INFORMATIE Definitie lumbale instabiliteit Panjabi (1992, in O’sullivan 2001) beschreef de instabiliteit van de wervelkolom opnieuw in termen van laxiteit rondom een segment van de wervelkolom in neutrale stand, genaamd 'de neutrale zone'. In eerder onderzoek toonden Panjabi et al. (1989, in O’sullivan 2001) aan dat de neutrale zone bij intersegmentaal letsel en intervertebrale discusdegeneratie groter is geworden en kleiner bij gestimuleerde spierkracht over een bepaald bewegingssegment. De omvang van de neutrale zone wordt gezien als een belangrijke maat van stabiliteit van de wervelkolom. De omvang van dit gebied wordt beïnvloed door de interactie tussen wat Panjabi (1992, in O’sullivan 2001) beschreef als het passieve, het actieve en het neurale sturingssysteem: • het passieve systeem omvat de wervels, de intervertebrale disci, de facetgewrichten en de ligamenten; • het actieve systeem bestaat uit de spieren en pezen die werken op de wervelkolom en deze omgeven; • het neurale systeem omvat de zenuwen en het centrale zenuwstelsel die het actieve systeem aansturen en controleren bij het verschaffen en handhaven van dynamische stabiliteit. Panjabi beschreef instabiliteit van de lumbale wervelkolom, als een gevolg van het falen van de 3 systemen die de neutrale zone, binnen de fysiologische grenzen, zouden moeten waarborgen. Hierbij is overigens geen sprake van ernstige deformiteit, neurologische aandoening of invaliderende pijn. Bergmark (1989, in O’sullivan, 2001) beschreef een soortgelijk systeem, gericht op de musculatuur van de rug. Hij ging uit van twee systemen. Één systeem dat de lumbale wervelkolom stabiliseert en een ander systeem dat met name de beweging van de lumbale wervelkolom uitvoert, respectievelijk het locale en globale systeem. Ook deze systemen moeten nauw met elkaar samen werken. Een gebrek/verlies aan het locale systeem zou kunnen lijden tot andere strategieën; zoals het gebruik van het globale systeem als lokaal systeem, waardoor er met te grote krachten geprobeerd wordt om de lumbale wervelkolom te stabiliseren. Incidentie en prevalentie van aspecifieke lagerugpijn in de huisartsenpraktijk bedragen respectievelijk tussen de 30 en 35 episodes per 1000 geregistreerde patiënten per jaar. Voor fysiotherapeuten is lage-rugpijn een veelvoorkomende verwijsdiagnose: 27% van de patiënten die bij de fysiotherapeut komen heeft lage-rugklachten (Bekkering 2005). Prevalentie instabiliteit: Discus L1-2: 0,01%, Discus L4/5: 50%, Discus L5/S1: 48/49%, Symptomen - ‘Gower’s sign’ - afvlakking lage LWK - verstoord lumbo-pelvisch ritme of flexie patroon - extensie patroon - laterale shift patroon - multidirectioneel patroon - hypertonie erector spinae - stands- en bewegingsdeviaties, haperingen incl. antalgisch bewegingsgedrag - verminderd kwalitatieve houding in stand en zit - verstoorde coördinatie en verminderd krachtuithoudingsvermogen globale en segmentale musculatuur1 MacNab beschouwt het voorkomen van ‘traction spurs’ (minieme osteofytvorming op de randen van het wervellichaam) als een teken van instabiliteit.(Radiologisch)2 1. Nachemson, 1985; Panjabi, 1992; Hodges et al., 1996; Hides et al., 1996; O’Sullivan, 2000; van Dieen et al, 2003 2. MacNab I. Backache. Williams & Wilkins, Baltimore, 1983:119. ONDERZOEK Aantonen segmentale lumbale instabiliteit Doel Middel Aantonen segmentale lumbale Stabilisor15 instabiliteit10,11,12,13,14 Posterior-anterior (PA)16,17 Passive physiological intervertebral movements (PPIVMs) extension18 Passive physiological intervertebral movements (PPIVMs) flexion18 Prone instability test17 Uitkomst/Verwachting Onvermogen 10x10sec local stabilisors aan te spannen onder 20mm hg tot max. 30 mm hg druk15 10. Fritz JM, Erhard RE, Hagen BF. Segmental instability of the lumbar spine. Physical Therapy 1998; 78(8): 889-895 11. Aad van der el. Manuele diagnostiek, wervelkolom; zevende druk 2005: 434 12. Jull GA, Richardson CA, Toppenberg R, Commerford M, Bui B. Towards a measurement of active muscle control for lumbar stabilisation. Australian