Epstein-Barr Virus (MRQ-47)

advertisement
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Beschikbaarheid Product
Cat. nr.
45206
Beschrijving
IMPATH Epstein-Barr Virus RTU R
(MRQ-47)
Verklaring Van De Symbolen
P
klaar te gebruiken
A
ascites
E
serum
S
supernatant
DOC#
documentnummer
DIS
gedistribueerd door
Beoogd Gebruik
Dit antilichaam is bedoeld voor in-vitro
diagnostisch (IVD) gebruik.
Epstein-Barr Virus antilichaam is bedoeld
voor gebruik door gekwalificeerde laboratoria
om op kwalitatieve wijze door middel van
lichtmicroscopie de aanwezigheid van
bijbehorend antigenen aan te tonen in
coupes van formalinegefixeerde, in paraffine
ingebedde weefselcoupes met behulp van
IHC-testmethoden (IGC: immunohistochemie)
op de ImPath-kleurmachine. De indicatie
voor gebruik van dit antilichaam is, na
klinische differentiële diagnose van ziektes,
als een hulpmiddel bij de identificatie van
met EBV geïnfecteerde weefsels en daarmee
samenhangende tumoren, binnen de context
van een panel antilichamen, de klinische
geschiedenis van de patiënt en andere door
een gekwalificeerde patholoog beoordeelde
diagnostische testen.
Samenvatting En Toelichting
Het antilichaam tegen Anti-Epstein-Barr-virus
heeft het latente EBV-membraaneiwit (LMP1) als doel, dit eiwit fungeert als een oncogen
en bevordert B-celproliferatie door activering
van signaleringsroutes1. EBV veroorzaakt
infectueuze mononucleose en is ook in verband
gebracht met een grote verscheidenheid
aan maligniteiten, waaronder Hodgkin en
non-Hodgkin lymfoom, post-transplantatie
lymfoproliferatieve stoornis, nasofaryngeaal
carcinoom en maagcarcinoom2. EBV is
ook gedetecteerd in alle gevallen van het
endemische burkittlymfoom en in 15-20%
gevallen van sporadisch burkittlymfoom3.
Principes En Procedures
Het genoemde primaire antilichaam kan
worden gebruikt als het primaire antilichaam
voor
immunohistochemische
kleuring
van
formalinegefixeerde,
in
paraffine
ingebedde weefselcoupes. In het algemeen
wordt visualisatie van antigenen door
immunohistochemische kleuring in combinatie
met een streptavidine-biotinedetectiesysteem
mogelijk gemaakt door opeenvolgende
applicatie van een specifiek antilichaam (primair
antilichaam) op het antigeen, een secundair
antilichaam (link-antilichaam) op het primaire
antilichaam, een enzymcomplex en een
chromogeen substraat, met tussenliggende
wasstappen. Een biotinevrij detectiesysteem
kan echter ook worden gebruikt. De
enzymatische activering van het chromogeen
heeft een zichtbaar reactieproduct op de plaats
van het antigeen als gevolg. Het monster kan
dan met een tegenkleuring behandeld worden
en er kan een coverslip aangebracht worden.
De resultaten worden beoordeeld met behulp
van een lichtmicroscoop en dragen bij aan de
differentiële diagnose van pathofysiologische
processen, die al of niet met een bepaald
antigeen kunnen worden geassocieerd.
De voorverdunde producten zijn optimaal
verdund voor gebruik met een grote
verscheidenheid aan detectiekits die door
andere fabrikanten worden aangeboden.
Materialen En Methoden
Zie het productetiket voor partijspecifieke
informatie wat betreft het volgende:
1.
Immunoglobulineconcentratie van
antilichaam
2. Gegevens over herkomst
DIS A.Menarini Diagnostics S.r.l.
Via Sette Santi, 3
50131 Firenze
Italy
DOC# MEN45206000
NL Rev. 0,0
Cell Marque Corporation
6600 Sierra College Blvd
Rocklin
California 95677
USA
EMERGO EUROPE
Molenstraat 15, 2513 BH
The Hague
NL
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Meegeleverde Reagentia
Opslag En Hantering
Voorverdund Het genoemde primaire antilichaamproduct bevat kant-enklaar reagens in een flacon die gemaakt is voor gebruik met de Menarini
ImPath-kleurmachine. De flacon is voorzien van een RFID-tag die door
de kleurmachine wordt uitgelezen om de specifieke product- en partijinformatie te verkrijgen.
