Nieuw-nederlands. Gouden Eeuw: eerste golf van immigranten.

advertisement
College 2:
Nieuw-Nederlands;
Gouden Eeuw: eerste golf van
immigranten
Naar een standaardtaal
• Vóór 1500: ieder schreef in eigen dialect
• Na 1500: men schreef in meer algemene taal
 weinig zicht op ontwikkeling dialecten
• 1482: groeiende algemene volkstaal aangeduid
als
Nederlands
2
Naar een standaardtaal
• Vier ‘revoluties’ 15e eeuw van invloed op
acceptatie ‘Nederlandse’ volkstaal:
– Uitvinding drukpers (al voor 1500)
– Reformatie: Luther en Calvijn, taal van het volk
– Herontdekking cultuur Romeinen en Grieken door
geleerden en kunstenaars, ‘veredelen’ van de
volkstaal; grammatica’s en woordenboeken
– Opstand tegen Spaanse koning: eenheid
3
De Nederlanden
• 13 maart 1500, Gent: geboorte Karel V,
toekomstige ‘Heer der Nederlanden’ en
Koning van Spanje
• 1519 gekozen tot Keizer Duitse Rijk
• Karel breidt bezittingen uit: Bisdom Utrecht (incl.
Drenthe en Overijssel), Groningen, Friesland,
hertogdom Gelre en Doornik
• 1548 Nederlanden samengevoegd: Bourgondische
Kreits
• Antwerpen Europa’s belangrijkste havenstad
• Centraal bestuur Nederlanden
4
Taalbewustzijn
• Terug naar bronnen Klassieke beschaving
• Geleerden en kunstenaars: Klassieke talen volmaakt
• Volkstaal ‘verbeterd’: grammaticale toevoegingen als
onderscheid hun en hen
• Daarnaast: verheerlijking Nederlandse taal
• Taalzuiveraars weren Latijnse en Franse woorden
• Steeds meer geschriften in Nederlands, ook
wetenschappelijke (bijv. Simon Stevin, 1608)
5
Taalbeschouwingen
• Gekibbel over spellingsnormen:
– Eigen dialect, volgens uitspraak of gelijkvormigheid
• 1518 – Nederduitse Orthographie (Pontus de Heuiter)
– Ideaalvorm uit verschillende dialecten
• 1568 – 1e Nederlandse grammatica (Johan
Radermacher)
– Werkelijke taalgebruik, geen idealisatie of streven naar
perfectionering
6
Politieke omwentelingen
• Reformatie: ‘ketterse’ denkbeelden verspreiden snel
• 1555 Filips II (zoon van Karel V)
• Bevolkingsgroei en stijgende armoede, kloof tussen
arm en rijk
• Opstand: gemeenschappelijke onvrede brengt
‘Nederlanders’ bijeen
• Leider van oppositie: Prins Willem van Oranje,
stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
7
Politieke omwentelingen
• 1568 – onthoofding Graaf van Egmont en Graaf van Horn (medestanders
Oranje)
– Begin Tachtigjarige Oorlog
• 1572 – Watergeuzen (gevluchte protestanten) strijden tegen
koningsgezinden, sluiten zich aan bij strijd Holland en Zeeland
• 1576 – Zeventien Nederlandse gewesten sluiten zich aaneen o.l.v. Oranje
• 1579 – Zuidelijke gewesten onderwerpen zich weer aan de koning
• 1581 – Noorden onafhankelijke staat: Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden
• Scheiding noord en zuid, noorden ontwikkelt zich snel
• Golf van immigranten: veel Zuidnederlanders naar noorden vertrokken,
naar Holland, bakermat van Nederlandse standaardtaal
8
Brabants in het noorden
• Door zuidnederlandse immigratie (veel intellectuelen,
prestige) naar noorden: veel Vlaamse en Brabantse
kenmerken in Hollandse taal
• ‘Hollandse expansie’: diftongering van klinkers
/y/ huus  /oey/ huis
/i:/ wijs  /i/
wijs
ontwikkeling versneld door Brabanders
• Verder vnl. zuidelijke invloeden in schrijftaal
• ‘Brabants’ gezien als deftig
9
Brabants in het noorden
• Hollandse expansie (Kloeke, 1927) verspreidde zich per woord (lexicale
diffusie), dus bereikte niet alle woorden, bijv. niet scharensliep,
duvelstoejager.
