Omzendbrief ECS - financien.belgium.be

advertisement
Federale
Overheidsdienst
FINANCIEN
BELASTINGEN EN INVORDERING
Administratie der Douane en Accijnzen
DOUANEPROCEDURES
EXPORT CONTROLE SYSTEM (ECS)
EUROPEES SYSTEEM VOOR
CONTROLE OP DE UITVOER
Bijlagen : 5
D.I. 537.02
D.D. 277.560
Brussel, 25 juli 2007.
Omdeling door de gewestelijke directeurs aan :
- elke dienst belast met het bijhouden van een collectie;
- alle ambtenaren.
1. WETTELIJKE BASIS
De Verordening (EG) Nr. 1875/2006 van de Commissie van
18 december 2006 (PB nr. L 360/2006) tot wijziging van de toepassingsbepalingen op het Communautair douanewetboek (CTW) heeft,
in uitvoering van artikel 182 ter van het gewijzigd Communautair
douanewetboek, een elektronisch systeem voor controle op de
uitvoer ingevoerd dat gedurende een overgangsperiode parallel met
de op papier gebaseerde uitvoerprocedure werkte.
Bon O.S.D. nr. A/I 127/07
Suppl. 1
2
Vanaf 1 juli 2009 liep de overgangsperiode ten einde en moeten overeenkomstig artikel 787 van het CTW, ingevoegd met de
Verordening (EG) nr. 1875/2006 van 18 december 2006 (PB nr.
L 360/2006) alle economische operatoren verplicht elektronisch
aangeven bij uitvoer. Een aangifte ten uitvoer op papier wordt enkel
aanvaard ingeval van noodprocedure. Wegens specifieke omstandigheden wordt deze verplichting in België slechts vanaf 23 september 2009 van toepassing.
Bovendien moeten de uitvoeraangiften vanaf 1 juli 2009 binnen een bepaalde termijn bij het bevoegde douanekantoor worden ingediend en moeten ze de veiligheidsgegevens bevatten, teneinde een
risicoanalyse op het gebied van de veiligheid te kunnen verrichten.
2. ECS (Export Control System) is voorzien in het “Multi-annual Strategic Plan” (d.w.z. het meerjarig strategisch plan) dat, op
voorstel van de Commissie, werd goedgekeurd op het niveau van de
Directeurs-Generaal van de 27 lidstaten van de Europese Unie.
Een lijst met de in deze omzendbrief gebruikte letterwoorden
wordt opgenomen in bijlage 1.
2. PRINCIPE
3. ECS laat toe om de uitgang uit het douanegebied van de
EG te controleren door elektronische berichten uit te wisselen tussen
het kantoor van uitvoer in de zin van artikel 161 van het Communautair douanewetboek en het kantoor van uitgang uit de Gemeenschap.
Dit systeem is geïnspireerd door het NCTS dat een uitwisseling van
berichten voorziet tussen het kantoor van vertrek en het kantoor van
bestemming.
Suppl. 1
3
4. ECS is bedoeld als een elektronische samenwerkingsprocedure tussen de lidstaten om het uitgaan uit de Europese Unie van ten
uitvoer aangegeven goederen te controleren. Het gebruik van PLDA
heeft automatisch voor gevolg dat ECS wordt toegepast. De economische operatoren zullen daarvoor gebruik kunnen maken van
PLDA-EDI of van PLDA-Web.
Vanaf 1 juli 2009 moeten overeenkomstig artikel 787 van het
CTW, ingevoegd met de Verordening (EG) 1875/2006 van 18 december 2006 (PB nr. L 360/2006) alle economische operatoren verplicht elektronisch aangeven bij uitvoer. Wegens specifieke omstandigheden wordt die verplichting in België slechts vanaf 23 september 2009 van toepassing.
3. TOEPASSINGSVELD
5. Het systeem wordt bij directe en bij indirecte uitvoer toegepast. Vanaf 23 september 2009 moeten de uitvoeraangiften met
veiligheidsgegevens verplichtend elektronisch met gebruikmaking
van PLDA worden ingediend.
Onder “indirecte uitvoer” moet worden verstaan : enerzijds
het vervullen van de uitvoerformaliteiten (met inbegrip van de wederuitvoer en de tijdelijke uitvoer) in de ene lidstaat en anderzijds,
het vaststellen van de uitgang uit de Europese Unie in een andere
lidstaat.
Voorbeelden :
- de uitvoerformaliteiten worden vervuld in Duitsland en het
uitgaan uit de Europese Unie wordt vastgesteld in België door het
uitgaan via Antwerpen;
Suppl. 1
4
- de uitvoerformaliteiten worden in België vervuld en het uitgaan uit de Europese Unie wordt in Polen vastgesteld.
6. De toepassing van het systeem voor de directe uitvoer, de
uitvoer- en uitgangsformaliteiten vinden plaats in dezelfde lidstaat,
zal tegelijkertijd in België worden ingevoerd.
Voorbeeld : Voor de aangifte die via PLDA in België wordt
ingezonden met uitgaan langs Antwerpen, zal het ECS eveneens
worden toegepast.
7. Aldus vallen onder het toepassingsveld van ECS :
De volgende soorten aangiften
 de normale uitvoeraangifte (met inbegrip van de domiciliëringsprocedure)
of
 de onvolledige of de vereenvoudigde aangifte
voor zover de aangifte elektronisch door de aangever wordt ingegeven volgens het PLDA systeem.
Dit betekent dat bij noodprocedure ECS niet toegepast wordt.
De volgende bewegingen :
 uitvoer via PLDA;
 wederuitvoer via PLDA;
 tijdelijke uitvoer via PLDA (met inbegrip van passieve veredeling).