Bij 2-8 °C bewaren. Niet invriezen.
Het concentratiebereik van voorverdunde immunoglobuline voor dit
product is 0,01-1 µg/ml.
Op elke fles met antilichaamreagens wordt de uiterste gebruiksdatum
vermeld. Wanneer het reagens op de juiste wijze wordt bewaard, blijft het
stabiel tot de datum die is aangegeven op het etiket. Gebruik het reagens
niet na de uiterste gebruiksdatum die geldt voor de voorgeschreven
opslagmethode.
Om een juiste afgifte van reagens en stabiliteit van het antilichaam te
waarborgen moet na elke run de dop worden teruggeplaatst en moet de
fles onmiddellijk rechtopstaand in de koelkast worden geplaatst.
De antilichamen zijn verdund in Trisbuffer, pH 7,3-7,7, met 1% BSA en
<0,1% natriumazide.
Isotype: IgG1
Omdat er geen duidelijke tekenen zijn waaruit valt op te maken dat het
product instabiel is geworden, moeten er bij een onbekend monster
gelijktijdig positieve en negatieve referenties getest worden. Neem
contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics als er een
vermoeden bestaat van reagensinstabiliteit.
Reconstitutie, Menging, Verdunning, Titratie
Voorverdund antilichaam is gebruiksklaar en geoptimaliseerd voor
kleuring. Reconstitutie, menging, verdunning of titratie is niet nodig.
Monsterafname En Monsterpreparatie Voor Analyse
Door verschillen in weefselbewerking en technische procedures in het
laboratorium kunnen de resultaten aanzienlijk uiteenlopen. Daarom
moeten regelmatig referenties gebruikt worden.
(Zie paragraaf
Kwaliteitsbeheersingsprocedures)
Standaard bewerkte, in neutraal gebufferde formaline gefixeerde, in
paraffine ingebedde weefsels zijn geschikt om te worden gebruikt
met dit primaire antilichaam. Het aanbevolen weefselfixatiemiddel is
10% neutraal gebufferde formaline. Bij langdurige fixatie of bij speciale
bewerkingen zoals decalcificering van beenmergpreparaten kunnen
variabele resultaten voorkomen.
Benodigde, Maar Niet Meegeleverde Materialen En Reagentia
De volgende reagentia en materialen worden niet met het primaire
antilichaam meegeleverd, maar kunt u nodig hebben voor de
kleuringsprocedures:
1. Iedere coupe moet op de juiste dikte (ongeveer 3 µm) worden gesneden
en op een positief geladen objectglaasje worden gelegd. De glaasjes met
de weefselcoupes kunnen gedurende ten minste 2 uur (maar niet langer
dan 24 uur) in een oven worden gedroogd bij 58-60 °C ± 5 °C.
Positief en negatief referentieweefsel
2. Microscoop-objectglaasjes, positief geladen
Waarschuwingen En Voorzorgsmaatregelen
3. Droogoven die de temperatuur op 58-60 °C ± 5 °C kan handhaven
4. Kleurbakjes of -baden
5. Timer
1. Neem de juiste voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met
reagentia. Draag bij het hanteren van mogelijk carcinogene of
toxische stoffen wegwerphandschoenen en een laboratoriumjas
(bijvoorbeeld: xyleen).
6. Xyleen of xyleenvervanger
7. Ethanol of reagensalcohol
8.
Gedeïoniseerd of gedestilleerd water
9.
Elektrische snelkoker voor de voorbehandelingsstap van het weefsel
2. Zorg ervoor dat de reagentia niet met de ogen en slijmvliezen
in aanraking komen. Indien reagentia in aanraking komen met
gevoelige lichaamsdelen, spoel die dan af met veel water.
