ἀποφθιµένου: ὃ µὲν εὔχετο πάντ᾽ ἀποδοῦναι δήµῳ πιφαύσκων, ὃ δ᾽ ἀναίνετο µηδὲν ἑλέσθαι: ἄµφω δ᾽ ἱέσθην ἐπὶ ἴστορι πεῖραρ ἑλέσθαι. λαοὶ δ᾽ ἀµφοτέροισιν ἐπήπυον ἀµφὶς ἀρωγοί: κήρυκες δ᾽ ἄρα λαὸν ἐρήτυον: οἳ δὲ γέροντες εἵατ᾽ ἐπὶ ξεστοῖσι λίθοις ἱερῷ ἐνὶ κύκλῳ, σκῆπτρα δὲ κηρύκων ἐν χέρσ᾽ ἔχον ἠεροφώνων: τοῖσιν ἔπειτ᾽ ἤϊσσον, ἀµοιβηδὶς δὲ δίκαζον. 46 κεῖτο δ᾽ ἄρ᾽ ἐν µέσσοισι δύω χρυσοῖο τάλαντα, τῷ δόµεν ὃς µετὰ τοῖσι δίκην ἰθύντατα εἴποι. Op de vergaderplaats kwamen mensen samen. Onenigheid was daar ontstaan : twee mannen bakkeleiden over de vergoeding voor een gestorvene. De ene beweerde betaald te hebben, maar de andere had niks daarvan ontvangen. Beiden wilden het geschil voorleggen aan een rechter. Het volk joelde, er was steun voor elk van de partijen, en de wachters bedaarden hen. De grijsaards zaten op gepolijste stenen in een heilige kring. Zij hielden de scepters vast die de bulderende bodes hun aanreikten. Hiermee zwaaiden zij beurt om beurt bij het uitspreken van hun vonnis. In het midden lagen twee gouden muntstukken voor degene onder hen die het billijkste oordeel velde. Het fragment moet worden gekaderd binnen een tijd waarin de gerechtelijke procedure nog niet de belangen van de partijen diende. Het doel van een proces was een minimale publieke controle op eigenrichting. De suggestie dat de partijen beiden moesten instemmen met de rechtsgang, kan daarom worden genuanceerd. Bij gebrek aan medewerking stelde men zich waarschijnlijk bloot aan ongelikt staatsgeweld, als barbaarsere bakermat van de missio in bona of in rem.173 De literatuur richt aandacht op het feit dat er ἐπὶ ἴστορι in het vers staat. Geen meervoudsvorm dus. De partijen wilden hun geschil voorleggen aan een rechter (ἰστωρ, letterlijk ‘weter’), terwijl er meerdere majesteitelijke figuren samentroepen om hun zegje te doen. Op basis van een vergelijking met het Oud Germaans rechtssysteem, waarin het Ding iemand aanduidde als vonnisvinder en vervolgens met wapengekletter al dan niet ratificerende Umstand uitte voor het geïmproviseerde verdict, wordt besloten dat het verzamelde volk uit een aantal kandidaten dé rechter of ἰστωρ koos, en dus zelf de eindbeslissing gaf.174 De geldstukken die in het midden lagen, konden de beloning zijn voor de verkozen ἰστωρ, of de vergoeding die de verweerder aan de eiser moest betalen. Auteurs geraken er niet aan uit.175 Een oplossing ligt misschien in de Hesodiaanse poëzie. Rechtsprekende koningen worden omschreven als 173 174 175 WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 48-49. WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 40-41. WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 39. 47 ‘eters van geschenken.’ Een hint dat de jurerende bestuurslieden wel eens een graantje dorsten meepikken ? De opvatting kan worden verdedigd dat de mythologische verspreiding van degelijke litigieuze taferelen een verklaring is voor het vroege democratische bewustzijn van de Helleense beschaving. De epische en didactische dichtwerken vermelden een populistische controle op de rechtshandhaving. De Grieken die met deze verhalen opgroeiden, waren vertrouwd met dit gedachtengoed. De mythen plantten de goegemeente de idee in dat het sociaal aanvaardbaar was om bestuurlijke oordelen te evalueren. Het gebruik van jury’s en parlementen als rechtsprekende organen in Klassiek Athene kan waarschijnlijk gekaderd worden binnen deze volksgeest. b. Pre-solonische era De rechtsmacht van Koningen zou in de Archaïsche Periode geleidelijk zijn overgevloeid naar archonten, die geschillen beslechtten.176 Deze visie wordt genuanceerd door de vaststelling dat in een draconische wet de (ἀρχων) βασιλευς bij moordzaken enkel een juryproces voorzat177, en de bewering dat magistraten bij andere soorten gedingen optraden als bestuurlijke vredesofficieren die toezicht hielden op de uitoefening van eigenrichting in niet-aristocratische milieus bij wijze van ordehandhaving.178 c. Solonische era Aan Solon wordt een belangrijke hervorming toegeschreven : de exclusieve jurisdictie van de magistraten werd aan diggelen geslagen door de oprichting van een ἡλιαια, een volksgerecht, dat archonten controleerde in graad van beroep.179 In de Klassieke Periode, die hieronder uitvoeriger wordt behandeld, verwelkten de vonnisaanspraken van de overheidsfunctionarissen volledig. De magistraten werden teruggedrongen tot preliminaire schakels. In 176 177 178 179 WOLFF, WOLFF, WOLFF, BONNER 154. The origin of The origin of The origin of EN SMITH, The judicial litigation among judicial litigation among judicial litigation among Administration of Justice 48 the Greeks, 58. the Greeks, 76. the Greeks, 82. from Homer to Aristotle, het begin namen zij wel nog kennis van ontoelaatbaarheidsexcepties, maar later werd ook voor deze argumenten een juryproces voorzien, nu bleek dat de discretionaire drang soms te groot was. B. Klassieke periode : algemene kenmerken a. Materiële vorderingen of formele procesinitiaties ? Sommigen menen dat de Attische procesgang geen acties kende zoals die uit het Romeins rechtstelsel. Weliswaar erkennen zij dat redenaars en schrijvers vaak met een uitdrukking naar een misdrijf verwijzen, zoals γραφη λιποταξοῦ - een verzoekschrift voor desertie - maar, zo voegen zij daar aan toe, deze termen treft men zelden aan in de eigenlijke wetteksten.180 Verworpen wordt de opvatting dat deze begrippen deel uitmaakten van een reeks gedetermineerde eisen, omdat er in de overgeleverde bronnen geen categorische benaming kan gevonden worden voor litigieuze handelingen. Het Atheens recht gaf volgens hen geen specifieke vordering aan de eiser in een welomschreven geval, maar voorzag steeds in de procedure die moest gevolgd worden, wanneer men een inbreuk beging. Indien het recht geen procedure preciseerde, dan waren civiele of penale aanspraken uitgesloten.181 Ook wordt gewezen op het gedingregelende karakter van de overgebleven normen. Hiaaterkenning was een bijzonder kenmerk van het oudGrieks recht. In plaats van te streven naar exhaustiviteit of lacune-exinctie, specifieerden wetten vaak dat rechters of juryleden volgens het meest billijke oordeel de geschillen moesten beslechten die niet door wetten werden geregeld.182 Deze bewering is m.i. niet volledig juist. Uit het bronnenmateriaal kan inderdaad afgeleid worden dat een ragfijn uitgekiende vorderingensystematiek de Grieken vreemd was – de summa diviso was δικη en γραφη - maar de afwezigheid van geijkte formules, gelijkaardig aan die van de Romeinen, betekent niet noodzakelijk dat de gehele rechtspleging slechts een 180 181 182 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 59. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 61. GAGARIN, The Unity of Greek Law, 34-35. 49 formeelrechtelijke omkadering had. Het concept van procedurele bepalingen als exclusieve basis voor judiciële beslissingsmacht strookt bijvoorbeeld niet met de bewaarde draconische wet die procedure voor moordzaken meldde183 (In de Klassieke Periode was deze archaïsche wet nog steeds van toepassing) : Zelfs indien iemand doodt zonder opzet, zal hij verbannen worden. De Koningen berechten de schuldige, en de Epheten vellen het vonnis. Gratie wordt verleend indien allen daarin toestemmen, vader of broer of zoon, maar de weigering van één van hen is voldoende om de gratie niet toe te kennen. Deze wet is van toepassing op doodslag gepleegd voor zijn aanname. De bloedverwanten tot in de graad van neef en zoon van een neef, zullen de beschuldiging uitspreken op de markt. In dit pre-klassieke fragment wordt de specifieke procedurebenaming niet vermeld. Er zijn wel vormelijke richtsnoeren, zo moet de aanklacht door familieleden openbaar worden gemaakt op een ἀγορα, en gaat de beslissing uit van het ephetisch college, maar het blijkt geenszins dat deze elementen behoorden tot een statische en generieke procedure. Wat waren de bevoegdheden van de voorzitter ? Hoe moest de aanklacht uitgesproken worden ? Wat was het verdere verloop van het geding na de prosecutieve proclamatie ? Deze onvolledigheid wekt de suggestie dat de formele aspecten ondergeschikt waren aan de inhoudelijke. Sterker nog, de materiële component vertoont veel gelijkenissen met de (weliswaar civielrechtelijke) formulamethodiek : - Aan bloedverwanten wordt het actierecht toegekend om de verbanning te vragen t.a.v. de dader van onopzettelijke doodslag. -Er is een soort van exceptief verweer, met name de situatie waarin de naaste familieleden vergiffenis schenken. - Een duplicatio-achtig factor is het verzet van één van die familieleden. Laat ons nu even kijken naar een zuiver-klassieke Attische strafwet184 : ἐὰν δέ τις ἐκδῷ ξένην γυναῖκα ἀνδρὶ Ἀθηναίῳ ὡς ἑαυτῷ προσήκουσαν, ἄτιµος ἔστω, καὶ ἡ οὐσία αὐτοῦ δηµοσία ἔστω, καὶ τοῦ ἑλόντος τὸ 183 184 NOMINA I, 02 (=IG i3 104). Dem.59.52. 50 τρίτον µέρος. γραφέσθων δὲ πρὸς τοὺς θεσµοθέτας οἷς ἔξεστιν, καθάπερ τῆς ξενίας. Als iemand een buitenlandse vrouw uithuwelijkt met een Atheense man, zoals familieleden [vaders] dat bij ons doen, laat zijn stemrecht teloor gaan, en laat hem onteigend worden ten voordele van de staat, terwijl een derde van deze goederen toebehoort aan de aanklager die wint. Laat een γραφη voorgelegd worden aan de θεσµοθεται door al diegenen die dit ook kunnen doen bij geveinsd staatsburgerschap. Ook dit uittreksel heeft een overwegend materieel karakter. De procedure wordt weliswaar verduidelijkt (γραφη), maar het als misdrijf omschreven feit en de sanctie worden vastgelegd. Men zou kunnen stellen dat het hier gaat om een inhoudelijke vordering met een accessoire procesbepaling. Sommigen constateren inderdaad dat het Griekse recht eerder casuïstisch dan formalistisch was (door de frequente ἐαν τις-formule : als iemand…dan).185 b. Onderverdeling van de geschillen Δικη was de standaardbenaming voor een proces. In Athene bestonden twee soorten rechtszaken, δικη ἰδεα en δικη δηµοσια. De eerste groep omvatte private geschillen, aanklachten publiek van oorsprong, waarbij men, naast een herstelvergoeding, ook een bijkomende boetedoening moest ondergaan wegens maatschappijontwrichting, vielen onder de laatste.186 Dit is een eerder theoretische classificatie, ontleend aan Demosthenes187. Dergelijke definities speelden geen al te grote rol in de Attische rechtspraktijk. Een vanuit juridisch oogpunt belangrijker onderscheid vormen de specifieke varianten van δικη, elk met hun karakteristieke proceseigenheden. Bij γραφη mocht iedere burger opkomen tegen het delict, dit in tegenstelling tot een gewone δικη, die enkel kon worden geactiveerd door het slachtoffer zelf en diens aangemerkte vertegenwoordigers of rechtsopvolgers.188 Het betrof dus een actio popularis. Een gelijkschakeling met de hedendaagse verhouding tussen burgerlijk en penaal recht is niet waterdicht. Moord werd 185 186 187 188 CAREY, The Shape of Athenian Laws, 96 en 99. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 75. Dem 46. 26. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 76. 51 sinds oudsher beheerst door een δικη (φονου)189 en er bestonden γραφαι die niet gericht waren op een straf, zoals het annuleringsberoep.190 Naast γραφη circuleerden nog een aantal andere bijzondere procesinitiaties, die verschilden van een niet gespecifieerde δικη. De ἐισαγγελια en προβολη, om er een paar te noemen, ontketenden de onderzoeksbevoegdheden van de parlementen, en bij ἀπαγωγη, ἐνδειξις, ἐφηγησις werden magistratelijke maatregelen gevraagd. Op deze vormen van aanhangigmaking wordt later ingegaan. Als inleidende beschouwing volstaat het te vermelden dat de categorieën δικη en γραφη de meest prominente waren. c. Belang en hoedanigheid In het gemeen procesrecht beschikten enkel mannelijk burgers van tenminste zeventien jaar oud, die niet ontzet waren uit hun rechten, over een vorderingsbevoegdheid.191 Minderjarige jongens werden vertegenwoordigd door hun πατηρ, of indien deze vooroverleden was, door hun voogd (ἐπιτροπος).192 Vrouwen konden zogezegd in persoon gedagvaard worden, maar het was hun κυριος die hen vertegenwoordigde. (Volgens geijkte rangorde : vader, echtgenoot, broer, grootvader, en als geen van dezen meer in leven was, het dichtste familielid met een Y-chromosoom. Deze persoon moest de vrouw overigens huwen. Het weze opgemerkt dat de πατηρ zijn huiselijke δυναµις kon blijven uitoefenen tijdens het huwelijk, hoewel de echtgenoot als dagdagelijkse κυριος fungeerde.193) De κυριος procedeerde tevens om de belangen van de vrouw te vrijwaren.194 Vreemdelingen en slaven mochten in de regel geen eisen voor de rechtbank brengen, enkel de µετοικοι hadden een beperkte toegang tot justitie via de polemarch.195 Μετοικοι waren bevoorrechte vreemdelingen. Zij hadden geen politieke rechten, maar werden wel beschouwd als deel van de gemeenschap. Tegenover een permanent verblijf met judiciële 189 190 191 192 193 194 195 HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, The The The The The The The Law Law Law Law Law Law Law of of of of of of of Athens, Athens, Athens, Athens, Athens, Athens, Athens, Vol Vol Vol Vol Vol Vol Vol II, 77. II, 78. II, 82-84. I, 98 en 73. I, 108-110. I, 114. I, 193. 52 privilleges stond het betalen van een metoikenbelasting, het vinden van een Atheense beschermheer (προστατης), en indien nodig legerdienst. Een veroordeling tot slavernij volgde als men zich niet gekweten had van deze verplichtingen.196 Vreemdelingen die niet over het metoikenstatuut beschikten, werden ξενοι genoemd. Hun rechten waren erg beperkt.197 Zoals reeds aangehaald, diende men bij een δικη persoonlijk getroffen te zijn door een onrechtmatige handeling. Bij γραφη mocht iedere burger opkomen tegen een wandaad, maar er waren beperkingen. In de eerste plaats werd de eiser opgezadeld met het vooronderzoek van de magistraat, schoon het niet plausibel is dat men op uitgekookte wijze een procedureel voordeel moest demonstreren. Veruit de meest probate indamming van pleitmisbruik leverden de anti-sycofantiewetten. Een συκοφαντης had een ruime betekenis en sloeg op een volledige klasse van snoodaards die fielterige plannen verhakstukten om het gerechtelijk apparaat te saboteren. Omkoperij, valse getuigenissen, afpersing, ordeverstoring, ondersteuning van revolutionairen, aanvallen op politici; hieruit bestonden de akelige activiteiten waarmee zulke smiechten zich bezighielden. In de enge zin kenschetste συκοφαντης iemand die ongefundeerd doch gewiekst processen aanspande, dikwijls om argeloze en onverdorven burgers kaal te plukken.198 De Attische wetgever was niet blind voor deze problematiek, en stipuleerde dat een aanklager, bij de meeste γραφαι, zich minstens van één vijfde der stemmen moest vergewissen, op straffe van een fikse boete die tot duizend drachmen kon klauteren.199 In Athene activeerden private aanklagers de meeste strafzaken. Er bestonden ook openbare aanklagers200 : -­‐ στρατηγοι konden desertie vervolgen. -­‐ αγορανοµενοι vervolgden ordeverstoring op de markt. -­‐ συνηγοροι waren advocaten belast met het aanspannen van fraudezaken tegen voormalige magistraten. 196 197 198 199 200 MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 76-77. MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 76. LOFBERG, The Sycophant-Parasite, 62-63. BURCKHARDT, History of Greek Culture, 86. MACDOWELL, The Law of Classical Athens, 61. 53 -­‐ κατηγοροι waren advocaten, aangeduid door de ἐκκλησια om te pleiten in een welbepaalde zaak, wanneer de volksvergadering het besluit uitgevaardigd had een persoon te vervolgen. d. Bewijsvoering Hoewel de Attische intelligentsia de rationele onderbouwing van een rechtszaak propageerde, waren de δικαστηρια niet vies van bovennatuurlijke voortekens en orakels. Getuigen bleven evenwel de belangrijkste stavingtactiek. De Grieken hechtten wijdere waarde aan de verslagen van omstanders en betrokkenen dan aan geschreven documenten, zeker in de vijfde eeuw voor Christus. Toch was het gerechtelijke gebeuren geen smeuïge soapopera. Er gold een verbod op geruchtverklaringen. In twee gevallen stelde men zich flexibeler op, namelijk wanneer een stervende man op het laatste nippertje de identiteit van zijn moordenaar had onthuld, en indien een stamboomonderzoek gevoerd werd, zowat iedereen mocht dan een duit in het zakje doen. Mannelijke staatsburgers en vrije vreemdelingen was het vergund te getuigen. Vrouwen en kinderen werden in de regel geweerd. (Maar een redenaar kon creatief zijn en hen op persuasieve wijze citeren in zijn oratie.) De ophelderingen van een slaaf werden alleen aanvaard na foltering.201 Uit Dem. 40. 58. wordt afgeleid dat er voor getuigen die zelf belang hadden bij de zaak, geen plaats was : ὅτι µάρτυρες µέν εἰσιν οὗτοι, οἷς µὴ µέτεστι τοῦ πράγµατος περὶ οὗ ἡ δίκη ἐστίν, ἀντίδικοι δ᾽ οἱ κοινωνοῦντες τῶν πραγµάτων περὶ ὧν ἂν δικάζηταί τις αὐτοῖς. Naar de exacte draagwijdte van deze uitspraak is het raden, waarschijnlijk moeten we Dem. 40.58. niet al te serieus nemen. Enkel personen die partij waren in het geschil, of zich in principe partij konden stellen, vulden de categorie van ontoelaatbare getuigen.202 Soms trad de getuige op als expert, bijvoorbeeld wanneer een arts inlichtingen verstrekte over de doodsoorzaak.203 De portefeuille van een getuige die niet opdaagde werd mogelijks wat lichter gemaakt door de δικη λιποµαρτυριου. Meineed werd beteugeld door de γραφη ψευδοκλητειας. De eerste 201 202 203 BONNER, Evidence in Athenian Courts, 20-22. BONNER, Evidence in Athenian Courts, 17-39. BONNER, Evidence in Athenian Courts, 79-80. 54 keer ontlokte een boete, maar de derde maal volgde verlies van burgerrechten en onteigening van alle bezittingen.204 Er bestonden natuurlijk nog andere proevevormen. Geschreven bewijs liet niet altijd een sterke indruk na. Testamenten en bankbrieven vormden een uitzondering. Wel diende sedert de vierde eeuw voor Christus van alle mondelinge declaraties een opschriftstelling te geschieden. Veelal behoefden contracten de oogopslag van een omstander, die bij betwistingen opgeroepen werd voor het δικαστηριον. Ook bepaalde tartingen werden aangewend. Men daagde de opponent uit om een eed te zweren of een slaaf te laten martelen (πρκοκλησις). Een gebrek aan medewerking deed menig jurylid de wenkbrauwen fronsen. Over een erewoord werd niet lacherig gedaan. Men nam het zekere voor het onzekere om transcendente trammelant of hemelse heibel te mijden. Daarnaast werden objecta of producta sceleris tevoorschijn getoverd om het vonnisvolk in te palmen. Onontvankelijke getuigen, zoals slaven en vrouwen, konden wel ingezet worden als voorwerpen, zeg maar.205 e. Executie Bij private zaken, of althans wat wij vandaag de dag als private zaken zouden omschrijven, bleef eigenrichting de Atheense rechtspraktijk doorzwavelen, hoewel dwang op de persoon niet toegelaten was sinds Solon.206 Schuldeisers gingen, vergezeld van kompanen en met de nodige theatraliteit, hun geld halen bij de veroordeelde debiteur. Ingeval van eigendomsbetwistingen omtrent roerende goederen, die in de regel moesten worden meegebracht naar rechtszaal, kon de zegevierende partij na afloop van het proces de hand leggen op het litigieuze voorwerp (ἐφαπτεσθαι), hetgeen de onderspit delvende opponent onder priemende blik van de juryleden doorgaans liet gebeuren. Bij tweespalt over onroerende bezittingen kon de eigenaar simpelweg binnengaan (ἐµβατευειν).207 Verzet tegen deze vormen van συλᾶν –zelfhulp in het Nederlands - leidde tot de δικη ἐξουλης. Uitvoerend beslag met een scherp kantje, zeg maar. De weerspannige schuldenaar zag zich genoodzaakt een geldsom te betalen aan de staat, van 204 205 206 207 BONNER, Evidence in Athenian BONNER, Evidence in Athenian HARRISON, The Law of Athens, HARRISON, The Law of Athens, Courts, Courts, Vol II, Vol II, 55 92. 67-81. 187. 188. dezelfde waarde als het goed dat hij diende af te staan.208 Nietuitvoering van een publieke boete kon leiden tot de doodstraf.209 De concrete uitvoering van straffen geschiedde onder auspiciën van het College van Elf. C. Berechting door een magistraat In Athene bestonden er verscheidene functionarissen die toezicht hielden op de rechtsbedeling. De negen Archonten waren de meest doorluchtige. In de Klassieke Periode fungeerden zij als quasionderzoeksrechters, nu de Raad van de Tien Strategen het uitvoerende bewind hadden geüsurpeerd. (Als je een vergelijking zou maken met het Romeins Staatsrecht : het praetoriaanse iudicum werd min of meer uitgeoefend door de αρχοντες, en het consulair imperium door de στρατηγοι. Gebeurlijk trad een στρατηγος αύτοκρατορ naar voren als primus inter pares, bekleed met imperium maius.) Hooggeplaatste militairen, zoals de strategen en hun officieren, zetten overigens ook de pet van rechtercommissaris op bij krijgstuchtelijke aangelegenheden. Vermeldenswaardig is dat de magistraten in de vijfde eeuw voor Christus, vermoedelijk zelfs tot 462, optraden als aanlegrechters, wier beslissingen konden worden aangevochten voor de volksgerechten (ἐφεσις). Nadien kortwiekten populistische bonzen hun macht. Ze werden gereduceerd tot preliminaire prominenten. Betoogd wordt dat het ging om een administratieve injunctie in plaats van een vonnis, waarna het parlement de motivering heroverwoog op verzoek van de geadresseerde. In die zin was ἐφεσις geen hoger beroep, eerder een vorm van provocatio ad populum.210 De ἀρχοντες werden in hun gerechtelijke taken bijgestaan door lokale of gespecialiseerde hulpjes te velde . De districtdikasten deden dienst als vice-thesmotheten bij kleinschaligere arbitragezaken. Daarnaast bestonden er aedilis-achtige markttoezichters, zijnde ἀγορανοµοι, en op quaestores lijkende 208 209 210 HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 189. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 185. WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 78-80. 56 belastingbeambten, ἀποδεκται, die, benevens prosecutiebeslommeringen, beiden jurisdictionele bevoegdheden uitoefenden, respectievelijk op commercieel en fiscaal gebied. De werkzame wetwaakhonden in maritieme zaken worden later vermeld onder IV. De justitiële kernattributen van deze Attische magistraten na ca. 465 voor Christus, laten zich in drie klassen onderverdelen. Oneigenlijk rechtsmacht spreidden zij ten toon in het vooronderzoek en bij heterdaadprocedures. De eigenlijke rechtsmacht ontwelde bij zaken zonder verwijzingsplicht. Hieronder een woordje uitleg. a. ἀνακρισις Bij δικη en γραφη handelde de betrokken magistraat als onderzoeksschepen in de voorgaande fase van een proces. Na zich over eventuele preliminaire excepties gebogen te hebben, bereidden de αρχοντες de zitting ten gronde voor bij zaken die rechtstreeks naar een volkstribunaal vlogen. De districtdikasten deden hetzelfde bij geschillen van geringer allooi, die eerst door een scheidsman dienden gehoord. De magistraat oordeelde enkel over de toelaatbaarheid (εἰσαγωγιµον εἰναι). Het tribunaal hoefde geenszins te worden gemachtigd uitspraak te doen naar analogie van iussus iudicandi. Alle vorderingen dienden immers gebaseerd te zijn op bestaande νοµοι. De magistraat mocht niet op eigen gezag acties scheppen. Er was dus geen imperium. Evenmin was de instemming van de partijen vereist vergelijkbaar met de litis contestatio.211 Het oordeel van de magistraat werd op indirecte wijze gecontroleerd door het volk via de εὐθυνα op het einde van zijn mandaat. b. ἐπ᾽αὐτοφωρῳ De vorderingen voor misdrijven in flagrante delicto, of ἐπ᾽ αὐτοφωρῳ zoals de Grieken plachten te zeggen, verruimden de bevoegdheden van de magistraten.212 De op heterdaad betrapte misdadiger, die weigerde te bekennen, werd middels een verkorte 211 212 WOLFF, The origin of judicial litigation among the Greeks, 68. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 222. 57 procedure zonder ἀνακρισις voor de volksrechtbank gebracht. Hier mag de magistraat gerust beschouwd worden als een quasi-rechter, aangezien de gezworenen zich hoofdzakelijk steunden op zijn vaststellingen, en door de band zijn intiële beoordeling van het rokende-geweer-delict bevestigden. Drie procesinitiaties werden benut : -­‐ De ἀπαγωγη kon worden gericht tegen κακουρκοι. Het College van Elf of een thesmotheet nam kennis van de vordering. Deze categorie van slechteriken was vrij breed en behelsde dieven, overvallers, kidnappers, alsmede moordenaars die het waagden zich na een veroordeling bij δικη φονοῦ op Attisch grondgebied te vertonen.213 Voor hen lonkte de doodstraf.214 Ook deserteurs en personen die hun ouders mishandelden215 vielen onder het toepassingsgebied van ἀπαγωγη, maar in dat geval hoefde levensberoving blijkbaar niet.216 Bij ἀπαγωγη mocht de aanklager de verdachte eigenhandig arresteren en naar de Elf meetronen, die vervolgens over zijn definitieve aanhouding beschikten. -­‐ ἐνδειξις was een variant op de ἀπαγωγη. De vordering, die ontvangen werd door οἱ ἑνδεκα, de ἀρχων βασιλευς of de θεσµοθηται, steunde op dezelfde concepten, maar de gevatte magistraat was nu verplicht de dader in hechtenis te houden.217 -­‐ Bij ἐφηγησις werd de magistraat door de private aanklager naar de locus delicti geleid om de dader te arresteren.218 c. κατα το τελος Een magistraat kon, vanaf de tweede helft van de vijfde eeuw voor Christus, slechts onder bepaalde omstandigheden een vordering inwilligen als bodemrechter (αὐτοτελεῖς). De districtdikasten en apodekten mochten zelf een zaak beslechten, zonder te verwijzen onderscheidenlijk naar een arbiter of een jurypanel, indien het geschil niet meer dan tien drachmen omvademde. Vermoedelijk gold deze regel ook bij de hiërarchisch hogere Archonten, die zelfs, 213 214 215 216 217 218 HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, HARRISON, The The The The The The Law Law Law Law Law Law of of of of of of Athens, Athens, Athens, Athens, Athens, Athens, Vol Vol Vol Vol Vol Vol II, II, II, II, II, II, 58 223-226. 229. 228. 229. 231. 