Hypospadie Een hypospadie heeft de volgende kenmerken: •De opening van de plasbuis (urethra) ligt niet op de top van de eikel (glans), maar aan de onderkant van de penis, meer naar het lichaam toe. •De voorhuid (preputium) aan de onderzijde ontbreekt, zodat de bovenkant van de voorhuid als een kapje op de eikel zit. •De penis staat min of meer krom; dit wordt meestal pas duidelijk bij een erectie. In 70% van de gevallen bevindt de opening zich nog op de eikel of er vlak onder. Bij deze lichte vormen van hypospadie is de opening nogal eens aan de nauwe kant. Bij de overige 30% is de opening op de schacht of aan de basis van de penis gelegen. Ontstaanswijze De ontwikkeling van de penis in de eerste drie zwangerschapsmaanden is niet helemaal goed verlopen. Het weefsel aan de onderzijde van de penis, waaruit zich een buis had moeten vormen, is een plaat gebleven. De voorhuid kan zich aan de onderzijde bij die plaat niet ontwikkelen. Doordat de bovenkant wel normaal kan uitgroeien ontstaat er een verkromming. Deze ontwikkelingsstoornis treedt bij ongeveer één op de 125 jongens op. Oorzaak Over de oorzaak is niets bekend. Er zijn geen aanwijzingen dat medicijngebruik of ziekte tijdens de zwangerschap een hypospadie kunnen veroorzaken. Er is geen sprake van een duidelijke erfelijkheid.Onderzoek heeft uitgewezen dat er geen verhoogde kans is op afwijkingen in de rest van de urinewegen. Zijn naast de hypospadie de beide zaadballetjes niet ingedaald, dan is wel verder onderzoek aangewezen, met name chromosomen- en hormonenonderzoek. Ziekteverschijnselen Alleen als er sprake is van een nauwe uitgang van de plasbuis (meatusstenose) valt op dat de jongen hard moet persen om de urine naar buiten te werken. Ver plassen met een dunne, fijne straal wijst vaak op zo'n vernauwing. Grotere jongens hebben moeite met het richten van de straal. Bij staand plassen, plassen ze zichzelf en het toilet nat. Lichamelijk onderzoek is voldoende om de afwijking vast te stellen. De behandeling In principe wordt geprobeerd de afwijking in één operatie te herstellen. Een gunstige leeftijd is de tweede helft van het eerste levensjaar. Bij een meatusstenose is het verstandig om op korte termijn de opening te verwijden. Dit is een kleine ingreep, die bij baby's vanaf drie maanden in dagbehandeling kan geschieden. Op een later tijdstip volgt dan de eigenlijke operatie. Welke operatie wordt gebruikt, hangt af van de ernst van de afwijking. Bij de lichte vormen van hypospadie wordt het weefsel van de eikel rondom de uitgang van de plasbuis gevouwen. Bij deze operatie kan uw kind langs de natuurlijke weg blijven plassen. Er worden geen buisjes of drains gebruikt. Heel jonge kinderen kunnen in dit geval in dagbehandeling worden geopereerd. Kinderen van anderhalf jaar en ouder durven na de operatie vaak niet te plassen. Het is dan verstandig 1/2 ze een dag langer in het ziekenhuis te houden. Als een groter deel van de plasbuis niet is aangelegd, wordt een stukje van de binnenkant van de voorhuid gebruikt om een buis te maken. Om te voorkomen dat de urinestraal druk geeft op deze nieuwe buis, wordt ervoor gezorgd dat de urine gedurende veertien dagen op een andere manier naar buiten kan lopen. Tijdens de operatie wordt er een slangetje via de buikwand in de blaas gebracht, de zogenaamde suprapubische catheter. Tevens wordt een dun slangetje door de nieuwe buis tot in de blaas gelegd. Na de operatie wordt de penis ingepakt in schuimverband. Na deze operatie kan de urine dus door twee buisjes naar buiten lopen. Afhankelijk van de ligging van de buisjes in de blaas komt de urine uit het ene, dan wel uit het andere slangetje, òf uit allebei tegelijk naar buiten. De suprapubische catheter wordt aangesloten op een urineopvangzakje en kan worden schoongehouden door het zakje tussen twee luiers te leggen. De slangetjes in de blaas kunnen de blaaswand prikkelen en krampen geven. In zo'n geval krijgt uw kind medicijnen om de krampen tegen te gaan. Het is verstandig uw kind veel te laten drinken om een royale urineproductie op gang te houden. Bedrust is niet nodig. Zo gauw u zelf goed overweg kunt met de verzorging en uw kind op de medicijnen is ingesteld kan het naar huis. Gewoonlijk duurt de gehele opname drie tot vijf dagen. Een week later wordt uw kind op de polikliniek voor controle terugverwacht. Het verband wordt dan geïnspecteerd, het schuimverband wordt er eventueel af gehaald. Pas veertien dagen na de operatie kunnen de catheters worden verwijderd. Dit verwijderen is niet pijnlijk. Bij koorts of abnormale geur van het verband zien we uw kind graag meteen terug. 302003 I VUmc© I 2017-06-30 I www.VUmc.nl Complicaties Hieronder volgt een aantal complicaties dat mogelijk kan optreden. Ze komen niet bij elk kind voor en zeker niet allemaal tegelijk. •Urineweginfectie: Bij hoge koorts zal altijd urine worden afgenomen voor onderzoek en indien nodig antibiotica worden gegeven. •Wondinfectie: Ook in dit geval wordt er een kweek afgenomen. Bij een oppervlakkige infectie is het niet nodig antibiotica te geven en zijn zitbadjes meestal voldoende. •Fistel: Deze fistel is een open verbinding tussen de plasbuis en de penishuid. Zo'n fistel moet praktisch altijd operatief worden gesloten. Bij voorkeur gebeurt dit tussen een half en één jaar na de operatie. •Stenose: Stenose betekent vernauwing. Deze vernauwing kan optreden helemaal aan het uiteinde van de plasbuis of op de overgang van de eigen plasbuis naar nieuwe plasbuis. De behandeling bestaat uit oprekken onder narcose, meestal meer dan één keer. Als dit niet leidt tot het gewenste resultaat zal een operatieve verwijding (plastiek) onder narcose moeten plaatsvinden. Late gevolgen en vooruitzichten De operatieve behandeling van hypospadie is geslaagd als de jongen staande kan plassen met een goede straal, de penis er nagenoeg normaal uit ziet, en er geen verkromming optreedt bij een erectie. Hypospadie heeft geen invloed op de functie van de penis; erecties en zaadlozingen kunnen normaal plaatsvinden. Evenmin zijn er aanwijzingen dat een jongen die geopereerd is voor een hypospadie, minder vruchtbaar zou zijn. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, stelt u ze dan gerust aan de behandelend arts. Kinderchirurgisch centrum Amsterdam secretariaat AMC (020) 566 5693 secretariaat VUmc (020) 444 2424. 2/2