Journal of Physiotherapy 1993; 39(3): 187-193 13.Richardson CA, Jull GA, Hides JA, Hodges PW. Therapeutic exercise for spinal segmental stabilisation in low back pain, scientific basis and clinical approach. Churchill Livingstone Edinburgh, 1999: 11-19 14. Richardson CA, Jull GA. Muscle control pain control. What exercises would you prescribe? Manuel Therapy 1995; 1:2-10 15. CLINICAL ASSESSMENT OF THE DEEP CERVICAL FLEXOR MUSCLES: THE CRANIOCERVICAL FLEXION TEST, Gwendolen A. Jull, PT, PhD,a Shaun P. O'Leary, PT, PhD,b and Deborah L. Falla, PT, PhDc Jull G, Barrett C, Magee R, Ho P. Further characterisation of muscle dysfunction in cervical headache. Cephalalgia 1999;19: 179-85. 16. Philips DR, Towmey LT. A comparison of manual diagnosis with a diagnosis established by a unilevel lumbar spinal Block procedure. Man Ther. 1996;1(2);82-87 17. Fritz JM, Piva S, Childs J. Accuracy of the clinical examination to predict radiographic instability of the lumbar spine. Eur Spine J. 2005;14(8):743-50 18. Abbott JH, McCane B, Herbison P, Moginie G, Chapple C, Hogarty T. Lumbar segmental instability: a criterion-related validity study of manual therapy assessment. BMC Musculoskelet Disord. 2005;6:56 EBP Instabiliteit testen lumbaal Test Posterior-anterior (PA) (utility score 2, zie bijlage 1) Studie Methodologische gegevens Philips & Twomey (nonverbal - sensitiviteit 50% response combined to identify the - specificiteit 78% painful segment)(13) - LR+ 2.24 - LR- 0.64 Fritz, Piva, & Childs (lack of hypomobility to diagnose radiographic instability) (14) Passive physiological intervertebral movements (PPIVMs) extension - sensitiviteit 46% - specificiteit 81% - LR+ 2.42 - LR- 0.66 - kappa .48 Fritz, Piva & Childs (presence of - sensitiviteit 43% pain to diagnose radiographic - specificiteit 81% instablility) (15) - LR+ 2.26 - LR- 0.70 - kappa .57 Abott et al. ( Extension rotational - sensitiviteit 22% PPIVMs) (16) - specificiteit 97% - LR+ 7.3 (utility score 2, zie bijlage 1) Passive physiological intervertebral movements (PPIVMs) flexion (utility score 2, zie bijlage 1) - LR- 0.80 - sensitiviteit 16% Abott et al. (Extension transitional - specificiteit 98% PPIVMSs) (17) - LR+ 8 - LR- 0.85 Abott et al. (flexion rotational - sensitiviteit 5% PPIVMs) (18) - specificiteit 99% - LR+ 5 - LR- 0.96 Abott et al. (flexion transitional PPIVMs) (19) - sensitiviteit 5% - specificiteit 99% - LR+ 10 - LR- 0.95 Prone instability test Fritz, Piva & Childs (20) - sensitiviteit 61% (utility score 3, zie bijlage 1) - specificiteit 57% - LR+ 1.41 - LR- 0.69 - kappa .69 (13) Philips DR, Twomey LT. A comparison of maual diagnosis with a diagnosis established by a unilevel lumbar spinal Block procedure. Man Ther. 1996;1(2);82-87 (14) Fritz JM, Piva S, Childs J. Accuracy of the clinical examination to predict radiographic instability of the lumbar spine. Eur Spine J. 2005;14(8):743-50 (15) Fritz JM, Piva S, Childs J. Accuracy of the clinical examination to predict radiographic instability of the lumbar spine. Eur Spine J. 2005;14(8):743-50 (16) Abbott JH, McCane B, Herbison P, Moginie G, Chapple C, Hogarty T. Lumbar segmental instability: a criterion-related validity study of manual therapy assessment. BMC Musculoskelet Disord. 2005;6:56 (17) Abbott JH, McCane B, Herbison P, Moginie G, Chapple C, Hogarty T. Lumbar segmental instability: a criterion-related validity study of manual therapy assessment. BMC Musculoskelet Disord. 2005;6:56 (18) Abbott JH, McCane B, Herbison P, Moginie G, Chapple C, Hogarty T. Lumbar segmental instability: a criterion-related validity study of manual therapy assessment. BMC Musculoskelet Disord. 2005;6:56 (19) Abbott JH, McCane B, Herbison P, Moginie G, Chapple C, Hogarty T. Lumbar segmental instability: a criterion-related validity study of manual therapy assessment. BMC Musculoskelet Disord. 2005;6:56 (20) Fritz JM, Piva S, Childs J. Accuracy of the clinical examination to predict radiographic instability of the lumbar spine. Eur Spine J. 2005;14(8):743-50 BEHANDELING