• Oostelijke gebieden:
palatalisering van
Oudnederlands /u:/
naar Middelnederlands
/y:/ (nog) niet
plaatsgevonden
10
Brabants in het noorden
• 1584 – Twe-spraack vande Nederduitsche
Letterkunst, ófte vant spellen ende eygenscap des
Nederduitschen taals, Hendrik Louwerisz. Spieghel.
• Taal verrijken d.m.v. naamvallen
• Naamvalssysteem sinds Middeleeuwen al
vereenvoudigd
• Zuiden: de en den (afh. van beginklank volgende
woord)
• Grammaticale functie gegeven: de voor onderwerp,
den voorwerp (m)
• Twe-spraack grote invloed, m.n. begin 17e eeuw
11
Twe-spraack
12
Gouden Eeuw
• 1648 – Vrede van Munster, einde oorlog met
Spanje, Republiek erkend
• Monopolie op wereldzeeën, Amerikaanse en
Indische koloniën; economische en culturele
wereldmacht
• Belangrijke literaire werken van Bredero,
Huygens, Hooft en Vondel
• Expansie Nederlandse taal
13
Gouden Eeuw
• 1672 – Rampjaar voor Republiek
• Vrijwel tegelijkertijd aangevallen door Frankrijk, Engeland,
bisdom Münster (1 juni) en keurvorstendom Keulen:
Hollandse of Tweede Münsterse oorlog
• Groningen:
– vanaf 21 juli 1672 belegerd door leger prins-bisschop van Münster,
Christoph Bernard von Galen (Bommen Berend)
– stad weerstaat beleg o.l.v. veldheer Carl von Rabenhaupt, baron van
Sucha
– 28 augustus 1672 trekken belegeraars zich terug na 4 weken durend
artillerieduel. Groningen is 'ontzet'
• Periode van economische neergang Republiek; Gouden Eeuw
over hoogtepunt heen
14
15
Het zuiden
• Zuidelijke Nederlanden bleven in Spaans bezit
gedurende 17e eeuw
• Na Spaanse Successieoorlog (1701-1714): zuidelijke
Nederlanden aan de Oostenrijkse Habsburgers
• Geen actieve taalpolitiek
• Bovenlaag bevolking verfranste, niet dwingend
opgelegd
• Meerderheid bleef Nederlands trouw, toch
verkommering van de taal
16
Zuidelijke taalstrijd
• 1794 – zuiden na Revolutie door Franse
republiek geannexeerd
• Nederlandse taal onderdrukt en verloor
prestige
• Ontstaan taalstrijd Franstaligen en
Nederlandstaligen België
17
Algemene schrijftaal
• Normatieve taalregels, algemene schrijftaal
• Toch ook nog steeds verscheidenheid diaclecten
• Jacob Westerbaen (1655) schrijft:
datmen in alle Nederduytsche steden geen
eenderley tael en spreeckt (…) selfs oock in de
steden van eene selve Provincie heeft men
sodanige verandering. Inden Haegh seytmen
ghewassen, en t’Amsterdam seytem ghewossen:
hier seytmen bleycken en te Haerlem seytmen
bliecken. Inden Haegh seytmen boeck, snoeck
etc. Te Delft seytmen boock, snoock etc.
18
Taalkundige veranderingen
• Taalkundige processen uit Middeleeuwen afgerond,
zoals verdwijnen dubbele ontkenning.