10. ImPath DAB Detection Kit (cat. no.: 44995)
11. ImPath DAB Super Sensitive Detection Kit (cat. no.: 44994)
3. Patiëntenmateriaal en alle materialen die daarmee in aanraking
komen, moeten worden behandeld als biologisch gevaarlijk materiaal
en moeten met inachtneming van de juiste voorzorgsmaatregelen
als zodanig worden afgevoerd. Pipetteer nooit met de mond.
12. ImPath AP-Red Detection Kit (cat. no.: 44993)
13. ImPath AP-Red Super Sensitive Detection Kit (cat. no.: 44992)
14.Wasoplossingen
15. Hematoxyline of andere tegenkleuring
16. Verdunnende middelen voor antilichaam
4. Vermijd microbiële contaminatie van reagentia;
onderzoeksuitslagen kunnen hiervan het gevolg zijn.
17. Negatief referentiereagens
5.
18. Afdekmedium
6. De voorverdunde, gebruiksklare reagentia zijn in optimale mate
verdund; verdere verdunning kan verlies van antigeenkleuring tot
gevolg hebben.
19.Dekglaasjes
20. Lichtmicroscoop (40 - 400x)
7.
2
MEN Template #0.0
onjuiste
De gebruiker moet de incubatietijden en -temperaturen valideren.
Bij gebruik volgens de aanwijzingen valt dit product niet onder de
categorie gevaarlijke stoffen. Het conserveringsmiddel in het reagens
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Kwaliteitscontroleprocedures
is minder dan 0,1% natriumazide en voldoet niet aan de EU-criteria
uit de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de
autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen
(REACH) voor gevaarlijke stoffen bij de genoemde concentratie.
Positieve Weefselreferentie
Bij elke kleuringsprocedure moet een positieve weefselreferentie
worden getest. Dit weefsel kan zowel positief als negatief kleurende
cellen of weefselcomponenten bevatten en kan als zowel positief als
negatief referentieweefsel dienen. Referentieweefsels moeten verse
monsters zijn, afkomstig van autopsie, biopsie of chirurgie, en moeten
zo snel mogelijk na afname zijn geprepareerd of gefixeerd, op dezelfde
wijze als de te onderzoeken coupes. Gebruik van een weefselcoupe die
anders is gefixeerd of bewerkt dan het onderzoeksmonster, levert een
referentie voor alle reagentia en procedurestappen, behalve voor fixatie
en weefselbewerking.
8. De gebruiker moet opslagcondities die anders zijn dan gespecificeerd
in de bijsluiter valideren.
9.
Het verdunningsmiddel kan bovien serumalbumine bevatten en het
supernatant kan bovien serum bevatten. De producten die foetaal
bovien serum bevatten en de producten die bovien serumalbumine
bevatten, worden gekocht van commerciële leveranciers. Het
Certificaat van oorsprong voor de dierlijke bron die in deze producten
wordt gebruikt, kan men inzien bij Cell Marque. Deze certificaten
geven aan dat de boviene bronnen afkomstig zijn uit landen met een
verwaarloosbaar BSE-risico en vermelden de VS en Canada als de
boviene bron.
Een weefsel met zwak-positieve kleuring is het best geschikt voor
optimale kwaliteitsbeheersing en voor het aantonen van een geringe
afbraak van het reagens. Een positieve referentie voor het genoemde
primaire antilichaam kan zijn:
10. Zoals voor alle producten van biologische herkomst geldt, moeten
de juiste procedures voor behandeling worden nageleefd.
Gebruiksinstructies
Aanbevolen
antilichaam:
kleuringsprotocollen
voor
het
genoemde
Positieve Weefselreferentie
primaire
ImPath HRP Detection Protocol:
Weefsel
Visualisatie
Met EBV geïnfecteerd weefsel
Cytoplasmisch, Membraneus
Bekende positieve weefselreferenties mogen alleen worden gebruikt
voor het controleren van de juiste werking van bewerkte weefsels en
testreagentia, en niet als hulpmiddel voor het stellen van een specifieke
diagnose van patiëntenmateriaal. Als de positieve weefselreferenties
niet de juiste positieve kleuring laten zien, moeten de resultaten met de
testmonsters als ongeldig worden beschouwd.