Zijn dus betrokken de toelichtingen A, C, D en E van het Enig
document.
Suppl. 1
5
4. UITSLUITINGEN
8. Zijn uitgesloten van het toepassingsveld van ECS :
a) de aangiften op papier (met inbegrip van inschrijving in de
voorraadadministratie ingeval van domiciliëring) (de douane brengt
de gegevens van de aangiften slechts in PLDA in om de gegevens te
registreren voor het CIV (BTW) en de uitvoerstatistiek (NBB);
b) de uitvoeraangiften die in de EG vervangen worden door
een ander document; de goederen verlaten dan de EG onder dekking
van een document voor extern communautair douanevervoer of
intern communautair douanevervoer of nog in geval van overladen in
een vrije zone;
c) uitvoer in het kader van een grensoverschrijdende vergunning die de toepassing van ECS uitsluit;
d) uitvoer met multilaterale overeenkomsten met andere lidstaten in het kader van een vergunning AEO (nog niet van toepassing);
e) uitvoer per spoor, door de lucht of over zee onder dekking
van een enkele vervoersovereenkomst waarvan sprake in artikel 793,
2, b) van het CTW;
f) goederen die onder dekking van de regeling douanevervoer
worden verzonden, met als bestemming een derde land of een douanekantoor van uitgang;
g) uitvoerbewegingen onder AGD voor accijnsgoederen (het
AGD vergezelt de goederen naar het kantoor van uitgang met het
oog op de vaststelling via het AGD, van de uitgang uit de EG);
Suppl. 1
6
h) in principe de uitvoer van landbouwproducten vergezeld
van een controle-exemplaar T5 (de lidstaten hebben er mee ingestemd om deze bewegingen op te nemen maar zonder dat dit een
verplichtend karakter heeft : dit betekent dat als een bericht uit een
andere lidstaat werd verstuurd, het nodig is om deze in België te
behandelen maar om eveneens in parallel het controle exemplaar T5
te behandelen aangezien dit exempaar primordiaal is)
(Nochtans wordt deze mogelijkheid met vertrek uit België
uitgesloten);
i) uitvoer gecombineerd met een carnet TIR of een carnet ATA;
j) uitvoer door middel van een pijpleiding of elektrische
energie;
k) postzendingen;
l) goederen met een waarde minder dan 3.000 EUR;
m) mondelinge aangiften of aangifte door enige andere handeling.
5. UITVOERGELEIDEDOCUMENT UGD
9. Het document dat als ondersteuning voor deze elektronische procedure geldt, is het Uitvoergeleidedocument (UGD).
Het uitvoergeleidedocument is uitgebreid met de veiligheidsgegevens. Het nieuwe document is van toepassing vanaf 1 juli 2009,
maar er wordt een overgangsperiode voorzien tot 1 januari 2011
waarbij zowel het oude als het nieuwe uitvoergeleidedocument kan
worden aanvaard.
Suppl. 1
7
Dit document mag niet verward worden met het begeleidingsdocument inzake NCTS noch met het exemplaar 3 van de uitvoeraangifte.
Verschillende eenvoudige elementen laten toe om het UGD te
herkennen, te weten :
- de naam van het document wordt vertikaal boven aan de
linkerkant hernomen;
- de afwezigheid van het vak C (kantoor van vertrek), van het
vak 55 (overladingen), van het vak 56 (andere incidenten tijdens het
transport), deze vakken dienen voor het douanevervoer en komen
dus niet voor op het UGD.
10. Het oude model van het document UGD is opgenomen in
bijlage 2.
De toelichting van het oude model van UGD is opgenomen in
bijlage 3.
10 bis. Het nieuwe model van het document UGD is
opgenomen in bijlage 2 bis. De toelichting van het nieuwe UGD is
opgenomen in bijlage 3 bis.
11. Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat, wordt het UGD aangevuld met een lijst van artikelen waarvan
het oude model is opgenomen in bijlage 4.
De toelichting van de oude lijst van artikelen is opgenomen in
bijlage 5.
De lijst van artikelen is uitgebreid met de veiligheidsgegevens. Het nieuwe document is van toepassing vanaf 1 juli 2009,
maar er wordt een overgangsperiode voorzien tot 1 januari 2011
waarbij zowel het oude als het nieuwe uitvoergeleidedocument nog
kan aanvaard worden.
Deze lijst maakt integraal deel uit van het UGD.
Suppl. 1
8
11 bis. Het nieuwe model van de lijst van artikelen is
opgenomen in bijlage 4 bis. De toelichting van de nieuwe lijst van
artikelen is opgenomen in bijlage 5 bis.
12. Met toestemming van het enig kantoor, kan het UGD
vanaf het informaticasysteem van de aangever worden afgedrukt.
6. PROCEDURE
13. De uitwisselingsprocedure tussen de kantoren van uitvoer
en van uitgang werkt zoals voorzien bij §§ 14 tot 29 hierna. Deze
omzendbrief behelst enkel de procedure inzake ECS, en niet de
elektronische behandeling van ECS via PLDA.
6.1. Taak van het hulpkantoor van uitvoer in België bij de
vrijgave
14. Wanneer PLDA in België het bericht van vrijgave verstuurt of de in de vergunning domiciliering voorziene wachttijd verstreken is, kan de aangever op basis van het vrijgavebericht van
PLDA een UGD afdrukken. Voor de goederen die op het hulpkantoor van uitvoer worden aangeboden, kan de aangever bij de vrijgave
van de goederen ook een afdruk vragen van het UGD op het hulpkantoor.