• Begin 17e eeuw – du (jij) verdwijnt uit schrijftaal 
gij (uit het zuiden afkomstig) en u (eerder al lijdend
voorwerpsvorm van gij, nu ook als onderwerp), ook
jij (noorden), meer in spreektaal dan in geschreven
taal
• Woordenschat sterk uitgebreid
19
Nieuwe woorden
Nieuwe woorden:
• Nieuwvormingen ter vervanging van leenwoorden:
boedel, gemeenschap van goederen, roerende en
onroerende goederen, huwelijkse voorwaarden
• Ook veel nieuwe ontleningen, bijv. uit de Oost en de
West
ananas, koffie, thee
• Zelfs nog veel Franse woorden via diplomatieke
verkeer (personeel, pendule) en Duitse woorden via
krijgsbedrijf (bezoldigen, schoft) en protestantse
geschriften (diefstal, heiland)
20
Grammatica
• 1633 – grammatica Christiaen van Heule: De
Nederduytsche spraec-konst ofte taelbeschrijvinghe
• Norm: taalgebruik grote schrijvers
• Ideaal: rijk systeem van naamvallen en
geslachten
• Nieuw ingevoerd: hun als meewerkend
voorwerp, hen als lijdend voorwerp
21
Statenvertaling
• Mijlpaal: 1637 – Statenvertaling bijbel
– Oude testament: Bogerman (Fries), Baudartius (Vlaming), Bucerus
(Zeeuw)
– Nieuwe testament: Walaeus (Vlaming), Rolanus (Hollander),
Hommius (Fries)
– Gecontroleerd door ‘oversieners’ uit de verschillende gewesten
• Heeft Nederlandse taal diepgaand beïnvloed
• Nieuwe woorden:
aanfluiting, zondebok, muggezifter, in zak en as zitten
• Door vertalers algemeen en in alle gewesten verstaanbaar
Nederlands ingevoerd
22
Statenvertaling
Keuzes voor dialectvormen:
• Meeste gevallen <e>, niet <ae>
rechtveerdich, niet rechtvaerdig
maar wel: aerde
• Vlaamse <j> verworpen ten gunste van <g>
gunste, niet jonste
• Verleden tijd van beginnen: begon, begost, begonst,
began
• Meestal Brabantse variant voorkeur, niet noordelijke,
Hollandse, zelden oostelijke (behalve zich)
23
Statenvertaling
• Ook de nieuwe naamvalsvormen opgenomen:
eert uwen vader en uwe moeder
• Hebreeuws en Grieks schemert er doorheen:
veel nieuwe woorden en uitdrukkingen
bedacht, letterlijke vertaling, vaak onnatuurlijk
• Gemeengoed geworden:
ter elfder ure, een steen des aanstoots, in
het duister tasten, niet van gisteren zijn, de
inwendige mens, etc.
24
Statenvertaling
• Plechtige woorden en vormen
woorden op -isse, -inge; voegwoord ende; zelfst.nw.
op -e: Heere
• Soms plechtigheid gevolg van Zuidnederlandse
invloeden: gaarne (‘graag’), schoon (‘mooi’)
• Archaïsch karakter  kloof geschreven en gesproken
taal
• Loop 17e eeuw tegenreactie in noorden tegen
Brabantse invloeden, zelfs van zuiderling Vondel
(dubbele ontkenning vermeden, te duidelijk Brabants)
25
Grammatica
• Grammatica’s voorschrijvend karakter, niet
beschrijvend
• Naar Franse classicisten: eenvoud, helderheid en
zuiverheid van de taal (met rijke morfologie)
• Gesproken taal nog geen eenheid
• 1706 – Nederduitsche Spraekkunst (Arnold Moonen):
voorschrijvende grammaticale en spellingsregels
– finale verstemlozing weer in spelling, hoewel eerder anders
voorgesteld
• Hele boek op http://www.dbnl.org/tekst/moon002nede01/
26
27
28
Grammatica
Nog steeds invloed Latijn: syntactische
constructies
– Relatieve aansluiting
– Participiumconstructies
– Accusativus cum infinitivo
29
Grammatica
Relatieve aansluiting:
nieuwe zin begint met betrekkelijk voornaamwoord
Thans, hebbende, naa verscheyde reedenen, Godt
gedankt, die hem niet onverziens uit dit leven rukte,
verviel hy weder op d'erbarming zijns huysgezins. 'T welk
den Bisschop, zyn vermaan, van alles, behalven zijnen
schepper, uit den zin te zetten, hervatten deed. Waarop de
Graaf; ô broosen ydelheidt onzes aards, (zeid' hy) die, als
Godt den heelen mensch eischt, zich met vrouw en
kinderen bekommert.
