Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody Beschikbaarheid Product Cat. nr. 45626 45627 45641 Beschrijving OLIG2 0,1 M (211F1.1) OLIG2 1 M (211F1.1) OLIG2 RTU M (211F1.1) Verklaring Van De Symbolen P klaar te gebruiken C concentraat A ascites E serum S supernatant DIL verdunningsbereik concentraat DOC# documentnummer DIS gedistribueerd door Beoogd Gebruik Dit antilichaam is bedoeld voor in-vitro diagnostisch (IVD) gebruik. Olig2 antilichaam is bedoeld voor gebruik door gekwalificeerde laboratoria om op kwalitatieve wijze door middel van lichtmicroscopie de aanwezigheid van bijbehorende antigenen aan te tonen in coupes van formalinegefixeerde, in paraffine ingebedde weefselcoupes met behulp van IHC (immunohistochemie)testmethodes. Het gebruik van dit antilichaam is aangewezen, volgend op een klinische differentiatiediagnose, als hulpmiddel bij de identificatie van gliomen binnen de context van het antilichaamspectrum, de klinische geschiedenis van de patiënt en andere diagnostische tests die door een gekwalificeerde patholoog zijn beoordeeld. Samenvatting En Toelichting Olig2, een basis helix-loophelixtranscriptiefactor, is betrokken in oligodendrogliale specificatie. Gevallen van een expressie van Olig2 doen zich voor in de meeste gliale gezwellen, zoals oligodendrogliomen en astroctomen1-2. Ondanks dat meer dan de helft van glioblastomen positief zijn voor Olig2, is de expressie zeer zwak in termen van percentage gemarkeerde cellen en intensiteit. Er is geen expressie van Olig2 gevonden in niet-gliale gezwellen zoals neuropitheliale gezwellen, ependymomen, sebependymomen, medullablastomen en nonneuropitheliale gezwellen, zoals CNSlymfomen, meningiomen, schwannomen, atypische tertoide/rhaboide gezwellen en haemangioblastomen1-2. Vergeleken met de sterke bevlekking die te zien is in glioomstalen is er een zwakke expressie waarneembaar in non-tumoraal hersenweefsel (gliosis). Om de cellulaire subtypes te kunnen karakteriseren die astrocytomen, oligoastrocytomen en oligodendrogliomen omvatten, is een dubbele labeling uitgevoerd met Olig2 en GFAP die twee zuiver fenotypische gezwelpopulaties aan het licht bracht. De eerste is Olig2+/GFAP, die een oligodendrogliale morfologie heeft die overeenkomt met de pure oligodendrogliomen die enkel oligodendrogliale cellen bevatten, de tweede is Olig2-/GFAP+, die een astrocytisch fenotype heeft, die onder meer (maar niet enkel) oligoastrocytomen bevat, maar ook WHOastrocytomen. Afhankelijk van de proportie en ruimteclustering van de fenotypische zuivere gezwelpopulaties, is het gezwel (Olig-/GFAP+) geclassificeerd als een astrocytoom wanneer beide populaties met elkaar verstrengeld zijn waarbij er een dominantie is van de GFAP+cellen of als een alogastrocytoom wanneer er een bepaalde graad van ruimteclustering is van de GFAP+-cellen. Principes En Procedures Het genoemde primaire antilichaam kan worden gebruikt als het primaire antilichaam voor immunohistochemische kleuring van formalinegefixeerde, in paraffine ingebedde weefselcoupes. In het algemeen wordt visualisatie van antigenen door immunohistochemische kleuring in combinatie met een streptavidine-biotinedetectiesysteem mogelijk gemaakt door opeenvolgende applicatie van een specifiek antilichaam (primair antilichaam) op het antigeen, een secundair antilichaam (link-antilichaam) op het primaire antilichaam, een enzymcomplex en een chromogeen substraat, met tussenliggende wasstappen. Een biotinevrij detectiesysteem DIS A.Menarini Diagnostics S.r.l. Via Sette Santi, 3 50131 Firenze Italy DOC# MEN38721000 NL Rev. 0,0 Cell Marque Corporation 6600 Sierra College Blvd Rocklin California 95677 USA EMERGO EUROPE Molenstraat 15, 2513 BH The Hague NL Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody kan echter ook worden