15. Bij de vrijgave van de goederen zendt PLDA de gegevens
van deze uitvoer door aan het opgegeven douanekantoor van uitgang,
met behulp van het bericht “voorafgaand bericht van uitvoer”
(VBU). Dit bericht wordt opgesteld aan de hand van de gegevens
van de aangifte die via PLDA word ingevoerd en worden in voorkomend geval door de douane aangevuld.
Suppl. 1
9
16. Wanneer de goederen in meer dan één zending naar meer
dan één kantoor van uitgang worden vervoerd, wordt elke zending
door een afzonderlijk VBU en een afzonderlijk UGD gedekt.
Voorbeeld : als er in Brussel vrijgave gegeven wordt voor
goederen waarvan het uitgaan moet gebeuren via Bremen en via
Hamburg, moeten er twee VBU’s en 2 UGD’s gecreëerd worden.
17. Het identificatienummer voor verzending (MRN) (of INV
in het Nederlands maar de Engelse versie is gebruikelijker, zodat in
het vervolg van de tekst de term MRN wordt gebruikt) wordt meegedeeld aan de aangever en vermeld in de rechterbovenhoek van het
UGD.
6.2. Taak van het hulpkantoor in België bij uitgang uit de EG
18. Het aantal hulpkantoren van uitgang uit de EG in België
is beperkt rekening houdende met de beoogde uitsluitingen in voorgenoemde § 8.
Hierdoor komen enkel de hulpkantoren van de havens en de
luchthavens in aanmerking om als kantoor van uitgang op te treden.
19. De goederenbehandelaar, de vervoerder of een andere persoon die de op het hulpkantoor van uitgang aangebrachte goederen
onder zich heeft, moet het kantoor van uitgang elektronisch op de
daartoe bepaalde wijze van de aankomst van de goederen in kennis
stellen. Hij kan hiervoor gebruik maken van PLDA-EDI of van
PLDA-Web. De kennisgeving bevat de plaats waar de goederen zich
bevinden met gebruikmaking van dezelfde UNLOCodes als die gebruikt voor het vermelden van de plaats van de goederen in vak 30
van het Enig document. Geen UGD moet daartoe op het kantoor van
uitgang worden overgelegd.
10
20. In de hulpkantoren van uitgang is het nodig er zich van te
vergewissen, door middel van, op risicoinschatting gebaseerde controles en volgens de regels bepaald inzake verificatie en de substitutiecontrole inzake landbouwproducten, dat de aangebrachte goederen overeenstemmen met de aangegeven goederen aan de hand
van het van het kantoor van uitvoer ontvangen VBU.
21. In de Belgische havens moet de scheepsagent of de goederenbehandelaar voor de ten uitvoer aangegeven zendingen, die aan
boord van het uitgaand vaartuig werden gebracht, met gebruikmaking van PLDA een elektronische ladingslijst insturen waarin de
lading wordt gespecifieerd aan de hand van hun verpakking (bijvoorbeeld containernummers) anderszins indien dit niet mogelijk is.
De ladingslijst verwijst naar de identificatie van het vaartuig en naar
de referentie van de uitvoeraangifte. De douane van het kantoor van
uitgang wordt door middel van een met gebruikmaking van PLDA
ingezonden bericht door de bevoegde havenautoriteit van het uitgaan
van het vaartuig uit het douanegebied van de Europese Unie in
kennis gesteld.
Wanneer het elektronisch systeem aldus, via de gegevens en
de referte van de uitvoeraangifte, het bericht van aankomst bedoeld
in § 19, de ladingslijst en het bericht van uitgaan van het vaartuig, de
binding kan leggen tussen ten uitvoer aangegeven goederen en de
lading aan boord van het uitgaand vaartuig, zal automatisch het bericht “resultaten bij uitgaan” (RU) worden gegenereerd. In het geval
dat het elektronisch systeem niet in staat is die binding te leggen zal
de douane van het hulpkantoor van uitgang de overeenstemming tussen de verschillende gegevens betreffende de ten uitvoer aangegeven
goederen onderzoeken en eventueel manueel ten behoeve van het
uitvoerkantoor een bericht RU genereren. De douane van het kantoor
van uitgaan neemt alle noodzakelijke maatregelen om te verzekeren
dat de goederen waarvoor de voormelde procedure wordt gevolgd
daadwerkelijk fysiek het douanegebied van de Europese Unie hebben verlaten.
Suppl. 1
11
22. PLDA zendt het bericht “resultaten bij uitgaan” (RU)
naar het kantoor van uitvoer, uiterlijk op de werkdag volgend op de
dag waarop de goederen de EU hebben verlaten en de informatie
over het vervoermiddel waarmede de goederen zijn uitgegaan aan
PLDA werd verstrekt.
In gerechtvaardigde omstandigheden kan het hulpkantoor van
uitgang het RU bericht later zenden.
6.2.1 Geval van uitvoer in gedeelten en fysiek uitgaan langs één
hulpkantoor
23. Wanneer goederen gedekt door een VBU, als één zending naar een Belgisch hulpkantoor van uitgang worden vervoerd,
maar vervolgens de EU vanaf dat hulpkantoor van uitgang in meer
dan één zending verlaten, zendt het hulpkantoor van uitgang het RU
bericht slechts nadat alle goederen de EU hebben verlaten.
Voorbeeld : goederen worden in één zending verstuurd van
Praag over de weg naar Antwerpen.
Deze goederen komen aan in Antwerpen voor
uitgaan in verschillende partijen.
De eerste partij wordt naar Hong Kong verstuurd
en het uitgaan wordt vastgesteld op 3 juli.
De tweede partij wordt naar de VS verstuurd en
het uitgaan wordt vastgesteld op 5 juli.
Het RU bericht wordt ten laatste verstuurd op 5
of 6 juli (overeenkomstig § 22 hiervoor).
