Competentiemanagement bij de federale overheid Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen Methodologische gids Se pt emb e r 20 10 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 2 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen I NHOUDSTAFEL 1. INLEIDING .......................................................................................................... 5 2. WAAROM COMPETENTIES GEBRUIKEN IN DE ONTWIKKELCIRKELS? ................... 6 2.1. GEÏNTEGREERDE AANPAK .......................................................................................................................................... 6 2.2. VOORDELEN VAN HET GEBRUIK VAN COMPETENTIES........................................................................................................ 7 3. HOE COMPETENTIES GEBRUIKEN IN HET PROCES VAN ONTWIKKELCIRKELS? .... 8 3.1. STAPPEN ................................................................................................................................................................ 8 3.1.1. Voorbereiding: uitbreiding van de functiebeschrijving met het competentieprofiel .................................. 8 3.1.2. Bespreking van het competentieprofiel tijdens het functiegesprek............................................................ 9 3.1.3. Competenties als basis voor ontwikkelingsdoelstellingen in het planningsgesprek ................................... 9 3.1.4. Competenties in het functioneringsgesprek ............................................................................................. 10 3.1.5. Evaluatie van competenties: zelfevaluatie ............................................................................................... 11 3.1.6. Evaluatie van competenties: evaluatiegesprek ........................................................................................ 11 3.1.7. Gesprekken in team .................................................................................................................................. 11 3.1.8. Meten van de competenties ..................................................................................................................... 11 3.1.8.1. 3.1.8.2. 3.1.8.3. 3.1.8.4. Waarom meten? ........................................................................................................................................11 Welke methode? .......................................................................................................................................12 Welke instrumenten.................................................................................................................................13 Welke schaal? ............................................................................................................................................13 3.2. ACTOREN ............................................................................................................................................................. 15 3.2.1. Dienst P&O................................................................................................................................................ 15 3.2.2. Medewerker.............................................................................................................................................. 15 3.2.3. Functionele chef........................................................................................................................................ 15 3.2.4. Chef van de functionele chef..................................................................................................................... 15 4. INSTRUMENTEN ................................................................................................. 16 5. REGLEMENTAIRE BASIS ..................................................................................... 17 6. BEGELEIDING DOOR DE FOD P&O ...................................................................... 