gebruikt. De enzymatische activering van het chromogeen heeft een zichtbaar reactieproduct op de plaats van het antigeen als gevolg. Het monster kan dan met een tegenkleuring behandeld worden en er kan een coverslip aangebracht worden. De resultaten worden beoordeeld met behulp van een lichtmicroscoop en dragen bij aan de differentiële diagnose van pathofysiologische processen, die al of niet met een bepaald antigeen kunnen worden geassocieerd. Benodigde, Maar Niet Meegeleverde Materialen En Reagentia De volgende reagentia en materialen worden niet met het primaire antilichaam meegeleverd, maar kunt u nodig hebben voor de kleuringsprocedures: 1. Positief en negatief referentieweefsel 2. Microscoop-objectglaasjes, positief geladen De voorverdunde producten zijn optimaal verdund voor gebruik met een grote verscheidenheid aan detectiekits die door andere fabrikanten worden aangeboden. 3. Droogoven die de temperatuur op 58-60 °C ± 5 °C kan handhaven 4. Kleurbakjes of -baden 5. Timer Materialen En Methoden 6. Xyleen of xyleenvervanger 7. Ethanol of reagensalcohol Zie het productetiket voor partijspecifieke informatie wat betreft het volgende: 8. Gedeïoniseerd of gedestilleerd water 9. Elektrische snelkoker voor de voorbehandelingsstap van het weefsel 1. 10. Detectiesysteem en chromogeen Immunoglobulineconcentratie van antilichaam 2. Gegevens over herkomst 11.Wasoplossingen 12. Hematoxyline of andere tegenkleuring Meegeleverde Reagentia 13. Verdunnende middelen voor antilichaam 14. Peroxideblokkeringsmiddel voor gebruik met HRP Voorverdund Het genoemde primaire antilichaamproduct bevat het kanten-klare reagens. 15.Avidine-biotineblokkeringsmiddel 16. Negatief referentiereagens Het concentratiebereik van voorverdunde immunoglobuline voor dit product is ,01-1,0 µg/ml. 17. Afdekmedium Geconcentreerd Het genoemde primaire antilichaamproduct bevat geconcentreerd reagens. 19. Lichtmicroscoop (40 - 400x) 18.Dekglaasjes Opslag En Hantering Zowel de voorverdunde als de geconcentreerde vormen van het antilichaam zijn verdund in Trisbuffer, pH 7,3-7,7, met 1% BSA en <0,1% natriumazide. Bij 2-8 °C bewaren. Niet invriezen. Om een juiste afgifte van reagens en stabiliteit van het antilichaam te waarborgen moet na elke run de dop worden teruggeplaatst en moet de fles onmiddellijk rechtopstaand in de koelkast worden geplaatst. Het concentratiebereik van voorverdund immuno-globulineconcentraat voor dit product is 5-20 µg/ml. Op elke fles met antilichaamreagens wordt de uiterste gebruiksdatum vermeld. Wanneer het reagens op de juiste wijze wordt bewaard, blijft het stabiel tot de datum die is aangegeven op het etiket. Gebruik het reagens niet na de uiterste gebruiksdatum die geldt voor de voorgeschreven opslagmethode. Het aanbevolen werkende verdunningsbereik voor het concentraatproduct is 1:25-1:100 en kan op het productetiket worden gevonden. Isotype: IgG2a/k Reconstitutie, Menging, Verdunning, Titratie Omdat er geen duidelijke tekenen zijn waaruit valt op te maken dat het product instabiel is geworden, moeten er bij een onbekend monster gelijktijdig positieve en negatieve referenties getest worden. Neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics als er een vermoeden bestaat van reagensinstabiliteit. Voorverdund antilichaam is gebruiksklaar en geoptimaliseerd voor kleuring. Reconstitutie, menging, verdunning of titratie is niet nodig. Het geconcentreerde antilichaam is geoptimaliseerd om verdund te worden tot binnen het concentratiebereik. De gebruiker moet de uiteindelijke verdunning van het geconcentreerde product valideren. Door verschillen in weefselbewerking en technische procedures in het laboratorium kunnen de resultaten aanzienlijk uiteenlopen. Daarom moeten regelmatig referenties gebruikt worden. (Zie paragraaf Kwaliteitsbeheersingsprocedures) Monsterafname En Monsterpreparatie Voor Analyse Standaard bewerkte, in neutraal gebufferde formaline gefixeerde, in paraffine ingebedde weefsels zijn geschikt om te worden gebruikt met dit primaire antilichaam. Het aanbevolen weefselfixatiemiddel is 10% neutraal gebufferde formaline. Bij langdurige fixatie of bij speciale bewerkingen zoals decalcificering van beenmergpreparaten kunnen variabele resultaten voorkomen. 