232. zoals de overgeleverde bronnen wel ondubbelzinnig inseinen, gemachtigd waren een publieke boete op te leggen beneden de wettelijke drempel (ἐπιβολαι).219 Sommige tekstfragmenten suggereren dat er een indirect beroep openstond door de boete gewoonweg niet te betalen, hetgeen de affirmatie door een populistische rechtbank prikkelde.220 D. Berechting door aristocratische instellingen Het doden van een burger was een van de ergste misdaden in Athene.221 De schuldigverklaring had een religieuze nerf. De samenleving moest gezuiverd worden van een gruwelijke bezoedeling.222 Een buitengemene procedure drong zich op. De schijnwerpers stonden gericht op de ἀρχων βασιλευς, doorkneed in sacrale besognes, die als referentiemagistraat223 de moordaanklacht openbaar maakte, en, afhankelijk van zijn precieze kwalificatie, kon doorverwijzen naar vijf gerechtshoven : de ᾽Αρειος Παγος, het Παλλαδιον, het Δελφινιον, Φρεαττω(ς224), en het Πρυτανειον.225 De koningsarchont spitte de feiten uit, bereidde de zitting voor, en figureerde als rechtbankpresident.226 Net zoals bij de doordeweekse processen was er een meerhoofdige jury, maar in tegenstelling tot de volkstribunalen, die samengesteld waren uit gelote burgers, voor één jaar op post, hadden deze strafhoven een meritocratische aura. Ἐφεται troepten samen om de zaak te horen. Deze Efeten waren alle voormalige Atheense archonten die na hun mandaat levenslang bivakkeerden in de Areopaag. Hun aantal schommelde rond de honderdvijftig leden.227 Vanaf 487 voor Christus werden de ἀρχοντες geloot , met dien verstande dat tot 457 voor Christus enkel grondeigenaars in 219 220 221 222 223 224 225 226 227 HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 4-5. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 6. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 334. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 327. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 333. MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 82. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 331. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 332-333. LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 314. 59 de trektrommel belandden.228 Hierdoor behielden de strafhoven tot het midden van de vijfde eeuw hun aristocratisch karakter. Alle ἐφεται zetelden als Ἀρεοπαγιτες, maar voor de compositie van het wijzende panel in de andere gerechtshoven werden er eenenvijftig onder hen geselecteerd.229 Dit systeem bleef intact tot in de vijfde eeuw, toen heliastische dikasten, waarschijnlijk na de Perikliaanse herscheppingen, de fakkel overnamen.230 a. Ἀρειος παγος De Areopaag behandelde moordzaken in de Klassieke Periode, meer bepaald alle vormen van opzettelijke doding (δικη φονου ἐκ προνοιας) tegen Attische burgers.231 Ook over brandstichting ( γραφη πυρκαιας)232 en beschadiging van de heilige olijfbomen233 werd er beraadslaagd. Na een nogal opgeschroefd ritueel waarbij de partijen een eed zwoeren op twee vooruitstekende rotsblokken, die roekeloosheid en hoogmoed symboliseerden234, mochten de aanklager en de inbeschuldiginggestelde elk twee keer spreken.235 Het Strafhof genoot een groot prestige. Hoewel Atheners de incompetentie van sommige lekenrechters in de populistische verdictcolleges nu en dan dorsten hekelen, werd de Areopaag alom bewierookt.236 Schrijvers noemden het Hof zo verheven boven alle andere vierscharen, dat zelfs degenen die veroordeeld werden, hun straf aanvaardden en het vonnis billijk achtten.237 Het heiligste en rechtvaardigste gerecht238, klonk het, met de meest inzichtelijke juryleden.239 Inderdaad, er waarde een behoorlijk professionele werkgeest over de westelijke heuvel van de 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer 255-256. LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 313. BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer 271. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 337. BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer 258. BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer 260. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 336. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 333. LANNI, The Homicide Courts and the Dikasteria, 315-316. Lyc. 1. 12. Lys. 6. 14 Ant. 6. 51. 60 to Aristotle, to Aristotle, to Aristotle, to Aristotle, Acropolis. Zo was er een verbod op irrelevante verklaringen240, en redevoeringen wekken de indruk dat de gepensioneerde Archonten plichtsbewust focusten op de inhoud van het geschil, zonder al te veel belang te hechten aan welsprekendheid of sociale status.241 Het zij opgemerkt dat de Ἀρειος Παγος tot in de vijfde eeuw voor Christus een aanzienlijke politieke uitstraling had, die door Aristoteles samengevat werd als ἐπισκοπος της πολιτειας en φυλξ τῶν νοµῶν.242 De edele instelling functioneerde als een soort senaat die feitelijk tot het soevereine lichaam van de Atheense stadstaat uitgroeide. De hervormingen van Kleisthenes waren een waarschuwing voor het noblesseplantsoen, dat baarlijk gepluimd werd door Ephialtes in 462 voor christus, en definitief fossiliseerde na de laatste democratische reformatiebeweging van Perikles tien jaar later.243 Tussen de kleisteniaanse en Ephialtische reorganisatie echter, die de beginperiode van de Delische Zeebond omspande, moest de Areopaag nog steeds over een paar additionele judiciële machtsinstrumenten hebben beschikt, benevens de reeds vermelde. Naar alle waarschijnlijkheid hadden die te maken met constitutionele controle op wetten, eredienstdelicten, en zedenkwesties. Naast het toezicht op de vroomheid en beteugeling van goddeloosheid (ἀσεβεια), alsook supervisie op tempels en heilige gebieden (ἱερα ὀργας)244, ontfermde de Areopaag zich toen over moraliteitsinbreuken en censuur (γραφη ἀργιας).245 De meeste gewichtige competentie niettemin was de νοµοφυλακια. Het is vrij zeker dat deze wetsbehoeding het gezag behelsde om magistraten op het matje te roepen, en hun beslissingen, indien nodig, ongedaan te maken.246 Kleisthenes hevelde deze autoriteit over naar de βουλη. Het is plausibel dat niet enkel de uitvoerende organen 240 241 242 243 244 245 246 LANNI, LANNI, BONNER 251. BONNER 253. BONNER 260. BONNER 261. BONNER 262. The Homicide Courts and the Dikasteria, 317-324. The Homicide Courts and the Dikasteria, 326. en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, 61 maar ook de normgevende volksvergaderingen gesurveilleerd werden door een grondwettoetsing naar analogie van de γραφη παρανοµων, die voor het eerst opduikt in 415 voor Christus.247 Op het einde van de vierde eeuw werd de rol van de Areopaag enigszins opgekalefaterd nu er nasporingsbevoegdheden (ἀποφασις) werden toegekend bij εἰσαγγελια.248 Er dient uitgeweid over de νοµοφυλακια. De bronnenhiërarchie uit de 4de eeuw v. Chr. was een belangrijke grond voor het vernietigingsberoep ( γραφη παρανοµων). Iedere burger kon een proces aanspannen tegen de indiener van een wetsvoorstel om de illegaliteit van diens plannen aan te tonen. In wezen betekende dit de onverenigbaarheid van ψηφισµατα met νοµοι. Indien het voorstel reeds gestemd was, werd de verordening geschorst tot de uitspraak. (Een verschil met het moderne administratieve annuleringsberoep is dat de attische vordering gericht was tegen de politicus zelf). Indien de beklaagde schuldig werd bevonden, moest hij een boete betalen. De betrokken norm werd vernietigd. Nadat een politicus driemaal veroordeeld was voor dit misdrijf, werd hij uit zijn burgerrechten ontzet.249 Na 403 v.Chr. duikt een variant op van de γραφη παρανοµων : γραφη νοµον µη ἐπιτηδειον θεῖναι. Dit hield een gelijkaardig vervolgingsrecht in voor het maken van ongeschikte wetten. De procedure had betrekking op νοµοι, de door de Legislatieve Raad gefiatteerde parlementsbesluiten. Het proces tegen de indiener moest geactiveerd worden binnen een jaar na het aannemen van de wet door de νοµοθεται. Hierna was er geen veroordeling meer mogelijk. Sommige auteurs betogen dat na het verstrijken van deze termijn toch nog een wetsannulering kon worden bekomen op basis van de παρανοµων-procedure. Anderen menen dat παρανοµων enkel betrekking mocht hebben op de hiërarchisch lagere ψηφισµατα. Vermoedelijk ging het om een ruimer vorderingsrecht dan de παρανοµων-actie. Ongeschiktheid dekt andere gebreken dan onwettigheid. De straf bij ἐπιτηδειον werd geval per geval bedisseld door de jury. Het volk toonde zich bij wijlen meedogenloos. In 382 v.Chr. werd een politicus geëxecuteerd. 247 248 249 BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, 265 en 267. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 191. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 50. 62 Waarschijnlijk waren de straffen strenger dan bij het gewone vernietigingsberoep, omdat misdrijven als machtsmisbruik of poging tot staatsgreep ook besloten lagen in het ongeschiktheidscriterium; aspiraties waarvan de Grieken gruwden na het schrikbewind van de Dertig.250 Nu, Xenophoon erkende dat beslissingen uitgaande van een κοινον haast op natuurlijke wijze prevaleerden op stadstatelijke regels.251 Het is niet zeker of de bondgenoten, voor de omwenteling naar het Attische Rijk, een dergelijke normenladder aanvaardden in de συµµαχια . Er zijn geen γραφαι παρανοµων uit de 4de eeuw v. Chr. die Atheense wetten aan Delische decreten toetsen. Het zou wel kunnen dat in de 5de eeuw v .Chr. de Areopaag een indirecte hiërarchie vestigde via de νοµοφυλακια. De archonten-emeriti die aan de Areopaag verankerd waren, hadden de mogelijkheid al te contrasterende ἐκκλησια-besluiten te polijsten, om aldus de effectiviteit van de supranationale krijgsschikkingen te garanderen. b. Παλλαδιον Het Palladion, de naam alludeerde op de tempel van Pallas252, boog zich over onopzettelijke doding van Atheense burgers (φονος ἀκουσιος)253, alsook doding, opzettelijk of onopzettelijk, van vreemdelingen en slaven.254 Daarnaast berechtte het Hof pogingen tot moord of doodslag (βουλευσις).255 c. Δελφινιον Gerechtvaardigde doding (φονος δικαιος), daarvan nam het Delphinium kennis.256 Sommigen menen dat er sprake was van een ceremoniële rechtbank die geen straffen kon opleggen, of toch in ieder geval niet de doodstraf. De beklaagde onderging slechts een purificatieprocedure. De redevoering van Lysias voor Euphiletos, 250 251 252 253 254 255 256 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 50-51. BECK, The Laws of the Fathers versus the Laws of the League : Xenophon on Federalism, 362. MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 58 HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 334. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 337 MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 60. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 340. 63 die de minnaar van zijn vrouw had neergestoken toen hij hen betrapt had in bed, weerlegt deze assumptie.257 Op het einde van de toespraak, vermoedelijk afgevuurd in de Δελφινιον, zegt hij : ‘ἐγὼ γὰρ νῦν καὶ περὶ τοῦ σώµατος καὶ περὶ τῶν χρηµάτων καὶ περὶ τῶν ἄλλων ἁπάντων κινδυνεύω, ὅτι τοῖς τῆς πόλεως νόµοις ἐπειθόµην.’258 Ik zet nu mijn leven, mijn bezittingen en alle andere dingen op het spel omdat ik de wetten van de stad gehoorzaamd heb. Dit toont aan dat er wel degelijk sancties konden worden uitgesproken. Op een bepaald ogenblik – en dit is hoogst interessant- wordt een wet geciteerd die de Areopaag verbood de beklaagde te veroordelen, indien deze de carnale aanbidder van zijn vrouw gemold had tijdens buitenechtelijk gestoei.259 Dit impliceert dat een gelijkaardig geval voor verschillende strafhoven kon voorkomen, afhankelijk van de discretionaire determinatie van de βασιλευς. Geopperd wordt dat de Areopaag bevoegd was indien de beschuldigde geen rechtvaardigingsgrond inriep tijdens het vooronderzoek.260 Een kleine kanttekening. Aangenomen wordt dat de onderhavige redevoering zich afgewikkeld heeft in het Delphinium, onder andere omdat Lysias Euphiletos in de derde persoon laat spreken over de Areopaag. Maar het zou ook kunnen dat de uitdrukking αὐτῳ τῳ δικαστηριῳ τῳ ἐξ Ἀρεου Παγου in Lys. I. 30, letterlijk vertaald ‘de Areopaag zelf’, in de context van het vertoog, eigenlijk bedoeld werd als ‘deze Areopaag’. d. Φρεαττω Personen die tijdelijk verbannen werden wegens onopzettelijke doodslag, en daarna beschuldigd werden van moord, moesten zich in een bootje voor de kust van de Atheense haven verantwoorden tegenover de Eferen.261 Indien zij onschuldig werden bevonden moesten ze terug wegvaren, bij een veroordeling werd de straf onmiddellijk uitgevoerd. e. Πρυτανειον 257 258 259 260 261 MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 71-72. Lys. I. 50. Lys. I. 30. MACDOWELL, Athenian Homicide Law in the Age of the Orators, 72. HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 341. 64 Dit was een rare rechtbank. Levenloze voorwerpen en dieren werden er veroordeeld wanneer zij een ongeluk met dodelijke afloop veroorzaakt hadden, of wanneer de moordenaar die hen op een of andere manier aangewend had, niet kon worden gevonden.262 E. Berechting door democratische instellingen Soms mocht men een zaak voorleggen aan de volksvergaderingen. Deze rekesten waren een overblijfsel uit de archaïsche periode, toen de parlementen judiciële en normcreërende taken combineerden. Twee rechterlijke recepturen boden zich aan : προβολη en εἰσαγγελια. a. Προβολη Bepaalde wetsinbreuken konden worden gerapporteerd aan één van de πρυτανεις, de vijftig administratieve directeurs van de βουλη. Zij verwezen de klacht naar de ἐκκλησια die beide partijen hoorde en met vooruitgestoken vuist stemde over de schuldvraag.263 De misdrijven die aanleiding gaven tot προβολη waren wangedrag op religieuze festivals264 alsmede sycophantie en volksmisleiding.265 We bevinden ons op het domein van zedenkwesties, persoonlijke eerbaarheid en regeringsmoraliteit; waarschijnlijk substitueerde de προβολη op dit vlak de gemengde politieke en justitiële controle van de Areopaag uit voorgaande eeuwen. Over het precieze effect van de stemming woeden discussies. Het ziet ernaar uit dat het oordeel van de ἐκκλησια eerder gezaghebbend was. De volkstribunalen werden er niet door gebonden. Een voor de verdachte profijtige poll maakte hem niet immuun voor verdere vervolging middels een reguliere δικη of γραφη. Omgekeerd, een stembusstigma minimaliseerde de rol van de jury geenszins tot het uitspreken van een straf, meer nog, de aanklager mocht de zaak zelfs laten vallen. De idee wordt gelanceerd dat als de aanklager er middels een προβολη in slaagde 262 263 264 265 HYDE, The Homicide Courts in Ancient Athens, 342-343. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 59-60. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 194-196. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 60-61. 65 een meerderheid van de parlementariërs voor zich te winnen, hij ontheven was van de verplichting één vijfde van de gezworenen te overtuigen in een juryrechtbank.266 Mogelijks was de προβολη een appel tegen de ἀνακρισις in de heliastische procedure. Vanuit de wetenschap dat de ἐκκλησια hiërarchisch toezicht uitoefende op overheidsfunctionarissen, kan worden geopperd dat de beslissing wel bindend was voor de magistraten die na het vooronderzoek een zaak naar de rechtbanken katapulteerden. Deze discretionaire appreciatie werd misschien afgestompt door de προβολη, hetzij ex post bij wijze van hoger beroep, hetzij ex ante om te anticiperen op corruptie of favoritisme bij gevoelige moraliteitskwesties. Hoe het ook zij, in de vierde eeuw voor Christus ging het onomstotelijk om een gesubordineerde preliminaire procedure, die de prerogatieven van de δικαστηρια onverlet liet. b. Εἰσαγγελια Oorspronkelijk zou εἰσαγγελια de benaming geweest zijn voor alle vorderingen die mondeling ingeleid werden bij de autoriteiten.267 In de vierde eeuw voor Christus was εἰσαγγελια, in de strikte betekenis, een bijzondere procesinitiatie voor misdrijven tegen de staat, die de normerende nimbus van de populistische congressen groeien deed met judiciële jubel. Bij omverkegeling van het staatsbestel of een poging daartoe, alsmede landsverraad, omkoping van ambtenaren of juryleden, en misleidende beloften aan het volk,268 mocht iedere burger zijn grieven kenbaar maken aan de βουλη, mondeling of schriftelijk. Opmerkelijk is dat het ook slaven en vreemdelingen toegestaan was bezwaren te uiten. De Raad van Vijfhonderd pleegde overleg en lichtte prima facie de aanklacht door. Indien de raadsleden de zaak niet verwierpen, volgde een preliminaire hoorzitting in de βουλη zelf. Werd de verdachte ervan beschuldigd de democratie te hebben willen slopen, of trouweloos te zijn geweest tijdens de bediening van een ambt, dan was voorhechtenis verplicht. Anders dan bij de ἀπαγωγη en verwante heterdaadvorderingen, bleef de inverdenkinggestelde aangehouden, zelfs al diste hij zekerheden op. De βουλη mocht een geldboete van ten hoogste vijfhonderd 266 267 268 HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 62-64. HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 90. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 53-54. 66 drachmen gelasten. Voor zwaardere straffen diende te worden doorverwezen naar een δικαστηριον of de ἐκκλησια.269 Middels een andere interpretatie van de overgeleverde bronnen wordt aangedragen dat een onderscheid dient gemaakt tussen een εἰσαγγελια die betrekking had op ernstige politieke delicten, en een εἰσαγγελια die gericht was tegen machtsmisbruik vanwege magistraten. De eerste kwam, na een vooronderzoek door de βουλη, bij de ἐκκλησια terecht, die het procespalaber kon delegeren aan een δικαστηριον, en de laatstgenoemde belandde bij de βουλη die ten gronde over de zaak mocht oordelen zonder dat de ἐκκλησια er bijgehaald werd. De maximumstraf in dat geval was een boete van vijfhonderd drachmen.270 Wat er ook van aan is, de ἐκκλησια werd bijwijlen geadieerd als hooggerechtshof. Telkenmale ontvouwde zich een soort ἀνακρισις voor de βουλη, die uiteindelijk een προβουλευµα uitvaardigde waarin een gepaste straf werd vermeld. De ἐκκλησια waardeerde in laatste aanleg de feiten, en kon de προβουλευµα al dan niet bekrachtigen. Vermoed wordt dat, aangezien de beklaagde bij wet veroordeeld werd, de quorumregel van de νοµοι ἐπ᾽ἀνδρι toepassing vond, waardoor er minstens zesduizend burgers aanwezig hoorden te zijn. Indien de burgervergadering verwees naar een δικαστηριον, werd de omvang van de jury en de concrete penitentie geëxpliciteerd. De gebruikelijke strafscheppende macht van de volkstribunalen werd dus een tikje beknot.271 Volgens een controversiële stelling zouden de εἰσαγγελιαι in de vijfde eeuw voor Christus aanhangig zijn geweest bij de Areopaag.272 Een andere omstreden opvatting, gebaseerd op een geïsoleerde sofistische tekst, is dat een εἰσαγγελια kon worden ingesteld om bij nieuwe misdrijven, zijnde alle onaanvaardbaar geachte handelingen die de wetgever niet voorzien had, een sanctie te fixeren, en tegelijkertijd toe te passen.273 c. Het schervengericht 269 270 271 272 273 HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 55-56. HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 93-95. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 57-58. HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 91. HANSEN, Eisangelia in Athens: A Reply, 92. 67 In Athene bestond er een speciale procedure om mannen waarvan vermoed werd dat ze een coup zouden plegen, preventief te verwijderen. Ostracisme bood opperste bescherming aan het democratisch bestel door toekomstige tirannen te elimineren. Er waren twee fasen. Eenmaal per jaar werd in de ἐκκλησια bij handopsteking besloten of er een schervengericht zou worden geïnstalleerd.274 Indien er een meerderheid opborrelde, werd enkele weken later de Ostrakophoria geformeerd. Deze vergadering vertoonde gelijkenissen met de κατακλησια, een bijzondere zitting, voorgezeten door de negen archonten, waarbij de βουλη en de boerenbevolking buiten de stad samenkwamen op de agora om uitzonderlijke zaken te bediscussiëren.275 Men liet een keuze blijken door de naam van de geïncrimineerde persoon op een potscherf te kartelen (ὀστρακα), en die vervolgens te deponeren. De stemming had dus een geheim karakter en er was geen onderling overleg.276 De gewraakte politicus moest de stad voor tien jaar verlaten, maar kon vroegtijdig worden gepardonneerd. (Dit was het geval bij Perikles.) De goederen van de banneling werden niet geconfisqueerd. Ostracisme wordt beschouwd als een administratieve maatregel uitgevaardigd door een volksvergadering.277 Het was geen gerechtelijke procedure. De geviseerde persoon kon worden verbannen zonder aanklacht of verdediging. In de vijfde eeuw voor Christus werd een schervengericht gehouden tegen Themistokles, Kimon, Aristeides en Perikles. Niet voor niks waren het allen στρατηγοι die de Delische bond aanvoerden. Ostracisme zorgde er voor dat bevelhebbers zich niet konden ontpoppen tot echte monarchische keizers, ondanks hun extraterritoriale macht. F. Berechting door volksrechtbanken a. Overzicht 274 275 276 277 CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 53-53. CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 73. CARCOPINO, L’Ostracisme Athénien, 87. BONNER EN SMITH, The Administration of Justice from Homer to Aristotle, 194-195. 68 De volksrechtbanken, gegroeid uit het democratisch appel tegen besluiten van een magistraat278, waren het kloppende hart van de Attische huis-tuin-en keukenjudicatuur. Met ἡλιαια werd in de vierde eeuw voor Christus doorgaans een panel van lekenrechters bedoeld, maar de term kon ook slaan op het gerechtelijk apparaat in het algemeen.279 Een synoniem was δικαστηριον.280 In de Klassieke Periode waren er volgens sommigen verschillende ἡλιαια, die in belangrijke zaken konden fuseren.281 Er was in dat laatste geval geen eengemaakte of hiërarchisch hogere rechtbank282, eerder een gezamenlijke sommering van de heliasten. Met andere woorden, één enkele ἡλιαια bestond toen niet. De parate vonnisgevers moesten zich afwisselend, van dag tot dag, in velerlei samenstellingen vermeien. Doch, af en toe werd er een uitzonderlijk quorum gevergd, waarbij meerdere basisformaties versmolten. Anderen verdedigen dat de ἡλιαια ten tijde van Solon de enige volksrechtbank was, die kennis nam van beroepen tegen magistraatbeschikkingen. In de klassieke Periode, toen bewindvoerders begonnen te ijveren voor een eersteaanlegprocedure in het populistische tribunaal, evolueerde de ἡλιαια naar een soort overkoepelend gerecht ad hoc, waarvan de lekenrechters in de praktijk verdeeld werden over de δικαστηρια. Enkel voor de behandeling van gewichtige vraagstukken werd de ἡλιαια opgetrommeld als δικαστηρια zetelend in verenigde kamers.283 Aangenomen wordt dat zich geen oppergerechtshof kristalliseerde voor de behandeling van cassatieberoepen tegen de vonnissen van de δικαστηρια als gefractioneerde entiteiten. Deze kruinsamenstelling wordt geïdentificeerd met de ἡλιαια των θεσµοθετων die de meest beduidende publieke zaken onder haar hoede kreeg.284 (In dit academisch kattebelletje wordt die tweede strekking begenadigd, niet zozeer omdat het een onwankelbare gissing is dat de Atheners ἡλιαια van δικαστηριον onderscheidden, maar eerder omdat het vanuit theoretisch perspectief enigszins overzichtelijker is een ander woord te gebruiken voor de 278 279 280 281 282 283 284 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 29. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 3. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 4. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 17. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 19-20. BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, 224-225. BONNER en SMITH, the Administration of Justice from Homer to Aristotle, 156-157. 69 samengestelde verschijningsvorm van de jurypanels. Deze voeging insinueert immers een externe hiërarchie op basis van de ernst van de zaak.) Nu, In de vijfde eeuw voor Christus bengelde het aantal gezworenen in een δικαστηριον tussen de vijfhonderd en duizend. Een eeuw later werd een bescheidener forum van vierhonderd gegadigden als voldoende ervaren.285 De juryleden werden geloot uit de burgerbevolking – althans vanaf 422 voor Christus - en moesten minstens dertig jaar oud zijn.286 In totaal werden er zesduizend gelukkigen aangeduid, en vermoedelijk mocht men zich, voor het wrochten van deze lijst, opgeven als vrijwilliger.287 De ambtstermijn van deze dikasten bedroeg één jaar, na afloop waarvan εὐθυνα uit den boze was.288 Zij moesten derhalve aan niemand rekenschap doen. Vanaf de Perikliaanse Era werden de rechters op het einde van het bewogen etmaal naar huis gestuurd met twee obolen. Rond 425 dokte de Staat daar eentje bij op aandringen van Kleon.289 Δικη en γραφη, met uizondering van diegene die tot de exclusieve bevoegdheid van de vijf strafhoven behoorden, alsook de drie heterdaadvorderingen, waren de belangrijkste processen die afgewikkeld werden voor de volksrechtbanken. Sommige δικαι en γραφαι werden in eerste aanleg behandeld, andere dienden voorafgaandelijk gehoord door een openbare scheidsman, waarna heliastisch beroep mogelijk was. b. Voorafgaande fase : ἀνακρισις Het geding begon met ἀνακρισις, het vooronderzoek van de magistraat. De αρχων ἐπωνυµος deed familiegeschillen, waaronder erfeniskwesties, en zaken die verband hielden met religieuze festivals, zoals de Dionysia. De πολεµαρχος overpeinsde betwistingen betreffende het vreemdelingenstatuut. Οἱ ἑνδεκα registreerden de heterdaadvorderingen tegen κακουργοι, waarbij voorhechtenis mogelijk was. De Θεσµοθεται, ten slotte, namen een 285 286 287 288 289 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 36. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 24. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 35. JORDAN en R. F. TOWNSEND, The Law courts at Athens, 25-26. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 34. 70 restcategorie onder de vleugels. De meeste penale zaken, handelszaken en geschillen die beheerst werden door internationale akkoorden, kwamen op hun bord terecht.290 De δικασται κατα δηµους, ofte districtdikasten, substitueerden in hun ressort de Θεσµοθεται voor kleine burgerlijke betwistingen die onderhevig waren aan de prealabele arbitrageverplichting. De particuliere procureur stopte de bevoegde functionaris zijn verzoekschrift toe na een honorarium te hebben betaald. Soms werd de tenlastelegging aan een bord op de agora gespijkerd. Vervolgens moest de verweerder gedagvaard worden door de aanklager zelf. Dit gebeurde door de betrokken persoon op de markt aan te klampen in het bijzijn van getuigen, bijvoorbeeld : ‘Ik beschuldig u van diefstal, gelieve binnen tien dagen te verschijnen voor de Archont.’ Kwam de verdachte niet aandraven, dan kon hem een boete worden opgelegd, tenminste als er getuigen waren die beaamden dat hij weldegelijk een oproep had gekregen.291 (Misschien gaf verstek aanleiding tot arrestatie middels ἀπαγωγη of ἐνδειξις. Hoewel er geen harde bewijzen zijn, is het mogelijk dat γραγη en ἀπαγωγη een cascadestructuur kenden, afhankelijk van de medewerking der partijen en de ernst van het privaat of publiek delict. Een aanwijzing hiervoor is m.i. de omstandigheid dat na een ‘mislukte’ δικη φονου, waarbij de verdachte gevlucht was en zich in ballingschap teruggetrokken had, een ἀπαγωγη mocht worden ingesteld wanneer de bij verstek veroordeelde dader gespot werd in Athene.) De gevatte ambtenaar ging zijn bevoegdheid na, systematiseerde de argumenten van de partijen, en fixeerde de dienende dag. Tijdens deze bijeenkomst ondervroeg de hoogwaardigheidsbekleder de kemphanen, zodat zij, met het oog op de voorbereiding van het bodemproces, een beeld kregen van elkanders standpunten. De eiser spuwde zijn gal, waarna de verweerder op verschillende manieren kon reageren. Hij mocht ofwel de claim eenvoudigweg ontkennen (εὐθυδικα), kif die dan door de bodemjury diende bedisseld, ofwel een tegeneis instellen (ἀντιγραφη)292, ofwel twee ontoelaatbaarheidsexcepties opwerpen293 : παραγραφη en 290 291 292 293 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 237. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 238. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 131. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 241. 71 διαµαρτυρια. Het is essentieel te onderstrepen dat het magistratenmonopolie op de voormelde preliminaire verweermiddelen doorbroken werd in de vierde eeuw voor Christus. Indien de verweerder deze protesten aanboorde, was de onderzoeksrechter verplicht door te verwijzen naar de jury, die in een afzonderlijk proces de ontvankelijkheid van de zaak exploreerde, alvorens ten gronde uitspraak te doen, eventueel op een andere stonde.294 De volksrechtbanken slorpten dus een deel van de ἀνακρισις op. In de vijfde eeuw voor Christus was de discretie van de overheidsdienaren nog massiever. Παραγραφη had betrekking op onwettigheden.295 Eigenlijk ging het om juridisch-technische vraagstukken die niet erg geschikt waren voor leken zonder noemenswaardige eruditie. Zo waren naast verjaring296, ook betwistingen omtrent het bestaan van een overeenkomst297, non bis in idem298, de minimis non curat praetor299, onbevoegdheid, of ontstentenis van belang300, aan de orde. Er zat wel een adder onder het gras : indien de παραγραφη werd weggewuifd, moest de verweerder die gefaald had, één zesde van het litigieuze bedrag ophoesten (ἐµπωβελια).301 Bij διαµαρτυρια leverden getuigen bewijs prima facie voor bepaalde partijbeweringen. De exceptie had niet alleen betrekking op procedurele aspecten, bijvoorbeeld het statuut van burger of vreemdeling om de bevoegdheid van de Polemarch te diagnosticeren302, maar dekte ook disposities ten gronde, zoals het bestaan van een erfgenaam van hogere rang, wat uitdraaide op de vraag of de eiser gerechtigd was op de nalatenschap.303 Ook afstammingsbanden konden middels διαµαρτυρια gestaafd worden.304 Valse getuigenissen werden hard aangepakt langs de γραφη 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 219. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 119. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 117. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 114. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 120. Cf. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 121. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 122. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 109 en 188. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 212. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 102. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 241. 72 ψευδοκλητειᾶς.305 (Διαµαρτυρια wordt meestal beschouwd als een afzonderlijke preliminaire procedure, met eigen aanleidingen en consideransen, maar het is natuurlijk ook mogelijk dat er een concrete bekrachtigingswijze verschaft werd voor παραγραφη.) Als deze herrie geluwd was, haalde de magistraat zijn agenda erbij, en instrueerde hij het proces ten gronde, dat hij niet zelden voorzat. Het is onduidelijk of er een echte formula vervaardigd werd met legalistische richtlijnen voor de heliasten. Waarschijnlijk intervenieerde de functionaris tijdens de zitting wanneer de wet oneer werd aangedaan. c. Bodemproces De grote dag was aangebroken. De partijen begaven zich naar het gerechtsgebouw, en zo bestonden er wel een paar. (Bekende panden zijn het Odeion, Metiokheion, de Stoa Poikile, en het Kallion.) De zaal werd afgeschermd van de mensenmeute door een rijzige houten poort, vanzelfsprekend om gewelddaden van overijverige toeschouwers te voorkomen. Niettemin bleef het proces openbaar want het plebs hield van op afstand het hele gebeuren nauwlettend in het oog, en liet ongegeneerd bijval of afkeer blijken. De gedaagden mochten getuigen, familieleden en supporters binnenloodsen. Eerst sprak de aanklager, dan de verweerder. Advocaten bestonden niet, de twiststokers moesten zich persoonlijk tot de gezworenen richten.306 Gefortuneerde burgers schakelden een logograaf in, die, tegen een flinke fooi, oefenend op het bevredigend pleidooi, naar nederige zinnen zoekend, een mooie, zoetgevooisde redevoering rooide uit zijn brede, broedende geest. De babbeltijd mocht niet tot fier gefilibuster ontsporen. In de ruimte bevond zich een κλεπσυδρα, een soort waterklok. Op een zekere architektonische elevatie - een trap of iets dergelijks – werd een pot gezet met een gat erin. Onmiddellijk daaronder pronkte een andere vaas. De hogergelegen kruik werd met water gevuld, en een procespartij mocht zolang doorratelen als de vloestof nodig had om naar de onderste kom te sijpelen. Dit was 305 306 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 213. JORDAN en R. F. TOWNSEND, The Law courts at Athens, 25-26. 73 tussen de vijf en tien minuten. Een stuntelige of onsympatieke spreker kon echter worden weggejouwd voordat de aardgravitatie zijn werk had gedaan. Na de oraties stemden de juryleden overwijld zonder te delibereren. Zij schreden naar voren en smeten een kiezelsteentje in een van de twee urnes die daar stonden – U raadt het al - één voor schuldig en één voor onschuldig.307 Onder bewaking van de magistraat werden de keitjes geteld. Een absolute meerderheid was vereist om iemand te veroordelen. Op het eerste zicht is dit een niet zo bijster subtiele methode voor iets wat een geheime stemming moest verbeelden. De Grieken hadden nochtans een frugale oplossing. De twee amfora werden overtegen door een krabbenmand, die vanuit deze positie de vorm had van een omgekeerde trechter. Het jurylid kon dus zijn hand in die nauwe opening steken om het grindblokje verheeld in de gewenste keramische pul te lossen. Indien mogelijk werd het vonnis terstond uitgevoerd. Als de aanklager een specifieke sanctie kon vorderen, werd er opnieuw gepleit over de exacte strafmaat, waarna de jury andermaal balloteerde.308 d. Beroep Tegen de beslissingen van een heliastisch hof stond geen hoger beroep open. Desalniettemin, in sommige gevallen kon men een nieuw proces krijgen, als onwettigheden of onregelmatigheden werden aangetoond (δικη ἀναδικος).309 Een proces werd ook overgedaan wanneer er valse getuigenissen waren, of indien men een excuus kon ophoesten voor verstek.310 In de vijfde eeuw voor Christus kon voor de ἡλιαια een appelprocedure (ἐφεσις) worden ingesteld tegen beslissingen genomen in eerste aanleg door een magistraat.311 e. Verhouding tussen ἐκκλησια en δικαστηριον In principe waren zowel de ἐκκλησια als de δικατηρια samengesteld uit burgers. Uit Dem. 20.9. wordt afgeleid dat dezelfde personen in de ἐκκλησια, δικαστηρια en raad van νοµοθεται konden 307 308 309 310 311 JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 27. JORDAN en TOWNSEND, The Law courts at Athens, 28-29. BONNER, Evidence in Athenian Courts, 93. HARRISON, The Law of Athens, 192-197. HARRISON, The Law of Athens, 191. 74 zetelen.312 Toch mogen deze instellingen niet over dezelfde kam worden geschoren. In de vijfde eeuw voor Christus beschikte de δηµος, zoals vertegenwoordigd door de ἐκκλησια, over het opperste gezag, als men de schimmige invloed van de Areopaag negeert althans. De δικαστηρια wordt samen met de βουλη op een subsidiair niveau geplaatst. In de vierde eeuw voor Christus lijkt een omgekeerde situatie te hebben getierd. De invloed van de δικαστηρια op zowel het bestuur als de wetgevende vergaderingen dijde uit door de γραφη παρανοµων en δοκιµασια. Ook door εἰσαγγελια geraakten politiek gevoelige dossiers tot bij de volksrechtbanken.313 Dientengevolge fungeerden de rechtbanken als administratieve rechtscolleges of zelfs embryonale grondwettelijke hoven. Het waren de dikastische decisies die voortaan als κυριοι παντων werden beschouwd.314 Ofschoon er gewaarschuwd wordt voor het ‘transformatieve doel’ van redevoeringen, die een vertekend beeld kunnen verschaffen van de jury’s door hun paaiende, mouw vegende aard315, en de onderverdeling van δηµος in institutionele of constitutionele clusters eveneens aan kritiek onderhevig is door de intrinsieke, casuïstische rechtscheppende bevoegdheid van de volkstribunalen316, valt er veel te zeggen voor deze analyse. De dubbele toets van de γραφη παρανοµων wordt beklemtoond : decreten werden een tweede maal door dezelfde abstracte staatsentiteit bespiegeld, met name het volk in een andere samenstelling. De ietwat kneuterige sfeer in de δικατηρια moest de mogelijke massahysterie en kortzichtigheid verhelpen, verwekt door sprankelende sprekers. Terwijl de aanname van een decreet een van de vele vergaderpunten was in de ἐκκλησια, vaak als vrucht van een jachtig en chaotisch roezemoesdebat, trok het bevoegde δικαστηριον een volledig etmaal uit om de legaliteit van het besluit te evalueren. Een uitvoerige, meer geordende 312 313 314 315 316 HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion Athens, 522. HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion Athens, 526. HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion Athens, 530. BLANSHARD, What counts as the demos ? Some notes on the between jury and the people in Classical Athens, 36-37. BLANSHARD, What counts as the demos ? Some notes on the between jury and the people in Classical Athens, 44. 75 in Classical in Classical in Classical relationship relationship gedachtewisseling in kleinere groep wond zich los. Bovendien was, anders dan bij een parlementsvergadering, de stemming geheim. Ook de specifieke compositie van het volkstribunaal versterkte de rol van een tweede overpeinzing. De juryleden, die overigens, in tegenstelling tot de parlementaire δηµος, een heliastische eed zwoeren, waarin zij plechtig beloofden plichtsgetrouw te oordelen, moesten minstens dertig jaar oud zijn, met dien verstande dat de gemiddelde leeftijd veel hoger lag, dit door het grote aantal bejaarde vrijwilligers, dat het dikastdagloon als een pensioentje wou benutten. De δικατηρια werden dus geacht bedachtzamere, gewetensvollere en wijzere opvattingen te koesteren.317 Een vreemde eend in de bijt was de raad van νοµοθεται. Betrof het een volksvergadering naast de ἐκκλησια en βουλη, of hebben we te maken met een δικαστηριον ? Het dient vooreerst in herinnering gebracht dat de νοµοθεται, na de ontbinding van de Delische Bond, de geschiktheid van nieuwe wetgeving aprecieerden. Als zij een beslissing van de ἐκκλησια goedkeurden, kwam er een echte νοµος tot stand. Ook gevestigde verordeningen werden jaarlijks aan een compabiliteitsonderzoek onderworpen. Aanvankelijk was er een automatische controle, maar rond 355 deden de θεσµοθεται een vooronderzoek, waarna zij de krakkemikkige akte al dan niet verwezen naar de nomothetische raad.318 Het ging waarschijnlijk om een hybride constellatie.319 De νοµοθεται werden door de ἐκκλησια gekozen uit de annuele lijst met zesduizend juryleden, die de heliastische eed hadden gezworen. Zij hielden zitting in panels van vijfhonderd tot duizend man.320 Dit is een hint in de richting van een dikasterisch orgaan. Maar ook het feit dat zij, zoals de epigrafische bronnen laten uitschemeren, met handopsteking stemden, en de omstandigheid dat de γραγη νοµον µη ἐπιτηδειον θειναι gericht tegen een νοµος, parallel met de γραγη παρανοµων gericht tegen een ψηφισµα, achteraf behandeld werd door een δικαστηριον321, dienen onder de aandacht gebracht. Dit zijn indicaties voor een wetgevende conferentie. Allicht werd een 317 318 319 320 321 HANSEN, the Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion in Classical Athens, 531- 533. MACDOWELL, Law making at Athens in the fourth BC, 73. RODES, Sessions of Nomothetai in fourth-century Athens, 129. SAELEY, On the Athenian Concept of Law, 290. RODES, Sessions of Nomothetai in fourth-century Athens, 76 gemixte instelling gecreëerd naar analogie met de Areopaag in de vijfde eeuw voor Christus (ἀρεοπαγιτες νοµοφυλακες). G. Berechting door private arbiters De partijen mochten in der minne één of meerdere scheidsmannen aanduiden, die een eed moesten afleggen waarin zij verkondigden billijk te zullen oordelen. Deze procedure was volledig buitengerechtelijk. Euvels ontsproten echter op het vlak van de tenuitvoerlegging, en zoals Dem. 33, 14-19 illustreert, vielen de arbiters zelf wel eens in ruzie.322 Deze διαιτηται αἱρετοι waren immers geen staatsfunctionarissen, hoewel er vermoedelijk een wet circuleerde die hun taak veraanschouwelijkte. Betoogd wordt dat de arbitrale beslissing even bindend was als een gerechtelijk vonnis, en bijgevolg een δικη ἐξουλης stutte.323 Verwarring en vrijblijvendheid bleven evenwel troef. Er was nood aan een gereguleerde variant. H. Berechting door publieke arbiters a. Overzicht Het leeuwendeel van de informatie over publieke arbitrage wordt gedestilleerd uit de pennenvruchten van Aristoteles. De bronnen verbreiden dus een reconstructie van het systeem uit de vierde eeuw voor Christus. De δικασται κατα δηµους werden oorspronkelijk door Peisistratos (ca. 550 v. Chr.) geïnstalleerd om de overbelasting van de gerechtelijk machinerie te kalmeren. Tevens hoopte de machtselite het boerenvolk te verstrooien. Door een acute afhandeling van hun dorpse beslommeringen, hoefden dergelijke uilskuikens niet naar Athene te benen om te participeren in de democratische tribunalen en politieke instellingen. De municipale magistraten fungeerden als lokale, peripatetische Thesmotheten die zich ontfermden over civiele zaken van fijnschalig kaliber. Rond 453 voor Christus 322 323 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 203-205. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 64-65. 77 werden deze dertig districtdikasten opnieuw ingezegend. Ergens tussen ca. 527 en 453 was dit plaatselijk ambt dus afgeschaft. Na het schrikbewind van de Tyrannen in 403 werd hun aantal naar veertig gebracht.324 Oorspronkelijk traden de δικασται κατα δηµους dus zelf op als magistraat-scheidsmannen, maar door de aangewassen populatie die de mankere mobiliteit van deze rondtrekkende rechters tot gevolg had alsook een procesproliferatie, zocht de stad toevlucht tot leken.325 De publieke arbiters (διαιτηται) worden voor het eerst vermeld in 403.326 Voor burgers gold de verplichting om vanaf hun zestigste, meer bepaald na de militaire dienst, gedurende één jaar te zetelen als arbiter. De scheidsmannen werden geloot uit de laatste van de 42 op leeftijd gerangschikte soldatenlijsten. Elke tabel had een patroonheld.327 De districtdikasten waren bevoegd voor τας ἀλλας δικας.328 Deze cryptische categorie sloeg waarschijnlijk op alle vorderingen, waarvan hogere magistraten, zijnde ἀρχοντες στρατηγοι, en οἱ ἑνδεκα, alsmede lagere magistraten, onder andere ἀγορανοµοι en ἀποδεκται, niet op rechtstreekse wijze kennis namen. Erfeniszaken, religieuze delicten, moordzaken, fiscale zaken, handelszaken, vreemdelingenzaken, en gedingen met interstatelijke dimensies vertoefden derhalve in een meer verheven jurisdictioneel echelon. In praktijk waren de δικασται κατα δηµους bevoegd voor contractuele of buitencontractuele schadevergoedingen, eigendomsbetwistingen329 en waarschijnlijk ook strafbagatellen. Indien de waarde van het geschil minder dan tien drachmen bedroeg, evoceerde de districtdikast de zaak, waarna hijzelf uitspraak deed. Zo niet, introduceerde hij de partijen aan een arbiter, naar analogie met de heliastische preliminaire fase.330 324 325 326 327 328 329 330 HARREL, Public Arbitration in Athens, 1-3. HARREL, Public Arbitration in Athens, 4. HARREL, Public Arbitration in Athens, 5. HARREL, Public Arbitration in Athens, 10-15. Arist. Ath. Pol. 53. 1. Cf. HARREL, Public Arbitration in Athens, 36. HARREL, Public Arbitration in Athens, 3-4. 78 b. (Pseudo-)ἀνακρισις Tijdens een inleidend verhoor ging de districtdikast na of de zaak voldoende ingrediënten bevatte voor een proces. Hij ploos ook uit wat de precieze geldsom was. Vervolgens lootte hij een arbiter, en griffelde hij een γραµµατειον : de aanklacht (ἐγκληµα) alsook de omschrijving van de schade (τιµηµα) werden als instructiecertificaat neergeschreven voor de umpire. Betoogd wordt dat deze fase geen ongerepte ἀνακρισις was, aangezien het hele scheidsrechtelijke gebeuren het eigenlijke voorstadium van de heliastische procedure uitmaakte.331 c. Bodemproces Als dit allemaal achter de rug was, verschenen de kibbelende kinkels voor de arbiter. Een karig loon werd de rechter gegund. Elk van de vechtjassen moest hem één drachme overreiken. De hoorzitting (συνοδοι) had een informeel karakter. Overvloedige macht mocht de scheidsman niet ontplooien. Hij kon vragen stellen en de partijen een eed laten zweren, maar dat was het zo een beetje. Er werd van hem eerder een verzoenende attitude verwacht.332 Als hij te veel van zijn tak maakte, kon men met een wrakingsvordering op de proppen komen (εἰσαγγελια εἰς τους διαιτητας). De arbiter moest de biezen nemen, indien de betrokkene aantoonde dat hij klakkeloos benadeeld was geweest. De hypothese circuleert dat dit wrakingsverzoek gericht werd tot het voltallige college van δικασται κατα δηµους, dat minstens één keer per jaar vergaderde, en niet tot een δικαστηρια, nu het juist de bedoeling was om middels lokale litigatie de prestatiedruk van deze volksrechtbanken te sussen. De διαιτηται konden alsnog gewraakt worden na afloop van het proces, in welk geval het scheidsoordeel opgeheven werd. (Wellicht is het dus beter te gewagen van verhaal op de rechter)333 Teneinde de partijen tot medewerking te bewegen, werd vaak een schuldverklaring afgeleid uit een of ander stilzwijgen, zeker wanneer de tegenstrever een uitdaging ( προκλησις) opwierp. Denk 331 332 333 HARREL, Public Arbitration in Athens, 21. HARREL, Public Arbitration in Athens, 22-23. HARREL, Public Arbitration in Athens, 16-18. 79 bijvoorbeeld aan het folteren van een slaaf, die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats ergens rondhing (εἰς βασανον), of het geven van een erewoord (εἰς ὀρκον). De ruziënde rakkers sleepten vaak getuigen mee. Forfait en meineed werden ontmoedigd door respectievelijk de δικη λιποµαρτυριου en de δικη ψευδοµαρτυριων. Publieke arbitrage etaleerde dus gelijkenissen met de διαµαρτυρια in de heliastische ἀνακρισις. Alle stavingelementen dienden door de partijen op schrift gesteld, althans in de vierde eeuw voor Christus.334 Na de luisterassemblage bezon de arbiter zich. Hij bepaalde zelf wanneer hij zijn vonnis voorlas (ἀποφασις). Tot aan de dag waarop de grijsaard uitspraak deed (κυρια ἡµερα), stond het de procesvoerders vrij op ieder ogenblik overeen te komen de zaak naar een private scheidsrechter te transfereren. De partij die niet verscheen wanneer de arbiter zijn beslissing openbaarde, werd in het ongelijk gesteld. (ἐρηµος δικη) Tegen dit belazerend verstekvonnis kon een rechtsmiddel worden aangewend. De δικη µη οὖσα mag gerust als een verzetsprocedure avant la lettre worden bestempeld. Als de verliezer binnen de tien dagen na het wijzen van het vonnis aantoonde dat hij niet aanwezig kon zijn door ziekte of overmacht - waaronder men dringende affaires in het buitenland rekende – dan werd het vonnis vernietigd. De vordering moest worden voorgelegd aan de districtdikast.335 d. Beroep Het scheidsoordeel kon worden aangevochten voor een jury (ἐφιεναι εἰς το δικαστηριον). De arbiter pende, na afloop van zijn forensische functie, de aangehaalde bewijselementen en de uitspraak op het γραµµατειον, dat werd teruggezonden naar de districtdikast, welke het inlichtingspapier, op vraag van de appellant, beurtelings naar het volkstribunaal verzond.336 Het is onduidelijk of de zaak eerst langs een archont passeerde ter controle van de preliminaire kwesties. Zoals eerder vermeld, dienden mondelinge verklaringen opgetekend. Al het stavingmateriaal werd in verzegelde urnen (ἐχινοι) gestouwd. De 334 335 336 HARREL, Public Arbitration in Athens, 24-28. HARREL, Public Arbitration in Athens, 29-33. HARREL, Public Arbitration in Athens, 34. 80 arbiter gaf die door aan de districtdikast. Enkel over het bewijs dat zich in deze tonnen bevond, mocht opnieuw gepleit worden voor het democratisch gerecht. Het aanhalen van nieuwe feiten en stukken was verboden. Het is moelijk te ramen in hoeverre deze regel werkelijk betracht werd.337 Sommigen vegen deze zienswijze van tafel. Geponeerd wordt niet alleen dat deze regel suppletief was, waardoor de partijen er eensgezind van konden afwijken, maar ook dat het δικαστηριον de voorlegging van vers bewijs mocht gelasten.338 In de praktijk werden arbitrale vonnissen haast altijd geappelleerd339, waardoor de vraag rijst of er, in plaats van een beroep, niet eerder sprake was van een antecendente scheidsrechtelijke procedure die in zijn geheel de eigenlijke ἀνακρισις bij heliastische gedingen verving. Is er hier eigenlijk wel echte arbitrage ? Misschien is dat een pertinenter probleem. De διαιτηται hadden, ondanks hun bemiddelende opdracht, meer gemeen met een iudex uit het Romeins recht dan met een arbiter, nu zij niet per se naar een oplossing dienden te zoeken die alle partijen voldoening gaf.340 Integendeel, twee personen disputeren en de scheidsman intervenieerde. Een mies vonnis werd geschapen voor de versteklatende domoor. Op de koop toe waren het niet de partijen die de arbiter kozen via een afdwingbaar compromissum dat resulteerde in een receptum arbitri.341 Er is, anderzijds, evenmin een doorslaggevende gelijkenis met de litis contestatio, daar de partijen geenszins hun medewerking moesten verlenen om het bindende karakter van de uitspraak te bewerkstelligen.342 Het negatief verstekvonnis kon weliswaar gezien worden als impliciet dwangmiddel dat een cooperatieve houding te bevorderde, maar verregaande varianten zoals deze verbonden aan het romeinsrechtelijk status van indefensus ontbraken, en de aanvaardig van de scheidsrechtelijke macht was in wezen niet vereist.343 Het is beter te gewagen van een quasi formula344 : ten aanzien van het volkstribunaal werden de feitelijke en juridische 337 338 339 340 341 342 343 344 HARREL, Public Arbitration in Athens, 26-27. BONNER, Evidence in Athenian Courts, 55. HARREL, Public Arbitration in Athens, 35. Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 384. Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 228. Cf. KASER- WUBBE, Romeins Privaatrecht, 390-391. Cf. KASER-WUBBE, Romeins Privaatrecht, 389. Cf. KASER- WUBBE, Romeins Privaatrecht, 393-395. 81 thema’s gebetonneerd door de zowel de ἐχινοι als de γραµατειον, die de arbiter samen met de districtdikast verleed. III. MARITIEME PROCESSEN IN HET BIJZONDER A. Commerciële disputen Maritieme processen stalden een paar bijzondere kenmerken uit, waarover hieronder wordt bezonnen. Het gaat hoofdzakelijk om de situatie in de vierde eeuw voor Christus, nu de redevoeringen van Demosthenes ons de meeste inlichtingen verschaffen. a. Algemene kwalificatie Door de verstokte procescultuur nestelde zich heel wat rechtsachterstand in Athene. Zaken sleepten soms jaren aan. De staatsarbiters kenden geen termijn waarbinnen zij uitspraak moesten doen, en in hun levensavond waren ze nu ook weer niet geneigd zich op te jutten. Daarom werd een snelrechtsysteem op poten gezet voor bepaalde categorieën van geschillen, waarbij een gezwinde afhandeling voordelig bleek, hetzij omdat er economische turbaties dreigden, hetzij omdat er een bepaald ethisch of maatschappelijk belang op het spel stond. Deze δικαι ἐµµηνοι moesten, zoals de naam impliceerde, binnen de maand van de baan zijn.345 Maar misschien is het realistischer om te presumeren dat de tribunalen die deze δικαι ἐµµηνοι overpiekerden, maandelijks zitting hielden, en er een grote druk op de rechters rustte om uitspraak te doen tijdens de aangrenzende sessie.346 Zaken met betrekking tot bruidsschatten (προικος ), leningen (δανειον), mishandeling of andere gewelddaden (αἰκειας), maatschappen (κοινωνικαι), slaven (ἀνδραποδων) , het bankwezen (τραπεζιτικαι), en mijnexploitatie (µεταλλικαι) behoorden onder meer tot de δικαι ἐµµενοι. Het belangrijkste subgenre – althans in het kader van dit schools paskwil – vormden de δικαι ἐµπορικαι. Het betrof zaken die verband hielden met het emporium nabij de Πειραιευς, de marktplaats aan de Attische haven, waar de 345 346 COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 10-22. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 40. 82 overzeese goederen verhandeld werden, en vaak alleen daar verhandeld mochten worden.347 b. Specifieke kwalificatie Dem. 32.1. stelt een dubbele voorwaarde voor δικαι ἐµπορικαι : geschillen die voortvloeien uit geschreven overeenkomsten voor scheepsvervoer van het emporium naar het emporium :348 ‘οἱ νόµοι κελεύουσιν, ὦ ἄνδρες δικασταί, τὰς δίκας εἶναι τοῖς ναυκλήροις καὶ τοῖς ἐµπόροις τῶν Ἀθήναζε καὶ τῶν Ἀθήνηθεν συµβολαίων, καὶ περὶ ὧν ἂν ὦσι συγγραφαί: ἂν δέ τις παρὰ ταῦτα δικάζηται, µὴ εἰσαγώγιµον εἶναι τὴν δίκην.’ Dem. 34.3 suggereert dat scheepsvervoer naar Athene reeds voldoende was, maar dit fragment wordt door sommigen als een interpolatie aangemerkt.349 Het is beter de frase εἶναι τοῖς ναυκλήροις καὶ τοῖς ἐµπόροις te lezen als een allusie op scheepsvervoer. Het was geen echte hoedanigheidseis, nu een uniforme commerciële zeevaarderklasse ontbrak350, en er evenmin beroepsvoorwaarden golden. Immers, iemand die een schip bezat was een ναυκληρος, iemand die op de havenmarkt verkocht, was een ἐµπορος. De hoedanigheid als zee- of koopman was dus irrelevant, zeker als geïsoleerd element. (cf. Dem 35.45). Gekrakeel van andere aard tussen dergelijke professionelen werd beslecht door het gemeen recht.351 In Dem. 33.1. staat vermeld : ‘ἐαν τι ἀδικωνται ἐν τῳ ἐµποριῳ’. Als ze op om het even welke wijze verongelijkt zijn op het emporium. Hieruit wordt opgemaakt dat de δικαι ἐµπορικαι zich niet beperkten tot contractuele conflicten, ook onrechtmatige daden tegen een handelaar die gelieerd waren aan het vervoerscontract en zich voordeden op de markt, vielen onder het toepassingsgebied.352 c. ἀνακρισις De ἐµπορικαι waren niet vatbaar voor publieke arbitrage. Waarschijnlijk werd de ἀνακρισις beredderd door een bijzondere 347 348 349 350 351 352 COHEN, COHEN, COHEN, COHEN, COHEN, COHEN, Ancient Ancient Ancient Ancient Ancient Ancient Athenian Athenian Athenian Athenian Athenian Athenian Maritime Maritime Maritime Maritime Maritime Maritime Courts, Courts, Courts, Courts, Courts, Courts, 83 12-15 en 23. 100-101. 112. 116. 126. 108. magistraat. De bronnen spreken elkaar een beetje tegen. Aristoteles affirmeert dat het de θεσµοθεται waren , Pollux pent over εἰσαγωγεις, en Lysias lanceert de ναυτοδικαι. Om alles nog wat labyrintischer te maken, een aantal geschriften gewagen van ξενοδικαι, die verwant leken te zijn met de πολεµαρχος en de voormelde ναυτοδικαι.353 Het is wel flagrant dat de justitiecommissaris het klachtschrift, ληξις354 geheten, enkel beurde in de wintermaanden.355 Nu, δικαι ἐµµηνοι werden inderdaad ingeleid door de εἰσαγωγεις, vermoedelijk een kersverse categorie klerken, belast met de rasse referte naar een maandelijkse zitting.356 Aristoteles vermeldt de δικαι ἐµπορικαι evenwel niet onder de δικαι ἐµµηνοι, en wijst de reguliere θεσµοθεται aan als verantwoordelijke bureaucraten. Harpocrates en Pollux houden ons dan weer voor dat δικαι ἐµπορικαι wel degelijk δικαι ἐµµηνοι waren. Volgens sommigen hoeven we ons niet bijster noest te verdiepen in Pollux, om alle aandacht aan voornamere theoretici zoals Aristoteles te kunnen schenken :357 de Thesmotheten knapten het wik-en-weegwerk op in deze vierde-eeuwse procedurele voorfase. Anderen stofferen dat de ναυτοδικαι actief waren in de vijfde eeuw358 en tot in 355 maritieme handelszaken behartigden.359 Door de economische expansie van Athene tijdens de Delische Bond, hetgeen vele buitenlanders lokte, zou het ambt van de ξενοδικαι zijn aangekweekt. Zij traden op als substituten van de πολεµαρχος, welke laatste zich enkel nog bezighield met µετοικοι en προξενοι. De vele andere vreemdelingen, zoals zeevaarders, werden naar de ξενοδικαι geveegd, en ook geschillen die uit verdragen schoten, arriveerden nu bij deze nieuwe staatsdienaars, handelend in de hoedanigheid van collegae minores .360 Gepoogd werd om deze visies te verzoenen door een keten van drie opeenvolgende ontwikkelingen : in de tweede helft van de vijfde eeuw voor Christus vervingen de ναυτοδικαι de ξενοδικαι voor het preliminair onderzoek van maritieme geschillen, die toen nog niet als δικαι ἐµµηνοι werden 353 354 355 356 357 358 359 360 COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 159-160 en 163-166. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 36-37. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 58. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 21-23. BEAUCHET, droit privé de la république Athénienne, Vol IV, 99 MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 229. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 24. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 222-224. 84 gekwalificeerd. Ergens tussen 437 en 355 voor Christus absorbeerden de δικαι ἐµµηνοι de δικαι ἐµπορικαι, en na 355 werd de ἀνακρισις bevroed door de εἰσαγωγεις, alvorens rond 320 voor Christus onder de bevoegdheid van de θεσµοθεται te ressorteren.361 (Het zou ook kunnen dat de termen εἰσαγωγεις, ξενοδικαι en ναυτοδικαι in het kader van de δικαι ἐµπορικαι op hetzelfde officium doelden. Εἰσαγειν betekende simpelweg inleiden, en het werkwoord werd benut om de preliminaire functie van alle magistraten te omschrijven. Mogelijks was εἰσαγωγεις een algemeen begrip. Teksten vermelden ξενοδικαι voor het eerst in 443 voor Christus, en ναυτοδικαι, die zich toespitsten op emporische zaken, ziet men in schrijfsels opduiken vanaf 437 voor Christus. We bevinden ons dus in hetzelfde tijdvak. De formulering ‘ναυτοδικαι’ was misschien een bijnaam voor de ξενοδικαι, toen na een aantal jaren bleek dat zij vooral zaken voorgeschoteld kregen, waarbij zeelui (ναυκληροι) betrokken waren, ongeacht de precieze aard van het geschil, omdat deze personen nu eenmaal de grootste groep vreemdelingen vormden. Later zou dan de expliciete commerciële en maritieme connotatie floreren. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat in een decreet van 445 voor Christus over ναυτοδικαι wordt bericht, die niks uitstaande hadden met koophandel of scheepsaangelegenheden.362 Waarschijnlijk sprongen de Attiërs nogal losjes om met deze juridische kunsttaal. Vanuit dit perspectief opereerden de ναυτοδικαι-ξενοδικαι, somwijlen aangeduid als εἰσαγωγεις, vanaf de vijfde eeuw voor Christus, en werden zij tegen het einde van de vierde eeuw voor Christus verruild voor de θεσµοθεται.) Het belang van de ναυτοδικαι ligt in de accentuering van het supranationale procedureaspect.363 Niet alleen werden vreemdelingen, welke het metoikenstatuut ontbeerden, toegang verleend tot het gerecht, zoals de bronnen Dem. 34 en Dem. 56 beamen364 - iets wat volstrekt onmogelijk was bij de gemeenrechtelijke procedures δικη en γραφη - eveneens werd hun een op maat gesneden magistraat gegund. (Merk op dat de εἰσαγγελια, die opstond voor allochtonen, geen gemeenrechtelijke 361 362 363 364 COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 161. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 23. Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 62. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 59. 85 procedure was, want ettelijke misdrijven die deze vordering viseerde, konden ook worden vervolgd middels een γραφη.365) Dem. 21. 176. bewaarheidt zelfs dat voor de Atheense rechtbanken δικαι ἐµπορικαι werden afgewikkeld tussen twee buitenlanders.366 De παραγραφη speelde een sleutelrol in de emporische procedure. Doordat de Attische wetgever de δικαι ἐµπορικαι duidelijk afgebakend had (Dem.32.1.), te weten schriftelijke contracten verbonden met het maritiem transport van of naar Athene, hetzij bij wijze van charterpartij (cf. nαυκληροι) hetzij bij wijze van leveringsovereenkomst (cf. ἐµποροι), en daaraan toevoegde : ἂν δέ τις παρὰ ταῦτα δικάζηται, µὴ εἰσαγώγιµον εἶναι τὴν δίκην, smulden gehaaide logografen van preliminaire bevoegdheidsbetwistingen.367 Dit verweermiddel werd zodanig getapt, dat de jury een afzonderlijk tussenvonnis velde in een afgesplitste pleitgang, daar waar in het gemeenrecht de παραγραφη en het bodemproces meestal gecombineerd werden.368 Een laatste karakteristiek van de ἀνακρισις was de mogelijkheid tot voorhechtenis, opnieuw een kosmische afwijking van de normale burgerlijke procedureregels.369 De πολεµαρχος oordeelde over de gevangenzetting. De verweerder werd in de stadskerker gegooid, indien hij geen zakelijke of persoonlijke zekerheden presenteerde, bijvoorbeeld de immobilisatie van het schip, of een meegesjouwde borgsteller. De bevoegdheid van de πολεµαρχος kan worden verklaard vanuit zijn hiërarchische relatie tot de ναυτοδικαι. Toen de θεσµοθεται op de voorgrond traden, bleef hij deze taak uitoefenen. d. Bodemproces Gespecialiseerde juryleden zouden zich over de δικαι ἐµπορικαι hebben beraad. Het dikasterisch panel werd mogelijks geselecteerd uit de Attische zeevaarderkaste of het handelarenmilieu.370 Het is niet geheel duidelijk hoe de aanduiding verliep volgens deze 365 366 367 368 369 370 HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 59. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 59 Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 156-157. Cf. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 145-148. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 83. COHEN, Ancient Athenian Maritime Courts, 93-96. 86 visie. Werden uit de jaarlijkse lijst van zesduizend heliasten rechters gepikt, die werkzaam waren als ἐµπορος en ναυκληρος, of geschiedde een schifting op grond van een afzonderlijke lijst ? De ἡλιαια τῶν θεσµοθετων zou naar mening van anderen de juiste instantie zijn geweest.371 Toegegeven, bij δικαι ἐµπορικαι zinnespelen de bewaarde redevoeringen op een ietwat markantere eruditie van de vonnisvorsers. B. Strafzaken a. Emporische misdrijven Voor een aantal inbreuken die gerelateerd waren aan het scheepvervoer bestond een bijzondere procedure, φασις genaamd. De φασις kende een ruim toepassingsgebied en omvatte ondermeer schending van wezenbeschermingswetten, onvergunde mijnactiviteiten, en schade aan staatseigendom, maar had in de maritieme context betrekking op372 : -­‐ Bodemerijcontracten waarbij een Athener geld leende voor een scheepstocht, die niet bestemd was om graan naar de Πειραιευς te brengen. -­‐ Graanvervoer door een Athener naar een andere haven dan de Πειραιευς. -­‐ Miskenning van de import- en exportregulering -­‐ Ontwijking van douaneheffingen en andere taksen Net als γραφη kan φασις als een actio popularis worden bestempeld. Iedere burger mocht het misdrijf aankaarten bij de overheid. Voor het binnensteken van een schriftelijke verklaring was men bij de Thesmotheten aan het juiste adres.373 Een verschil met de γραφη bestond erin dat een succesvolle aanklager als beloning de helft van de boete kreeg toegewezen die de veroordeelde werd opgelegd. Blijkbaar docht het de Attische bewindslieden noodzakelijk een soort klikspaanvordering te creëren voor misdrijven die enige sociale tolerantie aanzogen.374 371 372 373 374 DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 100. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 218-219. HARRISON, The Law of Athens, Vol II, 220. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 159. 87 b. Piraterij Over dit onderwerp kan een volledig kapitteltje worden neergepend. Ik verwijs u door naar hoofdstuk 4. IV. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND Wanneer er tweedracht heerste tussen personen met een verschillende nationaliteit, kon dit moeilijkheden opleveren in de Griekse Oudheid. Het merendeel van dergelijke twisten rees tussen reizende handelaars. Dikwijls moest de eiser naar de πολις van de verweerder afzakken om een proces op te starten. Gezien de executieproblematiek, was de regel actio sequitur forum rei de meest praktische optie.375 De rechtzoekende mocht zichzelf al gelukkig prijzen, indien hij daar als buitenlander de mogelijkheid kreeg om een vordering in te stellen, maar dan nog bestond een reële kans op inheems favoritisme. Stadstaten sloten gevolglijk verdragen die het territoriaal bevoegde tribunaal en het toepasselijke recht preciseerden bij geschillen tussen de eigen onderdanen. Deze sui generis zaken werden in Athene δικαι ἀπο συµβολων genoemd,376 en zij vielen onder de invloedssfeer van de πολεµαρχος.377 Later doemden assisterende ξενοδικαι op. Er is een theorie die zegt dat de πολεµαρχος in de 5de eeuw v.Chr. zelf over de zaak mocht beslissen zonder door te verwijzen naar een volksrechtbank, omdat er in de teksten παρα τῳ πολεµαρχῳ staat en niet προς τον πολεµαρχον.378 In de Delische Zeebond werden dergelijke traktaten naarstig aangewend om de onderlinge staatsverhoudingen te stroomlijnen; nogmaals een indicatie dat er, zelfs in de beginjaren, een samenwerkingsverband gewrocht werd dat verder ging dan een zuivere συµµαχια. Een handvol vijfde-eeuwse ξυµβολαι tussen Athene en een andere lidstaat zijn overgeleverd, het betrof verdragen met Phaselis, Mitylene, Selymbria en Samos.379 De 375 376 377 378 379 Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 106. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 220-221. HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 39. GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques, 185. HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 41. 88 geschiften van Thukydides laten echter uitschemeren dat Athene met de meeste bondgenoten zulke symbola had gesloten.380 De centrale informatiewel over de ξυµβολαι is Thuc. I. 77.381 : §1 ‘καὶ ἐλασσούµενοι γὰρ ἐν ταῖς ξυµβολαίαις πρὸς τοὺς ξυµµάχους δίκαις καὶ παρ᾽ ἡµῖν αὐτοῖς ἐν τοῖς ὁµοίοις νόµοις ποιήσαντες τὰς κρίσεις φιλοδικεῖν δοκοῦµεν. ’ We hebben geen overwicht in geschillen die behelsd worden door onze gemeenschappelijke akkoorden. Voor onze bondgenoten gelden dezelfde regels als voor ons. Misschien noemen ze ons daarom procesziek. §2 καὶ οὐδεὶς σκοπεῖ αὐτῶν τοῖς καὶ ἄλλοθί που ἀρχὴν ἔχουσι καὶ ἧσσον ἡµῶν πρὸς τοὺς ὑπηκόους µετρίοις οὖσι διότι τοῦτο οὐκ ὀνειδίζεται: βιάζεσθαι γὰρ οἷς ἂν ἐξῇ, δικάζεσθαι οὐδὲν προσδέονται. En niemand vraagt zich af waarom andere Rijken382 geenszins hetzelfde verwijt te beurt valt. Deze grootmachten gaan overigens wat onbehouwener om met hun geallieerden dan wij. Wellicht is het omdat rechters niet nodig zijn wanneer men wapenmacht383 kan uitoefenen. §3 οἱ δὲ εἰθισµένοι πρὸς ἡµᾶς ἀπὸ τοῦ ἴσου ὁµιλεῖν, ἤν τι παρὰ τὸ µὴ οἴεσθαι χρῆναι ἢ γνώµῃ ἢ δυνάµει τῇ διὰ τὴν ἀρχὴν καὶ ὁπωσοῦν ἐλασσωθῶσιν, οὐ τοῦ πλέονος µὴ στερισκόµενοι χάριν ἔχουσιν, ἀλλὰ τοῦ ἐνδεοῦς χαλεπώτερον φέρουσιν ἢ εἰ ἀπὸ πρώτης ἀποθέµενοι τὸν νόµον φανερῶς ἐπλεονεκτοῦµεν.’ Zij zijn het zodanig gewoon bij interne uniebetrekkingen384 op gelijke voet te staan, dat, wanneer er eens een vonnis wordt geveld dat hen ongelijk geeft, of wanneer er eens moet worden gezwicht voor onze rijksbevelen385, zij ondankbaar zijn voor het feit we hen niet meer beknotten dan dat. Over deze inferioriteit winden zij zich op. Ze zouden anders piepen mochten we van meet af aan het rechtsgezag opzij geschoven hebben om een machtsvoordeel te behalen. Thuc. I. 77 wordt geïnterpreteerd als een verwijzing naar δικαι ἀπο συµβολων tussen de leden van de Delische Liga. Er wordt geargumenteerd dat, hoewel kooplieden de voornaamste doelgroep 380 381 382 383 384 385 GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques, 201. HOPPER, Interstate Agreements in the Athenian Empire, 35. cf. ἄλλοθί που ἀρχὴν ἔχουσι cf. βιάζεσθαι cf. ὁµιλεῖν cf. δυνάµει τῇ διὰ τὴν ἀρχὴν 89 vormden, dergelijke zaken niet enkel commerciële of contractuele geschillen dekten, maar ook betrekking hadden op onrechtmatige daden en misdrijven, daar deze bescherming onontbeerlijk was om de globale handelsactiviteiten van vreemdelingen te waarborgen in de ontvangststaat.386 Uit de bewaarde inscripties leidt men af dat de δικαι ἀπο συµβολων het principe actio sequitur forum contractus huldigden. Bevoegd was de rechter van de stadstaat waar het internationale contract diende uitgevoerd.387 Vermoedelijk werd dit als een verbetering van de actio sequitur rei-norm beschouwd, omdat bij de executieve uitdoving van de leverings-of vervoersovereenkomst, zowel de migrerende schuldeiser als de residerende schuldenaar zich in de buurt bevonden, waardoor een heen-en-weerodyssee niet langer hoefde. Het is plausibel dat het tribunaal dat zich competent achtte, het eigen recht toepaste. Thukydides suggereert dat deze instrumenten van internationaal privaatrecht aanvankelijk gebruikt werden om tussen evenwaardige bondspartijen een uniforme justitietoegang te volvoeren. Zelfs toen Athene de Delische Bond naar een Rijk converteerde, werd deze wederkerig jurisdictie behouden als schijnsysteem : unieleden konden ervan genieten, zolang zij de Attische imperiale belangen niet al te hevig verdrongen. De ἀρχη van Athene bracht geen noemenswaardige verandering in de procesafwikkeling onder δικαι ἀπο συµβολων.388 Het is wiedes dat Athene naliet haar despotische verzuchtingen te botvieren in δικαι ἀπο συµβολων. Handeldrijvende vreemdelingen belemmerden het bestuur niet. Integendeel, invoer versterkte de economie. Door het forum contractus kon de Attische judicatuur zelfs impliciete controle uitoefenen op dergelijke overeenkomsten. Bij export, wanneer het contract buiten de stadmuren uitvoering vond, ving Athene de vanuit een autocratische invalshoek nadeligere kant van forum contractus op door fiscale maatregelen. De grootmacht had er echter alle belang bij om de rechtspraak in de onderworpen gebieden te beteugelen. De tribunalen van de deelstaten werden bevolkt door een rijke 386 387 388 DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 95-96. Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 105. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire I, 108. 90 oligarchische elite, die het Attische regime meestal niet gunstig gezind was. De andere Helleense landjes hadden de middelen niet om juryleden een loon uit te keren, waardoor vooral welgestelde burgers met een heleboel vrije tijd in aanmerking kwamen. De Rijksmeesteres moest er dus over waken dat de pro-Attische minderheid in de maatschappelijke bovenlaag, inzonderheid de προξενος, niet genekt werd door de plaatselijke dikasten. Evenzeer was het een prioriteit de opulente opponenten koest te houden, zodat zij de overheidsadministratie niet konden destabiliseren door oproerige redes uit te kramen in een rechtbank.389 Een aantal decretale slimmigheidjes toverden zodoende de Atheense δικαστηρια om tot quasi-federale gerechtshoven.390 Het δικαστηριον van de πολεµαρχος leek de spilinstantie te zijn geweest. Dergelijke vonnissen werden uitvoerbaar verklaard in het hele Rijk. De imperiale magistraten zagen ter plaatse toe op de concrete implementatie. Een overzicht : -­‐ Sommige verordeningen legden een geldboete van vijf talenten op aan een deelstaat, die verantwoordelijk werd geacht voor de dood van Atheense burgers, of bij naam genoemde προξενοι. -­‐ Deelstaten konden in beroep gaan tegen belastingheffingen. -­‐ Ernstige inbreuken op de rijksregelgeving, zoals bijvoorbeeld de miskenning van het muntdecreet, werden onmiddellijk in Attika berecht. De aanklager kon een buitenlandse onderdaan zijn. -­‐ Misdaden die bestraft werden met de dood, verbanning, of verlies van burgerlijke rechten moesten goedgekeurd worden door de Attische tribunalen, waarschijnlijk middels ἐφεσις. -­‐ Sommige προξενοι kregen het voorrecht enkel door Atheense rechtbanken te worden bestraft, alsook hun eigen vorderingen tegen derden bij de πολεµαρχος aanhangig te maken. Er is een duidelijke link tussen de δικαι ἀπο συµβολων en de δικαι ἐµπορικαι. Vooral het maritiem karakter en het congruerend forum contractus vallen op. Zonder meer zijn de δικαι ἐµπορικαι uit de 4de eeuw v.Chr. geëvolueerd uit de δικαι ἀπο συµβολων van de 5de eeuw v.Chr. Het ging echter niet om een absorberende 389 390 DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire II, 277-278. Cf. DE STE. CROIX, Jurisdiction in the Athenian Empire II, 268-276. 91 overgang, de δικαι ἀπο συµβολων bleven nuttig omdat emporische zaken een beperkter voorwerp hadden.391 De προξενοι zouden met de komst van de δικαι ἀπο συµβολων een gerechtelijke rol hebben gekregen. Naast getuige, woordvoerder en beschermer van vreemdelingen werden zij nu procesvertegenwoordiger ten overstaan van de πολεµαρχος.392 Na verloop van tijd verleende men de vreemdelingen directe toegang voor de ξενοδικαι-ναυτοδικαι393, welke na de vestiging van de ἀρχη binnenlandse Rijksmagistraten werden. V. BESLUIT : BELANG VAN DE JURISDICTIONELE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE In de periode 479-462 v. Chr. beschikte de Areopaag over vermaarde macht. De definitieve opsplitsing van de ἡλιαια in verschillende δικαστηρια was waarschijnlijk niet afgerond. De magistraten hadden vermoedelijk nog jurisdictie als rechters van eerste aanleg, wier beslissingen konden worden aangevochten voor de volksrechtbank. De Ἀρεος παγος, die samengesteld was uit voormalige archonten, kon een wetscontrole uitvoeren, en dit is belangrijk in het kader van de Liga. Het is aannemelijk dat deze ex-magistraten nauwer betrokken waren bij de organisatie van de Bond dan de vele niet-beëdigde burgers die in de έκκλησια wetten stemden. Als νοµοφυλακες konden zij deze beslissingen toetsen aan het beleid van het συνεδριον, om aldus, middels een mechanisme dat als voorloper van de γραφη παραµοµων mag worden bestempeld, een indirecte embryonale normhiërarchie te bewerkstelligen tussen het nationaal en internationaal recht, hetgeen de effectiviteit van Delische decreten uiteraad ten goede kwam. In de vierde eeuw voor Christus waren de δικαι ἐµπορικαι in zwang, welke zeevarende vreemdelingen, in verhouding tot het gemeen recht, op ongekende wijze begunstigden. Vreemdelingen hadden dezelfde rechten als burgers. Dit pleit voor een vrije 391 392 393 GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques, 200. Cf. GAUTHIER, Symbola : Les étrangers et la justice dans les cités greques, 60. Cf. COHEN, Ancient Athenian maritime Courts, 164. 92 zee. Het is niet zeker dat deze δικαι ἐµπορικαι in de vijfde eeuw voor Christus reeds bestonden, maar de δικαι ἀπο συµβολων, waaruit zij ontsproten, sorteerden een soortgelijk effect. Door interstatelijke akkoorden tussen de bondgenoten kregen ἐµποροι en ναυκληροι toegang tot buitenlandse rechtbanken. Het is geenszins overdreven te stellen dat tussen 479 en 465 de maritieme procesvoering een sterk supranationaal karakter had, met dank aan de Delische Bond. 93 FIGUUR (eigen figuur) : Het Attisch gerechtelijk systeem in de 4de eeuw v. Chr. Ἡλιαια (δικατηριον Α + B) Γραφη παρανοµων Ἐκκλησια Εἰσαγγελια Βουλη Δικαστηρια Ἀρεος παγος Δικη/γραφη Ἀρχων Θεσµοθεται Πολεµαρχος Βασιλευς Ἀγορανοµοι/ Ἐπιµεληται/ Ἀποδεκται Δικασται κατα δηµους Διαιτηται 94 FIGUUR (eigen figuur) : Het Attisch Gerechtelijk systeem in de 5de eeuw v. Chr. Ἁρεος παγος νοµοφυλακια Beroep Ἐκκλησια Ἡλιαια/Δικαστηρ ιον Eerste aanleg Βασιλευς Ἀρχων Θεσµοθετ αι Πολεµαρχος Ξενοδικαι/ Ναυτοδικαι 95 – VIERDE HOOFDSTUK – PUNITIEVE MACHTSUITOEFENING : De Egeïsche Zee bevrijd van piraterij I. INLEIDING Piraterij is zo oud als de scheepvaart zelf. Aangezien het om de belangrijkste van alle zeemisdrijven gaat, werd een apart afdelingetje ingevlochten. De antieke zeeroof, die een veel ruimer toepassingsveld ontvouwde dan het huidige verdrag van Montego Bay beklonken heeft, dient eerst gekaderd in het gemeen Attisch strafrecht. De procedurele aspecten werden reeds toegelicht, hieronder volgt een bespreking van de inhoudelijke karakteristieken. De laatste pagina’s zoomen in op de Delische Unie. II. BESTRAFFING VAN MISDRIJVEN IN ATHENE A. De maatschappelijk functie van straffen Het is niet gemakkelijk de Attische strafnotie af te bakenen. Het contemporaine beschot tussen strafrecht en burgerlijk recht wordt immers niet aangetroffen in het Oude Griekenland. Enerzijds was het civiel genoegdoeningssysteem doorspekt met punitieve geldboetes, die opliepen tot een gepeperd meervoud van de werkelijke schadewaarde, en anderzijds werden familierechtelijke figuren als repressief gezien door hun onterende karakter. Zo ervoer men echtscheiding als een straf voor de man die zijn vrouw afgetuigd had. Het Atheens rechtssysteem voorzag bovendien geen uitdrukkelijke misdrijfclassificatie.394 Een onderverdeling op basis van de rechterlijke bevoegdheid lijkt nog de meest bruikbare.395 394 395 COHEN, Crime, Punishment, and the Rule of Law in Classical Athens, 211235. CALHOUN, The Growth of Criminal Law, 134. 96 De begeerte naar wraak leverde in de Griekse maatschappij nog steeds een sanctieachtergrond. Dit suggereert Demosthenes vrij onverbloemd in Naerea.396 Straffen substitueerden bloedvetes. Sterker nog, de gerechtelijke weg werd uiteindelijk hoger in het vaandel gedragen, want het was wraak met een sociale impact.397 Dem. 21.44-45 gunt ons enkele andere beschouwingen omtrent publieke penitentie, bijvoorbeeld : ‘ὅτι πάνθ᾽ ὅσα τις βιαζόµενος πράττει κοίν᾽ ἀδικήµατα καὶ κατὰ τῶν ἔξω τοῦ πράγµατος ὄντων ἡγεῖθ᾽ ὁ νοµοθέτης’ (omdat) De wetgever meende dat alle gewelddaden, een kwaad dat individueel onrecht overstijgt, ook degenen treffen die er niks mee te maken hebben. Straffen vormden een instrument om de stadsstatelijke normen te handhaven, niet alleen als zelfstandig afschrikkingsmiddel maar ook als van collectieve compensatie : τὸ δὲ τίµηµ᾽ ἐποίησεν ὅλον δηµόσιον: τὴν γὰρ πόλιν ἡγεῖτ᾽ ἀδικεῖν. De polis streek soms de volledige boete op, en dat moest afdoende voldoening geven aan het slachtoffer. Toch valt er ook een repressiever regime te ontwaren. Zo was een diefstal op een openbare plaats met de doodstraf verknocht, en politieke misdaden werden eveneens hard aangepakt. In het laatste geval waarborgde het penaal recht de democratische ordening. Aldus kan men uiteindelijk tot een definitie komen die niet veel verschilt van de moderne opvattingen. Het ging in hoofdzaak om onrechtmatige daden waarbij de sanctie, die enkel mocht worden uitgevoerd door de staat, een afschrikwekkend karakter had.398 B. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid De Atheners maakten bij vele misdrijven een onderscheid tussen opzettelijk en onopzettelijk handelen. Zo was er een sobere oogmerkladder bij dodingsdelicten, die reeds dateerde van de Solonische tijd. Naast doelnuances bestonden er ook rechtvaardigingsgronden zoals noodweer, en verschoningsgronden die neerkwamen op geoorloogde eigenrichting, zoals de mogelijkheid om een buitenechtelijke minnaar naar Hades te 396 397 398 Dem. 59.126. HERMAN, Morality and Behavior in Democratic Athens, 189-194. CALHOUN, The Growth of Criminal Law, 129-130. 