12
6.2.2 Geval van fysiek uitgaan langs verschillende hulpkantoren
of kantoren met aanbieding van de eerste partij in een
hulpkantoor van uitgang in België
24. Wanneer goederen die door een VBU worden gedekt als
één zending naar een Belgisch hulpkantoor van uitgang worden
vervoerd, maar vervolgens de EU in meer dan één zending, over één
of meer hulpkantoren van uitgang (België) en/of langs verschillende kantoren van uitgang (in één of meer andere lidstaten)
verlaten, waarmerkt het hulpkantoor van uitgang waar de goederen
het eerst zijn aangebracht, op een met redenen omkleed verzoek, een
exemplaar van het UGD voor elke hoeveelheid van de goederen
uitgegaan langs verschillende hulpkantoren of kantoren.
De douane van het hulpkantoor van uitgang die de eerste
plaats van uitgaan is, gaat uitsluitend tot tot deze waarmerking over
indien de gegevens in het UGD overeenstemmen met die in het
VBU.
25. Het exemplaar van het UGD en de goederen worden tezamen bij de betrokken hulpkantoren en/of kantoren van uitgang
aangebracht. Elk hulpkantoor of kantoor tekent het exemplaar van
het UGD af voor de door het hulpkantoor of kantoor in kwestie te
specificeren hoeveelheid en door zoals gebruikelijk de ronde datumstempel aan te brengen. Vervolgens verstuurt elk hulpkantoor of kantoor, waar een deel van de oorspronkelijke zending werd aangebracht, het UGD naar het hulpkantoor waar de goederen voor het
eerst zijn aangebracht.
26. Dit laatste hulpkantoor zendt het RU bericht slechts nadat
alle goederen de EU hebben verlaten.
27. Om de procedure te verduidelijken, wordt hierna een
voorbeeld opgenomen.
13
Kantoor
uitvoer
=
Praag
van Voorzien kanEffectieve kantoren van
toor van uitgang
uitgang
=
1ste uitgang
2de uitgang
Hulpkantoor
Antwerpen
Datum van
Datum van
Uitgang
Uitgang
10.07.2007
12.07.2007
Antwerpen
Rotterdam
Volgens de commerciële mogelijkheden wordt de oorspronkelijke zending aangeboden in Antwerpen voor een gedeeltelijke uitgang langs het hulpkantoor Antwerpen en het andere deel vertrekt
naar een kantoor in Rotterdam.
Het hulpkantoor te Antwerpen stelt het fysiek uitgaan van de
partij uitgegaan via Antwerpen op 10.07.2007 vast, tekent het UGD
voor de ad hoc hoeveelheid af en bewaart dit UGD. In dit stadium
wordt geen RU bericht verstuurd naar het kantoor van uitvoer. Op
met redenen omkleed verzoek waarmerkt dit hulpkantoor een exemplaar van het UGD document voor elke hoeveelheid van goederen
die zal uitgaan via Rotterdam.
Het is slechts als het hulpkantoor te Antwerpen het door het
kantoor in Rotterdam naar behoren op 12.07.2007 geviseerde UGD,
ontvangt dat dit hulpkantoor het uitgaan vaststelt in PLDA en PLDA
het RU bericht mag sturen naar het kantoor van uitvoer in Praag.
6.2.3 Geval van fysiek uitgaan langs verschillende hulpkantoren
of kantoren, de eerste partij werd niet aangeboden in een
hulpkantoor van uitgang in België
28. In dit geval handelt het hulpkantoor van uitgang zoals
voorzien in § 25 hiervoor. Geen RU bericht wordt verstuurd naar het
kantoor van uitvoer.
14
6.3. Taak van het hulpkantoor van uitvoer bij ontvangst van het
RU bericht
6.3.1. RU bericht dat het fysiek uitgaan van de goederen bevestigt
29. Wanneer PLDA het RU bericht ontvangt dat het fysiek
uitgaan van de goederen bevestigt, zendt de applicatie aan de aangever een elektronisch bericht “kennisgeving uitvoer”. Op basis van
dit bericht kan de aangever een exemplaar 3 van het Enig document
afdrukken waarop in vak D zowel de datum van de vrijgave voor het
uitgaan als de datum van het uitgaan zelf van de goederen zal
voorkomen.
Indien de aangever in zijn aangiftebericht een e-mailadres
heeft opgegeven waarop hij een PDF-kopie van de aangifte wil ontvangen, wordt een door PLDA gegenereerde PDF-kopie van het
exemplaar 3 naar dit e-mailadres gestuurd.
Een door PLDA gegenereerde pdf kopie van het in
alinea 1vermelde exemplaar 3 kan ook worden gedownload via
PLDA-web.
6.3.2. Alternatief bewijs
Het hulpkantoor van uitvoer kan indien ze het bericht “resultaten bij uitgang” na 90 dagen niet heeft ontvangen, de exporteur of
de aangever verzoeken de datum op te geven, waarop en het douanekantoor vanwaar de goederen het douanegebied hebben verlaten.
Suppl. 1
15
De exporteur of aangever kan 20 dagen na het uitgaan van
de goederen, uit eigen beweging dan wel ingevolge een verzoek als
bedoeld in de vorige paragraaf, het hulpkantoor van uitvoer mededelen, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, met opgave van de datum waarop en het douanekantoor
van uitgang vanwaar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, en hierbij het hulpkantoor van uitvoer
om bevestiging van de uitgang verzoeken.
In dit geval verzoekt het hulpkantoor van uitvoer het douanekantoor van uitgang om toezending van het bericht “resultaten bij
uitgang”.