Impath DAB Detection Kit (cat. no.: 44995)
Protocol Stappen:
1
Reagens terugwinnen: TR1
2
Temperatuur terugwinning: 101°C
3
Tijd antilichaamincubatie (minuten): 30
4
Temperatuur antilichaamincubatie: 37°C
Negatieve Weefselreferentie
ImPath Alkaline Phosphatase Detection Protocol:
ImPath AP-Red Detection Kit (cat. no.: 44993)
Het weefsel dat wordt gebruikt voor een positieve weefselreferentie
kan ook als negatieve weefselreferentie dienen. De uiteenlopende
celtypes die in de meeste weefselcoupes voorkomen, leveren interne
negatieve referentielocaties, maar de gebruiker moet dit wel verifiëren. De
componenten die niet kleuren, geven aan dat er geen specifieke kleuring
is en geven een indicatie van niet-specifieke achtergrondkleuring. Bij
specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten de resultaten
van patiëntmonsters als ongeldig worden beschouwd.
Protocol Stappen:
1
Reagens terugwinnen: TR1
2
Temperatuur terugwinning: 103°C
3
Tijd antilichaamincubatie (minuten): 60
4
Temperatuur antilichaamincubatie: 37°C
Stapsgewijze Procedurebeschrijving
1.
Onverklaarbare Afwijkingen
Volg de gebruiksaanwijzing van het ImPath-instrument om het
reagens klaar te maken voor gebruik met de kleurmachine.
Onverklaarbare afwijkingen in referenties moeten onmiddellijk bij de
klantenservice van A.Menarini Diagnostics worden gemeld. Als de
resultaten van kwaliteitsbewaking niet aan de specificaties voldoen, zijn
de patiëntresultaten ongeldig. Raadpleeg het hoofdstuk ‘Problemen
oplossen’ van deze bijsluiter. Identificeer en corrigeer het probleem en
herhaal vervolgens de gehele procedure met de patiëntmonsters.
2. Laad de glaasjes, het antilichaam en de detectieset volgens de
gebruiksaanwijzing op het ImPath-instrument.
3.
Start de kleuring.
4.
Verwijder, als de kleuring voltooid is, de glaasjes uit het instrument en
spoel ze goed met wasbuffer.
5.
Breng coverslip aan.
Negatieve Reagensreferentie
Voor een juiste beoordeling van de resultaten moet voor elk monster
een negatieve reagensreferentie worden getest. Een negatieve
reagensreferentie wordt in plaats van het primaire antilichaam gebruikt
om het monster op niet-specifieke kleuring te beoordelen. Het glaasje
moet worden behandeld met een negatieve reagensreferentie die
overeenkomt met de gastheersoort van het primaire antilichaam en bij
3
MEN Template #0.0
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Beperkingen
voorkeur met dezelfde IgG-concentratie. De incubatieperiode voor de
negatieve reagensreferentie moet gelijk zijn aan die voor het primaire
antilichaam.
1.
Dit reagens is ‘uitsluitend voor professioneel gebruik’, aangezien
immunohistochemie een diagnostisch proces is dat uit meerdere
stappen bestaat. Voor uitvoering ervan is gespecialiseerde training
vereist in de keuze van de geschikte reagentia en weefsels, fixatie,
bewerking, preparatie van immunohistochemische objectglaasjes en
beoordeling van de kleuringsresultaten.
2.
Uitsluitend bestemd voor gebruik in een laboratorium.
3.
Bestemd voor in-vitrodiagnostiek.
4.
De kwaliteit van de weefselkleuring is afhankelijk van de wijze van
behandeling en bewerking van het weefsel voorafgaand aan de
kleuring. Onjuiste of onvoldoende fixatie, bevriezen, ontdooien,
wassen, drogen, verwarmen, snijden of contaminatie met andere
weefsels of vloeistoffen kunnen de oorzaak zijn van artefacten, het
insluiten van antilichamen of fout-negatieve resultaten. Afwijkende
resultaten kunnen het gevolg zijn van afwijkingen in de wijze waarop
het monster wordt gefixeerd of ingebed of afwijkingen die inherent
zijn aan het weefsel.