18 Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 3 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 4 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 1. INLEIDING Deze methodologische gids, opgesteld door de FOD P&O, geeft informatie over het gebruik van competenties in het kader van het proces van de ontwikkelcirkels. Of het nu om het functie-, het plannings-, het functionerings- of het evaluatiegesprek gaat, competenties spelen een belangrijke rol in elke fase van de ontwikkelcirkels. De gids is bestemd voor de experts die in een federale organisatie bij het proces van de ontwikkelcirkels betrokken zijn. Hij maakt deel uit van een reeks van 9 gidsen die handelen over het gebruik van het competentiemanagement in de verschillende processen van human resources management (HRM). U vindt de volledige lijst van de gidsen achterin deze brochure (punt 4. Instrumenten). Om praktische redenen maken we in dit document gebruik van de uitdrukking “dienst P&O”. Afhankelijk van de organisatie gaat het om de stafdienst P&O, de dienst HR of nog om de personeelsdienst. We hebben gekozen voor het gebruik van generieke termen zoals “medewerker”, “expert” of “leidinggevende”. Ze gelden zowel voor vrouwen als mannen. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 5 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 2. WAAROM COMPETENTIES GEBRUIKEN IN DE ONTWIKKELCIRKELS? 2.1. GEÏNTEGREERDE AANPAK Competentiemanagement ondersteunt het functioneren van de functionele chefs en de medewerkers, van bij hun intrede in de organisatie tot hun vertrek. De handleiding Competentiemanagement bij de federale overheid bevat een beknopte beschrijving van elk HR-proces.1 Ontwikkelcirkels zijn een managementinstrument waarin de doelstellingen van de organisatie, het team en de medewerker geformuleerd worden. Om de prestatiedoelstellingen te bereiken of in zijn loopbaan te evolueren worden onder meer de competenties van de functionele chefs en de medewerkers ontwikkeld. 1 Zie Hoofdstuk 2.2. van de handleiding Competentiemanagement bij de federale overheid. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 6 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 2.2. VOORDELEN VAN HET GEBRUIK VAN COMPETENTIES De identificatie van de competenties die nodig en voldoende zijn voor het uitoefenen van een functie helpt de functionele chef en de medewerker om die ontwikkelingsdoelstellingen te bepalen die aansluiten bij de noden van de organisatie, het team en de medewerker. De organisatie verzamelt informatie over de competenties die nog verder ontwikkeld moeten worden in de organisatie. Deze informatie wordt op haar beurt gebruikt om de loopbaanbegeleiding en de ontwikkeling van de competenties van de medewerkers af te stemmen op reële noden binnen de organisatie. Het team identificeert de competenties waarover het beschikt en de competenties die ze verder wil ontwikkelen of aantrekken. Vertrekkend vanaf deze AS IS situatie kunt u alle gegevens samenvoegen en een globaal ontwikkelplan opstellen. Door de AS IS situatie te vergelijken met uw TO BE situatie (cf. uw cartografie van competenties), hebt u een globaal overzicht van de aanwezige competenties, al dan niet verbonden aan een functie, en van de ontbrekende competenties. De gedragsindicatoren vormen een concrete en observeerbare basis om tijdens de ontwikkelcirkelgesprekken met de medewerker te praten over zijn/haar competenties. In het functiegesprek overlopen de functionele chef en de medewerker samen het generieke en technische competentieprofiel van de functie van de medewerker. Hierdoor weet de medewerker wat de organisatie van hem/haar verwacht in termen van kennis, vaardigheden en gedrag. Het planningsgesprek gaat dieper in op de competenties. Tijdens dit gesprek bekijken de functionele chef en de medewerker welke competenties sterk ontwikkeld zijn en hoe die kunnen worden ingezet om het team of de dienst te helpen. Ook wordt beslist welke competenties nog verder ontwikkeld moeten worden in de lopende cyclus om de prestatiedoelstellingen te realiseren. In het functionerings- en het evaluatiegesprek worden competenties gebruikt om doelstellingen bij te sturen. Daarbij wordt niet enkel gekeken naar de competenties die nog verder ontwikkeld kunnen worden maar ook naar de sterke competenties. Tijdens de gesprekken van de ontwikkelcirkels worden competenties gebruikt om op een objectieve manier feedback te geven. Ze helpen de medewerker om zichzelf beter te leren kennen en om aan die competenties te werken die pertinent zijn in zijn/haar job. Ter herinnering, de functiebeschrijving en het competentieprofiel vormen de rode draad tussen de verschillende HR-processen (ontwikkelcirkels, rekrutering en selectie, …). Ze faciliteren de samenhang en de communicatie binnen de organisatie omdat ze een gemeenschappelijke taal aanbieden. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 7 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 3. HOE COMPETENTIES GEBRUIKEN IN HET PROCES VAN ONTWIKKELCIRKELS? 3.1. STAPPEN 3.1.1. Voorbereiding: uitbreiding van de functiebeschrijving met het competentieprofiel Gebruik voor het functiegesprek in de ontwikkelcirkels de functiebeschrijving van de medewerker. Voor de functies van niveau A gebruik je een functiebeschrijving van de federale cartografie (www.federalecartografie.be). Voor de functies van niveau B, C en D kan een beschrijving van de functiefamilies de basis vormen voor de functiebeschrijving (www.federalecartografie.be). Voor de functies van wetenschappelijk personeel (SW) gebruik je een functiebeschrijving van jouw organisatie. Aanvankelijk bevatten de functiebeschrijvingen niet systematisch een generiek of technisch competentieprofiel. Voor elke functiebeschrijving is het noodzakelijk om een profiel te kiezen. Dit profiel is een onmisbare basis voor alle gesprekken in het kader van de ontwikkelcirkels (zie hieronder). Indien de functiebeschrijving nog niet bestaat of indien de huidige versie aangepast moet worden, kunt u bij het opstellen ervan gebruikmaken van de template. De rubrieken « Identificatiegegevens van de functie », « Doel van de functie », « Resultaatgebieden », « Positionering » en « Technische competentieprofielen » moeten worden ingevuld. In het geval van nieuwe functiebeschrijvingen voor functies van niveau A moeten bepaalde rubrieken ingevuld worden voor de weging van de functies. Houd je hierbij aan de regels voor de opmaak van functiebeschrijvingen voor niveau A. Dit is niet van toepassing op de functies van niveau B, C en D noch op de functies van het wetenschappelijk personeel (voor meer informatie kunt u terecht in de handleiding “De Twaalf rubrieken van een functiebeschrijving” - Functiebeschrijvingen en competentieprofielen bij de federale overheid. Baseer je op de rol die domineert in de functie (ondersteunend/expert, leidinggevende of projectleider), het niveau (voor de functies van niveau B, C en D) en de klasse (voor de functies van niveau A en voor SW) en voeg het passende generieke competentieprofiel toe zoals je dat terugvindt in de competentieprofielenboeken of in de webapplicatie Crescendo. Om het technische competentieprofiel op te stellen gebruik je het rooster technische expertise met de verschillende rubrieken die beschreven zijn in 3.2.2 en 4.2.2 van de handleiding “De technische competentieprofielen” Functiebeschrijvingen en competentieprofielen bij de federale overheid of je gebruikt de webapplicatie Crescendo waarmee je competentieprofielen kan aanmaken en beheren. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 8 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 3.1.2. Bespreking van het competentieprofiel tijdens het functiegesprek Het functiegesprek is een gesprek tussen de medewerker en de functionele chef over de functiebeschrijving van de medewerker. Tijdens het gesprek worden de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de medewerker overlopen. Dit helpt de functionele chef om de context te preciseren waarin de medewerker zal werken en om te verduidelijken wat er van hem verwacht wordt. De functionele chef en de medewerker staan stil bij elke competentie en bekijken samen wat de competentie concreet betekent voor de medewerker. Voor de generieke competenties kunnen ze eveneens de definitie van elke competentie en de bijhorende gedragsindicatoren raadplegen. De gedragsindicatoren beschrijven op een concrete en specifieke manier hoe een competentie geobserveerd/waargenomen kan worden (al deze informatie is terug te vinden in de competentieprofielenboeken). De gedragsindicatoren kunnen volgens de eigen procedures van uw organisatie gecontextualiseerd worden en dit om ze duidelijk te maken en ze dichter te laten aansluiten bij de dagelijkse werkelijkheid van de medewerker. Voor de technische competenties gebruiken de functionele chef en de medewerker het technische competentieprofiel voor de functie, het team of een bepaalde groep. Afhankelijk van de hergroepering die de organisatie gekozen heeft, kan dit profiel gedeeltelijk of volledig ingevuld zijn. In het profiel vinden ze een overzicht van de nodige en voldoende technische competenties met het vereiste niveau van beheersing en de details. 