Ken uw klassieken Twe e - foto n- exci tat ie Maria Göppert-Mayer, ‘Über Elementarakte mit zwei Quantensprüngen’ Annalen der Physik 9 (1931), 273–294. I 26 n de biologie zijn artikelen met uitgebreide berekeningen en referenties naar publicaties uit de eerste helft van de twintigste eeuw uiterst zeldzaam. Daarom valt het dubbel op wanneer in artikelen over verbindingen van zenuwcellen of calciumconcentraties in de hippocampus verwezen wordt naar een gedateerd, lang artikel vol met quantummechanische formules. Recente biologische artikelen citeren regelmatig een publicatie uit 1931 in Annalen der Physik [1] over het gelijktijdig absorberen of uitzenden van twee fotonen door een atoom. Het is een verslag van het promotieonderzoek dat Maria Göppert-Mayer (1906–1972) deed onder begeleiding van Max Born in Göttingen. Sinds ze in 1924 was gaan studeren was het laatste verzet tegen het bestaan van fotonen als dragers van het elektromagnetische veld opgegeven en was er intensief onderzoek gedaan naar hun interactie met materie. De quantummechanica had een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt en in haar directe omgeving in Göttingen ontwierpen Heisenberg, Born en Jordan de matrixmechanica. Dirac gebruikte deze techniek voor zijn quantum theory of dispersion [2], waarin hij Einsteins absorptie- en emissiewetten en de Heisenberg-Kramers-dispersierelatie afleidde. Hij deed dit door de elektromagnetische interactie van licht met het dipoolmoment van een atoom voor te stellen als een kleine verstoring in de quantummechanische toestand van het atoom en het aantal fotonen. De kans op de overgang van atoomtoestand n naar m benaderde Dirac door een reeksontwikkeling. Eersteordetermen in deze ontwikkeling corresponderen met de emissie of absorptie van één enkel lichtquantum of foton. Tweedeordetermen bevatten een som over alle mogelijke virtuele overgangen naar en van toestanden k en beschrijven onder andere processen waarbij tegelijkertijd een foton wordt ingevangen en uitgezonden, zoals bij Raman-verstrooiing (zie figuur 1 en 2). Dirac vond ook termen die corresponde- Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde januari 2007 ren met “processes in which two light-quanta are emitted or absorbed simultaneously”, maar, zo schreef hij, “[these] cannot arise in a light-quantum theory in which there are no forces between the light quanta. The effects of these terms will be found to be negligible, so that the disagreement with the light-quantum theory is not serious”. En zo veegde hij twee-foton-emissie en -absorptie direct na hun ‘ontdekking’ van tafel. De vermoedelijke reden waarom Dirac zo makkelijk deze termen negeerde, was dat hij de dipoolinteractie van het licht met het atoom slechts zag als een benadering voor het mogelijk maken van een berekening en niet als een exact juiste beschrijving. G öppert-Mayer had meer vertrouwen in Diracs berekeningen en de nieuwe quantummechanica, waarvan ze als studente het ontstaan van zo dichtbij had meegemaakt, en zag dubbelemissie en -absorptie wel als fysische mogelijkheden. Zij werkte de waarschijnlijkheden van beide processen, door haar getekend in figuur 3 en 4, verder uit. De kans op het tegelijkertijd invangen van twee fotonen bleek evenredig met het kwadraat van de lichtdichtheid. De twee fotonen hoeven niet dezelfde energie te hebben. De enige voorwaarde is dat de som van de energieën gelijk moet zijn aan een mogelijke energiesprong van het atoom. Toen GöppertMayer haar berekening publiceerde, waren dubbelemissies en -absorpties nog niet waargenomen. Ze vermoedde dat het moeilijk zou zijn om dubbelemissie waar te nemen, omdat er alleen een reële kans op bestaat als veel atomen zich in aangeslagen toestand bevinden. Dit is geen beperkende factor voor dubbelabsorptie, dat desondanks moeilijk is te observeren omdat “allerdings die quadratische Abhängigkeit von der Lichtdichte ungünstig wirkt” [3]. Het zou tot de ontwikkeling van de laser duren tot er voldoende hoge lichtdichtheden in het laboratorium bereikt konden worden om dubbelabsorptie waar te nemen. Pas dertig jaar na Göppert-Mayers theoretische voor- spelling is twee-foton-excitatie daadwerkelijk waargenomen [4]. Toevallig deelde twee jaar later Göppert-Mayer, als tweede en tot nu toe laatste vrouw, de Nobelprijs Natuurkunde voor haar latere werk aan een model voor de atoomkern. Frappant is dat ze toen pas net hoogleraar was. Na haar promotie was ze getrouwd met de Amerikaanse chemisch-fysicus Joseph Mayer en verhuisd naar de Verenigde Staten. Regels tegen vriendjespolitiek hadden lang verhinderd dat ze een echte baan kon krijgen aan de universiteiten waar haar echtgenoot werkte en ze was voornamelijk werkzaam gebleven in de natuurkunde met bescheiden assistentschappen en als ‘vrijwilliger’. Ze overleed in 1972. De naam GöppertMayer leeft voort als eenheid voor de werkzame doorsnede van twee-foton-excitatie, 1 GM = 10-50 cm4s