97 helpen. De jury kreeg een ampele appreciatiemarge voor de casuïstische creatie van verzachtende omstandigheden. Het is echter niet zo duidelijk hoe het opzetbegrip werd ingevuld. De rechters mag gerust wat slordigheid worden verweten. Bij moord, om een voorbeeld te geven, werd er geen grens getrokken tussen opzet en voorbedachtheid. Door pragmatische causaliteitsbenaderingen werden intentietrappen meestal vermeden. Bijvoorbeeld, in de vijfde eeuw voor Christus werd aangevoerd dat een discuswerper die een jongen dodelijk verwond had met zijn projectiel, geen verantwoordelijkheid droeg, omdat de knaap zelf op het verkeerde moment de toeschouwersmeute ontvlucht was. De beoordeling van een echte dadersfout drong zich dus niet op, aangezien het slachtoffer als de eigenlijke dader werd beschouwd, die een straf over zichzelf had afgeroepen. Vanaf het einde van de vijfde eeuw voor Christus kwam er een nijpendere nadruk te liggen op de mentaliteit van de delinquent. De klassieke filosofie oefende invloed uit. Plato geloofde dat alle onrechtmatige daden onvrijwillig werden begaan. Hij scheidde op schier confuciaanse wijze het schadeelement van het rechtmatigheidselement. Vergoeding verzachtte enkel de schade, het onrechtmatig gedrag van de dader werd verholpen door schuldinzicht, hetwelk bestraffing, beloning of scholing bewerkstelligden. Onverbeterlijke overtreders moesten de doodstraf krijgen. Op vlak van sanctionering maakte Plato binnen de filosofische categorie van ‘inherent onvrijwillige misdrijven’ vreemd genoeg een praktische afsplitsing tussen opzettelijke daden, die een zekere afweging vereisten, onopzettelijke handelingen, en passionele misdrijven als tussenklasse. Onachtzaamheid was voor hem geen aansprakelijkheidsparameter, iemand die gedood had zonder het te hebben gewild, was onschuldig, maar in sommige gevallen proclameerde de wijsgeer relaties die een bijzondere zorgverplichting ontplooiden, zoals burenomgang alsmede de verhouding tussen voogd en pupil.399 Aristoteles verwierp de opvatting van Plato dat men in beginsel niet verantwoordelijk kon zijn voor delicten, omdat deze verrichtingen als een beduiveling van het verstand dienden 399 JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 269-271. 98 beschouwd. Hij stelde dat mensen meesters van hun eigen daden waren. In die zin is men aansprakelijk zowel voor opzettelijke als onopzettelijke handelingen. Een vernieuwend accent was het verschil tussen voorzienbare en onvoorzienbare gevolgen. De briljante breinkunstenaar hanteerde de volgende gradatie400 : -­‐ ἀδικηµα, een wanbedrijf waarbij schade werd berokkend, ofwel door een bewuste gedraging die niet noodzakelijk kwaadwillig hoefde te zijn, ofwel door gevolgen die redelijkerwijze voorzienbaar bleken; -­‐ ἁµαρτηµα, een vergissing die voorzienbare schade veroorzaakt had door onachtzaamheid; -­‐ ἀτυχηµα, een ongewild ongeluk dat men niet kon voorzien hebben. Enkel in de eerste twee genres rees aansprakelijkheid. Eveneens een belangrijke mijmering is zijn stelling dat opzet en voorbedachtheid niet identiek waren. Plotse daden, die niet gepland waren, konden ook opzettelijk zijn, omdat ze vrijwillig werden begaan. De (ephetische) jury beschikte over een ruime discretie bij het invullen van intentieschakeringen. Aangezien er geen geschreven strafvonnissen bewaard zijn - of althans niet bij mijn weten - is het moeilijk in te schatten, op basis van de overgeleverde oraties die slechts één kant van het verhaal geven, in hoeverre dergelijke doctrine werd verzilverd door toedoen van de logografen. C. Overzicht van straffen a. Doodstraf De terdoodveroordeling was geen zeldzaamheid in Athene. Θανατος werd vooral aangewend bij politieke en religieuze misdaden401, of vergrijpen die toentertijd beschouwd werden als een aantasting van de openbare orde, zoals diefstal op publieke plaatsen. De exacte levensberovingswijze kon worden vastgesteld door de 400 401 JONES, Law and Legal Theory of the Greeks, 271-274. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 91. 99 juryleden, maar indien dit niet gebeurd was, had het college van elf waarschijnlijk discretionaire bewegingsruimte.402 Gif, steniging, wurging, onthoofding, sterftemakende stokmeppen, behoorden tot de mogelijkheden, ofschoon de venijndronk een privilege leek te zijn voor burgers uit gegoede kringen.403 b. Verbanning Bij ἀειφυγια moest de veroordeelde - in principe - eeuwigdurend de Attische bodem verlaten; al zijn bezittingen werden geconfisceerd.404 Iedereen die het waagde asiel te verlenen, werd beurtlings uitgedreven.405 Indien de veroordeelde zich niet binnen de opgegeven termijn uit de stad verwijderde, volgde de doodstraf.406 ἀειφυγια mag geenzins worden verward met de sanctie voor onopzettelijke doodslag, die bestond uit een tijdelijke emigratie van ten hoogste een jaar zonder algemene onteigening, na afloop waarvan de veroordeelde opnieuw in zijn burgerrechten werd hersteld.407 Evenmin mag verbanning worden gelijkgeschakeld met het gedwongen ballingschap, uitgesproken door het schervengericht, hetgeen een politieke maatregel was408, van tijdelijke duur409 met behoud van alle bezittingen.410 c. Ontzetting uit burgerlijke rechten ἀτιµια kende verschillende gradaties. Bij de zwaarwichtigste verschijningsvorm zag de veroordeelde zich volledig onteigend, tevens werd hem de toegang tot bestuursfuncties, tempels, volksvergaderingen of rechtbanken ontzegd.411 Deze straf werd opgelegd bij ernstige familiale delicten zoals uitbuiting van wezen en erfgenamen of het uithuwelijken van een buitenlandse dochter aan een Atheens staatsburger; daarnaast trof deze sanctie ook de debiteuren van een tempel of overheid, zolang zij hun 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 Cf. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 94. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 91-94. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 101. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 101. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 102. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 104. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 104 THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 105. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 106. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 107. 100 schuld niet afbetaald hadden.412 Een penale tussenmaat maakte het behoud van bezittingen mogelijk.413 Dieven, deserteurs en verstokte meineedplegers vormden de doelgroep.414 De lichtste variant belemmerde enkel de uitoefening van bepaalde rechten of handelingen,415 bijvoorbeeld het verbod tempels te betreden na een valselijke aanklacht van religieuze aard416, of het verbod de βουλη of ἐκκλησια binnen te wandelen na militaire ontrouw.417 d. Opsluiting Opsluiting of δεσµος werd als zelfstandige straf gevonnist tegen personen die militairen smaadden, of opdoken tijdens volksvergaderingen na ontzet te zijn uit hun burgerrechten.418 In Platoons Apologia laat Socrates uitschemeren dat hem mogelijks een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd hangt voor corruptie van de jeugd.419 Daarnaast kon er ook sprake zijn van preventieve detentie of een additionele vrijheidsstraf waarbij men, meestal voor diefstal, vijf dagen in een publieke gevangenis moest zitten, vastgeklonken aan houten voetblokken.420 e. Verkoop als slaaf Veelal werden vreemdelingen of metoiken verkocht als slaaf, de eersten wanneer zij op bedriegelijke wijze een Attische burger huwden door hun afkomst te verdoezelen, de laastgenoemden indien zij hun verblijfsvergoeding weigerden te betalen of nalieten een beschermheer te zoeken.421 Er is echter een geval bekend van een rasechte Athener die van de hand werd gedaan. Het betrof een krijgsgevangene die vrijgekocht was door een andere inwoner van 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421 THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, Le Le Le Le Le Le Le Le Le Le Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal de de de de de de de de de de la la la la la la la la la la République République République République République République République République République République 101 Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, 108. 107. 109. 107. 111. 110. 114. 115. 116. 120. de Minervische Stad. Toen hij weigerde deze som terug te betalen, werd hij veroordeeld tot slavernij.422 f. Confiscatie De algemene onteigening was een verplichtige bijkomende straf ingeval van verbanning, slavernij, of volledige ontzetting uit de burgerrechten. Er was sprake van een facultatief penaal accessorium bij moord, brandstichting, diefstal in tempels, volksmisleiding, of verstoring van de democratische instellingen.423 Soms manifesteerde confiscatie zich als een zelfstandige hoofdstraf voor personen die oorlogscontributies weigerden, personen die zich borg gesteld hadden voor een staatsdebiteur maar diens schuld niet konden vereffenen, of personen die goederen verduisterden voor de fiscus.424 De onteigende goederen werden verdeeld tussen de schatkist en de tempels, en er ging ook een deel naar de aanklagers.425 Daarnaast bestonden vormen van verbeurdverklaring. Zo werd koopmannen hun graan ontnomen indien zij actief waren op een andere plaats dan het Attische emporium, en zagen zij hun handelsgoederen eveneens in rook opgaan wanneer zij belastingen poogden te ontwijken.426 g. Geldboetes Het bedrag van en pecuniaire straf kon bepaald worden door de wet of door de rechters. Bij private boetes werd de geldsom toegewezen aan de eisende partij, bij publieke boetes kwamen de munten terecht in de schatkist van de staat of een tempel.427 Een verdeling tussen de openbare thesauri en de benadeelde drong zich op bij delicten met een gemengd karakter. Belangrijk was de publieke geldboete als sanctie voor het niet naleven van een civiel vonnis.428 De hoogte van de financiële last varieerde. Vijfhonderd drachmen voor beledigingen, en het dubbele van de werkelijk geleden schade werden bijvoorbeeld geattesteerd in 422 423 424 425 426 427 428 THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, Le Le Le Le Le Le Le Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal de de de de de de de la la la la la la la République République République République République République République 102 Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, 121. 121. 122. 125. 128-129. 130. 131. private sfeer.429 Honderd drachmen voor botanische boeren per niet-vergunde olijvenboom, en duizend drachmen voor onachtzame marktinspecteurs belast met het toezicht op de gebruikte maten en gewichten, kunnen worden aangehaald als judiciële stadsinkomsten. III. BESTRAFFING VAN ZEEMISDRIJVEN IN HET BIJZONDER A. Piraterij in het Oude Griekenland Het oudste Griekse woord voor piraat is ληιστης, slechts vanaf de vierde eeuw voor Christus duikt πειρατης op.430 Beide termen zijn veel ruimer dan de huidige definitie. Piraten overvielen koopvaarders431, plunderden kustnederzettingen432, en ontvoerden mensen voor losgeld.433 Soms vermomden deze smiechten zich als onschuldige handelaars434, soms raasden zij zonder hun hoedanigheid te verhelen een haven binnen om te geankerde schepen aan te vallen.435 Thukydides vermeldt dat de meeste kustvolkeren en eilandbewoneners piraten waren in vroege era’s. De aanzienlijksten, zo zegt hij, namen de leiding bij het overvallen en plunderen van zeenabije steden, ze handelden niet alleen uit winstbejag, maar ook om de zwakkeren in de samenleving te onderhouden. Deze passage benadrukt het politieke en sterk staatsgelieerde karakter van zeeroof, in die tijd nauwelijks van kaapvaart vervreemd436, en ontsluiert eveneens een zelfvoorzienende, haast beroepsmatige connotatie. Pas toen stadstaten een georganiseerde vloot gingen benaarstigen , konden piraten op afstand worden gehouden. Deze lokale marines verbeterden de economische omstandigheden en wakkerden agglomeratie aan. In de Helleense hemisfeer ontpopten 429 430 431 432 433 434 435 436 THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 129. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 59. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 22. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 31. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 36. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 37. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 38. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 64. 103 de Kretenziërs zich als kranige oeradmiraals, maar ook de Korinthiërs waren er vroeg bij. Toch bleven zeerovers een acute plaag. In de vijfde en vierde eeuw voor Christus bijvoorbeeld waren het schiereiland Gallipoli en het kanaal van Kythera gevaarlijke plaatsen, waar scheepsagressors driest bedrijvig waren.437 Het betrof excellerende schippers438, die in smalle boten op de loer lagen.439 B. Berechting van piraterij in Athene Het juridisch kader rond zeeroof is erg wazig. Op grond van Digest XIV,ii,3, wordt gesteld dat de Rhodiaanse maritieme code strafbepalingen van dien aard bevatte440, maar andere studies stofferen dat deze vruchten van de Justiniaanse judicatuur helemaal niet geïnspireerd waren op het zeerecht van Rhodos.441 Ook de Attische wetten zijn verre van helder. Er zijn geen piraterijzaken overgeleverd, en evenmin scheen er een specifieke vordering te hebben gecirculeerd, wat op zich natuurlijk niet betekent dat de Atheense rechtbanken er geen behandelden. Een aantal hypotheses omtrent deze lokale litigieuze schaarste kunnen niettemin uitgedolven worden. Het is mogelijk dat door de toenmalige intrinsieke verknochtheid tussen kaapvaart en zeeroof, er in een aantal gevallen geen sprake was van illegaliteit. Vijandige schuiten mochten probleemloos geteisterd worden, indien er spanningen waren tussen deze naties. Zo hanteerde Athene prijsmakingsdecreten442, en bestond er zelfs een Solonisch schrijfsel dat - zo kan het geïnterpreteerd worden althans - piraterij gericht tegen buitenlanders fiatteerde als stadstatelijke productiefactor (ἐπι λειαν οἰχοµενοι).443 437 438 439 440 441 442 443 ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 20. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 30. HORMEROD, Piracy in the Ancient World, 26. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 55. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 62. ORMEROD, Piracy in the Ancient World, 68. 104 Een ander aannemelijk gevolg van het publieke karakter van zeeroof was sanctionering onder het volkenrecht, in plaats van nationale procesvoering. Represailles tegen buitenlanders werden immers in bepaalde omstandigheden toegelaten door de νοµοι παντῶν τῶν Ἑλληνῶν.444 Er waren drie gradaties in zwang. Staten konden een collectief plunderverlof uitvaardigen tegen volkeren die hen agressief bejegenden, een gebruik waarnaar verwezen werd met ῥυσια καταγγελειν, het ging om een vergeldingsactie zonder oorlogsverklaring.445 Verder kende men toentertijd ἀνδροληψια : een individu mocht, wanneer een familielid op gewelddadige wijze om het leven was gekomen in het buitenland, ten hoogste drie onderdanen uit die staat ontvoeren en vasthouden, totdat de moordenaar aldaar veroordeeld was, of zichzelf uitleverde aan de natie van de nabestaande.446 Als laatste variant, kon iemand die in een handelsgeschil meende gegriefd te zijn door een vreemdeling, persoonlijk beslag leggen op diens eigendommen; deze geoorloofde, vrijwel universele vorm van eigenrichting werd συλον genoemd.447 Dergelijke wraakmaatregelen lijken geknipt in het kader van piraterij. Naast dit internationale represaillesysteem, zal ook de daarop volgende schakel van het gemeenschappelijk hellenenrecht pertinenter geweest zijn dan landelijke regelgeving. Sinds oudsher werden piraten bestreden door de oorlogsvloot, hetgeen suggereert dat het verjagen van deze zeebandieten in wezen een soldatenverdrijf was, dat zich niet onderscheidde van andere militaire activiteiten, onderworpen aan krijgsnormen. Gesteld kan worden dat de gezagvoerders zich meestal niet de moeite troostten om piraten in de boeien te slaan en mee te tronen naar het vasteland voor een proces. Zij werden waarschijnlijk onmiddellijk afgeslacht, zoals overwonnen tegenstanders in een zeeslag. De ontstentenis van een generieke penale vordering in het Attisch recht kan ten slotte worden verklaard vanuit het uitgestrekte operatiespectrum van de zeerover. Piraterij werd niet beschouwd als een afzonderlijke koepelvergrijp, maar de gemeenrechtelijke procesingangen voor de vele 444 445 446 447 ORMEROD, ORMEROD, ORMEROD, ORMEROD, Piracy Piracy Piracy Piracy in in in in the the the the Ancient Ancient Ancient Ancient World, World, World, World, 105 62. 63. 64. 65. misdaden die dit begrip dekte, vonden toepassing. Voor de volledigheid wordt hieronder een bondig overzicht gegeven van de mogelijke actiemiddelen. Voor moord of φονος ἐκ προνοιας kreeg men de doodstraf.448 Indien de veroordeelde erin slaagde te vluchten, werd hij verbannen met verval van bezittingen en burgerrechten.449 Werd de moordernaar na het vonnis toch aangetroffen op Attisch grondgebied, dan mocht iedere burger hem voor de Thesmotheten brengen, dewelke de executie voltrokken, sterker nog, Demosthenes laat uitschemeren dat het de burgers toegestaan was de schuldige ter plekke af te maken, doch zonder tortuur.450 Het doden van tyrannen451, en minnaars van een echtgenote, zus of moeder452 was toegelaten. Bovendien omarmde het Atheens recht noodweer. Bij het verdedigen van goederen, zo argumenteerde Demonsthenes, moest de dodelijke afweerdaad een onmiddellijke reactie zijn, zonder dat men de tijd had om de situatie te overdenken.453 Zelfverdediging met de dood tot gevolg kon enkel door de beugel wanneer de aanvaller een imminente bedreiging vormde; zo veroordeelde de volksjury een man die een dronken heethoofd had vermoord, toen deze hem een klap in het gezicht gaf.454 Voor het toebrengen van slagen en verwondingen alsmede andere lichamelijke letsels, was er een behoorlijk geraffineerde regeling. Indien er sprake was van opzettelijke verwondingen met de bedoeling om het slachtoffer te doden, dan kon de γραφη τραυµατος ἐκ προνοιας aangewend worden : de dader diende zich voor de Aereopaag te verantwoorden, en er hing hem totale onteigening of verbanning boven het hoofd.455 De γραφη ὑβρεως werd ingesteld ingeval van kwetsuren, die niet voortvloeiden uit levensontnemende bedoelingen.456 Bij de straftoemeting leken de juryleden over een zekere appreciatiemarge te beschikken, ontzetting uit de burgerrechten en zelfs de doodstraf zijn geattesteerd.457 Opmerkelijk is dat de γραφη ὑβρεως enkel fysieke 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, THONISSEN, Le Le Le Le Le Le Le Le Le Le Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit Droit pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal pénal de de de de de de de de de de la la la la la la la la la la République République République République République République République République République République 106 Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, 240. 241. 244. 251. 251. 253. 252. 259. 261. 269. vernedering omvatte, de vordering kreeg een publiek karakter door het ervaren van een onterende behandeling.458 Ook aanranding en verkrachting konden onder deze eis ressorteren.459 Indien er geen schaamteverwekkende intentie bestond, of de jury oordeelde dat men in de concrete zaak blijkbaar wat te teergevoelig was, kon het slachtoffer enkel beroep doen op private procesmiddelen. In een δικη αἰκιας werd vergoeding gevraagd voor lichamelijke schade.460 De δικη βιαιων behelsde alle gewelddaden461, en verschafte bij judiciële inwilliging een boete ten belope van het dubbele van de schade, διπλην την βλαβην ὀφειλειν, waarvan de ene helft aan het slachtoffer toekwam en de andere aan de schatkist.462 De δικη αἰκιας focuste dus op het eigenlijke letsel, terwijl de δικη βιαιων, als hybride vordering, de aantasting van de openbare orde door een daad van agressie viseerde. Gedacht kan worden aan misdaadpogingen463, onwettige eigenrichting, bedreigingen, en overvallen.464 Ontvoering kon ongetwijfeld beheerst worden door de wijdzijdse δικη βιαιων, maar er bestonden ook specifieke actiones voor vrijheidsbeknotting. Tegen een persoon die iemand gevangen hield mocht de γραφη εἱρµοῦ ingezet worden.465 De doodstraf behoorde tot de mogelijkheden.466 Hetzelfde lot wachtte degene die een vrij man degradeerde tot slaaf, al dan niet met het oogmerk om hem te verkopen.467 Diefstal was een ernstig vergrijp in Athene.468 In de Draconische periode werd diefstal van groenten even zwaar bestraft als doodslag. Later werden de scherpste kantjes gevijld. indien het gestolen goed minder dan vijftig drachmen waard was, en de diefstal overdag plaatsvond, dan was er slechts sprake van een private sanctie ( δἰκη κλοπῆς). De sanctie bestond uit de terugbetaling van het dubbele, indien gestolen goed terug in bezit van eigenaar kwam, en uit een tienvoudige boete, indien 458 459 460 461 462 463 464 465 466 467 468 THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 264. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 323. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 269. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 274 THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 270. Cf. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 274. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 271. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 294. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 295. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 296. THONISSEN, Le Droit pénal de la République Athénienne, 299 e.v. 107 goed niet gerecupereerd werd. Diefstal met verzwarende omstandigheden gaf aanleiding tot een γραφη, die kon resulteren in de doodstraf. De publieke vordering werd aangewend voor nachtelijke diefstal; diefstal van goed van meer dan vijftig drachmen (zelfs indien overdag gepleegd); diefstal van een voorwerp in de haven, in het Lyceum, in de Academie, of een voorwerp van meer dan tien drachmen in de gymnasia; diefstal op de agora of een plaats bestemd tot bijeenkomst van burgers; diefstal van een slaaf (ἀνδραποδισταί); diefstal met braak (τοικωρύχοι); diefstal van een gewaad (λωποδύται) diefstal door een geldbuidel (βαλαντιοτόµοι); diefstal van roeispanen en andere uitrusting voor schepen. Voor tempelroof (ἱεροσυλοι) gold een afzonderlijke regeling. Indien de diefstal buiten het heilige gedeelte geschiedde, dan was de gewone wetgeving van toepassing, met als enige verschil dat er altijd een tienvoudige boete is. Indien de diefstal zich voltrok in de gewijde ruimte, dan was de straf dezelfde als bij verraad tegen het vaderland, namelijk de dood, waarbij het lijk begraven werd buiten Attika, en confiscatie van alle goederen ten voordele van de schatkist. IV. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND Zoals eerder aangestipt, trokken triremes over de wateren om piraten te verdelgen. De vraag is of het συνεδριον van de Delische Bond ook jurisdictionele bevoegdheden kon uitoefenen. Meerdere auteurs geloven dat het συνεδριον inderdaad vonniswijzende splendeur sprankelde. Er zijn geen bronnen die onomstotelijk bevestigen dat de Delische statenvergadering tevens dienst deed als supranationaal strafhof. Niettemin zijn er enkele indicaties. In 476 voor Christus veroordeelde de Amphiktyonische Raad van Delphi het eiland Skyros wegens piraterij.469 In Plut.Cim.8.3-5 wordt bericht dat de Dolopiërs, gevestigd te Skyros, de bemanning van een Thessaliaans schip hadden gegrepen. Nadat de drommels ontsnapt waren uit de gevangenis, deden ze beroep op de Amphiktyonische Raad, die de stadstaat een herstelverplichting oplegde. De overheid voelde zich onterecht geviseerd, en weigerde een vergoeding uit te keren. In plaats 469 SANCHEZ, L’Amphictionie des Pyles et des Delphes, 104-106. 108 daarvan werd geordonneerd dat de betrokken piraten de buitgemaakte goederen moesten teruggeven. De bandieten zonden daarop een brief naar Kimon, toentertijd de feitelijke leider van de Delische Bond, met de smeekbede de regering af te zetten, waarna hij er gerust zelf de baas mocht komen spelen. Kimon had daar oren naar. Hij veroverde Skyros en, zo zegt Ploutarchos, bevrijdde de Egeïsche zee van piraterij. (Wat vermoedelijk inhield dat de naiëve verzoekers hun eigen graf gedolven hadden.) Deze passage is interessant omdat bevestigd wordt dat de Amphiktyonische Raadleden strafrechter konden wezen. Het is zo dat verscheidene schrijvers de judiciële aard van dit college onderlijnden. Aeschines articuleerde dat een van de Amphiktyonische kerntaken eruit bestond excessief geweld te verbieden tussen lidstaten. Dionysios van Halikarnassos bestempelde de Raad als een arbitragetribunaal voor interne aangelegenheden binnen het Delphisch verbond. En Tacitus gewaagde dan weer van een Helleens oppergerechtshof (praecipium fuit rerum omnium iudicum.)470 Het valt op dat de superlatieven toenemen naarmate de tijd verstrijkt. Er heerst twijfel of dergelijke uitlatingen veel historische waarde schragen.471 In de vijfde eeuw voor Christus zou de Amphiktyonische Raad slechts een beperkte rechterlijke functie hebben vervuld, en enkel dan als justitiële waakhond hebben gefungeerd, wanneer er een duidelijke link was met sacrale aangelegenheden, zoals het organiseren van religieuze feesten, of het onderhoud van sanctuaria. Bovendien konden de vonnissen niet uitgevoerd worden zonder politieke medewerking van de partijsteden.472 In het geval van de Dolopiërs is het evenwel niet zonneklaar wat het directe sacrale aanknopingspunt was. Er wordt betoogd dat de getergde Thessaliërs op weg waren naar een panegyrisch festival in Anthela473, maar dat is een vermoeden. Nu, het feit dat de Delphische Amphiktyonie piraterij indamde, bekrachtigt misschien de mogelijkheid dat het Delische συνεδριον, dat Amphiktyonische kenmerken opslokte, zich een gelijkaardige 470 471 472 473 SANCHEZ, SANCHEZ, SANCHEZ, SANCHEZ, L’Amphictionie L’Amphictionie L’Amphictionie L’Amphictionie des des des des Pyles Pyles Pyles Pyles et et et et 109 des des des des Delphes, Delphes, Delphes, Delphes, 44-46. 57. 120-121. 105. opdracht kon toe-eigenen. Bovendien is het kras dat de Delische Bond zich moeide met Skyros, en zodoende het Delphische arrest afdwong. Een connectie tussen de Amphiktyonische en Delische Liga is niet geheel onwaarschijnlijk. Athene zou zelfs een verdrag hebben gesloten met de Amphiktyonie tijdens haar ἀρχη, om het eigen panhellenistische prestige op te krikken.474 Dit akkoord stamde uit de periode 458-450 v.Chr.475 In de wedloop tussen twee contrasterende grootmachten kon de Delphische Unie een mediërende derde speler zijn geweest. Een wederzijdse erkenning van resoluties en besluiten droeg mogelijks bij tot een nauwere samenwerking op judicieel vlak, waarbij de Delische Bond optrad als uitvoerend orgaan. Het is mogelijk dat een dergelijke verhouding reeds op informele wijze tot stand was gekomen voor het samenwerkingsakkoord. V. BESLUIT : BELANG VAN DE PUNITIEVE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE Er zijn onvoldoende bronnen om te kunnen nagaan of er bij piraterij afwijkingen bestonden ten opzichte van het gemeen strafrecht, tenminste als deze zaken al met al verschenen voor de Attische rechtbanken uit de vijfde eeuw voor Christus, voor de Ἠλιαια in graad van beroep, of rechtstreeks voor de Ἀρεος παγος, afhankelijk van de precieze kwalificatie. Om een aantal redenen immers, leek geen specifieke vordering te hebben gecirculeerd. (Evenmin zijn er attestaties uit de vierde eeuw voor Christus.) Wat wel opvalt is dat er, in tegenstelling tot nationale misdrijven, een interstatelijke dimensie was. Zo veroordeelde de Amphiktyonische Raad Skyros wegens een vorm scheepsagressie. Het ging niet om een persoonlijke straf maar een collectieve schadevergoeding. Toch valt hier een verschil te ontwaren met zuivere interstatelijke arbitrage : De Dolopiërs, partij zijnde bij de Delphische Ampiktyonie, moesten blijkbaar niet instemmen met de rechtsmacht van de Raad, en ook particulieren hadden toegang tot de procedure. (Ploutarchos gebruikt de uitdrukking δίκην κατεδικάσαντο τῆς πόλεως Ἀµφικτυονικήν in Cim.8.3. Door het 474 475 LARSEN, Greek Federal States, 125. MERITT, Athens and the Amphiktyonic League, 372. 