3.1.3. Competenties als basis voor ontwikkelingsdoelstellingen in het planningsgesprek Tijdens het planningsgesprek leggen de chef en de medewerker de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen vast. Tussen beide soorten doelstellingen kan een verband bestaan. De competenties kunnen immers uitleggen hoe een bepaalde prestatiedoelstelling bereikt kan worden. Voor het bepalen van de ontwikkelingsdoelstellingen houdt men dan rekening met de competenties die nodig en voldoende zijn om de prestatiedoelstellingen te realiseren. De functionele chef en de medewerker bepalen welke competenties verder te ontwikkelen zijn en noteren ze als ontwikkelingsdoelstelling in het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) van de medewerker. Om te bepalen welke competenties verder ontwikkeld moeten worden, kunnen ze gebruikmaken van verschillende bronnen: de informatie die ze verkregen hebben tijdens de vorige gesprekken van de ontwikkelcirkel (verslagen van vorige planningsgesprekken, functioneringsgesprekken en/of evaluatiegesprekken). de resultaten van de x° feedback, de gecertificeerde opleidingen, loopbaanexamens, het verslag van de selectie, de resultaten van een assessment of development center, … het globale ontwikkelingsplan (GOP) van de organisatie dat de ontwikkelingsdoelstellingen voor medewerkers bevat en/of de teamontwikkelingsplannen (TOP). Zijn deze bronnen niet beschikbaar, dan kunnen de chef en medewerker toch ontwikkelingsdoelstellingen formuleren. Ze kunnen zich bijvoorbeeld baseren op de competenties waarvan de chef en de medewerker denken dat ze nog niet voldoende ontwikkeld zijn. De gedragsindicatoren fungeren als handige basis voor de discussie. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 9 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen De vraag die men zich moet stellen is: “Welke competenties zijn noodzakelijk om de taken goed uit te voeren en de prestatiedoelstellingen van de medewerker en het team te bereiken?” Om die vraag te beantwoorden kunnen de functiebeschrijving en de competentieprofielen helpen. De ontwikkelingsdoelstellingen in het POP van een medewerker zijn een dynamisch gegeven in de ontwikkelcirkels. Ze groeien als het ware mee met de medewerker. In de loop van de cyclus worden ze aangevuld als de functionele chef of de medewerker nieuwe ontwikkelbehoeften detecteert. Tijdens het planningsgesprek bespreken de chef en de medewerker ook die competenties die al sterk ontwikkeld zijn. Vervolgens kunnen ze die noteren in het ontwikkelingsplan van de medewerker en nadenken over de manier waarop ze die sterke competenties optimaal kunnen inzetten om het team en de organisatie te versterken. Het planningsgesprek is ook het uitgelezen moment om met de medewerker te praten over de mogelijke evolutie van zijn functie en over hoe de medewerker wil evolueren in zijn loopbaan. De functionele chef en de medewerker kunnen in het POP vervolgens ontwikkelingsdoelstellingen opnemen voor die competenties die de medewerker wil ontwikkelen in het licht van zijn loopbaan. Deze ontwikkelingsdoelstellingen zijn geen evaluatiecriterium tijdens het evaluatiegesprek. Eens de competenties gekozen zijn, worden ze vertaald in SMART geformuleerde ontwikkelingsdoelstellingen. Bij de keuze van de ontwikkelingsmiddelen denken de functionele chef en de medewerker na over de meest geschikte leervorm(en). Ze kunnen zich laten inspireren door de ontwikkelacties uit de webapplicatie Crescendo, of uit de tabel ontwikkelingsmiddelen. Deze laatste gidsen worden herwerkt door de FOD P&O. 3.1.4. Competenties in het functioneringsgesprek Om de vooruitgang van het leerproces ten opzichte van de vastgelegde