Als het desbetreffende douanekantoor van uitgang de uitgang
van de goederen niet binnen de 10 dagen bevestigt, deelt het hulpkantoor van uitvoer dit aan de exporteur of aangever mede.
De exporteur of aangever mag vervolgens aan het hulpkantoor van uitvoer het bewijs leveren, waaruit blijkt dat de goederen
het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.
Het bewijs kan met name worden geleverd door middel van
een van de volgende stukken of een combinatie daarvan :
a) een kopie van de pakbon die door de geadresseerde buiten
het douanegebied van de Gemeenschap is ondertekend of gewaarmerkt;
b) het betalingsbewijs, de factuur of de pakbon, ondertekend
of gewaarmerkt door de marktdeelnemer die de goederen buiten het
douanegebied van de Gemeenschap heeft gebracht;
c) een verklaring, ondertekend of gewaarmerkt door de onderneming die de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap heeft gebracht;
Suppl. 1
16
d) een door de douane van een lidstaat of een land buiten het
douanegebied van de Gemeenschap gecertificeerd document dat de
uitgang buiten de Gemeenschap aantoont;
e) de administratie van de marktdeelnemer waaruit de levering van goederen aan oliegasboor- of productieplatformen blijkt.
Als het geleverde bewijs voldoende is en het hulpkantoor van
uitvoer het bewijs heeft aanvaard, bevestigt het hulpkantoor van uitvoer de uitgang aan de exporteur of de aangever. Het hulpkantoor
van uitvoer stelt het opgegeven douanekantoor van uitgang hiervan
in kennis.
6.3.3. Nietigverklaring (annulering) van een uitvoeraangifte
30. Wanneer de aangever of de uitvoerder het kantoor van uitvoer mededeelt dat de voor uitvoer vrijgegeven goederen de EG niet
hebben en niet moeten verlaten, dan annuleert het hulpkantoor van
uitvoer onmiddellijk de uitvoeraangifte en PLDA stelt het voorziene
kantoor van uitgang in kennis van deze nietigverklaring met een
elektronisch bericht “kennisgeving van annulering uitvoer”. De
aangever wordt eveneens van de annulering van de aangifte ten
uitvoer op de hoogte gesteld.
Voortaan is het zo dat als het hulpkantoor van uitvoer
150 dagen na de vrijgave van de goederen voor uitvoer noch het
bericht “resultaten bij uitgang” van het douanekantoor van uitgang
noch het bewijs geleverd door de exporteur of de aangever ontvangen hebben, het hulpkantoor van uitvoer dit kan beschouwen als
informatie dat de goederen het douanegebeid van de Gemeenschap
niet hebben verlaten.
Het hulpkantoor van uitvoer stelt de exporteur of aangever en
het opgegeven douanekantoor van uitgang in kennis van de ongeldigverklaring van de aangifte.
Suppl. 1
17
7. AANGIFTEN TEN UITVOER OP PAPIER
7.1. Gevallen
31. De douaneautoriteiten aanvaarden een aangifte ten uitvoer
op papier indien :
a) het computersysteem van de douane niet werkt;
b) de elektronische applicatie van de indiener van de aangifte
ten uitvoer niet werkt.
32. In deze situaties die hierna uiteengezet worden, heeft één
principe de bovenhand :
PRINCIPE
Indien een uitvoerbeweging begint met een papieren aangifte,
dan moet die eindigen op papier.
Indien een uitvoerbeweging begint met ECS, dan moet deze
eindigen met ECS of op papieren drager, het UGD.
7.2. Procedures
33. Indien ECS niet werkt, wordt het ED gebruikt in combinatie met het document veiligheid (SSD) of kan men gebruik
maken van het enig document uitvoer/veiligheid (ESS). Dit document wordt daarna ter visering aan de douane van het hulpkantoor
(kantoor) van uitgang aangeboden. Na visering door de douane
wordt dit document terug overhandigd aan de vervoerder.
Het SSD document is opgenomen in bijlage 6.
Suppl. 1
18
De toelichting van het SSD document is opgenomen in
bijlage 7.
Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat,
wordt het SSD document aangevuld met een lijst van artikelen (SSLoI) waarvan het model is opgenomen in bijlage 8.
De toelichting van de lijst van artikelen is opgenomen in bijlage 9. Deze lijst maakt integraal deel uit van het SSD document.
Het EES document is opgenomen in bijlage 10.
De toelichting van het ESS document is opgenomen in
bijlage 11.
Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat,
wordt het ESS document aangevuld met een lijst van artikelen waarvan het model is opgenomen in bijlage 12.
De toelichting van de lijst van artikelen (ESSLoI) is opgenomen in bijlage 13. Deze lijst maakt integraal deel uit van het
ESS document.
34. Indien ECS werkt bij vertrek in het hulpkantoor (kantoor)
van uitvoer, maar als bij aankomst van de goederen in het hulpkantoor (kantoor) van uitgang ECS niet werkt, dan wordt een kopie
van het UGD bewaard en wordt het origineel van het UGD, na controle van de uitgang, zonder visering overhandigd aan de aangever
of zijn vertegenwoordiger.
Na het heropstarten van ECS in het hulpkantoor (kantoor) van
uitgang, worden de gegevens van de bewaarde kopie van het UGD
onverwijld in ECS ingevoerd.
35. Opgeheven.
Suppl. 1
19
36. Het volgende schema wordt toegepast indien ECS ofwel
bij vertrek ofwel bij aankomst niet werkt :
Hulpkantoor (kantoor)
van uitvoer
ECS werkt niet
Hulpkantoor (kantoor) van uitgang
Of ECS nu werkt of niet werkt
► Gebruik van papieren ► Gebruikelijke behandeling van de
aangifte
papieren aangifte
ECS werkt
Bij aankomst van de goederen werkt
ECS niet
► Gebruik van ECS
► Behandeling van het UGD vervolgens ingave van de gegevens in
ECS (zie detail § 34)
37 t/m 39. Opgeheven.