2 MEN Template #0.2 Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody Iedere coupe moet op de juiste dikte (ongeveer 3 µm) worden gesneden en op een positief geladen objectglaasje worden gelegd. De glaasjes met de weefselcoupes kunnen gedurende ten minste 2 uur (maar niet langer dan 24 uur) in een oven worden gedroogd bij 58-60 °C ± 5 °C. 1. Deparaffineren, opnieuw hydrateren en epitoopherstel; de bij voorkeur gebruikte methode is het gebruik van warmte-geïnduceerd epitoophersteltechnieken (HIER). Met de voorkeursmethode kan deparaffineren, opnieuw hydrateren en epitoopherstel gelijktijdig uitgevoerd worden. Na voltooiing 5 maal spoelen met gedestilleerd of gedeïoniseerd water. Waarschuwingen En Voorzorgsmaatregelen 2. 1. Neem de juiste voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met reagentia. Draag bij het hanteren van mogelijk carcinogene of toxische stoffen wegwerphandschoenen en een laboratoriumjas (bijvoorbeeld: xyleen). 3. Het antilichaam aanbrengen minutenincuberen; spoelen. 3. Patiëntenmateriaal en alle materialen die daarmee in aanraking komen, moeten worden behandeld als biologisch gevaarlijk materiaal en moeten met inachtneming van de juiste voorzorgsmaatregelen als zodanig worden afgevoerd. Pipetteer nooit met de mond. 5. onjuiste 10 - 30 5. Het detectiereagens aanbrengen gedurende het door de fabrikant aanbevolen aantal minuten, spoelen. 6. Ruime hoeveelheid chromogeen aanbrengen en gedurende 1 - 10 minuten incuberen; spoelen. 7. Dehydrateren en coverslip aanbrengen. Positieve Weefselreferentie Bij elke kleuringsprocedure moet een positieve weefselreferentie worden getest. Dit weefsel kan zowel positief als negatief kleurende cellen of weefselcomponenten bevatten en kan als zowel positief als negatief referentieweefsel dienen. Referentieweefsels moeten verse monsters zijn, afkomstig van autopsie, biopsie of chirurgie, en moeten zo snel mogelijk na afname zijn geprepareerd of gefixeerd, op dezelfde wijze als de te onderzoeken coupes. Gebruik van een weefselcoupe die anders is gefixeerd of bewerkt dan het onderzoeksmonster, levert een referentie voor alle reagentia en procedurestappen, behalve voor fixatie en weefselbewerking. De geconcentreerde reagentia kunnen optimaal verdund worden op basis van validaties door de gebruiker. Elk niet specifiek aanbevolen verdunningsmiddel moet eveneens door de gebruiker worden gevalideerd, zowel voor de geschiktheid voor gebruik als voor het effect op de stabiliteit. 8. Bij gebruik volgens de aanwijzingen valt dit product niet onder de categorie gevaarlijke stoffen. Het conserveringsmiddel in het reagens is minder dan 0,1% natriumazide en voldoet niet aan de EU-criteria uit de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) voor gevaarlijke stoffen bij de genoemde concentratie. Een weefsel met zwak-positieve kleuring is het best geschikt voor optimale kwaliteitsbeheersing en voor het aantonen van een geringe afbraak van het reagens. Een positieve referentie voor het genoemde primaire antilichaam kan zijn: 9. De gebruiker moet opslagcondities die anders zijn dan gespecificeerd in de bijsluiter valideren. 