ontwikkelingsdoelstellingen te meten en indien nodig het POP te herzien, houden de functionele chef en de medewerker best regelmatig een opvolgingsgesprek. Deze gesprekken vervangen uiteraard niet de dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse (informele) gesprekken die de functionele chef houdt met zijn medewerker. Het is net in het dagelijkse contact dat de functionele chef en de medewerker zich een beeld kunnen vormen van de sterktes en de te ontwikkelen competenties van de medewerker Een formeel opvolgingsgesprek vindt plaats in het kader van de functioneringsgesprekken en helpt om afstand te nemen en het functioneren en de doelstellingen van de medewerker op een gestructureerde manier te overlopen. Tijdens deze gesprekken kunnen de functionele chef en de medewerker de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen overlopen en een stand van zaken opmaken. Vragen die hierbij kunnen helpen: Zijn bepaalde ontwikkelingsdoelstellingen al bereikt? Zijn de ontwikkelingsdoelstellingen nog van toepassing voor de medewerker? Wat moet er veranderd worden aan de formulering van de doelstellingen opdat ze bereikt zouden kunnen worden? Werden de juiste ontwikkelacties gekozen? Is de timing haalbaar? Laat de werkcontext het toe om het geleerde in praktijk te brengen? Wordt de medewerker met voldoende situaties geconfronteerd waarin hij iets kan leren? Moeten er ontwikkelingsdoelstellingen toegevoegd worden aan het POP? Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 10 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 3.1.5. Evaluatie van competenties: zelfevaluatie Voor het evaluatiegesprek maakt de medewerker een zelfevaluatie. Concreet zal de functionele chef de medewerker onder andere vragen om na te denken over zijn prestatieen ontwikkelingsdoelstellingen (niet die voor de loopbaan) en de mate waarin hij die bereikt heeft. Welke competenties heeft de medewerker ontwikkeld tijdens de voorbije cyclus en aan welke competenties moet hij nog werken? Welke acties zou hij daarvoor kunnen ondernemen? Kan hij de verworven kennis actief gebruiken in zijn dagelijkse functioneren? 3.1.6. Evaluatie van competenties: evaluatiegesprek Dezelfde vragen komen terug tijdens het evaluatiegesprek tussen de functionele chef en de medewerker. Tijdens dit gesprek detecteren de functionele chef en de medewerker ook ontwikkelbehoeftes voor de volgende cyclus van de ontwikkelcirkels. Ze bepalen welke competenties nog verder ontwikkeld kunnen worden of welke competenties net heel sterk ontwikkeld zijn. Deze sterktes/groeimogelijkheden zullen later in het planningsdocument van de volgende ontwikkelcirkel genoteerd worden. 3.1.7. Gesprekken in team Elk van de hierboven beschreven gesprekken kan ook in team plaatsvinden. Tijdens een gesprek in team worden prestatie- en/of ontwikkelingsdoelstellingen bepaald voor het hele team of voor een deel van het team (planningsgesprek). De teamleden maken samen met de chef een balans op van de competenties van het team. De doelstellingen worden opgevolgd en eventueel aangepast en bijgestuurd naar aanleiding van het teamoverleg (functioneringsgesprek). Aan het eind van de ontwikkelcirkel voor het team volgt een evaluatie van de realisatie van de doelstellingen (evaluatiegesprek). 3.1.8. Meten van de competenties We stellen u hier verschillende competentiemetingsinstrumenten voor, die gebruikt kunnen worden in een of meerdere HR-processen. Kies de meest geschikte methode aan de hand van de reglementering van het proces (selectie, ontwikkelcirkels, …) en de cultuur van uw organisatie. De competentiemeting van de medewerkers moet steeds verband houden met de (noodzakelijk en voldoende) competenties gedefinieerd in de competentieprofielen van de toegewezen (toe te wijzen) functies. 3.1.8.1. Waarom meten? De meetmethode zorgt voor concrete ondersteuning van de verschillende HR-processen: rekrutering en selectie, prestatiemanagement, ontwikkelingsmanagement, kennismanagement, beheer van de loopbanen. De resultaten van deze methode leveren immers heel belangrijke informatie op om die HRprocessen concreter en toegankelijker te maken voor de medewerkers. Ze zullen het management ook helpen om zowel strategische als operationele beslissingen te nemen in deze verschillende P&O-domeinen. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 11 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen De competenties meten is geen doel op zich, maar laat zowel de medewerker, de chef als de dienst P&O toe om te bepalen welke competenties sterk ontwikkeld zijn en welke nog moeten worden ontwikkeld en wat de best mogelijke ontwikkelingsacties zijn voor deze te verbeteren competenties. De medewerkers zijn zich bewust van hun sterke punten en van de punten die ze nog moeten ontwikkelen. Ze hebben er belang bij hun competenties te doen kennen en erkennen. Dit vormt een belangrijk element in de motivatie. Zo beschikt de functionele chef over concrete elementen om zijn medewerkers beter te coachen en te begeleiden en kan hij de operationele doelstellingen van zijn dienst beter verzekeren. Door de verschillende competentiebalansen te verzamelen is de dienst P&O meer bij machte om een globale strategie voor het ontwikkelingsbeleid van de hele organisatie te definiëren. 3.1.8.2. Welke methode? Er bestaat niet één enkele benadering om de competenties te meten. Wij bevelen u aan een methode te volgen die steunt op een voldoende gestructureerd en betrouwbaar model. Een competentie wordt gedefinieerd als een geheel van vaardigheden, attitudes en kennis; bekwaam handelen wordt gedefinieerd in functie van de werkomgevingen. Een functie met bekwaamheid uitoefenen combineert het vermogen om zijn kennis te mobiliseren (als bekwaam te worden erkend) met het vermogen om die kennis te kunnen toepassen in min of meer complexe werksituaties en nog beter in arbeidscontexten die onafhankelijk zijn van die waar de competenties gewoonlijk worden gebruikt. Om volledig te zijn in de analyse van de competenties bevelen we u aan om de meting van een competentie te combineren met de meting van bekwaam handelen. Denk er ook aan om een besluitvormingsproces te voeren met het management van de organisatie en te discussiëren met de sociale partners, alvorens de gekozen methode op grote schaal te communiceren aan het voltallige personeel van de organisatie. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 12 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 3.1.8.3. Welke instrumenten U vindt hierna een lijst van instrumenten die alle hun voor- en nadelen hebben. Ze zijn alle gedeeltelijk subjectief en/of gedeeltelijk objectief. De onderstaande lijst bevat, de meest voorkomende instrumenten: Analyse van het cv Assessment center Zelfevaluatie Development center Groepsgesprekken Situatiegesprek Casestudy Praktische proef (simuleren van een werksituatie) Vrije evaluatie door de chef Gestructureerde evaluatie door derden (bv. X° feedback, toepassing van de FOD P&O die gebruik maakt van de gedragsindicatoren) Gestructureerde evaluatie door de chef (bv. X° feedback, toepassing van de FOD P&O die gebruik maakt van de gedragsindicatoren) Kennisproef (bv. test na de gecertificeerde opleiding) Analyse- en presentatieoefening Interview STAR-interview – Selor STAR-interview – Andere (organisatie, externe consulent) Rollenspel Observatie door derden (werkcontext) Persoonlijkheidsvragenlijst Vaardigheidstest (bv. een auto besturen) Intelligentietest (bv. cijferreeksen invullen) In basket-test Maak gebruik van de volgende elementen om een meetinstrument of een combinatie van instrumenten te kiezen: Welke doelstelling(en) wilt u bereiken? Voor welk(e) HR-proces(sen) wenst u de resultaten te gebruiken? Over welke middelen (tijd, personeel, budget) beschikt u om deze instrumenten in te voeren en te volgen? Wat is de haalbaarheid, de toepasbaarheid van het instrument voor al uw personeel? Tot waar wenst u te gaan in de evaluatie van de verworvenheden? Hoe ziet de feedbackcultuur in uw organisatie eruit? Wat is het niveau van maturiteit van uw organisatie op het vlak van HR-processen? 3.1.8.4. Welke schaal? Over de keuze van een meetschaal kan er evenveel worden gedebatteerd als over de keuze van het instrument. De schaal is bovendien afhankelijk van het gekozen instrument. Een schaal vaststellen is noodzakelijk indien u een globale evaluatie van de competenties aan uw personeel wilt geven. Kies één enkel type schaal om de competenties te meten en definieer die schaal volgens ontwikkelingscriteria, niet volgens beoordelingscriteria (noten, punten). Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 13 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen Wij stellen u de volgende schaal voor: 1: moet dringend verbeteren 2: aandachtspunt 3: volgens verwachting 4: sterk punt 5: uitzonderlijk Met de volgende definities: Score 1: Moet dringend verbeteren. Het beschreven gedrag is momenteel helemaal niet kenmerkend voor u en moet hoogdringend ontwikkeld worden => sterke ontwikkelingsbehoeften. Score 2: Aandachtspunt. Het beschreven gedrag is niet kenmerkend voor u en dient ontwikkeld te worden => ontwikkelingsbehoeften. Score 3: Volgens verwachting. U toont dit gedrag in voldoende mate. Het is mogelijk om hierin nog te verbeteren => bekwaam. Score 4: Sterk punt. Het beschreven gedrag is kenmerkend voor u. Het is een sterkte. Ontwikkeling op dit vlak is niet prioritair=> kracht Score 5: Uitzonderlijk. U vertoont dit gedrag uitzonderlijk sterk. Er is geen ontwikkeling nodig => uitzonderlijke kracht. U kunt altijd beslissen om een 6de schaal toe te voegen die wordt gebruikt in de gevallen waarin de respondent niet over genoeg feitelijke elementen beschikt om te antwoorden (bv. geen mening). Ter illustratie vindt u hierna de schaal die SELOR gebruikt in de rekruterings- en selectieprocessen: Niet geobserveerd – Zwak – Onvoldoende – Voldoende – Goed – Zeer goed Op basis van de competenties die een score 1 of 2 behalen, weten de verschillende betrokkenen onmiddellijk waar er ontwikkelingsacties noodzakelijk zijn. U moet dus een competentiebalans opmaken met een meting voor elke competentie. Indien u gebruik maakt van de gedragsindicatoren om elke competentie van een profiel te meten, werk dan met gemiddelden: groepeer de scores per competentie en bereken het gemiddelde van de scores. Zo krijgt u een algemeen overzicht van het competentieniveau van het personeel ten opzichte van een welbepaald profiel (dat van de uitgeoefende functie of dat van een gezochte functie). Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 14 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 3.2. ACTOREN 3.2.1. Dienst P&O De dienst P&O licht het personeel in over het gebruik van competenties in de ontwikkelcirkels. Hij stelt daartoe ook het nodige materiaal ter beschikking, zoals de competentieprofielenboeken en het rooster technische expertise. Hij organiseert opleidingen op maat van het personeel en verzorgt de communicatie rond dit thema. De dienst beantwoordt de vragen van de functionele chefs en de medewerkers met betrekking tot competenties in het algemeen, de introductie en het gebruik van competenties in het hele OC-proces en de vertaling van competenties naar ontwikkelingsdoelstellingen. Ook adviseert hij over de mogelijke ontwikkelingsacties en middelen voor die ontwikkelingsacties. 3.2.2. Medewerker Hij denkt na over zijn eigen competenties en zijn functioneren. Hij zet zich actief in om de competenties te verwerven die nodig en voldoende zijn om zijn functie uit te oefenen en om zijn prestatiedoelstellingen te realiseren. Ook denkt hij na en spant hij zich in om zijn sterke competenties ten dienste te stellen van het team en de organisatie. Zoekt feedback om voortdurend te kunnen evolueren. 3.2.3. Functionele chef Hij heeft een strategische rol van eerstelijns HR-verantwoordelijke. Het is immers de chef die de ontwikkeling van de medewerkers en het team van nabij zal begeleiden en ondersteunen. De functionele chef heeft een aantal specifieke taken met betrekking tot het beheer van competenties in zijn/haar team: Hij moet het geheel van de nodige en de voldoende competenties kennen opdat zijn team de geformuleerde doelstellingen kan bereiken en kan slagen in specifieke projecten. Hij detecteert de sterke en te ontwikkelen competenties van de medewerker. Zoekt feedback om een juiste inschatting te maken van de competenties van zijn medewerkers. Hij gebruikt ook alle bronnen die informatie kunnen geven over het functioneren van zijn medewerkers (bijvoorbeeld de projectleider van een project waarin zijn/haar medewerker actief betrokken was, de vroegere leidinggevende indien er een wissel gebeurd is etc.). De chef coacht de medewerker in zijn ontwikkeling en in regelmatige gesprekken maakt hij de balans op en stuurt hij eventueel bij. 3.2.4. Chef van de functionele chef Hij ondersteunt de functionele chef in zijn chef-zijn. Geeft advies over ontwikkelacties en vraagt de functionele chef om competenties te betrekken bij de ontwikkelcirkels. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 15 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 4. INSTRUMENTEN De leidraden ontwikkelcirkels (ook beschikbaar op www.fedweb.belgium.be) De formulieren voor de gesprekken van de ontwikkelcirkels of de webapplicatie Crescendo (https://www.crescendo.belgium.be) De verslagen van vroegere gesprekken van de ontwikkelcirkels De handleiding Competentiemanagement bij de federale overheid (ook beschikbaar op http://www.fedweb.belgium.be) De functiebeschrijvingen (zie meer bepaald de cartografie van de functies van de federale overheid voor niveau A: www.federalecartografie.be) Template voor de functiebeschrijving Het competentiewoordenboek van de federale overheid (ook beschikbaar op http://www.fedweb.belgium.be) Het rooster generieke competenties - competentieprofielen Het competentieprofielenboek – basis, Het competentieprofielenboek – basis en marges of de webapplicatie Crescendo (https://www.crescendo.belgium.be) Het rooster technische expertise of de webapplicatie Crescendo (https://www.crescendo.belgium.be) De tabel ontwikkelingsmiddelen Functiebeschrijvingen en competentieprofielen bij de federale overheid handleidingen: “Inleiding” voor het gebruik van de functiebeschrijvingen en het opstellen van de competentieprofielen “De twaalf rubrieken van een functiebeschrijving” “De generieke competentieprofielen” “De technische competentieprofielen” Competentiemanagement bij de federale overheid – praktische gids voor een implementatieplan in een organisatie Competentiemanagement bij de federale overheid – methodologische gidsen: Competentiemanagement en managementplannen, bestuursovereenkomsten en bestuursplannen op elkaar afstemmen Competentiemanagement en personeelsplanning op elkaar afstemmen Competentiemanagement en screening op elkaar afstemmen Competentiemanagement en onthaal en integratie op elkaar afstemmen Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen Competentiemanagement en X° feedback op elkaar afstemmen Competentiemanagement en competentieontwikkeling op elkaar afstemmen Competentiemanagement en kennismanagement op elkaar afstemmen Competentiemanagement en loopbaanmanagement op elkaar afstemmen Deze instrumenten, handleidingen en methodologische en praktische gidsen zijn beschikbaar op de e-communities (onder P-net) en/of op www.fedweb.belgium.be in een elektronische versie. De handleiding competentiemanagement bij de federale overheid kunt u ook in een papieren versie bekomen op aanvraag bij [email protected]. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 16 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 5. REGLEMENTAIRE BASIS KB van 2 augustus 2002 (BS van 13.08.2002) tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten. KB van 5 juni 2004 dat wijzigt het Koninklijk Besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut (BS van 18.06.2004). KB van 15 mei 2009 (BS van 28.05.2009) tot bepaling van de nadere regelen voor de toepassing van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, op het administratief en technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 17 Methodologische gids Competentiemanagement en ontwikkelcirkels op elkaar afstemmen 6. BEGELEIDING DOOR DE FOD P&O De FOD P&O kan u helpen bij het toepassen van het competentiemanagement in de verschillende HR-processen binnen uw organisatie. Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met het Directoraat-generaal Organisatieen Personeelsontwikkeling op het adres [email protected]. Bron: FOD Personeel en Organisatie September 2010 18 Bedankingen en bijdragen Deze gids werd ontwikkeld op basis van het werk van een multidisciplinaire themagroep met vertegenwoordigers van meerdere organisaties. Verantwoordelijke uitgever: Jacky Leroy, Wetstraat 51, 1040 Brussel Wettelijk depot: D/2010/7737/55 September 2010