8. DIVERSEN EN AANPASSING VAN DE
OMZENDBRIEF NR. D.D. 273.416
40. Er wordt gewezen op het feit dat de bepalingen van
artikel 161, § 5 van het CBW in verband met het verplicht kantoor
van aangifte voor de uitvoer van goederen van toepassing blijven
met dien verstande dat gezien de oprichting van het enig kantoor, het
hulpkantoor ad hoc gezien moet worden in het kader van dit artikel,
voor wat betreft de aanbieding van de goederen.
De omzendbrief van 18 januari 2001, nr. D.D. 224.574
(D.I. 537.02) betreffende uitvoer van goederen - bevoegdheid van de
kantoren is van strikte toepassing en er wordt op gewezen dat de beschikkingen van § 12 van bovengenoemde omzendbrief geval per
geval moeten worden bekeken.
Suppl. 1
20
Hierna volgt een uittreksel uit § 12 van de omzendbrief van
18 januari 2001, nr. D.D. 224.574 (D.I. 537.02) :
Als gerechtvaardigde redenen kunnen onder meer worden aangehaald een gedwongen omweg om het principieel bevoegde douanekantoor te bereiken (d.w.z. het feit dat een principieel bevoegd
douanekantoor zich op een zodanige afstand en in een zodanige
richting ten opzichte van de plaats van de vestiging bevindt, dat
het economisch niet verantwoord zou zijn het in § 1 bedoelde
principe toe te passen en een dringende verzending op het tijdstip
dat het principieel bevoegde douanekantoor gesloten is.
Indien om gerechtvaardigde redenen de uitvoerformaliteiten niet
kunnen worden vervuld op het principieel bevoegde douanekantoor, moet die aangifte worden ingediend op het eerstvolgende
bevoegde douanekantoor, gelegen op of in de nabijheid van de
normale reisweg voor het bereiken van de vooropgestelde bestemming, dat geopend is.
De afwijking moet worden toegestaan door het plaatselijk hoofd
van het kantoor, waar de goederen worden aangeboden. De toestemming wordt verleend door vermelding in vak 44 van de uitvoeraangifte : “Toepassing van § 12 van de omzendbrief
nr. D.D. 224.574”, gewaarmerkt met de kantoorstempel en de
handtekening van het plaatselijk hoofd.
De toegestane afwijking wordt ter kennis gebracht aan de
Gewestelijk directeur over het gebied van het principieel bevoegde
douanekantoor. Die laatste gaat na of geen misbruik is gemaakt
van de afwijking. Hij herinnert de principes van artikel 161 lid 5
van het CBW aan de exporteur en maant hem aan zich hieraan te
houden eventueel door middel van vereenvoudigde uitvoerprocedures.
21
Daaruit volgt dat iedere permanente toelating die zou voorzien dat aangiften op Enig document of het aanbrengen van goederen
in het kader van PLDA op een ander hulpkantoor dan het hulpkantoor bevoegd krachtens de bepalingen van de hogergenoemde
omzendbrief mag plaatsvinden van nul of generlei waarde is.
*
*
*
In de omzendbrief nr. D.D. 273.416 van 1 mei 2007 betreffende de papierloze aangifte inzake douane en accijnzen (PLDA)
(D.I. 530.11) moet in de §§ 158 en 208 als datum van de invoegetreding van ECS 3 september 2007 te worden gelezen i.p.v.
1 juli 2007. Gezien de draagwijdte van het ECS moet § 226 van diezelfde omzendbrief worden opgeheven. De betreffende omzendbrief
zal bij de eerstvolgende bijwerking worden aangepast.
Voor de Administrateur douane en accijnzen :
De Directeur, diensthoofd,
G. CAPIAU
BIJLAGE 1
LIJST VAN DE LETTERWOORDEN
Engels
Nederlands
Export accompanying docu- Uitvoergeleidedocument (UGD)
ment (EAD)
Anticipated
(AER)
Export
record Voorafgaand bericht van uitvoer
(VBU)
Movement Reference Number Identificatienummer voor verzen(MRN)
ding (INV)
Export Notification
Kennisgeving uitvoer
Export Cancellation Notifica- Kennisgeving van annulering uittion
voer
Exit results (ER)
Security and
ment (SSD)
Resultaten bij uitgaan (RU)
safety
docu- Document veiligheid (SSD)
Security and safety list of Lijst van artikelen veiligheid
items (SSLoI)
(SSLoI)
Export/security SAD (ESS)
Ed uitvoer/veiligheid (ESS)
Export/security SAD list of Lijst van artikelen bij het ed uititems (ESSLoI)
voer/veiligheid (ESSLoI)
Suppl. 1
UITVOERGELEIDEDOCUMENT
BIJLAGE 2
NIEUW UITVOERGELEIDEDOCUMENT
BIJLAGE 2 bis
Suppl. 1
BIJLAGE 3
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS
BETREFFENDE HET
UITVOERGELEIDEDOCUMENT
De afgedrukte versie van het uitvoergeleidedocument wordt
gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de uitvoeraangifte,
eventueel gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer, en aangevuld met :
1. Identificatienummer voor verzending (INV)
Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens
het volgende voorbeeld :
Inhoud
Veldtype
Voorbeeld
1
Laatste twee cijfers Numeriek 2
van het jaar van formele aanvaarding van
de
uitvoeraangifte
(YY)
06
2
Code van het land Alfabetisch 2
van uitvoer (ISO alfa 2-code zoals in
bijlage 38 vastgesteld
voor vak 2 van het
Enig document)
PL
3
Unieke code voor de Alfanumeriek 13
uitvoerverrichting per
jaar en land
4
Controlecijfer
Alfanumeriek 1
Veld 1 en 2 : zie uitleg hierboven.