5.
Excessieve of onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie
van resultaten in de weg staan.
6.
De klinische interpretatie van elke positieve kleuring of het uitblijven
daarvan, moet worden beoordeeld binnen de context van de klinische
voorgeschiedenis, de morfologie, andere histopathologische criteria
en andere diagnostische testen. Dit antilichaam is voor zover van
toepassing, bedoeld voor toepassing in een panel antilichamen. Het
is de verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde patholoog zich
vertrouwd te maken met de antilichamen, reagentia, diagnostische
panels en methoden voor het verkrijgen van een gekleurd
preparaat. Kleuring moet worden uitgevoerd door een erkend en
gecertificeerd laboratorium en onder toezicht van een patholoog die
verantwoordelijk is voor het beoordelen van de gekleurde glaasjes
en bevestiging dat er sprake is van de juiste positieve en negatieve
referenties.
7.
Er worden kant-en-klare antilichamen en reagentia geleverd in de
optimale verdunning voor gebruik volgens de instructies. Afwijking
van de aanbevolen testprocedures kan de te verwachten resultaten
ongeldig maken. Gebruik geschikte referenties en documenteer
deze. Gebruikers zijn onder alle omstandigheden verantwoordelijk
voor de interpretatie van de patiëntresultaten.
Interpretatie Van De Resultaten
Door de immunokleuringsprocedure slaat een gekleurd reactieproduct
neer op de antigeenlocaties die door het primaire antilichaam worden
gelokaliseerd. Zie voor een overzicht van de te verwachten kleurreacties
de bijsluiter van het toegepaste detectiesysteem. Voordat de resultaten
worden beoordeeld, moet een daartoe bevoegd patholoog met ervaring
in IHC-procedures de positieve en negatieve referenties beoordelen.
Positieve Weefselreferentie
De gekleurde positieve weefselreferentie moet eerst worden
onderzocht om na te gaan of alle reagentia goed functioneren. De
aanwezigheid van een reactieproduct met de juiste kleuring in de
doelcellen wijst op positieve reactiviteit. Zie voor een overzicht
van de te verwachten kleuringsreacties de bijsluiter van het
gebruikte detectiesysteem. Afhankelijk van de incubatieduur en
de sterkte van het gebruikte hematoxyline leidt tegenkleuring tot
een licht- tot donkerblauwe kleuring van celkernen. Excessieve of
onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie van resultaten
in de weg staan. Als de positieve weefselreferentie niet positief
kleurt, moeten de resultaten met de testmonsters als ongeldig
worden beschouwd.
Negatieve Weefselreferentie
De negatieve weefselreferentie moet worden onderzocht na de positieve
weefselreferentie om de specifieke labeling van het doelantigeen door het
primaire antilichaam te verifiëren. Het uitblijven van een specifieke kleuring
in de negatieve weefselreferentie bevestigt dat er geen kruisreactiviteit
van het antilichaam met cellen of celcomponenten is opgetreden. Bij
specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten resultaten
met het patiëntmonster als ongeldig worden beschouwd. Als er een nietspecifieke kleuring aanwezig is, is deze diffuus van aard. In sporadische
gevallen kan ook lichte kleuring van bindweefsel worden waargenomen
in coupes die niet optimaal gefixeerd zijn. Voor de beoordeling van
kleuringsresultaten moeten intacte cellen worden gebruikt. Necrotische of
gedegenereerde cellen laten een niet-specifieke kleuring zien.
8. Er worden geconcentreerde producten geleverd zodat de
gebruiker vervolgens naar behoefte en conform de passende
validatietechnieken een optimale verdunning kan aanmaken. De
gebruiker moet het gebruik van andere verdunningsmiddelen dan
hierin aanbevolen, valideren. Als het primaire antilichaam gevalideerd
is als zijnde geschikt, kunnen afwijkingen van de aanbevolen
testprocedures kan de te verwachten resultaten ongeldig maken.