per foton. T wee-foton-processen spelen een rol bij enorme lichtintensiteiten. Dat dit relevant is bij kern- en astrofysica ligt voor de hand, maar waarom citeren biologen Göppert-Mayers artikel? De aanleiding hiervoor is de fluorescentiemicroscopie. Deze techniek ontleent haar naam aan de fluorescentie die door fluoroforen wordt uitgezonden. Dit zijn moleculen die met licht van een korte golflengte worden aangeslagen om na korte tijd onder uitzending van een foton van een langere golflengte weer terug te vallen. Het verschil Figuren 1-4 uit [3] tonen schematisch atoomtoestandsovergangen waarbij twee fotonen betrokken zijn. Omhoog en omlaag wijzende door-getrokken pijlen stellen respectievelijk absorptie en emissie van fotonen voor. Gestippelde lijnen symboliseren rekentermen, waarin virtuele overgangen naar een eigentoestand k voorkomen. In figuur 1 exciteert een foton met frequentie ν een atoom naar toestand m onder uitzending van het energie-surplus als foton ν'. Figuur 2 beschrijft het invangen van foton ν en gelijktijdig terugvallen naar toestand n met uitzending van foton ν' . Figuren 3-4 zijn de door Göppert-Mayer voorspelde twee-foton-processen. Figuur 3 toont het terugvallen van een atoom door uitzending van fotonen ν en ν' die samen de totale vervalenergie verdelen. Figuur 4 toont twee fotonen die samen een atoom aanslaan. tussen excitatie- en emissie-energie blijft als kinetische energie in de fluorofoor achter. Fluoroforen worden gebruikt om specifieke cellen of eiwitten in een organisch preparaat herkenbaar te maken. Door het preparaat met gefocusseerd blauw laserlicht te rasteren en de emissie van groen licht te meten, kan een nauwkeurige afbeelding worden gemaakt van de locatie van de fluoroforen en daarmee van de gelabelde eiwitten of cellen. Het blauwe laserlicht breekt helaas de fluoroforen af – ze verbleken – en beschadigt het specimen overal in de bundel terwijl alleen de fluorescentie gegenereerd in het brandpunt wordt gebruikt voor de beeldvorming, zoals afgebeeld in figuur 5. Dit is waar Göppert-Mayers voorspelling dat de kans op twee-foton-excitatie evenredig is met het kwadraat van de lichtdichtheid, uitkomst biedt. Bij gebruik van infrarood laserlicht van ongeveer de dubbele golflengte worden fluoroforen uitsluitend aangeslagen door simultaan twee fotonen te absorberen. De kans hierop neemt heel snel af met de afstand tot het brandpunt waar de intensiteit het hoogst is en dus wordt het preparaat niet meer over de gehele lengte van de laserstraal gebleekt en gedood. Het bijkomende voordeel is dat infrarood licht veel minder verstrooid wordt. Maar elk voordeel heb zijn nadeel. Zoals Göppert-Mayer al opmerkte, werkt de kwadratische afhankelijkheid ook ongunstig. Terwijl een blauwe laserbundel van 1 mW voldoende emissie opwekt voor een goede afbeelding, zou nu een infrarode laser van ongeveer 10 W nodig zijn. Gefocusseerd op een vierkante micrometer brengt zo’n bundel onmiddellijk elk biologisch preparaat aan de kook. Pas met de komst van de gepulste subpicosecondelasers werd deze toepassing mogelijk. Deze lasers produceren met een hoge frequentie hoge lichtintensiteiten tijdens ultrakorte pulsen. Tijdens deze pulsen is er in het brandpunt een reële kans op het simultaan invangen van fotonen, terwijl de gemiddelde intensiteit laag blijft en de bundel het biologische preparaat weinig beschadigt. De bouw door Denk, Strickler en Webb in 1990 van de eerste twee-foton laser scanning fluorescentiemicroscoop [5] heeft de biologie ongekende mogelijkheden gegeven. Voor het eerst kunnen biologen bijvoorbeeld de uitgroei van zenuwcellen in levende dieren volgen en het vuren van honderden zenuwcellen tegelijk aanschouwen. Gelukkig was Göppert-Mayer eigenwijs en vertrouwde ze Dirac niet toen hij schreef dat “the effects […] will be found to be negligible”. J. Alexander Heimel en Fieke Dekkers Referenties 1 M. Göppert-Mayer, ‘Über Elementarakte mit zwei Quantensprüngen’, Annalen der Physik 9 (1931), 273–294. Figuur 5. Overal in een bundel blauw (laser) licht zenden geëxciteerde fluoroforen groen licht uit. Wanneer licht van ongeveer de dubbele golflengte gebruikt wordt, is de kans op excitatie en emissie in het brandpunt veel groter dan in de rest van de bundel omdat gelijktijdig twee fotonen moeten worden geabsorbeerd. Alleen in het brandpunt vindt bleking en fototoxiciteit plaats. 2 P.A.M. Dirac, ‘The quantum theory of dispersion’, Proceedings of the Royal Society 114 (1927), 710–728. 3 M. Göppert, ‘Über die Wahrscheinlichkeit des Zusammenwirkens zweier Lichtquanten in einem Elementarakt’, Die Naturwissenschaften 17 (1929), 932. 4 W. Kaiser en C.G.B. Garrett, ‘Two-photon excitation in CaF2:Eu2+’, Physical Review Letters 7 (1961), 229–231. 5 W. Denk, J.H. Strickler en W.W. Webb, ‘Twophoton laser scanning fluorescence microscopy’, Science 248 (1990), 73–76. januari 2007 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde 27