9876AB8890123
5
BIJLAGE 3 (blz. 2)
Veld 3 : code voor de verrichting in het kader van het uitvoercontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt
onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten,
maar elke uitvoer die gedurende één jaar in het betreffende land is
afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het
identificatienummer voor verzending willen opnemen, kunnen de
eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.
Veld 4 : in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een
controlecijfer voor het gehele identificatienummer voor verzending
is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het
gehele identificatienummer voor verzending worden opgespoord.
Het identificatienummer voor verzending wordt ook in de
vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard
“code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. Douanekantoor
Identificatienummer van het kantoor van uitvoer.
Het uitvoergeleidedocument mag niet worden gewijzigd en
aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht, tenzij
deze verordening anders bepaalt.
BIJLAGE 3 bis
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
HET NIEUW UITVOERGELEIDEDOCUMENT
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP (“bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 787, lid 2,
omschreven noodprocedure van toepassing is.
De gegevens in het uitvoergeleidedocument zijn geldig voor
de gehele aangifte en voor één artikel.
De informatie in het uitvoergeleidedocument wordt gebaseerd
op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte ten uitvoer; indien
nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende :
1. VAK MRN (movement reference number)
Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van
artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het
kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt
toegekend.
Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als
volgt zijn samengesteld :
Inhoud
Veldtype
1 Laatste twee cijfers van het Numeriek 2
jaar van formele aanvaarding
van de uitvoeraangifte (YY)
Voorbeeld
06
Suppl. 1
BIJLAGE 3 bis (blz. 2)
Inhoud
Veldtype
Voorbeeld
2 Code van het land van uit- Alfabetisch 2
voer (alpha 2-code zoals in
bijlage 38 vastgesteld voor
vak 2 van het enig document)
PL
3 Unieke code voor de uitvoer- Alfaverrichting per jaar en land
numeriek 13
9876AB8890123
4 Controlecijfer
Alfanumeriek 1
5
Veld 1 en 2 : zie uitleg hierboven.
Veld 3 : code voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt
onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten,
maar elke uitvoer die in de loop van het jaar in het betreffende land
is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale
douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens
gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te
voegen.
Veld 4 : in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een
controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld
kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard “code 128”, tekenset “B” wordt gebruikt.
2. VAK AANG. VEIL. (S00)
Vermeld code S wanneer het uitvoergeleidedocument ook
veiligheidsinformatie bevat.
Suppl. 1
BIJLAGE 3 bis (blz. 3)
Wanneer dit document geen veiligheidsinformatie bevat, blijft
dit vak leeg.
3. VAK DOUANEKANTOOR
Identificatienummer van het kantoor van uitvoer.
4. VAK REFERENTIENUMMER (7)
Vermeld het LRN en/of het UCR.
LRN - lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis.
UCR - uniek referentienummer van de zending als omschreven in bijlage 37, titel II, vak 7.
5. VAK INDIC. ABO (S32)
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
6. DE GEGEVENS IN DE VERSCHILLENDE VAKKEN
OP ARTIKELNIVEAU MOETEN ALS VOLGT WORDEN AFGEDRUKT :
a) Vak Art. nr. (32) - volgnummer van het betrokken artikel;
b) UNDG (44/4) - VN-code gevaarlijke goederen.
Het uitvoergeleidedocument mag niet worden gewijzigd en
aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij
in deze verordening anders is bepaald.
Suppl. 1
LIJST VAN ARTIKELEN
BIJLAGE 4
NIEUWE LIJST VAN ARTIKELEN UITVOER
BIJLAGE 4 bis
Suppl. 1
BIJLAGE 5
TOELICHTING EN IN TE VULLEN GEGEVENS
VOOR DE LIJST VAN ARTIKELEN
Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat,
moet de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden
afgedrukt en aan het uitvoergeleidedocument worden gehecht.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan
worden aangepast.
De gegevens dienen als volgt te worden afgedrukt :
1) Identificatienummer voor verzending als omschreven in
bijlage 45 quater van het CTW.
2) De vakken voor de gegevens betreffende de artikelen
moeten als volgt worden afgedrukt :
a) artikelnummer : volgnummer van het betrokken artikel;
b) de overige vakken worden ingevuld overeenkomstig de
aanwijzingen in bijlage 37 van het CTW, waar nodig gecodeerd.
BIJLAGE 5 bis
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
DE NIEUWE LIJST VAN ARTIKELEN UITVOER
De lijst van artikelen uitvoer bevat de gegevens die specifiek
betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen uitvoer
kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens, die
indien nodig gecodeerd worden, het volgende :
1. Vak MRN - identificatienummer voor verzending (“movement reference number”) als omschreven bijlage 3 bis. Het MRN
moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden
afgedrukt.
2. De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau
moeten als volgt worden afgedrukt :
a) Vak Art. nr. (32) - volgnummer van het betrokken artikel;
b) Vak UNDG (44/4) - VN-code gevaarlijke goederen.
Suppl. 1
DOCUMENT VEILIGHEID (SSD)
BIJLAGE 6
Suppl. 1
BIJLAGE 7
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
HET DOCUMENT VEILIGHEID (SSD)
Het formulier bevat informatie op rubriekniveau en voor één
artikel.
De informatie in het document veiligheid wordt gebaseerd op
de gegevens die zijn vermeld op de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door
de indiener van de summiere aangifte en/of geverifieerd door het
kantoor van binnenkomst respectievelijk uitgang.