10. Het verdunningsmiddel kan bovien serumalbumine bevatten en het supernatant kan bovien serum bevatten. De producten die foetaal bovien serum bevatten en de producten die bovien serumalbumine bevatten, worden gekocht van commerciële leveranciers. Het Certificaat van oorsprong voor de dierlijke bron die in deze producten wordt gebruikt, kan men inzien bij Cell Marque. Deze certificaten geven aan dat de boviene bronnen afkomstig zijn uit landen met een verwaarloosbaar BSE-risico en vermelden de VS en Canada als de boviene bron. Positieve Weefselreferentie Weefsel Visualisatie Astrocytoom Nucleair Bekende positieve weefselreferenties mogen alleen worden gebruikt voor het controleren van de juiste werking van bewerkte weefsels en testreagentia, en niet als hulpmiddel voor het stellen van een specifieke diagnose van patiëntenmateriaal. Als de positieve weefselreferenties niet de juiste positieve kleuring laten zien, moeten de resultaten met de testmonsters als ongeldig worden beschouwd. 11. Zoals voor alle producten van biologische herkomst geldt, moeten de juiste procedures voor behandeling worden nageleefd. Gebruiksinstructies Negatieve Weefselreferentie Het weefsel dat wordt gebruikt voor een positieve weefselreferentie kan ook als negatieve weefselreferentie dienen. De uiteenlopende celtypes die in de meeste weefselcoupes voorkomen, leveren interne negatieve referentielocaties, maar de gebruiker moet dit wel verifiëren. De componenten die niet kleuren, geven aan dat er geen specifieke kleuring Stapsgewijze Procedurebeschrijving Aanbevolen kleuringsprotocollen voor het genoemde primaire antilichaam: Handmatige Kleuring 3 MEN Template #0.2 gedurende Kwaliteitscontroleprocedures De gebruiker moet de incubatietijden en -temperaturen valideren. 6. De voorverdunde, gebruiksklare reagentia zijn in optimale mate verdund; verdere verdunning kan verlies van antigeenkleuring tot gevolg hebben. 7. en 4. Voor een 2-staps polymeerdetectiesysteem brengt u het amplificatiemiddel aan volgens de aanwijzingen van de fabrikant 2. Zorg ervoor dat de reagentia niet met de ogen en slijmvliezen in aanraking komen. Indien reagentia in aanraking komen met gevoelige lichaamsdelen, spoel die dan af met veel water. 4. Vermijd microbiële contaminatie van reagentia; onderzoeksuitslagen kunnen hiervan het gevolg zijn. Bij gebruik van een HRP-detectiesysteem de glaasjes gedurende 10 minuten in een peroxideblok plaatsen; spoelen. Bij gebruik van een AP-detectiesysteem deze stap overslaan. Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody is en geven een indicatie van niet-specifieke achtergrondkleuring. Bij specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten de resultaten van patiëntmonsters als ongeldig worden beschouwd. gevallen kan ook lichte kleuring van bindweefsel worden waargenomen in coupes die niet optimaal gefixeerd zijn. Voor de beoordeling van kleuringsresultaten moeten intacte cellen worden gebruikt. Necrotische of gedegenereerde cellen laten een niet-specifieke kleuring zien. Onverklaarbare Afwijkingen Patiëntweefsel Onverklaarbare afwijkingen in referenties moeten onmiddellijk bij de klantenservice van A.Menarini Diagnostics worden gemeld. Als de resultaten van kwaliteitsbewaking niet aan de specificaties voldoen, zijn de patiëntresultaten ongeldig. Raadpleeg het hoofdstuk ‘Problemen oplossen’ van deze bijsluiter. Identificeer en corrigeer het probleem en herhaal vervolgens de gehele procedure met de patiëntmonsters. Patiëntmonsters moeten als laatste worden onderzocht. Positieve kleuringsintensiteit moet binnen de context van een eventuele achtergrondkleuring van de negatieve reagentiareferentie worden beoordeeld. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent een negatief resultaat dat het betreffende antigeen niet is gedetecteerd, maar niet dat het antigeen niet voorkomt in de geteste cellen of het geteste weefsel. Maak, indien nodig, gebruik van een panel met diverse antistoffen om fout-negatieve reacties te herkennen (zie paragraaf Samenvatting van te verwachten resultaten). Elk weefselmonster moet ook op morfologische kenmerken worden onderzocht, waarbij een met hematoxyline-eosine gekleurde coupe wordt gebruikt voor de beoordeling van het immunohistochemische resultaat. De morfologische bevindingen voor de patiënt en diens relevante klinische gegevens moeten door een gekwalificeerde patholoog worden beoordeeld. Negatieve Reagensreferentie Voor een juiste beoordeling van de resultaten moet voor elk monster een negatieve reagensreferentie worden getest. Een negatieve reagensreferentie wordt in plaats van het primaire antilichaam gebruikt om het monster op niet-specifieke kleuring te beoordelen. Het glaasje moet worden behandeld met een negatieve reagensreferentie die overeenkomt met de gastheersoort van het primaire antilichaam en bij voorkeur met dezelfde IgG-concentratie. De incubatieperiode voor de negatieve reagensreferentie moet gelijk zijn aan die voor het primaire antilichaam. Beperkingen Interpretatie Van De Resultaten Door de immunokleuringsprocedure slaat een gekleurd reactieproduct neer op de antigeenlocaties die door het primaire antilichaam worden gelokaliseerd. Zie voor een overzicht van de te verwachten kleurreacties de bijsluiter van het toegepaste detectiesysteem. Voordat de resultaten worden beoordeeld, moet een daartoe bevoegd patholoog met ervaring in IHC-procedures de positieve en negatieve referenties beoordelen. 1. Dit reagens is ‘uitsluitend voor professioneel gebruik’, aangezien immunohistochemie een diagnostisch proces is dat uit meerdere stappen bestaat. Voor uitvoering ervan is gespecialiseerde training vereist in de keuze van de geschikte reagentia en weefsels, fixatie, bewerking, preparatie van immunohistochemische objectglaasjes en beoordeling van de kleuringsresultaten. 2. Uitsluitend bestemd voor gebruik in een laboratorium. 3. Bestemd voor in-vitrodiagnostiek. 4. De kwaliteit van de weefselkleuring is afhankelijk van de wijze van behandeling en bewerking van het weefsel voorafgaand aan de kleuring. Onjuiste of onvoldoende fixatie, bevriezen, ontdooien, wassen, drogen, verwarmen, snijden of contaminatie met andere weefsels of vloeistoffen kunnen de oorzaak zijn van artefacten, het insluiten van antilichamen of fout-negatieve resultaten. Afwijkende resultaten kunnen het gevolg zijn van afwijkingen in de wijze waarop het monster wordt gefixeerd of ingebed of afwijkingen die inherent zijn aan het weefsel. 5. Excessieve of onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie van resultaten in de weg staan. 6. De klinische interpretatie van elke positieve kleuring of het uitblijven daarvan, moet worden beoordeeld binnen de context van de klinische voorgeschiedenis, de morfologie, andere histopathologische criteria en andere diagnostische testen. Dit antilichaam is voor zover van toepassing, bedoeld voor toepassing in een panel antilichamen. Het is de verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde patholoog zich vertrouwd te maken met de antilichamen, reagentia, diagnostische panels en methoden voor het verkrijgen van een gekleurd preparaat. Kleuring moet worden uitgevoerd door een erkend en gecertificeerd laboratorium en onder toezicht van een patholoog die verantwoordelijk is voor het beoordelen van de gekleurde glaasjes en bevestiging dat er sprake is van de juiste positieve en negatieve referenties. Positieve Weefselreferentie De gekleurde positieve weefselreferentie moet eerst worden onderzocht om na te gaan of alle reagentia goed functioneren. De aanwezigheid van een reactieproduct met de juiste kleuring in de doelcellen wijst op positieve reactiviteit. Zie voor een overzicht van de te verwachten kleuringsreacties de bijsluiter van het gebruikte detectiesysteem. Afhankelijk van