Gebruik geschikte referenties en documenteer deze. Gebruikers zijn
onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de interpretatie
van de patiëntresultaten.
Patiëntweefsel
Patiëntmonsters moeten als laatste worden onderzocht. Positieve
kleuringsintensiteit moet binnen de context van een eventuele
achtergrondkleuring van de negatieve reagentiareferentie worden
beoordeeld. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent
een negatief resultaat dat het betreffende antigeen niet is gedetecteerd,
maar niet dat het antigeen niet voorkomt in de geteste cellen of het
geteste weefsel. Maak, indien nodig, gebruik van een panel met diverse
antistoffen om fout-negatieve reacties te herkennen (zie paragraaf
Samenvatting van te verwachten resultaten). Elk weefselmonster moet
ook op morfologische kenmerken worden onderzocht, waarbij een met
hematoxyline-eosine gekleurde coupe wordt gebruikt voor de beoordeling
van het immunohistochemische resultaat. De morfologische bevindingen
voor de patiënt en diens relevante klinische gegevens moeten door een
gekwalificeerde patholoog worden beoordeeld.
9.
4
MEN Template #0.0
Dit product is niet bestemd voor toepassing bij flowcytometrie.
10. Reagentia kunnen onverwachte reacties vertonen bij niet eerder
onderzocht weefsel. De mogelijkheid van onverwachte reacties
kan, ook bij reeds onderzochte weefselgroepen, niet geheel
worden uitgesloten vanwege de biologische veranderlijkheid van
antigeenexpressie in neoplasmata of andere pathologische weefsels.
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics
in geval van vermoede, gedocumenteerde onverwachte reacties.
Normaal Onderzoek (vervolgd)
11. Weefsels die afkomstig zijn van personen besmet met het
hepatitis-B-virus en die hepatitis-B-oppervlakteantigeen (HBsAg)
bevatten, kunnen een niet-specifieke kleuring vertonen met
mierikswortelperoxidase.
Weefsel
Totaal
Positieve Gevallen
Gevallen Getest Opmerkingen
Long
0
1
Hart
0
1
Slokdarm
0
1
Maag
0
1
Dunne darm
0
1
13. Fout-positieve resultaten kunnen voorkomen vanwege nietimmunologische binding van eiwitten of substraatreactieproducten.
Ook kunnen zij worden veroorzaakt door pseudoperoxidaseactiviteit (erytrocyten), endogene peroxidase-activiteit (cytochroom
C) of endogeen biotine (voorbeelden: lever, hersenen, borst, nier)
afhankelijk van het gebruikte type immunokleuring.
Colon
0
1
Lever
0
1
Speekselklier
0
1
Galblaas
0
1
Nier
0
1
Blaas
0
1
14. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent een
negatief resultaat dat het antigeen niet is gedetecteerd, niet dat het
antigeen niet in de geteste cellen of het geteste weefsel voorkomt.
Prostaat
0
1
Uterus
0
1
Eileider
0
1
Ureter
0
1
Baarmoederhals
0
1
Skeletspier
0
1
Gladde spier
0
1
Huid
0
1
Perifere zenuw
0
1
Mesotheel
0
1
Vet
0
1
Placenta
0
1
12. Wanneer normale sera van dezelfde dierlijke bron als de secundaire
antisera worden gebruikt in blokkeringsstappen, kan dit tot
fout-negatieve of fout-positieve resultaten leiden vanwege de
aanwezigheid van autoantilichamen of natuurlijke antilichamen.
Specifieke Beperkingen
1.
De voorverdunde antilichaamproducten zijn geoptimaliseerd als
een gebruiksklaar product. Vanwege variaties in weefselfixatie en
-bewerking kan het nodig zijn de incubatietijd met het primaire
antilichaam bij bepaalde individuele monsters te verlengen of te
bekorten.
2. Het antilichaam, gebruikt in combinatie met detectiesystemen
en toebehoren, detecteert antigeen/antigenen dat/die standaard
formalinefixatie, weefselbewerking en snijden heeft/hebben
overleefd. Gebruikers die van de aanbevolen onderzoeksprocedures
afwijken, blijven net als onder alle omstandigheden, aansprakelijk
voor de interpretatie en validatie van patiëntenresultaten.