P. C. Hooft, Nederlandsche Historien (1642-1647 )
Huidige Nederlands: betr.vnw. vervangen door
aanwijzend voornaamwoord: waarop  daarop
30
Grammatica
Participiumconstructies:
– Absolute:
Al 't koren op zynde, werd het voeder der beesten (...) menschenkost.
‘Omdat al het koren op was, werd het voer van de beesten voedsel
voor de mensen’
– Conjuncte:
Daarentussen neep de behoefte, inkervende van dagh tot dagh.
‘Intussen werd de behoefte, die van dag tot dag toenam, nijpend’
• onderwerp is tegelijkertijd ook onderwerp van de hoofdzin
• Vertaald m.b.v. bijzinnen
• Tegenwoordig nog beperkt gebruikt:
fietsend kwam ik in Amsterdam
31
Grammatica
Infinitiefconstructies:
• onderwerp van de infinitiefconstructie staat in de accusatiefvorm (haar,
hem)
• Accusativus cum infinitivo:
koppelwerkwoord "zijn" + bijvoeglijk naamwoord; zijn meestal weggelaten
Yck verseecker u wijff in seven daegen levent off doot.
‘Ik garandeer dat uw vrouw binnen een week levend of dood is.’
• In huidige Nederlands alleen bij werkwoorden van zintuiglijke waarneming
(horen, zien, voelen):
Ik zag haar lopen
Ik hoorde haar zingen
• Voor de andere vormen worden nu dat-zinnen gebruikt
32
Levende taal
• Klankleer 17e eeuw: Bericht van een niewe konst,
genaemt de spreeckonst van Petrus Montanus (1635)
• Vondel: tekende levende taal op: taal van
landbouwers, zeelui, etc.
• Huygens en Hooft: levende volkstaal, dialecten
– Hooft: klucht Warenar in plat Amsterdams
– Huygens: Trijntje Cornelis, Zaanse verstaat Antwerps
dialect niet
• Bredero: trots op Amsterdams dialect
• Cats: zeer populair met levenswijsheden in
eenvoudige taal
33
Levende taal
Hooft: Emblemata amatoria
(1611)
Van’t leven comt de doot.
Terwijlmen jockt en lacht, maeckt
ons verloopen glas
VernielsterVenus van die
VoesterVenus was.
‘Langs smalle weg glijdt snel de tijd
vooruit, en Voedster Venus
Wordt langs Scherts en Lach weldra
Begraafster Venus’
34
Dialectverschillen
Huygens’ Trijntje Cornelis (1653), Zaanse vrouw verstaat Antwerps dialect
niet:
• De hoerige Marie (Antwerpse nichtje van Trijntje):
“Moôr Sjaeses, wat is dit! Moôr, Nichtje, zaijde gaijt. Heer, wat e
suet resconter!”
‘Maar Jezus, wat is dit! Maar, nichtje, ben jij het. Heer, wat een aangename
ontmoeting!’
• Trijntje:
“Dit dingh spreeckt as te paep: me docht half ick verstont’er, en ick
verstaese niet: hoe zeij je dat in ‘t lest?”
‘Dit mens spreekt als de priester: me dunkt dat ik haar half versta en niet versta;
hoe zei je dat op het laatst?’
35
Gouden Eeuw
• Pas in de 18e eeuw inzicht: regels van taal niet
verzinnen, maar uit taalgebruik halen
• Taalwetten: Lambert ten Kate (1723): Aenleiding tot
de kennisse van het verhevene deel der Nederduitse
sprake.
– Eerste grote Nederlandse
taalkundige, grondlegger historischvergelijkende taalkunde, o.a. vgl.
Gotisch
– Ontdekker van regelmaat sterke
werkwoorden
36
Samengevat
• Boekdrukkunst, strijd, Reformatie en taalbewustzijn
leiden tot Standaardisering van het Nederlands
• Strijd tegen Spaanse koning, ‘Noordelijke’
Republiek: Gouden Eeuw
• Scheiding noord en zuid
• Veel invloed Brabants in het noorden
• Verfraaiing van het Nederlands
• Statenvertaling
• Taalkundige veranderingen
• Interesse voor ‘levende’ taal
37
Download