de incubatieduur en de sterkte van het gebruikte hematoxyline leidt tegenkleuring tot een licht- tot donkerblauwe kleuring van celkernen. Excessieve of onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie van resultaten in de weg staan. Als de positieve weefselreferentie niet positief kleurt, moeten de resultaten met de testmonsters als ongeldig worden beschouwd. Negatieve Weefselreferentie De negatieve weefselreferentie moet worden onderzocht na de positieve weefselreferentie om de specifieke labeling van het doelantigeen door het primaire antilichaam te verifiëren. Het uitblijven van een specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie bevestigt dat er geen kruisreactiviteit van het antilichaam met cellen of celcomponenten is opgetreden. Bij specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten resultaten met het patiëntmonster als ongeldig worden beschouwd. Als er een nietspecifieke kleuring aanwezig is, is deze diffuus van aard. In sporadische 4 MEN Template #0.2 Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody 7. Er worden kant-en-klare antilichamen en reagentia geleverd in de optimale verdunning voor gebruik volgens de instructies. Afwijking van de aanbevolen testprocedures kan de te verwachten resultaten ongeldig maken. Gebruik geschikte referenties en documenteer deze. Gebruikers zijn onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de interpretatie van de patiëntresultaten. Samenvatting Van De Verwachte Resultaten Zie de volgende tabel voor reactiviteit: Normaal Onderzoek 8. Er worden geconcentreerde producten geleverd zodat de gebruiker vervolgens naar behoefte en conform de passende validatietechnieken een optimale verdunning kan aanmaken. De gebruiker moet het gebruik van andere verdunningsmiddelen dan hierin aanbevolen, valideren. Als het primaire antilichaam gevalideerd is als zijnde geschikt, kunnen afwijkingen van de aanbevolen testprocedures kan de te verwachten resultaten ongeldig maken. Gebruik geschikte referenties en documenteer deze. Gebruikers zijn onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de interpretatie van de patiëntresultaten. Weefsel Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen Hersenen 1 1 Bijnierschors 0 1 Eierstok 0 1 Alvleesklier 0 1 Bijschildklier 0 1 Hypofyse 0 1 Testis 0 1 Schildklier 0 1 Borst 0 2 Milt 0 1 Tonsil 0 1 Thymus 0 1 Beenmerg 0 1 Long 0 2 Hart 0 1 Slokdarm 0 1 Maag 0 1 Dunne darm 0 1 12. Wanneer normale sera van dezelfde dierlijke bron als de secundaire antisera worden gebruikt in blokkeringsstappen, kan dit tot fout-negatieve of fout-positieve resultaten leiden vanwege de aanwezigheid van autoantilichamen of natuurlijke antilichamen. Colon 0 1 Lever 0 1 Speekselklier 0 1 Galblaas 0 1 13. Fout-positieve resultaten kunnen voorkomen vanwege nietimmunologische binding van eiwitten of substraatreactieproducten. Ook kunnen zij worden veroorzaakt door pseudoperoxidaseactiviteit (erytrocyten), endogene peroxidase-activiteit (cytochroom C) of endogeen biotine (voorbeelden: lever, hersenen, borst, nier) afhankelijk van het gebruikte type immunokleuring. Nier 0 1 Blaas 0 1 Prostaat 0 2 Uterus 0 2 Eileider 0 1 Ureter 0 1 Baarmoederhals 0 1 Skeletspier 0 4 Gladde spier 0 4 Huid 0 1 Perifere zenuw 0 1 Mesotheel 0 1 Vet 0 1 Placenta 0 1 9. Dit product is niet bestemd voor toepassing bij flowcytometrie. 10. Reagentia kunnen onverwachte reacties vertonen bij niet eerder onderzocht weefsel. De mogelijkheid van onverwachte reacties kan, ook bij reeds onderzochte weefselgroepen, niet geheel worden uitgesloten vanwege de biologische veranderlijkheid van antigeenexpressie in neoplasmata of andere pathologische weefsels. Neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics in geval van vermoede, gedocumenteerde onverwachte reacties. 