110 woordgebruik δικη-καταδικειν is er onmiskenbaar een gerechtelijke connotatie.) Deze mengvorm tussen volkenrechtelijke arbitrage en een nationale penale procedure, die de Delische Bond lijkt te hebben gestimuleerd door te opereren als handhavingslichaam, schildert reeds een transitie tussen piraterij als internationaal misdrijf en als represaille- of krijgsmaatregel, die niet te onderscheiden viel van kaapvaart. Een eerste stap misschien naar pirata communis hostis omnium est, als internationale regel die de veiligheid en het doorvaartbelieven op de zeeën waarborgt. 111 – VIJFDE HOOFDSTUK – ECONOMISCHE MACHTSUITOEFENING : Havenregelneverij en kustcontrole I. INLEIDING In het tweede hoofdstukje werd betoogd dat de Oude Grieken geen expliciete soevereiniteitsaanspraken lieten gelden op kustnabije zeegebieden. Er dient niettemin een onderscheid gemaakt tussen dominium en imperium. Het concept van de territoriale wateren als extensie van de vorstelijke eigendom stamt uit de 17de eeuw, en was de Hellenen bijgevolg onbekend. Ofschoon de πολεις geen mariene aanwas van het stadstatelijke domein aspireerden, deinsden zij er niet voor terug om de oceanische economie te begoochelen met ordonnerende interventies. In de onderhavige rubriek worden deze indirecte territoriale prerogatieven behandeld. Na een bondige historische achtergrondschets, wordt de marktgerelateerde organisatiedrift van de Griekse overheden uitgepluisd met de Delische invloedssfeer als uitsmijter. II. KOOPVAARDIJ A. Koopvaardij in het Oude Griekenland De belangrijkste figuren bij het maritiem transport waren de ἐµποροι en de ναυκληροι. De eerste groep bestond uit koopmannen die over zee goederen verhandelden met een gehuurd schip.476 Tot de andere categorie werden de scheepseigenaars gerekend.477 Sommigen stelden hun vaartuig louter ter beschikking, anderen ondernamen zelf commerciële reizen. Op grote schepen werd een professionele kapitein aangesteld, deze κυβερνητης superviseerde de bemanningsleden.478 De πρῳρευς, tweede stuurman, en de τοιχαρχος, ladinginspecteur, waren zijn belangrijkste assistenten.479 De algemene benaming voor koopvaardijschepen was 476 477 478 479 REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient 112 World, World, World, World, 9. 13. 316. 319. πλοιον.480 Bij vele commerciële tripjes werd een zeilboot ofte ὁλκας gebruikt481, maar er bestonden ook roeituigen zoals de ακατοι en de smallere doch behendigere κελητες.482 Κερκυροι waren robuuste schepen, gebouwd om een niet zo karige cargo de zee op te krijgen.483 Vanaf 475 voor Christus geschiedde het meeste goederenvervoer in de Griekse wereld bij wijze van interregionale overzeese handel, die voornamelijk door arme kwanten werd bestierd.484 Graan, hout, slaven, wapens, oorlogsbuiten485 en oliën486 waren de belangrijkste ladingen. De handelsroutes van Athene beperkten zich niet tot verbindingen met andere Griekse stadstaten, maar sponnen eveneens navigatiemogelijkheden uit naar Egypte487, Macedonië488, OostEuropa en Asia Minor.489 Tijdens de vierde eeuw voor Christus kwamen de meeste ἐµποροι die handel dreven in Athene uit het buitenland.490 De situatie rond de vijfde eeuw voor Christus blijkt minder helder. Aangenomen mag worden dat steeds meer uitheemse ἐµποροι het Attisch havengebied aandeden, naarmate de welvaart en politieke invloed van de stad toenamen.491 B. Algemene kenmerken van overeenkomsten in het Klassieke Athene Het contract is de hoeksteen van een geordende samenleving. Het uitwisselen van beloften behoort tot de oudste gewrochten van de menselijke omgang. Niettemin, de bindende aard en afdwingbaarheid van dergelijke afspraken blijken de vruchten van geavanceerdere judicaturen. Halfbakken was het Attisch recht zeker niet. Overeenkomsten vormden de drieste drijfkracht achter het burgerlijke en commerciële verkeer. Het wekt geen verwondering 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 490 491 CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient CASSON, Ships and Seamanship in the Ancient REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 195. REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek REED, Maritime Traders in the Ancient Greek 113 World, World, World, World, World, World, 157. 169. 160. 163. 74. 19. World, World, World, World, World, 17. 20. 21. 27. 29. dat stadstatelijke normen insprongen op deze fenomenen. Verscheidene benamingen worden aangetroffen : συναλλαγµα, ὁµολογια, συνθηκη, συµβολλαιον, συνβολλον, συγγραφη.492 Ongetwijfeld waren er nuances. De ene term zal een pietsje prismatischer geweest zijn dan de andere. Zo gaf συναλλαγµα vermoedelijk uiting aan een algemeen contractbegrip, sloeg ὁµολογια hoofdzakelijk op mondelinge overeenkomsten, συγγραφη op schriftelijke, was συνθηκη een plechtstatigere woordkeuze, en werd συνβολλον aangewend om verdragen te kenmerken.493 a. Open of gesloten systeem Een eerste punt dat enig onderzoek verdient, is het obligatorisch karakter van de toenmalige contracten. Kon men enkel toetreden tot vastgelegde typeschikkingen om gebonden te zijn, of waren de consensusmogelijkheden schier onbegrensd ? Aristoteles pende : ‘ ὁµολογουµένης δ᾽ εἶναι τῆς συνθήκης, οἰκείας µὲν οὔσης αὐξητέον: ἡ γὰρ συνθήκη νόµος ἐστὶν ἴδιος καὶ κατὰ µέρος, καὶ αἱ µὲν συνθῆκαι οὐ ποιοῦσι τὸν νόµον κύριον, οἱ δὲ νόµοι τὰς κατὰ νόµους συνθήκας, καὶ ὅλως αὐτὸς ὁ νόµος συνθήκη τίς ἐστιν, ὥστε ὅστις ἀπιστεῖ ἢ ἀναιρεῖ συνθήκην τοὺς νόµους ἀναιρεῖ.’494 Een overeenkomst is een bijzondere en partiële wet; maar de wet verleent aan overeenkomsten bindende kracht, niet andersom. De wet zelf is immers een soort overeenkomst, zodat al wie een overeenkomst miskent, ook de wetten miskent. De wijsgeer voegt hier vervolgens twee belangrijke mijmeringen aan toe : ‘ἅπερ ἄν τις πρὸς νόµον ἐναντίον µαχέσαιτο, ταῦθ᾿ ἁρµόττει· ἄτοπον γὰρ εἰ τοῖς µὲν νόµοις, ἂν µὴ ὀρθῶς κείµενοι ὦσιν ἀλλ᾿ ἐξαµάρτωσιν οἱ τιθέµενοι, οὐκ οἰόµεθα δεῖν πείθεσθαι, ταῖς δὲ συνθήκαις ἀναγκαῖον. εἶθ᾿ ὅτι τοῦ δικαίου ἐστὶ βραβευτὴς ὁ δικαστής· οὔκουν τοῦτο σκεπτέον, ἀλλ᾿ ὡς δικαιότερον.’495 Als men de mogelijkheid heeft om krakkemikkige wetten ongehoorzaam te zijn, dan hoeft men zich evenmin in elke situatie gebonden te achten door overeenkomsten. Bovendien moet de rechter niet alleen de inhoud van het contract beoordelen, maar ook de billijkheid. 492 493 494 495 BEAUCHET, Histoire du BEAUCHET, Histoire du Arist. Rhetor, I, 15, Arist. Rhetor, I, 15, droit privé de la République Athénienne, 15. droit privé de la République Athénienne, 15-16. §21. §23. 114 Het zij aangestipt dat het werk van Aristoteles over de redenaarskunst geen zuiver juridische doctrine overlevert. Rechtsleer van Romeins allooi werd in de Helleense periode niet beoefend. Het is niet altijd duidelijk of de rechtskundige ontboezemingen beschrijvend dan wel beschouwend zijn. Daarenboven geeft de Chalkidikische docent tips om vanuit een bepaald partijstandpunt betooggronden te ontwikkelen. Ondanks de wrakke juridische methodiek en actorgelieerde insteek, vormt zowel het filosofische als retorische leesvoer een belangrijke bron, daar deze gezaghebbende instructieve naslagwerken werden aangewend door de logografen, die in praktijk een quasi-monopolie ontplooiden op de procesargumentatie, en bijgevolg een doordringende invloed lieten gelden op de juryrechtspraak. Bij het lezen van Arist. I, 15, §21 als geïsoleerde informatiestof, bekruipt de indruk van een gesloten systeem de hersenschors : enkel de overeenkomsten die de wet fiatteerde waren verbindend. Het valt echter op dat de stichter van de Peripatetische School een ietwat circulaire redenering opbouwt. De meest verlichtende lezing luidt dat een overeenkomst het verlengstuk was van de wet, en daarom niet met de voeten getreden mocht worden. Als uitzondering drong zich de natuurrechtelijke billijkheid op, die een hogere norm leek te zijn bij het appreciëren van slechte of concreet ongeschikte regels. Daarenboven dient de passage in samenhang te worden begrepen met Dem. 56, 2 waarin een wettekst wordt geciteerd : ‘ ὁσα ἀν τις ἑκων ἑτερος ἑτερῳ ὁµολογησῃ κυρια εἶναι.’ Al wat de ene vrijwillig overeenkomt met de ander, is bindend. In vele geschriften duiken varianten op van deze formule496, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt. De woordkeuze ὀσα ontvouwt het vermoeden dat er sprake was van een open systeem. Op basis van de voormelde fragmenten mag worden aangenomen dat het Attisch recht de naleving van contracten garandeerde, en dat de partijen in beginsel om het even wat konden afspreken. b. Consensueel of formalistisch systeem 496 PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 35. 115 De κυρια-clausule is de grondslag voor de verdere studie van het Atheens verbintenissenrecht. Nu duidelijk werd gemaakt dat overeenkomsten bindende werking hadden, dient de modaliteit ὁµολογησῃ onder de loep genomen. Hoe precies werden contracten verbindend ? Er heerst polemiek rond de vraag of het Attisch recht formalistische dan wel consensuele overeenkomsten genegen was. Sommigen ontwaren noodzakelijke vormvereisten, anderen menen dat een loutere wilsontmoeting voldoende was voor de contractgeldigheid. In de Lex Gortynia, die een vroege fase van het Grieks recht openbaart, worden mondelinge overeenkomsten erkend.497 Hoewel er geen grammaticale plichtplegingen worden gesuggereerd zoals bij de Romeinse stipulatio, treft men een getuigenvereiste aan : ‘ἀνδοκα δε κἐνκοιοταν και διαβολας και διρεσιος µαιτυρες οἱ ἐπιβαλλοντες ἀποπονιοντον.’498 Dit is een formalitische factor die, gelijklopend met de meeste oude rechtstelsels, wortels heeft in liturgische lof.499 De sacrale sier van een godsaanroeping bewerkstelligde in ongeletterde gemeenschappen een waarborg voor het naleven van orale verbintenissen.500 Bij plechtige interstatelijke verdragen bleef deze religieuze regie lange tijd doorschemeren. Bij particuliere bedisselingen van bescheidenere omvang werd de transcendente entiteit vervangen door een aanzienlijke of betrouwbare medeburger. Tijdens de Klassieke Periode speelden getuigen nog steeds een belangrijke rol in Athene.501 In het geval van mondelinge overeenkomsten werd altijd een omstaander ingezet502 : ‘ἀλλ’ οὐδε προς ἀλλον οὐδ’ ἀν εἶς οὐδενα τοιοῦτο συναλλαγµα ποιουµενος ἀµαιοτυρος ἀν ἐπαξεν.’503 Aan dergelijke verbintenissen, uitgesproken in aanwezigheid van een toeschouwer, wees de Attische wetgever een dwingend karakter toe.504 De overgeleverde teksten impliceren inderdaad een soort validatievoorwaarde : bij orale akkoorden zullen de oude godsdienstige conventies zich 497 498 499 500 501 502 503 504 PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 15. Lex Gort. IX, 39. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 18. Cf. KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 47. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 24-25. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 48. Dem, I, §21. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 49. 116 vanuit de procespraktijk vermengd hebben met een opgelegde functionele affirmatiezekerheid.505 Maar ook personen die schriftelijk contracteerden, hetzij op tabletten hetzij op papyri506, betrokken vaak een getuige bij de tekstredactie.507 Toch moet worden aangenomen dat de getuige in deze context eerder een bewijsfunctie vervulde, zonder dat er sprake was van een geldigheidsvereiste. Een aantal elementen duwen ons in die richting. Om te beginnen legt de aangehaalde κυρια-formule nadruk op vrije wil : ἐκων ἑτερος ἑτερῳ ὁµολογησῃ. De aangehaalde wet oppert dat wederzijdse intentieverklaringen volstonden. De Helleense volksgeest broedde een wijsgerige rechtsleer uit. In tegenstelling tot de Romeinen die een pragmatische casuïstiek ontwikkelden, zochten de Oudgriekse procesdeskundigen hun toevlucht tot bespiegelende abstractie. Aldus overpeinst men in de platonische dialogen zeden en deugdzaamheden. Een behoorlijk verfijnde wilsgebrekentheorie was het rendement van dit denksysteem.508 Zowel Plato als Aristoteles beargumenteren dat dwang509 en bedrog510 de nietigheid van een contract teweegbrengt. Redenaars hebben deze annihilatiegronden gepleit, hetgeen de toepassing ervan door de volkstribunalen plausibel maakt.511 Juryleden mochten zich immers buigen over billijkheidsvraagstukken. Deze quasi-rechtscheppende bevoegdheid zat vervat in hun eed. Zo verzocht Hyperides middels een wijdlopige analogie-argumentatie de rechters een contract opzij te schuiven, dat tot stand was gekomen door bedrog.512 Ofschoon de Atheense wet zulke deficiënte verbintenissen vermoedelijk niet uitdrukkelijk teniet deed513, refereerde de raadsman naar allerlei andere normen die in verwante omstandigheden het bindend karakter van de overeenkomst 505 506 507 508 509 510 511 512 513 Cf. Dem. 42. 12. BEAUCHET, Histoire du PRINGSHEIM, The Greek BEAUCHET, Histoire du BEAUCHET, Histoire du BEAUCHET, Histoire du BEAUCHET, Histoire du 35. BEAUCHET, Histoire du BEAUCHET, Histoire du droit privé de la Law of Sale, 27. droit privé de la droit privé de la droit privé de la droit privé de la République Athénienne, 55. République République République République Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, 31. 31-32. 33-36. 31 en 34- droit privé de la République Athénienne, 35. droit privé de la République Athénienne, 36. 117 ophieven514 : het meegeven van verkeerde marktwaren, de aankoop van een zieke slaaf over wiens gezondheidstoestand de verkoper geen inlichtingen had verstrekt, frauduleuze verloving, en testamenten opgesteld onder geweld of suggestie. Volgens Plato werd een vergelijk eveneens aangetast door dwaling, doch de Attische redevoeringen hebben geen onversneden vergissingsmotief overgeleverd.515 Verder was de doctrine van de ongeoorloofde oorzaak de logografen niet onbekend. Aristoteles voert aan dat een overeenkomst die indruist tegen οἱ δικαιοι ἢ καλοι, kan worden aangevochen.516 Aldus poogde Aechines de gezworenen ervan te overtuigen dat een prostitutieverbintenis geen waarde had.517 Ook deze exceptie kan worden teruggevoerd naar de discretionaire equiteitsbeoordeling van de vonnispanels. De aandacht voor de bedoelingen en achterliggende beweegredenen die de partijen koesterden, is een hint voor de consensuele basis van de Attische overeenkomsten. Immers, onder invloed van de Helleense hersenspinsels verflauwden de Klassieke juristen het formalistische wezen van de stipulatio, door rekening te houden met interpretatio voluntatis518 en conventio.519 Weldan, de ondersteuning van een ommestaander lijkt bij geschreven contracten te zijn ingefluisterd door de vrije bewijsapreciatie waarover de volksjury beschikte. Een geschrift had niet noodzakelijk een hogere persuasieve waarde dan een getuige. Sterker nog, de uitgelote burgers smulden van pittige moraliteitsverklaringen en karikaturale persoonlijkheidsschetsen. Niet zelden kon emotionele randanimatie doorslaggevend zijn. Zeker wanneer men waarheidsbetwistingen, wilsgebreken of causaliteitscorruptie wou inroepen, was het veiliger een getuige achter de hand te houden. Er lonkt vanuit dit perspectief nog een andere bedenking. De Oude Grieken schreven in drukletters, vaak zonder spaties. Niet alleen op kleitabletten, maar ook op papyri kon de distinctieve hoedanigheid van een persoonlijke 514 515 516 517 518 519 BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 35-36. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 33. Arist. Rhet., I, 15, §24. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 44. KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 53-54. KASER -WUBBE, Romeins privaatrecht, 56. 118 naamtekening enigszins gefnuikt worden. Getuigen en zegels520 brachten soelaas. Contracten met bankiers verschaffen een andere indicatie. De aanwezigheid van een getuige was niet vereist, omdat de kredietboeken een bijzondere geloofwaardigheid genoten :521 ἐπι ταις τραπεζαις ἀνευ µαρτυρων γιγνεσται.522 Hoewel het gebruik van een zelfstandig geschrift bij dergelijke overeenkomsten juist als tegenargument wordt aangewend, aangezien de Attische literatuur de uitzonderlijke aard ervan onderlijnt523, is het duidelijk dat de controle van een toeschouwer overbodig bleek door de intrinsieke bewijswaarde van de bankpaparassen, als afwijking op de algemene procedurele stavingsregels. Tegenargumenten zoals het Ptolemeïsche recht524, de fragmenten Plat. Thg, 123b en Arist. Rhet, I, 15, §17525, alsmede Dem. 42. 12526, kunnen worden weerlegd : -­‐ Een grieksgeletterde Egyptische papyrus uit 321 voor Christus waarin een behoorlijk ceremoniële koop met 6 getuigen staat opgetekend, is op zich geen symptoon van Helleense invloeden. Integendeel, een bron uit de zevende eeuw voor Christus gewaagt reeds van een verkoop met zeven getuigen in het Nijlgebied527, hetgeen een oosterse oorsprong aannemelijk maakt. Het Attische recht uit de vierde eeuw voor Christus suggereert geenzins een overdrachtsritueel met meerdere getuigen. Een dergelijke eigendomsverwerving is eigen aan primitieve tradities, zo wortelde de mancipatio, die eveneens een handvol getuigen vereiste, vermoedelijk in de voor-Republikeinse Era.528 -­‐ De uitlating van Plato : ‘ἀλλα τα µεν ἐµπροσθεν σοι προς τοῦτον ῥηθεντα ὡσπερ ἀνευ µαρτυρων λογοµενα, νυνι δε ἐµε ποιῆσαι µαρτυρα’529 moet correct worden geïntepreteerd. De jonge Theages beklaagt zich erover dat zijn wens om stuurman te worden in 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 58. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 29. Isoc. 17.2. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 29. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 30-32. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 25. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 20. PIRENNE en VAN DE WALLE, Documents Juridiques Egyptiens, 1937, 70. Cf. KASER-WUBBE, Romeins privaatrecht, 43. Plat. Thg, 123b. 119 dovemansoren valt bij het gezinshoofd. De heer des huizes doet alsof hij het verzoek van zijn zoon om die stiel te mogen leren, nooit gehoord heeft. Socrates repliceert dat hijzelf als getuige zal fungeren tijdens het gesprek. Λεγοµενα is het gekozen woord : het gaat hier om een mondelinge afspraak, die weinig nut heeft zonder confirmatie van een derde. -­‐ Dem. 42. 12 dient in de juiste context gelezen. Aan de geijkte κυρια-bepaling wordt hier toegevoegd : ‘κυριας εἰναι τας προς ἀλληλους ὁµολογιας ἁς ἐναντιον µαρτυρον.’ Het betreft een fragment uit de redevoering tegen Phainippos. De zaak draaide rond de betwisting van een publieke dienstbaarheid.530 Omwille van zijn geschatte vermogen moest de anonieme eiser, in geval van nood, de belastingen van driehonderd andere burgers voorschieten. De persoon in kwestie kende echter pecuniaire perikelen. Hij vond er niet beter op dan de rijkere Phainippos te dagvaarden, teneinde die gemeenschapsverplichting over te dragen. Phainippos had ten overstaan van de eiser en een getuige beloofd een inventaris van al zijn bezittingen door te spelen. De eiser verkondigt dat dit niet was gebeurd, en citeert de voormelde wet om het bindend karakter van die toezegging te onderstrepen. De additionele zinsnede ἐναντιον µαρτυρον houdt ook hier verband met een mondelinge verklaring, en kan bijgevolg niet worden geprojecteerd naar het regime van geschreven overeenkomsten. -­‐ Aristoteles beweert nergens dat geschreven contracten ongeldig zouden zijn zonder getuige. Wat hij stelt is het volgende : ‘ἔχοντι δὲ πρὸς µὴ ἔχοντα, ὅτι οὐχ ὑπόδικα τὰ εἰκότα, καὶ ὅτι οὐδὲν ἂν ἔδει µαρτυριῶν, εἰ ἐκ τῶν λόγων ἱκανὸν ἦν θεωρῆσαι.’531 Wanneer iemand een getuige heeft, kan worden betoogd dat de waarschijnlijkheden die voortvloeien uit het bewijsmateriaal van de tegenpartij, niet meer onderzocht hoeven te worden. Het is geenszins overbodig deze tekstbrok te kaderen. Vlak voor de onderhavige gedachtenloop bestookt de wijsgeer zijn akolieten met een volledig omgekeerd argument : ‘µάρτυρας µὲν µὴ ἔχοντι, ὅτι ἐκ τῶν εἰκότων δεῖ κρίνειν καὶ τοῦτ᾽ ἐστὶ τὸ γνώµῃ τῇ ἀρίστῃ.’532 Als men geen getuige heeft, dan kan de jury worden gevraagd waarschijnlijkheden te beoordelen door uitspraak te doen naar geweten. Opnieuw doemt de billijkheidstoets op. Aristoteles 530 531 532 MURRAY, Demosthenes Orations vol V, 28. Arist. Rhet, I, 15, §17. Arist. Rhet, I, 15, §17 120 alludeert hier op de reeds vermelde bewijseigenheden van het Attisch procesrecht. Daarenboven laat hij zich wat verder ontvallen : ‘ὁποῖοι γὰρ ἄν τινες ὦσιν οἱ ἐπιγεγραµµένοι ἢ φυλάττοντες, τοιούτως αἱ συνθῆκαι πισταί εἰσιν.’533 Om de betrouwbaarheid van een contract in de verf te zetten, moet je uitweiden over het karakter van de ondertekenaars of bewaarders. Deze opmerking suggereert dat in een geding de zegel van de partijen kon volstaan om een betamelijke contractsluiting hard te maken. De equiteitsattributen van de volksjury hinten dat de obligate schriftuur eigenlijk een louter procedureel ontvankelijkheidsmechanisme vormde, waarbij de volksjury toch kon kennis nemen van geschillen omtrent mondelinge overeenkomsten door hun discretie in de schaal te werpen. C. Algemene kenmerken van maritieme overeenkomsten in het Klassieke Athene a. Bevoegde rechter Er dient in herinnering gebracht dat in de vierde eeuw voor Christus δικαι ἐµπορικαι een afwijkend procedureel parcours aflegden. Maritieme geschillen werden beslecht door bijzondere rechtbanken, welke zitting hielden in de winter. In de vijfde eeuw voor Christus waren, naast de πολεµαρχος, de ξενοδικαι en ναυτοδικαι bevoegd voor de δικαι ἐπο συµβολων. b. Documentair karakter Ofschoon mondelinge Attische contracten zeldzaam geworden waren in de vierde eeuw voor Christus, lijkt de opschriftstelling van verbintenissen middels een συγγραφη verknocht te zijn geweest met de δικη ἐπορικη. Opnieuw kan worden verdedigd dat de συγγραφη geen formalistische geldigheidsvereiste veruitwendigde, maar een procedurele toelaatbaarheidstandaard, die diende nageleefd met het oog op het adiëren van de gespecialiseerde 533 Arist. Rhet, I, 15, §21. 121 emporiumrechters.534 Ingeval van niet-ontvankelijkheid door papierontstentenis, kon de eiser waarschijnlijk naar de gewone δικαστηρια trekken om een billijkheidsoordeel te vragen. Vaak werden deze συγγραφαι in bewaring gegeven bij een vertrouwenspersoon535, zodat de partijen in geval van betwisting hun rechten makkelijker konden bewijzen.536 Ook tempels537 en registratieambtenaren538 fungeerden bij wijlen als depotinstanties. D. Overzicht van maritieme overeenkomsten in het Klassieke Athene a. Huur van een schip Ἐµποροι sloten bevrachtingscontracten met ναυκληροι of de staat, een gebeuren dat bekend stond als πλοιον ιδιοστολον ἀγειν.539 Dit hield in dat zij een schip huurden om hun koopwaar naar een bepaalde bestemming te brengen.540 Een huurcontract heette µισθωσις.541 Op vlak van scheepsgenot waren variëteiten in zwang. De vroegste verschijningsvorm laat zich omschrijven als bootverhuur van korte of middellange duur542 : gedurende een aantal maanden mocht de handelaar op exclusieve wijze het schip gebruiken voor het vervoer van legale goederen. In de eerste eeuw voor Christus wordt een complexere kloon aangetroffen : de µισθωπρασια.543 Het betrof een overeenkomst waarbij langdurige exploitatierechten op schepen werden toegekend. De tijdslimiet schommelde tussen de vijftig en de zestig jaar. Hoewel het onnuttig zou zijn om in Attisch recht een onderscheid te maken tussen persoonlijke en zakelijke rechten, 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 94. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 60. Dem 33. 36. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 64. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 65. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 270. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 271. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 140. Cf. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 279-280. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 273-278. 122 kan hier een mengvorm tussen koop en huur544 worden gesignaleerd, die verder gaat dan de klassieke µισθωσις. Er werden eigendomsattributen geënt : ‘λαµβάνων παρʼ αὐτοῦ τό τε ν̣ α[ ̣υ]πηγικὸν τοῦ πλοίου κ(αὶ) ἄλλας προκ̣ τη ̣τικ[ὰς] ἀσφαλείας τοῦ αὐτοῦ πλοίου πρὸς τὸ µένε̣ ιν ̣ αὐτῷ κ(αὶ) τὰ ἀπʼ αὐτῶ̣ ν δίκαια ἐκδιδοῦντος.’545 Omwille van de vrij bestendige gebruikstermijn, die ongetwijfeld de levensspanne van de gemiddelde Helleense koopman overschreed, mag worden aangenomen dat de exploitatietitel overdraagbaar was. Er circuleert een boude theorie.546 Sommigen verstuiven de opvatting dat, aangezien een eigendomsoverdracht in het Grieks recht slechts werd bewerkstelligd door overhandiging van de volledige prijs547, waardoor een procesingang onmogelijk was ingeval van periodieke betalingen, de partijen bij µισθωπρασια toevlucht zochten tot een duale constructie, die, naast het huurcontract, een fictieve leenovereenkomst omspande, zodat de verhuurder toch over een vorderingsrecht beschikte, wanneer de huurder zijn verplichtingen niet nakwam. Deze gok lijkt een beetje bij de haren getrokken. Koop op krediet was inderdaad afschrikwekkend riskant in het Attisch recht, gezien de procedurele onverschilligheid. Zolang de prijs niet betaald was, kon de koper geen δικη οὐσιας, δικη ἐξουλῆς of δικη βεβαιοσεος instellen.548 Eventueel werd ἀρραβον, een voorschot, overhandigd, maar de eigendom ging pas over na aflossing van het gehele bedrag.549 De loutere levering of bezitsoverbrenging, παραδοσις genaamd, gaf geen eigendomsrecht.550 Daar het juist de bedoeling was van de partijen om een zuivere propriëteitstransfer te vermijden, en de µισθωπρασια een zelfstandige overeenkomst scheen te zijn, is het beter te veronderstellen dat er in wezen sprake was van huur, met de bijzondere eigenschap dat er eigendomsachtige attributen waren verbonden met de παραδοσις, als uitzondering op de algemene regel.551 544 545 546 547 548 549 550 551 PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 203 P. Lond, 3, 1164 f, H, regel 14-15, www.trismegistos.org. PRINGSHEIM, Greek Law of Sale, 262-268. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 138. Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 146-147. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 139. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 219. Cf. PRINGSHEIM, The Greek Law of Sale, 232. 123 Tijdens de regeerperiode van Nero worden ook scheepshuur voor een welbepaalde reis aangetroffen, ναυλωτικα geheten.552 De huurprijs werd meestal voor een deel uitgekeerd op het ogenblik van de naamtekening of zegelzetting, en het resterend bedrag na aankomst van de goederen in de haven van bestemming.553 b. Zeetransport Benevens huur van een vaartuig, kon men opteren voor wat vandaag de dag bestempeld zou worden als huur van diensten : aan een ναυκληρος werd gevraagd goederen te verschepen. De specifieke vergoeding daarvoor, ναυλον genaamd, werd uitgekeerd bij aankomst van het koopwaar in de haven, hetzij door de ontvangende eigenaar, hetzij door een derde die handelde voor zijn rekening.554 Dit soort overeenkomsten werd voornamelijk door een staat gesloten met het oog op graaninvoer.555 Fiscale ambtenaren fungeerden meestal als het contracterend overheidsorgaan.556 Bovenop het eigenlijke contract werd een ontvangstscertificaat opgesteld.557 In dit συµβολον verklaarde de bootbezitter of kapitein een bepaalde hoeveelheid welomschreven goederen te hebben geladen om te vervoeren naar de bestemde plaats.558 De voor de hand liggende functie van het συνβολον is bewijs van eigendom voor de opdrachtgever of verkrijger, aangezien de daadwerkelijk bevrachting enige tijd na de initiële contractsluiting werd voleindigd. De vroegste συµβολα gelieerd aan zeevervoer dateren van 1ste eeuw voor Christus.559 De meest geavanceerde verschijningsvorm van dit document in de Klassieke Oudheid treft men aan bij het Ptolemeïsch nijlvervoer. Dergelijke συµβολα bevatten niet alleen een gedetailleerde beschrijving van de partijen, de vracht en het schip, maar ontsluierden ook de clausule µηδεν ἐγκαλω, die doorgaans wordt uitgelegd als het verbod voor de vervoerende ναυκληρος om een vordering in te stellen tegen de dienstgenieter 552 553 554 555 556 557 558 559 VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, VELISSAROPOULOS, Les Les Les Les Les Les Les Les Nauclères Nauclères Nauclères Nauclères Nauclères Nauclères Nauclères Nauclères Grecs, Grecs, Grecs, Grecs, Grecs, Grecs, Grecs, Grecs, 124 280. 281. 282. 295. 283. 283. 286. 291. (in praktijk de Egyptische staat).560 Misschien is het aannemelijker dat dit beding een onweerlegbare bewijskracht verleende aan de cargocatalogisering : de vervoerder beschikte over de mogelijkheid zich tot de rechtbanken te wenden, doch getuigen konden geen afbreuk doen aan hetgeen in de συνβολον stond. De voormelde rechtspraktijk zegt natuurlijk niet zoveel over de toestand in de vijfde eeuw voor Christus. Toch zijn er aanwijzingen dat er tijdens de periode van de Delische Zeebond συµβολα in zwang waren. Op Korfu werden kleitabletten uit omstreeks 500 voor Christus teruggevonden, die volgens sommigen kwitanties bij maritieme overeenkomsten openbaren.561 Belangwekkend is dat deze tabletten werden gedeponeerd in een tempel.562 c. Bodemerij Bij ναυτικον δανεισµα, een bodemerijcontract, werd aan royale rentes een som geld geleend aan de ναυκληρος met het schip of de cargo als onderpand, doch de terugbetaling was enkel verschuldigd in geval van behouden aankomst.563 Ofschoon deze scheepsleningen overvloedig gedocumenteerd werden in de vierde eeuw voor Christus, zijn er aanwijzingen dat zij al bestonden in de vijfde eeuw voor Christus,564 nu Lysias565 en Isocrates566 erop alluderen. Uit de redevoeringen van Demosthenes kunnen enkele algemene karakteristieken worden afgeleid : uiteraard diende het contract schriftelijk te zijn middels een συνγραφη, de interestvoet schommelde tussen 20 en 30 ten honderd, en aan de lening werden bijzondere modaliteiten gekoppeld zoals strafbedingen en buitengerechtelijke uitvoering.567 Laat ons deze contractuele bepalingen eens nader bekijken. 560 561 562 563 564 565 566 567 VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, REED, Maritime Traders in the Ancient Lys. 32. 6. Isok.7. 32, 5. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 125 296. 287. 289. 301. Greek World, 40-41. 306-307. Opvallend is de καθαπερ ἐκ δικης-clausule die vastlegde dat de schuldeiser mocht uitvoeren op de goederen van de schuldenaar ‘alsof deze bij vonnis veroordeeld zou zijn’.568 Bij bodemerij mocht de schuldeiser bezit nemen van het onderpand wanneer de schuldenaar de lening met interest niet kon terugbetalen. Indien de opbrengst van het schip of de lading niet voldoende bleek, was het de geldschieter toegelaten de schuldenaar aan te spreken op al zijn goederen te land en ter zee.569 Op het eerste zicht gedroeg καθαπερ ἐκ δικης zich een rechtvaardigingsgrond voor eigenrichting. Maar wat als de schuldenaar zijn boedel niet gewillig zag slinken ? Het lijkt niet waarschijnlijk dat deze clausule de mogelijkheid verschafte om bij fysiek verzet met private tegendwang de goederen van de schuldenaar mee te nemen570, vermoedelijk kreeg de overeenkomst judiciële kracht in de zin van een onweerlegbaar bewijs van eigendom in een executoire possessieprocedure. De schuldeiser kon bijvoorbeeld toevlucht nemen tot een δικη εἰς ἐµφανων καταστασιν wanneer de schuldenaar additionele goederen weigerde af te leveren.571 Door deze vordering werd de onrechtmatige bezitter voor een magistraat op straffe van een zware geldboete gedwongen het litigieuze goed af te staan aan de eiser.572 Een andere mogelijkheid is dat de καθαπερ-clausule een διαδικασια overbodig maakte, waardoor men rechtstreeks een δικη ἐξουλῆς kon activeren573, doch het zij opgemerkt dat deze procesgang voornamelijk werd aangewend om iemand van een stuk land te verjagen.574 Misschien bracht ἐφηγησις eveneens soelaas, ofschoon deze procedure normalerwijze betrekking had op restitutie na diefstal.575 Ook ἐπιτιµια, de strafclausule, was typisch voor bodemerijcontracten.576 ἠ διπλασιον ὀφειλειν, de verplichting het dubbele van het uitgeleende bedrag uit te keren, was de 568 569 570 571 572 573 574 575 576 BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 439. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 440. Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 449450. Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 208. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 209. Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 217. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 218. Cf. MACDOWELL, The Law in Classical Athens, 207. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 430. 126 gebruikelijke standaard577, niet alleen ingeval van betalingsachterstand, evenzeer bij andere wanprestaties waartoe de bodemerij aanleiding kon geven.578 Vele gemeenrechtelijke contracten fixeerden slechts ἡµιολιον, een anderhalve verhoging.579 In bodemerijovereenkomsten werden vaak vormen van creditaire en debitaire ondeelbaarheid geweven. Indien een scheepslening meerdere schuldeisers deed opduiken, verschafte het beding ἐνι ἑκατερῳ τῶν δανεισαντῶν και ἀµφοτεροις aan elk van hen afzonderlijk een vordering tegen de schuldenaar ten belope van zijn gehele vermogen.580 Daarnaast bestond hoofdelijke aansprakelijkheid, κοινῇ ὀφειλειν, uitgedrukt door het voorbehoud ἐξ ἐνος και ἐξ ἀµγοῖν.581 Een raadselachtige clausule is : κυριωτερον περι τουτων ἀλλο µηδεν εἶναι τῆς συγγραφῆς. οὐδε προσφερειν οὐτε νοµον οὐτε ψηφισµα οὐδ ἀλλ οὐδ ὁτιον προς την συγγραφην.582 Niks prevaleert op de contractsbepalingen, zelfs de wet niet. Het vereist enig bochtwerk om dit beding te doen rijmen met de kernwaarden van het Attische verbintenissenrecht. Reeds werd verduidelijkt dat een overeenkomst bindende kracht putte uit de wet. Verdedigd zou kunnen worden dat er een uitschakeling van conflicterend suppletief recht optrad.583 Deze notie lijkt echter wat te mondain voor het Oudgriekse recht. Misschien is het beter om te spreken van indirect aanvullend recht door deze clausule te beschouwen als een verruiming van de procedurele billijkheidsbeoordeling : de rechters konden vanuit hun discretionaire appreciatiemarge een buitengewone waarde toekennen aan de bodemerijovereenkomst, omdat de partijen dit zo afgesproken hadden. In het bijzonder mocht dan de goede trouw van de wetgever worden nagegaan bij alle regelgevende handelingen die tot stand kwamen na de contractsluiting. d. Zekerheden 577 578 579 580 581 582 583 BEAUCHET, BEAUCHET, BEAUCHET, BEAUCHET, BEAUCHET, BEAUCHET, BEAUCHET, Histoire Histoire Histoire Histoire Histoire Histoire Histoire du du du du du du du droit droit droit droit droit droit droit privé privé privé privé privé privé privé de de de de de de de 127 la la la la la la la République République République République République République République Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, Athénienne, 431. 432. 433. 487. 488-489. 80. 81. In het Attisch recht laten zakelijke zekerheden zich in drie categorieën onderverdelen.584 Bij ἐνεχυρον gaf de schuldenaar een voorwerp in pand bij de schuldeiser. Indien de schuldenaar in het bezit bleef van een goed, met de belofte het aan de schuldeiser te bezorgen ingeval van insolvabiliteit, was er sprake van ὑπεθηκε. Meestal ging het om een erf waarop de schuldeiser een δικη ἐξουλης kon laten gelden. Πρασις ἐπι λυσει duidde op verkoop met een terugnemingsoptie. De schuldeiser kocht een goed van de schuldenaar, dat deze laatste wederom verkreeg na terugbetaling van de verkoopprijs op een afgesproken tijdstip. Er vond een eigendomsoverdracht plaats die definitief werd, indien de schuldenaar er niet in slaagde het bedrag af te lossen. Doordat παραδωσις geen geldigheidsvoorwaarde was voor een koopovereenkomst, kon het goed ook in het bezit blijven van de schuldenaar. Ἀποτιµηµα, zekerheden gelieerd aan bruidsschatten en voogdijpatrimonia, vormen een afzonderlijk categorie.585 Ook bodemerij kende een specifieke pandvariant.586 In de sfeer van persoonlijke zekerheden bestond ἐγγυητης, hetgeen neerkwam op borgstelling587 : men verbond zich ertoe garant te staan voor de wanprestatie van een ander. Het is vanzelfsprekend dat boten het voorwerp uitmaakten van de generieke bodemerijhypotheek, maar alvorens deze figuur te bespreken, dient toegelicht dat ἐγγυητης588 alsmede πρασις επι λυσει ook verbonden konden zijn met een schip, zoals blijkt uit de redevoering van Demosthenes tegen Apatourios.589 Er zijn functionele gelijkenissen tussen πρασις ἐπι λυσει en µισθωπρασια. Waarschijnlijk vervulde de algemene figuur van πρασις in de klassieke periode de rol van maritieme huurkoop, waarna dit gebruik zich rond de eerste eeuw voor Christus, gecombineerd met µισθωσις, ontwikkeld heeft tot een specifiek contract. 584 585 586 587 588 589 HARRISON, The Law of Athens Vol I, 258. HARRISON, The Law of Athens Vol I, 259. HARRISON, The Law of Athens Vol I, 304. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 461. Cf. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 484. HARRISON, The Law of Athens Vol I, 274. 128 E. Staatsinterventie Het is bekend dat Athene de toegang tot het ἐµποριον streng afbakende, zeker wanneer het ging om graanvervoer. Zo was het verboden om meer dan vijftig zakken graan te kopen gedurende een zekere tijdsspanne, en ieder schip dat aanlegde in de Piraios werd verplicht tweederden van de cargo uit te laden.590 Staatsburgers die het aandorsten graan te vervoeren naar andere havens dan de Piraios, konden geëxecuteerd worden.591 Athene was op dat vlak zeker geen buitenbeentje, in de vijfde eeuw voor Christus bepaalden de wetten van Teos dat personen die de import van graan verhinderden, ter dood veroordeeld moesten worden.592 Fascinerend is het voorschrift dat vermeld staat in Dem. 35.51 : Atheense burgers mochten geen bodemerijovereenkomst sluiten, wanneer het schip graan transporteerde naar een andere markt dan de Attische ἐµποριον :593 ‘ἠ χρηµατα δανεισῃ εἰς ἀλλο τι ἐµποριον ἠ το Ἀθηναιων’. Er wordt echter betoogd dat de betekenis betreffende de Attische markt aannemelijker is, omdat de ἐιςconstructie in dezelfde zin dient geïnterpreteerd als deze in Dem. 34.42, een fragment dat de toelaatbaarheidsvoorwaarden voor de δικη ἐµπορικη uiteenzet.594 Aldus zou het financieren van scheepstochten naar andere havens dan de Piraios niet illegaal geweest zijn, als de onderliggende vervoersovereenkomst een indirecte link vertoonde met de Atheense ἐµποριον. Anderzijds beschermde de Attische wetgever koopvaarders. Zware boetes vielen degenen te beurt die valse of lasterlijke aantijgingen richtten tot ἐµποροι en ναυκληροι.595 Ook de geldschieters bij een bodemerijovereenkomst werden begunstigd : scheepvaarders die, ingeval van niet-nakoming, hun boot weigerden af te staan of een ander bestemming aanwipten dan degene die werd 590 591 592 593 594 595 BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade Classical Greece, 177. BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade Classical Greece, 177. REED, Maritime Traders in the Ancient Greek World, BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade Classical Greece, 184. BISSA, Governemental Intervention in Foreign Trade Classical Greece, 187. BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République 129 in Archaic and in Archaic and 46. in Archaic and in Archaic and Athénienne, 86. afgesproken, riskeerden de doodstraf.596 Daarnaast ontstond de praktijk van γης και οἰκιας ἐγτησις, de toebedeling van land en grond aan vreemdelingen om de maritieme handel aan te hitsen.597 Athene interveneerde dus niet enkel om de belangen van haar eigen burgers te waarborgen, maar nam eveneens de buitenlandse koopmannen onder de vleugels.598 Wat frappeert is dat deze maatregelen vooral verband hielden met de markttoegang en op zich geen afbreuk deden aan de navigatievrijheid van de koopvaarders. Niks wijst erop dat Athene imperium uitoefende op de bevaarbare kustomboordselen zoals Eretria en Thasos. Een Eritreese wet daterend uit de zesde eeuw voor Christus schetst iets wat op de delimitatie van een maritieme zone lijkt, waarin stuurmanskunst aan voorwaarden wordt onderworpen.599 Een alternatieve lezing wordt als tegenargument benut : de tekst markeert enkel twee geografische pieken waarbinnen scheepvaarders gerechtigd zijn op een hoger loon.600 Een gelijkaardig Thasiaans decreet uit de vierde eeuw voor Christus stipuleerde dat er geen buitenlandse wijn mocht vervoerd worden door Thasiaanse schepen tussen Athoos en Pacheia.601 Dit fragment wordt genuanceerd door de stelling dat ἐσο Ἁθω και Παχειης geen uitdrukking geeft aan het eigenlijke zeeareaal tussen deze ijkpunten en slechts verwijst naar de havens die daarbinnen gesitueerd kunnen worden.602 Bovendien adresseert de wet alleen eigen onderdanen, hetgeen impliceert dat er geen algemene zoneregels werden afgekondigd. Athene bootste dergelijke normering niet na, maar hief wel, net als vele andere Griekse steden, import -en exporttaksen alsmede havenbelastingen. De meest gebruikte taks was de πεντηκοστη, een heffing op geïmporteerde of geëxporteerde goederen ter waarde van een vijftigste van de gehele lading.603 Attische havenrechten 596 597 598 599 600 601 602 603 BEAUCHET, Histoire du droit privé de la République Athénienne, 87. BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 209. REED, Maritime Traders in the Ancient Greek World, 52. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 138. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 15. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 138-139. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 15. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 208 en 211. 130 werden aangeduid met λιµην of ἐλλιµενον.604 Sommigen poneren dat ἐλλιµενα zuivere ankerretributies waren en λιµενας douanerechten.605 Anderen denken dat voormelde categorieën als synoniemen circuleerden voor πεντηκοσται.606 Hoe het ook zij, deze fiscale maatregelen hadden geen betrekking op de doorvaart zoals –opnieuw- een decreet uit Thasos, hetwelk bepaalde dat burgers naar om het even waar mochten te varen, indien zij aan de overheid één talent hadden betaald.607 Op basis van één enkel komediefragment608 wordt er weleens beweerd dat Athene παραγωγιον, zijnde passageheffingen, invoerde609, maar het is beter de kleurrijke taal van de dramaturg te beschouwen als een verwijzing naar πεντηκοσται of λιµενες.610 III. VISSERIJ A. Visserij in het Oude Griekenland Visvangst wordt overvloedig vermeld in de overgeleverde bronnen.611 Volgens de klassieke visie waren Helleense vissers nooddruftige kinkels die voor een aalmoes af en toe de wijde wateren verkenden.612 Recent onderzoek beklemtoont dat antieke bronnen visserlui in een afzonderlijke sociale klasse proppen.613 De geïsoleerde bevolkingsgroep van θαλαττουργοι614, waarbinnen beroepsmatige kennis werd overgedragen615, bestond in de ogen van de modale Griek uit deugdzame en bewonderenswaardig vaardige 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 220. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 217. Pollux IX, 30. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 214-215. BOECKH, The public economy of Athens, 25. MYLONA, Fishing in the Late Antiquity : the case of Itanos, Crete, 103. GALLANT, A Fishermen’s Tale, 121. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 39. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 44. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 40 131 schippers, die juist zo eerbaar waren omdat zij kozen voor armoede in plaats van piraterij.616 In de oudheid was er grote vraag naar zeevruchten, hetgeen een behoorlijk ontwikkelde visindustrie suggereert.617 Visconsumptie was alledaagse bedoening waarnaar ettelijke gastronomische traktaten, epigrammen en theaterspelen verwezen.618 Er zijn ook aanwijzingen voor grootschalige tonijnvangst619 B. Visserijzones Een aantal tekstfragmenten suggereren dat de Griekse stadstaten visserij reguleerden. -­‐ Een Mykonische wet uit de derde eeuw voor Christus620 stelde een taks op vis vast : ἀπο τοῦ τελους τῶν ἰχθων.621 -­‐ Een wet afkomstig van Kos622 bepaalde dat de vissers die in de stadhaven kwamen, jaarlijks aan het heiligdom van Afrodite vijf drachmes moesten betalen.623 -­‐ Een inscriptie uit tweede eeuw voor Christus624 onthult dat Kos bepaalde teeltconstructies, klaarblijkelijk ressorterend onder het staatsdomein, in concessie gaf aan particulieren. Het betrof uitkijkposten voor tonijnvangst opgesteld aan de kust of in laag water.625 Het zij opgemerkt dat men dergelijke tuurtorens ook in private eigendom kon hebben.626 -­‐ In de Oeconomica, een werk toegeschreven aan Aristoteles, wordt gewag gemaakt van τῆς θαλαττης την ἁλιεαν, 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Reach, 45. LYTLE, Marine Fisheries and the Ancient Greek Economy, 3. BEKKER-NIELSEN, Ancient Fishing and Fish Processing, 34. LYTLE, Marine Fisheries and the Ancient Greek Economy, 49. Syll.3, 1024.10. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Reach, 21. SEG XL, 766.27-29. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Reach, 22. Syll.3, 1000. 9-11. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Reach, 25. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Reach, 26. 132 Regulatory Regulatory Regulatory Regulatory Regulatory visserijvoorschriften uitgevaardigd door Byzantium vanaf de vijfde eeuw voor Christus.627 Weerom kan worden verdedigd dat deze vorm van staatsinterventie op zich de navigatievrijheid en zeetoegang van vreemde vissers onverlet liet. Het loutere feit dat schippers taksplichtig waren of bepaalde voorschriften moesten gehoorzamen, betekent niet dat zij geweerd werden uit mariene gebieden. Tekstflarden van de sofist Alkiphroon, wiens werk tussen de vijfde en de derde eeuw voor Christus wordt gesitueerd, berichten dat vissers uit Rhodos zich allieerden om in Attische wateren te werken, sterker nog, soms vormden niet-gesyndiceerde netgooiers een team met buitenlandse collega’s.628 Bovendien verzinnebeeldt de redenaar een visser die Atheense kust wil ontvluchten, omdat hij anders zal gedwongen worden om te roeien in de triremes. De bootbink beschouwt zijn beslissing als de meest profijtige, hetgeen doet vermoeden dat er andere wateren in het verschiet lagen, waarop hij actief kon zijn.629 In een ander boeiend Alkiphroonfragment630 vergaapt de visser Enkymoon zich aan een achtergelaten gaasweefsel op een stand nabij Sounion . Het ligt daar al meer dan vier jaar, en niemand verstoutte zich om het mee te nemen. Enkymoon gaat eens luisteren bij de plaatselijke bevolking, en komt te weten dat het net een zekere Haliktypos toebehoorde. De visser kruipt in zijn pen en schrijft een brief naar zijn beroepsbroeder. De eerstegenoemde maakt de andere hoffelijk kenbaar dat hij in het bezit is van iets wat niet langer van hem is door beschadiging en tijd : αἰτω οὖν σε το τῇ φθορᾳ και τῳ χρονῳ.631 Haliktypos antwoordt per kerende dat Enkymoon met zijn fikken van zijn eigendom moet blijven. Enkymoon sluit de correspondentie af door te stellen dat, hoewel hij iets wenst te houden wat Haliktypos niet bezit, hij diens gemoed zal respecteren. 627 628 629 630 631 LYTLE, Fisherman, Reach, 32. LYTLE, Fisherman, Reach, 42. LYTLE, Fisherman, Reach, 43. LYTLE, Fisherman, Reach, 40. Alkiphroon 1. 17. the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory 3. 133 In het Attisch recht bleven gevonden voorwerpen eigendom van degene die ze verloren had. Een solonische wet bepaalde : ἁ µη ἐθου µη ἀνελῃ, εἰ δε µη θανατος ἡ ζηµια.632 Wat je niet hebt neergelegd mag je ook niet oprapen, anders de dood of een geldboete. Sommige filosofen633 meenden dat de eerlijke vinder het goed mocht houden, indien de oorpronkelijke eigenaar niet meer kon worden getraceerd.634 Een paar bedenkingen dringen zich op. Het zou goed kunnen dat de geciteerde regel enkel gold voor verloren voorwerpen maar niet voor res derelicta. Alkiphroon gewaagt immers uitdrukkelijk van φθορα, wat mogelijks betekent dat men in Helleense streken een voorwerp mocht meenemen, indien men, bijvoorbeeld door beschadiging, duidelijk zag dat iemand het achtergelaten had. Daarnaast is een andere woordkeuze interessant : χρονῳ. Hiermee doelt de sofist ongetwijfeld op een vorm van verkrijgende verjaring. De meeste auteurs stellen dat er in Athene geen onbezoedeld equivalent van usucapio bestond.635 Er zijn echter wel referenties naar προθεσµιας, uitdovende verjaring. De prins der redenaars636 haalt een wet van Solon aan waaruit blijkt dat een vergoeding voor contractuele wanprestaties moest ingeleid worden binnen een termijn van vijf jaar.637 Ook voor een vordering tegen pleegvoogden en de δικη ἐξουλης beschikte de eiser over een termijn van 5 jaar, respectievelijk vanaf de meerderjarigheid en het tijdstip waarop de erfgenaam wiens eigendom betwist werd overleden was.638 De verwijzing naar de δικη ἐξουλης is in deze context de meest relevante. Deze procesactie had betrekking op gronden, het is derhalve niet uitgesloten dat de extinctie van de δικη εἰς ἐµφανων καταστασιν betreffende roerende zaken verbonden was met een kortere termijn. De beperkte temporele toelaatbaarheid van eigendomsprocessen in een sterk procedurele judicatuur sorteert feitelijk hetzelfde effect als de verkrijgende verjaring.639 Flinke vermoedens mogen worden gekoesterd dat Alkiphroon met φθορᾳ και τῳ χρονῳ alludeerde op een (Attische) regel waarvan 632 633 634 635 636 637 638 639 HARRISON, The Law Menander (Arbitr. HARRISON, The Law HARRISON, The Law Dem. 36.25. HARRISON, The Law HARRISON, The Law Cf. HARRISON, The of 64 of of Athens ff. K) Athens Athens Vol I, 245. en Theophrastos (Char. 30. 9). Vol I, 245. Vol I, 246 en 248. of Athens Vol I, 247. of Athens Vol I, 247. Law of Athens Vol I, 246. 134 Enkymoon uiteindelijk afweek onder sociale druk. Deze passage impliceert dus een aantal universele visserijgebruiken tussen schippers met verschillende nationaliteit; een gewoonterecht dat buiten de stadstatelijke regelgeving viel.640 IV. INVLOED VAN DE DELISCHE BOND Op het eerste zicht lijkt de invloed van de Unie maar magertjes. Het betrof dan ook een in wezen militaire liga die zich onverschillig opstelde ten aanzien van staathuishoudelijke kommer. Toch dienen zich nuances aan. Het Attische Rijk vestigde een thalassocratie die ook economische aspecten uitdroeg door de gecentraliseerde handelspolitiek.641 Een mooi voorbeeld is het zogenaamde muntdecreet van 440 voor Christus, dat het gebruik van Atheense zilverstukken verplicht stelde in alle bondstaten.642 Een dergelijk beleid gaat niet over een nacht ijs. In de periode dat de Delische Bond een cluster van vrije naties belichaamde, was reciprociteit het middel bij uitstek voor Athene om haar eigen handelsbelangen te versterken. De geschiedenis openbaart meerdere indicaties. In de vijfde eeuw voor Christus werden een aantal προξενοι betrokken bij het maritiem gebeuren : tien onder hen waren bevoegd voor het graantransport, twee voor het vervoer van scheepsmateriaal, en vijf voor het toekennen van privileges aan koopmannen.643 Zij waren het aanspreekpunt voor buitenlandse zeevaarders, en gezien hun institutionele link met de Delische Bond, mag worden aangenomen dat er vooral gunsten werden toegekend aan onderdanen van een partijstaat. Er is een wisselwerking tussen de politionele opdrachten van de Liga en economische bloei. Doordat de triremes piraterij bestreden, konden koopmannen de Egeïsche zee veiliger doorkruisen. Perikles oreerde op het Panhelleens congres over της 640 641 642 643 Cf. LYTLE, Fisherman, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach, 41 en 48. SCHAEFER, Beiträge zur Geschichte der Attischen Symmachie, 259. BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 213-214. BURKE, The Economy of Athens in the Classical Era, 205 en 207. 