Het document veiligheid wordt ingevuld door de indiener van
de summiere aangifte.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende :
1. Vak MRN - identificatienummer voor verzending (“movement reference number”) als omschreven in bijlage 3 of door het
douanekantoor toegekende ad-hocreferenties. Het MRN moet op de
eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt.
2. Douanekantoor
Identificatienummer van het kantoor van binnenkomst/uitgang.
3. Vak Soort aangifte (1)
De codes “IM” of “EX” naargelang het document gegevens
van een summiere aangifte bij binnenkomst dan wel bij uitgang bevat.
4. Vak Referentienummer (7)
Vermeld LRN - lokaal referentienummer als omschreven in
bijlage 37 bis.
Suppl. 1
BIJLAGE 7 (blz. 2)
5. Vak Code 1e pl. aankomst (S11)
Code eerste plaats van aankomst.
6. Vak Dat/tijdst. aank. 1e pl. douanegeb. (S12)
Vermeld datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats
van aankomst in het douanegebied.
7. Vak Code bet. verv.kst. (S29)
Vermeld de code voor de betalingswijze van de vervoerskosten.
8. Vak UNDG (S27) - VN-code gevaarlijke goederen.
9. Vak Indic. ABO (S32)
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
Het document veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in
deze verordening anders is bepaald.
Suppl. 1
LIJST VAN ARTIKELEN VEILIGHEID (SECURITY AND SAFETY LIST OF ITEMS OF SSLoI)
BIJLAGE 8
Suppl. 1
BIJLAGE 9
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
DE LIJST VAN ARTIKELEN VEILIGHEID (SSLoI)
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan niet
worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens in de verschillende vakken het volgende :
Vak Art. nr. (32) - volgnummer van het betrokken artikel;
Vak Code bet. verv.kst (S29) - code voor de betalingswijze
van de vervoerskosten;
Vak UNDG (S27) - VN-code gevaarlijke goederen.
Suppl. 1
ED UITVOER/VEILIGHEID (EXPORT/SECURITY SAD OF ESS)
BIJLAGE 10
Suppl. 1
BIJLAGE 11
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
HET ED UITVOER/VEILIGHEID
(EXPORT/SECURITY SAD OF ESS)
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 787, lid 2,
omschreven noodprocedure van toepassing is.
Het formulier bevat alle informatie die noodzakelijk is in het
geval van gegevens inzake uitvoer en uitgang wanneer gegevens
inzake uitvoer en veiligheid tezamen worden verstrekt. Het formulier
bevat informatie op rubriekniveau en voor één artikel. Het is speciaal
ontworpen om in het kader van het BCP te worden gebruikt.
Het ED uitvoer/veiligheid bestaat uit drie exemplaren :
Exemplaar 1 wordt bewaard door de autoriteiten van de lidstaat waar de formaliteiten bij uitvoer (verzending) of communautair
douanevervoer worden vervuld.
Exemplaar 2 wordt gebruikt voor statistische doeleinden door
de lidstaat van uitvoer.
Exemplaar 3 wordt na visering door de douane teruggezonden
naar de exporteur.
De gegevens in het ED uitvoer/veiligheid zijn geldig voor de
gehele aangifte.
De informatie in het ED uitvoer/veiligheid wordt gebaseerd
op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte ten uitvoer en bij uitgang; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het
volgende :
Suppl. 1
BIJLAGE 11 (blz. 2)
1. Vak MRN (movement reference number).
Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van
artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het
kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt
toegekend.
Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als
volgt zijn samengesteld :
Inhoud
Veldtype
Voorbeeld
1 Laatste twee cijfers van het Numeriek 2
jaar van formele aanvaarding
van de uitvoeraangifte (YY)
06
2 Code van het land van uit- Alfabetisch 2
voer (alpha 2-code zoals in
bijlage 38 vastgesteld voor
vak 2 van het enig document)
PL
3 Unieke code voor de uitvoer- Alfaverrichting per jaar en land
numeriek 13
9876AB8890123
4 Controlecijfer
Alfanumeriek 1
5
Veld 1 en 2 : zie uitleg hierboven.
Veld 3 : code voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt
onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten,
maar elke uitvoer die in de loop van het jaar in het betreffende land
is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale
douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens
gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te
voegen.
Suppl. 1
BIJLAGE 11 (blz. 3)
Veld 4 : in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een
controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld
kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. Vak 7 Referentienummer :
Vermeld het LRN en/of het UCR.
LRN - lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis.
UCR - uniek referentienummer van de zending als omschreven in bijlage 37, titel II, vak 7.
3. Vak Indic. ABO (S32) :
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
Het ED uitvoer/veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in
deze verordening anders is bepaald.
Suppl. 1
LIJST VAN ARTIKELEN BIJ HET ED UITVOER/VEILIGHEID
(EXPORT/SECURITY SAD LIST OF ITEMS OF ESSLoI)
BIJLAGE 12
Suppl. 1
BIJLAGE 13
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE
DE LIJST VAN ARTIKELEN BIJ HET ED
UITVOER/VEILIGHEID
(EXPORT/SECURITY SAD LIST OF ITEMS OF ESSLoI)
De lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid bevat de
gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende :
1. Vak MRN - identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 11. Het MRN
moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden
afgedrukt.
2. De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau
moeten als volgt worden afgedrukt :
- Vak Art. nr. (32) - volgnummer van het betrokken artikel;
- Vak Voorgelegde stukken/Certificaten (44/1) : hier wordt in
voorkomend geval ook het vervoersdocumentnummer vermeld;
- Vak UNDG (44/4) – VN-code gevaarlijke goederen.
Suppl. 1
Download