Onderzoek Aangedaan Weefsel
Samenvatting Van De Verwachte Resultaten
Weefsel
Zie de volgende tabel voor reactiviteit:
Normaal Onderzoek
Weefsel
Totaal
Positieve Gevallen
Gevallen Getest Opmerkingen
Hersenen
0
1
Bijnierschors
0
1
Eierstok
0
1
Alvleesklier
0
1
Bijschildklier
0
1
Hypofyse
0
1
Testis
0
1
Schildklier
0
1
Borst
0
1
Milt
0
1
Tonsil
0
1
Thymus
0
1
Beenmerg
0
1
5
MEN Template #0.0
Totaal
Positieve Gevallen
Gevallen Getest Opmerkingen
Met EBV geïnfecteerd weefsel
6
6
Hodgkinlymfoom
3
8
Folliculair lymfoom
0
2
Diffuus grote-B- cellymfoom
0
2
Burkitt-lymfoom
0
2
Met CMV geïnfecteerd weefsel
0
1
Met adenovirus geïnfecteerd
weefsel
0
1
Met SV-40 geïnfecteerd
weefsel
0
1
Met HHV8 geïnfecteerd
weefsel
0
1
Met hepatitis B geïnfecteerd
weefsel
0
1
Met P. carini geïnfecteerd
weefsel
0
1
Met Parvovirus B19
geïnfecteerd weefsel
0
1
Epstein-Barr Virus (MRQ-47)
Rabbit Monoclonal Antibody
Onderzoek Aangedaan Weefsel (vervolgd)
Weefsel
Totaal
Positieve Gevallen
Gevallen Getest Opmerkingen
Met varicella-zostervirus
geïnfecteerd weefsel
0
1
Problemen Oplossen
1.
Als de positieve referentie een zwakkere kleuring vertoont dan
voorzien, moeten andere positieve referenties uit dezelfde run
worden gecontroleerd om te bepalen of dit aan het primaire
antilichaam of aan een van de gebruikte secundaire reagentia ligt.
2.
Als de positieve referentie negatief uitvalt, moeten andere positieve
referenties uit dezelfde run worden gecontroleerd om te bepalen
of dit aan het primaire antilichaam of aan een van de gebruikte
secundaire reagentia ligt. Het kan zijn dat weefsels niet op de juiste
wijze zijn afgenomen, gefixeerd of gedeparaffineerd. De juiste
procedure moet worden gevolgd voor het afnemen, bewaren en
fixeren van monsters.
3.
Bij overmatige achtergrondkleuring is mogelijk het gehalte endogeen
biotine hoog. Er moet een biotineblokkerende stap worden
uitgevoerd, tenzij er een biotinevrij detectiesysteem wordt gebruikt,
in welk geval eventueel aanwezig biotine niet van invloed is op de
achtergrondkleuring.
4.
Als niet alle paraffine is verwijderd, moet de deparaffinering worden
herhaald.
5. Als weefselcoupes van het objectglaasje afspoelen, moet worden
gecontroleerd of de objectglaasjes positief geladen zijn. Andere
mogelijkheden die een nadelig effect zouden kunnen hebben op
weefseladhesie zijn het onvoldoende drogen van de weefselcoupe
op het glaasje vóór het kleuren, of het fixeren in formaline dat
onvoldoende neutraal gebufferd was. Ook de weefseldikte kan
meespelen.
Raadpleeg de paragraaf Stapsgewijze procedure voor corrigerende
handelingen of neem contact op met de klantenservice van A.Menarini
Diagnostics.
Literatuurverwijzingen
1
2
3
Margaret L, et al., Laboratory assays for Epstein-Barr Virus-Related
Disease. J. Mol Diag. 2008, 10 (4):279-291.
Vinay Kumar, et al., Robbins Basic Pathology.8th edition 212213;458- 459, 2007.
Antonino Carbone, et al., EBV-Associated Lymphoproliferative
Disorders: Classification and Treatment. The Oncologist. 2008;
13:577- 585.
6
MEN Template #0.0
Download