135 θαλαττης ὁπως πλεωσι ἀδεως644 en van zijn voorganger Kimon werd gezegd : τὸν Αἰγαῖον ἠλευθέρωσε.645 Er mag worden verondersteld dat de vaarvrijheid die deze στρατηγοι propageerden, deel uitmaakte van een ruimer handelsbeleid.646 Themistokles, de eerste aanvoerder van de Bond, stimuleerde de uitbouw van de Piraios, wat suggereert dat hij de militaire invloed van de Unie en het commerciële beleid in de πολις wou overbruggen.647 Daarnaast speelt het Delische heiligdom zelf een belangrijke rol. Het eiland werd κοινον Ἑλληνων ἐµποριον genoemd, de gemeenschappelijke zeemarkt van alle Grieken.648 Rond de eerste eeuw voor Christus onderscheidden de tempelautoriteiten vreemdelingen als κατοικουντες, langdurig verblijvende migraten, of καταπλεοντες, tijdelijke bezoekers die wilden doorvaren naar andere oorden en ter plaatste vaak de koppen bij elkaar staken in beroepsverenigingen.649 Het is goed mogelijk dat buitenlandse schippers reeds een gelijkaardige vorm van erkenning genoten in de vijfde eeuw. Het is geweten dat de hiëratische heersers in de derde eeuw voor Christus importheffingen650, havenbelastingen651, en zelfs péage652 proclameerden. Vanaf de vijfde tot de tweede eeuw voor Christus hief de tempel een slaktaks, gekend als πορφυρα, de naam voor de brandhoren die in de Oudheid gevangen werd omwille van diens purperkleurige verfstof.653 Deze fiscale maatregel wordt dikwijls als een kweekbelasting beschouwd, die diende betaald alvorens vissers aan de kust van Delos hun netten mochten uitgooien, maar nieuwbakken studies tonen overtuigend aan dat het eerder een importbelasting of douanerecht betrof.654 Het is niet geheel onwaarschijnlijk dat de door de unieleden afgedokte φορος, dewelke in de Delische schatkist belandde, oorspronkelijk gedeeltelijk bedoeld was als stimulans voor het κοινον Ἑλληνων ἐµποριον. Er is een aanwijzing : rond 413 voor 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 Plut. Per. 17. Plut. Cim. 8. 5. Cf. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 133. PETZOLD, Die Gründung des Delisch-Attischen Seebundes, teil II, 19-20. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 106. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 106-107. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 208-210. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 219. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 215. LYTLE, The Delian Purple and the lex portus Asiae, 247. LYTLE, The Delian Purple and the lex portus Asiae, 256. 136 Christus verving Athene de φορος door εἰκοστη, een handelstaks van vijf ten honderd op goederen vervoerd te zee.655 Deze substitutie impliceert dat de φορος van in den beginne commerciële dimensies uitdiepte, of minstens tijdens de levensduur van de Bond een dergelijk nevenkarakter kreeg. Vanuit dit perspectief kan worden verdedigd dat de φορος, naast het budget voor gemeenschappelijke militaire bescherming, ook bepaalde privileges vestigde op de gemeenschappelijke maritieme markt. Een vergelijking met andere statenassociaties geeft eveneens een hint. In 393 sloot Macedonië een verdrag met de Chalkidische Liga waarin het vrij verkeer van handelsgoederen werd geïnstaureerd.656 De vermelde contractspartij is het κοινον Χαλκιδεων. De gehele stedenbond, en niet diens afzonderlijke leden, nam de traktaatsverplichtingen op zich. Dit wekt de indruk dat er reeds een gelijkaardige circulatievrijheid gedijde in het κοινον zelf. V. BESLUIT : HET BELANG VAN DE ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DE DELISCHE BOND VOOR DE VRIJE ZEE Documenten uit de vierde eeuw voor Christus impliceren dat de verbintenisinhoud vrij bepaald werd te Athene. Enkele specifieke vormvereisten voor maritieme overeenkomsten doen daaraan geen afbreuk. Deze regeltjes moeten, gezien het sterk procedurele karakter van de Attische judicatuur, worden beschouwd als justitiële toelaatbaarheidsvereisten, die geenszins een formalistisch contractsysteem vertolkten. (Waarschijnlijk belandden mondelinge maritieme contracten bij de gewone δικαστηρια die, zelfs wanneer er geen getuigen waren, uitspraak konden doen door de flexibele residuaire billijkheidstoets.) Er is geen grond om eenzelfde ingesteldheid te betwisten in de vijfde eeuw voor Christus ten aanzien van overeenkomsten die aanleiding gaven tot δικαι ἀπο συµβολλων. Integendeel, waarschijnlijk bestonden er minder vormplichten. 655 656 VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 212. VELISSAROPOULOS, Les Nauclères Grecs, 177. 137 Stadstaten reguleerden weliswaar visserij en markttoegang, maar dergelijke ordonnanties oefenden slechts een indirect effect uit op de handelsvrijheid. Deze inherente commerciële zelfbeschikking werd in het zeetransport nog eens gepantserd door de οὐτε νοµονclausule die als tegenwicht kon fungeren voor beperkende maatregelen, zoals de εἰς ἀλλο τι ἐµποριον-strafbepaling : zelfs indien er een bodemerijovereenkomst werd gesloten door een Atheense staatsburger voor graanvervoer dat niet aan de Peiraios gerelateerd was, waardoor deze zich blootstelde aan vervolging, mocht noch de lening zelf noch het onderliggende transportcontract worden geannuleerd door de rechter. (Het graan kon eventueel worden geconfisqueerd, maar de partijen bleven vergoedingsgerechtigd.) Waarschijnlijk waren sommige geldschieters bereid dit risico te nemen, aangezien er grote winsten lonkten bij bodemerij. Bovendien kon een καθαπερ ἐκ δικης-beding worden onderhandeld, dat buitengerechtelijke zelfhulp mogelijk maakte, en gebeurlijk een onmiddellijke δικη ἐξουλης, waarin –vermoedelijk- mede door de οὐτε νοµον-formule, alleen de ingebrekeblijving van de schuldenaar telde, ongeacht de aard van de aangegane verbintenissen. Het dient opgemerkt dat ettelijke Attische decreten ἐµποροι beschermden. De economische inmening van de overheden op vlak van scheepvaart en visserij had verder geen weerslag op de navigatievrijheden, zeker niet wanneer buitenlandse zeelui betrokken waren. Binnen deze normeringswoeker dient de aandacht gevestigd op sterke indicaties voor een schier onaantastbare kern van internationale maritieme gebruiken tussen zeevaarders, die de statelijke stipulaties overvleugelden, doordat de partijen, onder invloed van wederzijds plichtsbesef, hun geschillen buiten het normale justitiecircuit hielden. Dit is een onmiskenbaar argument voor ongehinderde koersprivilleges inter alia. Niks wijst erop dat de Delische Bond deze juridische jojo tussen staatsinterventie en private verhoudingen, bestaande uit commerciële contractsvrijheid en onafhankelijke visserijgebruiken, in de richting van de nationale machtsuitoefening stuurde. Integendeel, de militaire politiek stabiliseerde het handelsklimaat, en ook de status van de Delische havenmarkt als κοινον Ἑλληνων ἐµποριον maakt het aannemelijk dat de krijgsvloot de economische belangen van 138 bondgenoten behartigde (of minstens geen enkele reden had om buitenlandse scheepslieden tegen te werken). 139 - ALGEMEEN BESLUIT – Nadat de Peloponnesische Liga de handdoek in de ring had gegooid, schiepen de overige leden van de Helleense krijgsunie, onder leiding van Athene, een eigen συµµαχια met een offensief en defensief karakter. Deze vrije en autonome bondgenoten, die in de tempel van Delos vergaderden, beraamden tussen 479 en 465 voor Christus een collectieve vlootstrategie om de laatste Perzische perikelen het hoofd te bieden, heulende Hellenen te straffen, en kapers koud te maken. Een klinkende clausule lijmde hun loyaliteit : τον αὐτον ἐχθρον και φιλον. De lidstaten moesten dezelfde vrienden en vijanden hebben. Deze verdragsverplichting werd versterkt door de semiamphiktyonische aard van het stedensyndicaat. Een piraat was ongetwijfeld zo’n ‘τον αὐτον ἐχθρον’ en de zeeroofbestrijding dient dan ook in deze context gekaderd. De Delische vloot bevrijdde de Egeïsche zee van piraterij, zo wordt gezegd, en hield vijandige Barbaren op afstand. Dit was het startschot voor een welvaartsklimaat waar alle bondgenoten –in het begin- van profiteerden. In de sibilijnse link tussen de Delische Unie en de Delphische Amphiktyonie, waast zelfs een oerglimp van het omnium hostis-principe. In deze omstandigheden waren de doorvaartmogelijkheden van de bondgenoten groter dan ooit te voren. De αὐτον φιλον-zijde van de Delisch Liga droeg in de eerste plaats miliaire baten. Een toename van aanmeerplaatsen en uitvalsbasissen voor de kustafhankelijke triremen, is een voorbeeld dat de ruimere navigatiemarge van de stadstatelijke marines onderstreept. Het vriendschapsengagement resulteerde ook in politieke hechtingen en verkloekte diplomatieke relaties. Onschendbare κηρυκες moesten gezwind over de wateren kunnen reizen om bondsboodschappen over te brengen. De vernauwde samenwerking en wederzijdse hulpverplichting mondde uit in een impliciete vredestoestand, waarin het belemmeren van doorvaart als onwettig werd aangevoeld. Daarenboven waren er economische evoluties. Ἐµποροι en ναυκληροι konden veiliger varen, meer nog, het ziet er naar uit de bescherming van Delos als το ἐµπορον παντων των Ἑλληνων deel uitmaakte van de symmachietaken. De belangrijkste ontwikkeling die de τον αὐτον φιλον-gedachte bewerkstelligde op vlak van de commerciële scheepvaart was de geboorte van de δικαι ἀπο συµβολων. Bondgenoten verleenden elkaars onderdanen bij verdrag toegang 140 tot de rechter. In praktijk hadden deze overeenkomsten betrekking op handelende zeelieden. De συµβολαι stonden aan de wieg van een internationaal maritiem recht dat binnen de Liga de reeds bestaande externe vaarvrijheid faciliteerde door vreemdelingen en burgers over dezelfde kam te scheren; een externe vaarvrijheid die reeds, door statenpraktijk, private handelscontracten en visserijgewoonten, op primitieve wijze gestold was tot een recht van onschuldige passage. Visserijreglementen, douaneheffingen, emporische strafbepalingen, en import-of exportcontroles dienen allen beschouwd als minimale beperkende maatregelen die betrekking hadden op markttoegang, en geenszins de doorvaart als dusdanig behelsden. De hoogdagen van deze normerende nijdigheden vielen trouwens in het Attische Rijk. Soevereiniteitsaanspraken laten gelden op zeestroken, daar deden de Grieken niet aan mee. Op grond van : - de τον αὐτον ἐχθρον και φιλον-bepaling de onstentenis van dominium het gekwalificeerd en doelgebonden imperium de wederkerige jurisdictie besluit ik dat de Egeïsche Zee door toedoen van de Delische Unie een mariene zone vormde met communautaire kenmerken, waarin bondgenoten een grotere en efficiëntere vaarvrijheid genoten dan derde staten (om nog te zwijgen over niet-Griekse volkeren). Er was een θαλαττη κοινη, die wat meer κοινη was voor de ene dan voor de andere. Dit toont misschien aan dat, wanneer staten een verbond sluiten, het een natuurrechtelijk gevolg is dat de onderlinge navigatievrijheid toeneemt. Maar deze discussie, beste lezer, is voor een andere keer. - Gent, 14 december 2015 - 141 - BIBLIOGRAFIE – Balcer, Jack Martin. 1974. “Separatism and Anti-separatism in the Athenian Empire (478-433 B.C.)”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 23 (1). Franz Steiner Verlag: 21–39. http://www.jstor.org/stable/4435384. Balcer, Jack Martin. 1976. “Imperial Magistrates in the Athenian Empire”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 25 (3). Franz Steiner Verlag: 257–87. http://www.jstor.org/stable/4435507. Beauchet, Ludovic Histoire Du Droit Privé De La République Athénienne. Amsterdam: Rodopi, 1969. Beck, Hans. 2001. “"the Laws of the Fathers" Versus "the Laws of the League": Xenophon on Federalism”. Classical Philology 96 (4). The University of Chicago Press: 355–75. http://www.jstor.org/stable/1215512. Beck, Hans. Polis Und Koinon: Untersuchungen Zur Geschichte Und Struktur Der Griechischen Bundesstaaten Im 4. Jahrhundert V. Chr.. Stuttgart: Steiner, 1997. Blanshard. 2004. “What Counts as the Demos? Some Notes on the Relationship Between the Jury and "the People" in Classical Athens”. Phoenix 58 (1/2). Classical Association of Canada: 28– 48. http://doi.org/10.2307/4135195 Boak, A. E. R.. 1921. “Greek Interstate Associations and the League of Nations”. The American Journal of International Law 15 (3). American Society of International Law: 375–83. http://doi.org/10.2307/2187998 Boegehold, Alan L., and John McK. Camp. The Lawcourts At Athens: Sites, Buildings, Equipment, Procedure, and Testimonia. Princeton (N.J.): American school of classical studies at Athens, 1995. Bolmarcich, Sarah. 2007. “The Afterlife of a Treaty”. The Classical Quarterly 57 (2). Cambridge University Press: 477–89. http://www.jstor.org/stable/27564090 142 Bonner, Robert Johnson, and Gertrude Smith. The Administration of Justice From Homer to Aristotle. Chicago (Ill.): University of Chicago press, 1930. Bonner, Evidence in Athenian Courts,in [verzamelband. Evidence In Athenian Courts. Public Arbitration In Athenian Law]. New York: Arno, 1979. Brunt, P. A.. 1953. “The Hellenic League Against Persia”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 2 (2). Franz Steiner Verlag: 135–63. http://www.jstor.org/stable/4434342. Burke, Edmund M.. 1992. “The Economy of Athens in the Classical Era: Some Adjustments to the Primitivist Model”. Transactions of the American Philological Association (1974-) 122. The Johns Hopkins University Press: 199–226. http://doi.org/10.2307/284371 Calhoun, G. M., Growth of Criminal Law In Ancient Greece. Berkeley, Calif: University of California Press, 1927. Capreedy, Jim. 2008. “A League Within a League: The Preservation of the Elean Symmachy”. The Classical World 101 (4). The Johns Hopkins University Press: 485–503. http://www.jstor.org/stable/25471970. Carcopino, Jérôme, L'ostracisme Athénien. Paris: Alcan, 1935. Carey, Christopher. 1998. “The Shape of Athenian Laws”. The Classical Quarterly 48 (1). Cambridge University Press: 93–109. http://www.jstor.org/stable/639754. Cary, M.. 1923. “A Constitution of the United States of Greece”. The Classical Quarterly 17 (3/4). [Classical Association, Cambridge University Press]: 137–48. http://www.jstor.org/stable/635636. Caspari, M. O. B.. 1914. “The Parliament of the Achaean League”. The English Historical Review 29 (114). Oxford University Press: 209–20. http://www.jstor.org/stable/551220 143 Casson, Lionel, Ships and Seamanship In the Ancient World. Baltimore (Md.): Johns Hopkins university press, 1995. Cohen, David, and Michael Gagarin. The Cambridge Companion to Ancient Greek Law. Cambridge: Cambridge university press, 2005. Cohen, Edward E. Ancient Athenian Maritime Courts. Princeton, N.J.,: Princeton University Press, 1973. Cook, Arthur Bernard, and Wigham Richardson. 1905. “Triremes”. The Classical Review 19 (7). Cambridge University Press: 371–77. http://www.jstor.org/stable/694747. Davison, J. A.. 1947. “The First Greek Triremes”. The Classical Quarterly 41 (1/2). Cambridge University Press: 18–24. http://www.jstor.org/stable/636833. de Ste Croix. 1961. “Notes on Jurisdiction in the Athenian Empire. I”. The Classical Quarterly 11 (1). [Classical Association, Cambridge University Press]: 94–112. http://www.jstor.org/stable/637750. de Ste Croix. 1961. “Notes on Jurisdiction in the Athenian Empire. II”. The Classical Quarterly 11 (2). Cambridge University Press: 268–80. http://www.jstor.org/stable/637716. de Ste. Croix. 1954. “The Character of the Athenian Empire”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 3 (1). Franz Steiner Verlag: 1–41. http://www.jstor.org/stable/4434378. Gauthier, Philippe Symbola: Les étrangers Et La Justice Dans Les Cités Grecques. Nancy: [Université de Nancy II], 1972. Gomme, A. W.. 1933. “A Forgotten Factor of Greek Naval Strategy”. The Journal of Hellenic Studies 53. The Society for the Promotion of Hellenic Studies: 16–24. http://doi.org/10.2307/627242 Griffith, G. T.. 1939. “The So-called Koine Eirene of 346 B. C.”. The Journal of Hellenic Studies 59. The Society for the Promotion of Hellenic Studies: 71–79. http://doi.org/10.2307/626913 144 Hansen, Mogens Herman. 1980. “Eisangelia in Athens: A Reply”. The Journal of Hellenic Studies 100. The Society for the Promotion of Hellenic Studies: 89–95. http://doi.org/10.2307/630734 Hansen, Morgens Herman, Nomos and Psephisma in Fourth-Century Athens, http://grbs.library.duke.edu/article/view/7321/4929 Hansen, Herman, Morgen, Concept of Demos, Ekklesia, and Dikasterion in Classical Athens. http://grbs.library.duke.edu/article/view/1541 Harrel, Public Arbitration in Athens, in [verzamelband. Evidence In Athenian Courts. Public Arbitration In Athenian Law]. New York: Arno, 1979. Harris, Edward M.. 2014. “Nicias’ Illegal Proposal in the Debate About the Sicilian Expedition (thuc. 6.14)”. Classical Philology 109 (1). The University of Chicago Press: 66–72. http://doi.org/10.1086/673851 Harrison, Alick Robin Walsham, The Law of Athens. Oxford : Clarendon P., 1968. Harrison, Alick Robin Walsham, The Law of Athens: Procedure. Oxford: Clarendon press, 1971. Hershey, Amos S.. 1911. “The History of International Relations During Antiquity and the Middle Ages”. The American Journal of International Law 5 (4). American Society of International Law: 901–33. http://doi.org/10.2307/2186529 Hignett, C. A History of the Athenian Constitution to the End of the Fifth Century B.C. Oxford,: Clarendon Press, 1952. Holladay, A. J.. 1988. “Further Thoughts on Trireme Tactics”. Greece & Rome 35 (2). Cambridge University Press: 149–51. http://www.jstor.org/stable/642998 Hopper, R. J.. 1943. “Interstate Juridical Agreements in the Athenian Empire”. The Journal of Hellenic Studies 63. The Society for the Promotion of Hellenic Studies: 35–51. http://doi.org/10.2307/627002 145 Hyde, Walter Woodburn. 1918. “The Homicide Courts of Ancient Athens”. University of Pennsylvania Law Review and American Law Register 66 (7/8). The University of Pennsylvania Law Review: 319–62. http://doi.org/10.2307/3314160 Jones, J. Walter The Law and Legal Theory of the Greeks: An Introduction. Oxford: Clarendon press, 1956. Kagan, Donald, The Outbreak of the Peloponnesian War. Ithaca [N.Y.]: Cornell University Press, 1969. Kaser, M., and F. B. J Wubbe. Romeins Privaatrecht. 2de herz. en bijgew. dr. Zwolle: Tjeenk Willink, 1971. Lanni, Adriaan, The Homicide Courts and the dikasteria. http://grbs.library.duke.edu/article/view/2021 Lanni, Adriaan. 2008. “The Laws of War in Ancient Greece”. Law and History Review 26 (3). American Society for Legal History: 469–89. http://www.jstor.org/stable/27641604. Larsen, J. A. O.. 1952. “The Assembly of the Aetolian League”. Transactions and Proceedings of the American Philological Association 83. The Johns Hopkins University Press: 1–33. http://doi.org/10.2307/283371 Larsen, J. A. O.. 1926. “Representative Government in the Panhellenic Leagues. II”. Classical Philology 21 (1). University of Chicago Press: 52–71. http://www.jstor.org/stable/263091. Larsen, Jakob Aall Ottesen Greek Federal States: Their Institutions and History. Oxford: Clarendon P., 1968. Larsen, J. A. O.. 1940. “The Constitution and Original Purpose of the Delian League”. Harvard Studies in Classical Philology 51. Department of the Classics, Harvard University: 175–213. http://doi.org/10.2307/310927 Larsen. 1933. “The Constitution of the Peloponnesian League”. Classical Philology 28 (4). University of Chicago Press: 257–76. http://www.jstor.org/stable/264925. 146 Larsen, J. A. O.. 1945. “Representation and Democracy in Hellenistic Federalism”. Classical Philology 40 (2). The University of Chicago Press: 65–97. http://www.jstor.org/stable/266852. Lazenby, J. F.. 1987. “Essays and Reflections: Naval Warfare in the Ancient World: Myths and Realities”. The International History Review 9 (3). Taylor & Francis, Ltd.: 438–55. http://www.jstor.org/stable/40105816. Lazenby, J. F.. 1987. “The Diekplous”. Greece & Rome 34 (2). [Classical Association, Cambridge University Press]: 169–77. http://www.jstor.org/stable/642944. Lewis, David M.. 1962. “The Federal Constitution of Keos”. The Annual of the British School at Athens 57. [British School at Athens, Cambridge University Press]: 1–4. http://www.jstor.org/stable/30104494. Lindenlauf, Astrid. 2003. “The Sea as a Place of No Return in Ancient Greece”. World Archaeology 35 (3). Taylor & Francis, Ltd.: 416–33. http://www.jstor.org/stable/4128318. Loenen, Dirk Polemos, Een Studie Over Oorlog In De Griekse Oudheid. Amsterdam: Noord-Hollandsche uitgeversmaatschappij, 1953. Lofberg, J. O.. 1920. “The Sycophant-parasite”. Classical Philology 15 (1). University of Chicago Press: 61–72. http://www.jstor.org/stable/263545. Lonis, Raoul. Les Usages De La Guerre Entre Grecs Et Barbares;: Des Guerres Médiques Au Milieu Du Ive S. Avant J.-C.. Paris,: Les Belles Lettres, 1969. Lytle, Ephraim. 2012. “'H Θάλασσα Κoινή: Fishermen, the Sea, and the Limits of Ancient Greek Regulatory Reach”. Classical Antiquity 31 (1). University of California Press: 1–55. http://doi.org/10.1525/ca.2012.31.1.1 147 Lytle, Ephraim. 2007. “The Delian Purple and the Lex Portus Asiae”. Phoenix 61 (3/4). Classical Association of Canada: 247– 69. http://www.jstor.org/stable/20304658. MacDowell, Douglas, The Law In Classical Athens. Ithaca (N.Y.): Cornell university press, 1978. Martin, Victor, La Vie Internationale Dans La Grèce Des Cités, Vie-Ive S. Av. J.-C.. Paris: Recueil Sirey, 1940. Meritt, Benjamin Dean, Henry Theodore Wade-Gery, and Malcolm Francis McGregor. The Athenian Tribute List. Cambridge: Harvard university press, 1939. Mosley, D. J.. 1971. “Diplomacy and Disunion in Ancient Greece”. Phoenix 25 (4). Classical Association of Canada: 319–30. http://doi.org/10.2307/1088062 Mylona, Dimitra. 2003. “Fishing in Late Antiquity: The Case of Itanos, Crete”. British School at Athens Studies 9. British School at Athens: 103–10. http://www.jstor.org/stable/40960337. Ormerod, Henry Arderne, Piracy In the Ancient World: An Essay In Mediterranean History.. Repr. 1924 Chicago: Argonaut, 1967. Perlman, S.. 1976. “Panhellenism, the Polis and Imperialism”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 25 (1). Franz Steiner Verlag: 1–30. http://www.jstor.org/stable/4435482. Petzold, Karl-Ernst. 1993. “Die Gründung Des Delisch-attischen Seebundes: Element Einer 'imperialistischen' Politik Athens? I. Von Der Hellenensymmachie Zum Seebund”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 42 (4). Franz Steiner Verlag: 418–43. http://www.jstor.org/stable/4436304. Popp, Harald. 1968. “Zum Verhältnis Athens Zu Seinen Bündnern Im Attisch-delischen Seebund”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 17 (4). Franz Steiner Verlag: 425–43. http://www.jstor.org/stable/4435044. Pringsheim, Fritz, The Greek Law of Sale. Weimar: Böhlau, 1950. 148 Raaflaub, Kurt, A.. 2009. “Conceptualizing and Theorizing Peace in Ancient Greece”. Transactions of the American Philological Association (1974-) 139 (2). The Johns Hopkins University Press: 225–50. http://www.jstor.org/stable/40651971. Rawlings, Hunter R.. 1977. “Thucydides on the Purpose of the Delian League”. Phoenix 31 (1). Classical Association of Canada: 1–8. http://doi.org/10.2307/1087151 Reed, C. M. Maritime Traders In the Ancient Greek World. Reprint Cambridge: Cambridge university press, 2004. Rhodes, P. J.. 2003. “Sessions of Nomothetai in Fourth-century Athens”. The Classical Quarterly 53 (1). Cambridge University Press: 124–29. http://www.jstor.org/stable/3556484. Sánchez, Pierre, L'amphictionie Des Pyles Et De Delphes: Recherches Sur Son Rôle Historique, Des Origines Au Iie Siècle De Notre ère. Stuttgart: Steiner, 2001. Sánchez, Pierre. 1997. “Le Serment Amphictionique [aeschn. "legat." (2) 115]: Un Faux Du Ive Siècle?”. Historia: Zeitschrift Für Alte Geschichte 46 (2). Franz Steiner Verlag: 158–71. http://www.jstor.org/stable/4436461. Schaefer, Hans. 1939. “Beiträge Zur Geschichte Der Attischen Symmachie”. Hermes 74 (3). Franz Steiner Verlag: 225–64. http://www.jstor.org/stable/4474591. Schwab, Gustav Benjamin, Griekse Mythen En Sagen. 4e dr. Utrecht: Het Spectrum, 1955. Schwartzberg, Melissa, 2004. “Athenian Democracy and Legal Change”. The American Political Science Review 98 (2). American Political Science Association: 311–25. http://www.jstor.org/stable/4145314. Sealey, Raphael. 1982. “On the Athenian Concept of Law”. The Classical Journal 77 (4). The Classical Association of the Middle West and South: 289–302. http://www.jstor.org/stable/3297006. 149 Sheets, George A.. 1994. “Conceptualizing International Law in Thucydides”. The American Journal of Philology 115 (1). The Johns Hopkins University Press: 51–73. http://doi.org/10.2307/295348 Sommerstein, Allen, Torrance, and Isabelle, Oaths and Swearing in Ancient Greece. Beiträge zur Altertumskunde, Berlin : De Gruyter, 2014. Starr, Chester G.. 1940. “The Ancient Warship”. Classical Philology 35 (4). University of Chicago Press: 353–74. http://www.jstor.org/stable/264035. Taillardat J., La trière et la guerre sur mer in Vernant, JeanPierre, Problèmes De La Guerre En Grèce Ancienne. Paris: Mouton, 1968. Thonissen, J. J. Le Droit Pénal De La République Athénienne: Précédé D'une étude Sur Le Droit Criminel De La Grèce Légendaire. Bruxelles: Bruylant, 1875. Thucydides, and Leo Lewin. Een Blijvend Bezit: De Oorlog Tussen De Peloponnesiërs En De Atheners. Delft: Eburon, 2002. Torr, Cecil. 1905. “Triremes”. The Classical Review 19 (9). Cambridge University Press: 466–66. http://www.jstor.org/stable/693910. Velissaropoulou-Karakōsta, I. Les Nauclères Grecs: Recherches Sur Les Institutions Maritimes En Grèce Et Dans L'orient Hellénisé. Genève: Droz, 1980. Wallinga, H. T.. 1990. “The Trireme and History”. Mnemosyne 43 (1/2). BRILL: 132–49. http://www.jstor.org/stable/4431893. Whitehead, Ian. 1987. “The Periplous”. Greece & Rome 34 (2). [Classical Association, Cambridge University Press]: 178–85. http://www.jstor.org/stable/642945. West, Allen Brown. 1930. “The Tribute Lists and the Non-tributary Members of the Delian League”. The American Historical Review 35 (2). [Oxford University Press, American Historical Association]: 267–75. http://doi.org/10.2307/1837438 150 Westermann, W. L.. 1907. “Interstate Arbitration in Antiquity”. The Classical Journal 2 (5). The Classical Association of the Middle West and South: 197–211. http://www.jstor.org/stable/3287241. Wolff, Hans Julius. 1946. “THE ORIGIN OF JUDICIAL LITIGATION AMONG THE GREEKS”. Traditio 4. Fordham University: 31–87. http://www.jstor.org/stable/27830102. 151 152 153