11. Weefsels die afkomstig zijn van personen besmet met het hepatitis-B-virus en die hepatitis-B-oppervlakteantigeen (HBsAg) bevatten, kunnen een niet-specifieke kleuring vertonen met mierikswortelperoxidase. 14. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent een negatief resultaat dat het antigeen niet is gedetecteerd, niet dat het antigeen niet in de geteste cellen of het geteste weefsel voorkomt. Specifieke Beperkingen 1. De voorverdunde antilichaamproducten zijn geoptimaliseerd als een gebruiksklaar product. Vanwege variaties in weefselfixatie en -bewerking kan het nodig zijn de incubatietijd met het primaire antilichaam bij bepaalde individuele monsters te verlengen of te bekorten. Dit antilichaam kleurt normale weefsels, zoals aangegeven in de literatuur. 2. Het antilichaam, gebruikt in combinatie met detectiesystemen en toebehoren, detecteert antigeen/antigenen dat/die standaard formalinefixatie, weefselbewerking en snijden heeft/hebben overleefd. Gebruikers die van de aanbevolen onderzoeksprocedures afwijken, blijven net als onder alle omstandigheden, aansprakelijk voor de interpretatie en validatie van patiëntenresultaten. Onderzoek Aangedaan Weefsel Weefsel Invasief ductaal carcinoom van de borst 5 MEN Template #0.2 Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen 0 22 Olig2 (211F1.1) Mouse Monoclonal Antibody Literatuurverwijzingen Onderzoek Aangedaan Weefsel (vervolgd) Weefsel Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen Colonadenocarcinoom 0 20 Oligodendroglioom 1 1 Glioblastoom 1 1 Astrocytoom 11 11 Overgangscelcarcinoom van de blaas 0 2 Gastro-intestinale stromatumor 0 2 Hepatocellulair carcinoom 0 3 Longadenocarcinoom 0 4 Melanoom 0 4 Mesothelioom 0 2 Ductaal adenocarcinoom van de pancreas 0 1 Niercelcarcinoom 0 3 Schildkliercarcinoom 0 1 1 2 Dit antilichaam kleurt tumoren, zoals aangegeven in de literatuur. Problemen Oplossen 1. Als de positieve referentie een zwakkere kleuring vertoont dan voorzien, moeten andere positieve referenties uit dezelfde run worden gecontroleerd om te bepalen of dit aan het primaire antilichaam of aan een van de gebruikte secundaire reagentia ligt. 2. Als de positieve referentie negatief uitvalt, moeten andere positieve referenties uit dezelfde run worden gecontroleerd om te bepalen of dit aan het primaire antilichaam of aan een van de gebruikte secundaire reagentia ligt. Het kan zijn dat weefsels niet op de juiste wijze zijn afgenomen, gefixeerd of gedeparaffineerd. De juiste procedure moet worden gevolgd voor het afnemen, bewaren en fixeren van monsters. 3. Bij overmatige achtergrondkleuring is mogelijk het gehalte endogeen biotine hoog. Er moet een biotineblokkerende stap worden uitgevoerd, tenzij er een biotinevrij detectiesysteem wordt gebruikt, in welk geval eventueel aanwezig biotine niet van invloed is op de achtergrondkleuring. 4. Als niet alle paraffine is verwijderd, moet de deparaffinering worden herhaald. 5. Als weefselcoupes van het objectglaasje afspoelen, moet worden gecontroleerd of de objectglaasjes positief geladen zijn. Andere mogelijkheden die een nadelig effect zouden kunnen hebben op weefseladhesie zijn het onvoldoende drogen van de weefselcoupe op het glaasje vóór het kleuren, of het fixeren in formaline dat onvoldoende neutraal gebufferd was. Ook de weefseldikte kan meespelen. Raadpleeg de paragraaf Stapsgewijze procedure voor corrigerende handelingen of neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics. 6 MEN Template #0.2 Mokhtari K,et al. Olig2 expression, GFAP, p53 and1p loss analysis contribute to glioma subclassification. Neuropathol Appl Neurobiol 2005;31:62 – 9. OteroJJ, et al. OLIG2 is differentially expressed in pediatric astrocytic and in ependymal neoplasms. Journal of NeuroOncology 2011:104:423-438.